gepubliceerd op 28 augustus 2008
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 2, 2bis, 2ter en 12bis van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en tot invoeging van een artikel 14bis in hetzelfde besluit
12 AUGUSTUS 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 2, 2bis, 2ter en 12bis van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en tot invoeging van een artikel 14bis in hetzelfde besluit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 132, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 443 van 14 augustus 1986 en de wetten van 29 december 1990, 30 maart 1994 en 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, inzonderheid op de artikelen 2, 2bis, 2ter en 12bis;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 8 november 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 december 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 17 maart 2008;
Gelet op advies 44.824/1 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De ontslagen werknemers die 58 jaar en ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en die gerechtigd zijn op een aanvullende vergoeding, blijven onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in titel II van voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 met uitzondering van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2°, 51 tot en met 53, 56 tot en met 58, 60 tot en met 62, 72 en 79 tot en met 88. »
Art. 2.Artikel 2bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 april 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De ontslagen werknemers bedoeld in artikel 1bis die 55 jaar en ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en die gerechtigd zijn op een aanvullende vergoeding, blijven onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in titel II van voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 met uitzondering van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2°, 51 tot en met 53, 56 tot en met 58, 60 tot en met 62, 72 en 79 tot en met 88. »
Art. 3.Artikel 2ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1999, 28 mei 2003 en 3 juni 2003 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De ontslagen werknemers bedoeld in artikel 1ter die in de periode 1 januari 1997 tot 31 december 1997, 55 jaar of ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, of die in de periode 1 januari 1998 tot 31 december 2004, 56 jaar of ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen, berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en die gerechtigd zijn op een aanvullende vergoeding, blijven onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in titel II van voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 met uitzondering van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2°, 51 tot en met 53, 56 tot en met 58, 60 tot en met 62, 72 en 79 tot en met 88. »
Art. 4.Artikel 12bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling : « In afwijking van de artikelen 1 en 1ter is deze afdeling van toepassing op de werknemers die werden ontslagen in het kader van een collectief ontslag zoals bedoeld in artikel 31 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en zijn uitvoeringsbesluiten.
In afwijking van artikelen 2 en 2ter, blijven de werknemers bedoeld in het vorige lid onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in titel II van voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 met uitzondering van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2°, 60 tot 62, 72 en 79 tot en met 88.
In afwijking van het eerste lid worden niet onderworpen aan deze afdeling de ontslagen werknemers die waren tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het Stads- en Streekvervoer.
De werknemers bedoeld in het vorige lid blijven onderworpen aan afdeling 3 van dit koninklijk besluit.
De werknemer bedoeld in het eerste lid is daarenboven niet onderworpen aan de artikelen 51, 56 en 58 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, indien hij : - ofwel, op het einde van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode, in het geval de arbeidsovereenkomst verbroken wordt door de werkgever in toepassing van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ofwel de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft, ofwel 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende overeenkomstig artikel 89, § 2, eerste lid, 2°, van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, kan rechtvaardigen; - ofwel, op het einde van de opzeggingstermijn vermeld in de kennisgeving van de opzegging als bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet van 3 juli 1978, zonder rekening te houden met de verlenging van de opzeggingstermijn met toepassing van de artikelen 38, § 2, 38bis en 62 ofwel de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft, ofwel 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende overeenkomstig artikel 89, § 2, eerste lid, 2°, van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, kan rechtvaardigen. »
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidend als volgt : « De werknemer die een vrijstelling van de toepassing van artikel 51 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 geniet in toepassing van onderhavig besluit, en op vrijwillige basis aanspraak maakt op een outplacementbegeleiding georganiseerd door de werkgever, blijft voor gebeurtenissen die zich voordoen tijdens de periode van outplacementbegeleiding, onderworpen aan de toepassing van de voormelde artikelen 51, 56 en 58. »
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt de dag waarop het in Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET