gepubliceerd op 16 januari 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
11 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid inzonderheid artikel 35, § 5, tweede en derde lid, vervangen door de wet van 26 juli 1996 en gewijzigd door de wet van 6 december 1996 en de wet van 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 mei 1997, het koninklijk besluit van 6 juli 1997, het koninklijk besluit van 16 april 1998 en het koninklijk besluit van 10 augustus 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 december 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 december 1998;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het kader van bepaalde overnames van openbare ziekenhuizen door privé-ziekenhuizen de uitvoering van de sociale maribel specifieke uitvoeringsmodaliteiten veronderstelt die niet zijn voorzien in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een privé-openbaar gemengd protocolakkoord die werden gesloten voor de vervaldag van 17 juli 1998; dat het toepassingsgebied van de sociale maribel beter bepaald moet worden als gevolg van moeilijkheden met administratieve interpretaties; dat een aanpassing moet doorgevoerd worden van het bedrag voorzien in artikel 4, § 1, alinea 3 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector; dat de werkgevers en de betrokken administraties onverwijld deze verschillende uitvoeringsmodaliteiten moeten kennen om de maatregelen die zich opdringen, te nemen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° van de franstalige tekst worden de woorden « les ateliers protégés, les "sociale werkplaatsen" » vervangen door de woorden « les entreprises de travail adapté, les ateliers sociaux »;2° in 1° worden de woorden « de erkende diensten voor bewaking en onthaal van kinderen » vervangen door de woorden « de diensten voor bewaking en onthaal van kinderen erkend en/of gecontroleerd door de bevoegde overheid »;3° in 2°, a) wordt het volgende streepje ingevoegd tussen het eerste en het tweede streepje : « - in een feitelijke vereniging erkend en/of gecontroleerd door de bevoegde overheid voor één of meerdere activiteiten bedoeld in 1°;».
In de Franstalige tekst van artikel 2, eerste lid, van artikel 3, § 8, vijfde lid en van artikel 4, § 6, derde lid, worden de woorden « ateliers protégés » vervangen door de woorden « entreprises de travail adapté ».
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, i) wordt opgeheven;2° § 5 wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor een privé-instelling die het resultaat is van een overname van één of meerdere openbare instellingen door een privé-instelling, kan het statutair personeel van een openbaar instelling, dat werd gedetacheerd naar deze privé-instelling en dat door de openbare werkgever nog steeds wordt aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, aanleiding geven tot de forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid ten einde de werkgelegenheid binnen deze privé-instelling te bevorderen.Dezelfde regelen zijn van toepassing in geval van een fusie tussen één of merdere privé-instellingen en één of meerdere openbare instellingen, indien de fusie verwezenlijkt wordt in een juridische vorm van privaat recht.
Met dit oogmerk wordt de opbrengst van de forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, na facturatie van de bijdragen verschuldigd voor een kwartaal, door de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten gestort aan het sectoraal fonds gecreëerd door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten binnen de betrokken paritair comité, voor zover het privé-instelling zich aangesloten heeft bij deze collectieve arbeidsovereenkomst en dat de voormelde opbrengst volledig wordt besteed aan de creatie van werkgelegenheid binnen de betrokken privé-instelling.
Na controle van de kwartaalaangifte van sociale zekerheid met betrekking tot het gedetacheerd statutair personeel wordt de volledige lijst van dit personeel overgemaakt door de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten aan het voormeld sectoraal fonds evenals aan de werkgever waarbij dit personeel gedetacheerd is. »
Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, worden de woorden « F 300 000 » vervangen door de woorden « 318.000 Fr. »; 2° § 1 wordt aangevuld als volgt: « Om te voldoen aan de opdrachten die aan het sectoraal fonds bedoeld in artikel 2, vierde lid worden toevertrouwd, kan dit fonds personeel aanwerven, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken.Deze modaliteiten kunnen voorzien in een trimestrieel bedrag dat hoger is dan het bedrag bepaald in het derde lid. »; 3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « - de werknemer aangeworven als gevolg van een verhoging van de subsidiëring en/of financiering toegekend door de bevoegde overheid.»
Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bepaling : « De Ministers belast met de uitvoering van dit besluit kunnen de modaliteiten bepalen betreffende de voornoemde controle. »
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 29 juni 1981, Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981. Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Wet van 6 december 1996, Belgisch Staatsblad van 24 december 1996.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Koninklijk besluit van 5 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 23 mei 1997.
Koninklijk besluit van 6 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 12 juli 1997.
Koninklijk besluit van 16 april 1998, Belgisch Staatsblad van 24 april 1998.
Koninklijk besluit van 10 augustus 1998, Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1998.