gepubliceerd op 16 januari 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 94 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
10 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 94 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967 en 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op artikel 94, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1992, 29 juni 1992, 2 oktober 1992, 12 augustus 1994 en 22 november 1995;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de afwezigheid van een specifieke reglementaire basis een rechtsonzekerheid creëert voor de lopende vormingen, dat een versterking van de vormingen verwacht wordt op korte termijn als gevolg van het Begeleidingsplan voor werklozen en dat de betrokken werkgevers en administraties zonder verwijl de beschikkingen voorzien door dit besluit dienen te kennen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 94 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1992, 29 juni 1992, 2 oktober 1992, 12 augustus 1994 en 22 november 1995, wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 4. De volledig werkloze die, omwille van zijn socio-culturele kenmerken, grote moeilijkheden ondervindt om zich in te schakelen in de arbeidsmarkt, kan op zijn vraag worden vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 51, § 1, 2e lid, 3° tot 6°, 56 en 58 tijdens de periode waarin hij een opleiding volgt : 1° in een « entreprise de formation par le travail », erkend overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 6 april 1995 betreffende de erkenning van « entreprises de formation par le travail »;2° in een « atelier de formation par le travail », erkend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling. De vrijstelling bedoeld in het 1e lid wordt enkel toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de werkloze is bij de aanvang van de opleiding minstens 18 jaar en heeft geen diploma of getuigschrift van studies van de hogere secundaire cyclus;2° de werkloze is bij de aanvang van de opleiding ingeschreven als werkzoekende sedert ten minste 6 maanden;3° in de loop van de 6 maanden die het begin van de opleiding voorafgaan, heeft de werkloze geen studies met volledig leerplan gevolgd, evenmin met succes een individuele beroepsopleiding in een onderneming gevolgd, en ook niet meer dan 78 dagen gewerkt als loontrekkende of meer dan een kwartaal als zelfstandige;4° de financiële voordelen die de werkloze ontvangt tijdens de opleiding, zijn beperkt tot een vergoeding die niet meer bedraagt dan 40 frank per uur opleiding. De vrijstelling wordt toegekend voor de duur van de opleiding met een maximum van 18 maanden. Ze kan meerdere malen worden toegekend, zonder dat de samengetelde duur van de periodes van vrijstelling toegekend op basis van onderhavige paragraaf voor één of meerdere opleidingen meer mag bedragen dan 18 maanden.
Voor de berekening van de maximale duur van 18 maanden bedoeld in het vorige lid, wordt eveneens rekening gehouden met de periode van opleiding eventueel gevolgd door de werkloze tijdens de wachttijd bedoeld in artikel 36, § 1, 1e lid, 4°.
De bepalingen van § 1, 3e en 4e lid en van § 2 zijn van toepassing op de vrijstelling bedoeld in onderhavige paragraaf. ».
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 3.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad 31 oktober 1978.
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.
Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad 10 juni 1997.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Koninklijk besluit van 3 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1992.
Koninklijk besluit van 29 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 8 juli 1992.
Koninklijk besluit van 2 oktober 1992, Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1992.
Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1994.
Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995.