10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de uitgifte van Staatsbons

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1991, 28 juli 1992, 22 maart, 22 juli en 6 augustus 1993, 4 april 1995, 18 juni en 12 december 1996, 15 juli en 30 oktober 1998, 28 februari en 2 augustus 2002, 15 december 2004 en bij het koninklijk besluit van 13 juni 2001, inzonderheid op hoofdstuk I;

Gelet op de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, inzonderheid op artikel 3, § 1;

Gelet op de wet van 20 december 2005 houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2006, inzonderheid op artikel 8, § 1, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1991, 10 februari 1993, 14 juni en 16 november 1994, 30 september en 3 december 1997, 26 november 1998, 20 januari 1999, 11 juni 2001 en 5 maart 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de uitgifte van Staatsbons gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 2002, 18 februari 2003 en 31 juli 2004;

Overwegende enerzijds dat het Rentenfonds van bij de uitgifte van de Staatsbons een portefeuille samenstelt voor het vervullen van zijn opdracht tot ondersteuning van de koersen op de secundaire markt van de Staatsbons hoofdzakelijk ten gunste van personen die op deze markt niet handelen in het kader van een beroepsactiviteit;

Overwegende dat de mogelijkheid van directe toegang van het Rentenfonds tot de primaire markt van de Staatsbons sedert de eerste uitgifte van de voormelde bons aldus impliciet erkend werd tot op heden, maar dat het van belang is om deze mogelijkheid nader te bepalen in de reglementering;

Overwegende anderzijds dat artikel 3, § 1, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder bepaalt dat een emittent, vanaf 1 januari 2008, de effecten enkel nog mag uitgeven in gedematerialiseerde vorm of in de vorm van een op naam gestelde inschrijving;

Overwegende bovendien dat de Staatsbons aan toonder, die inge-schreven zijn op een effectenrekening van een financiële instelling, krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 14 december 2005 van rechtswege omgezet worden in gedematerialiseerde effecten;

Overwegende dat het derhalve nodig is te regelen dat de vorm van de Staatsbons niet meer beperkt blijft tot deze van effecten aan toonder of van op naam gestelde inschrijvingen, maar tevens deze van gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt omvat;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de uitgifte van Staatsbons wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende als volgt : «

Art. 5bis.Het Rentenfonds mag, zonder tussenkomst van de plaatsende instellingen, inschrijven op Staatsbons. »

Art. 2.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.De Staatsbons zijn vertegenwoordigd door : 1° effecten aan toonder van 200 euro, 1.000 euro, 2.000 euro en 10.000 euro; 2° op naam gestelde inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld;3° gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt. De effecten aan toonder kunnen worden omgezet in op naam gestelde inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld of in gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt.

De inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld en de gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt kunnen ten laatste op 31 december 2007 omgezet worden in effecten aan toonder.

De op naam gestelde inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld kunnen omgezet worden in gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt en omgekeerd. »

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS