gepubliceerd op 09 april 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008
10 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007 Sectoraal akkoord 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 11 juli 2007 onder het nummer 83854/CO/308) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden-, bediende- en kaderpersoneel. HOOFDSTUK II. - Loonbeleid
Art. 2.Overeenkomstig de besluiten in het interprofessioneel akkoord 2007-2008, en met verwijzing naar de Europese Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en de daaruit voortvloeiende Europese regelgeving en rechtspraak, verzoekt de Minister van Werk de sociale partners om de huidige leeftijdgebonden loonsystemen te herzien en ze om te vormen, aan de hand van andere onderscheidingscriteria dan de leeftijd, met in achtneming van de budgettaire en sociale neutraliteit.
De ondertekenende sociale partners onderschrijven deze oproep en zullen vóór 31 december 2008 een collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een nieuw loonbeleid afsluiten, waarvan ze de principes in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst zullen aangeven. HOOFDSTUK III. - Werkgelegenheid en tewerkstelling
Art. 3.De sociale partners komen overeen om, zonder daarbij de bestaande wederzijdse verplichtingen te wijzigen, een collectieve arbeidsovereenkomst tot coördinatie van de sectorale bepalingen inzake werkgelegenheid voor onbepaalde duur af te sluiten.
Art. 4.De sociale partners roepen de werkgevers op en bevelen hen aan om in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, voor de berekening van de opzegtermijn bij toepassing van artikel 82, § 3, eerste en tweede lid van de Arbeidsovereenkomstenwet, brugpensioen evenwel uitgezonderd, niet steeds automatisch de wettelijke minimumtermijn toe te passen.
Art. 5.§ 1. De sociale partners zullen zo snel als mogelijk na het ondertekenen van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst een gemeenschappelijk lastenboek opstellen met de bedoeling om voor de sector een dienstverlener aan te stellen die kan tussenkomen bij de outplacementbegeleiding van de werknemers die tot de toepassinggebied van collectieve arbeidsovereenkomst 82 behoren.
Dit outplacement zal aan de beoogde werknemers automatisch worden aangeboden op het ogenblik van het ontslag. § 2. De individuele werkgevers zullen de mogelijkheid behouden om op basis van hun eigen overeenkomst een dienstverlener naar eigen keuze aan te stellen voor zover de aangeboden begeleiding verder gaat (qua aanbod of doelgroep) dan de begeleiding voorzien in het lastenboek zoals bedoeld in § 1. § 3. Het lastenboek zal er onder meer in voorzien dat de dienstverlener een verslag uitbrengt over alle dossiers en projecten van outplacement die in de sector zijn toegestaan.
De werkgevers zullen aan het paritair comité jaarlijks verslag uitbrengen over het aantal outplacementbegeleidingen die zij in overeenstemming met § 2 via een eigen dienstverlener hebben uitgevoerd. HOOFDSTUK IV. - Vorming
Art. 6.De sociale partners zijn overtuigd van het belang van vorming en ontwikkeling van de werknemers.
Zij stellen vast dat in de sector in dit verband reeds belangrijke inspanningen worden geleverd die het nationaal gemiddelde overstijgen.
Evenwel hebben de verdere globalisatie, een voortschrijdende technologische evolutie en de wijzigende wetgeving en reglementeringen een ingrijpende en voortdurende wijziging van de functies en competenties tot gevolg. Derhalve zal in het kader van een eventueel langere loopbaan met een vereiste van ruime inzetbaarheid tot gevolg, het belang van vorming en ontwikkeling van de werknemers verder toenemen.
De sociale partners wensen in de overtuiging dat vorming een verantwoordelijkheid is van beide betrokken partijen, nl. de werkgevers én de werknemers, bijkomende concrete initiatieven nemen.
Art. 7.De sociale partners zullen bij ongewijzigde regelgeving de werking van het sectoraal vormingfonds voor risicogroepen EPOS op regelmatige basis verlengen en loskoppelen van de cyclus van de sectorale onderhandelingen.
Zij zullen in uitvoering van de besluiten van het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 een aparte collectieve arbeidsovereenkomst afsluiten inzake het vormingbeleid over 2007 en 2008 gericht op onder meer : 1) een verhoging van de participatiegraad van de werknemers in het vormingaanbod van de werkgevers en 2) bijkomende initiatieven met aandacht voor bijzondere categorieën werknemers. HOOFDSTUK V. - Generatiepact 1. Leeftijdbewust personeelsbeleid Art.8. § 1. In het generatiepact wordt gewezen op het probleem van de stijging van de gemiddelde levensduur en van de vergrijzing van de bevolking.
In het kader van de verlenging van de beroepsloopbaan moeten de ruime inzetbaarheid en de functiemobiliteit worden onderzocht. § 2. Dit laat toe dat de werknemer beroepsmatig actief blijft gedurende de volledige loopbaan met een hoog niveau aan professionele competenties en daarbij zijn kennis en vaardigheden voortdurend verbetert en bijwerkt.
De werkgevers moeten er voor zorgen dat dit streefdoel wordt bereikt door aan de werknemers, zonder enig onderscheid (kenmerken, beroepscategorieën...) ontwikkelingskansen te bieden alsook de mogelijkheid om hun kennis en vaardigheden uit te breiden. § 3. In dat verband verbinden de werkgevers zich ertoe om te voorzien in duurzame beroepsbekwaamheid dankzij de ontwikkeling van een begeleiding in geval van functieverandering. Het kan daarbij gaan om verscheidene maatregelen zoals een beroepsbalans na een aantal jaren in functie, de ontwikkeling van de interne arbeidsmarkt of eventueel herscholing, ... 2. Tijdskrediet Art.9. In het kader van de bepalingen tot wijziging van het stelsel van 1/5e loopbaanvermindering zoals voorzien in collectieve arbeidsovereenkomst 77quater laten de sociale partners aan de werkgevers de mogelijkheid om via een onderneming collectieve arbeidsovereenkomst : - het begrip sleutelfunctie te definiëren voor 55 plussers die hun prestatie met 1/5e verminderen, zoals bedoeld in artikel 14bis van collectieve arbeidsovereenkomst 77bis ; - zowel voor de werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over vijf dagen of meer als voor werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in ploegen of cycli, een andere uitoefeningwijze van het recht op loopbaanonderbreking met 1/5e te bepalen, dan onder de vorm van een dag of twee halve dagen per week.
Art. 10.In afwijking van artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002 en door de collectieve arbeidsovereenkomst 77quater van 30 maart 2007 is in 2007 en 2008 het totaal aantal werknemers dat voor de berekening van de drempel van 5 pct. in aanmerking wordt genomen, gelijk aan het aantal werknemers dat met een arbeidsovereenkomst in de onderneming of in de dienst te werk is gesteld op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de rechten gelijktijdig worden uitgeoefend en op die datum jonger is dan 50 jaar.
Bijgevolg zullen, om na te gaan of het totaal aantal werknemers in de onderneming of in de dienst dat gelijktijdig het recht op tijdskrediet of loopbaanvermindering uitoefent de drempel van 5 pct. bereikt, de werknemers van 50 jaar en ouder die een of andere vorm van tijdskrediet genieten, niet in aanmerking worden genomen in 2007 en 2008.
Art. 11.Artikel 10 is enkel van toepassing voorzover op bedrijfsvlak geen andere minstens gelijkwaardige berekening van de drempel (v.b. verhoging van het percentage van 5 pct.) bij collectieve arbeidsovereenkomst of door wijziging van het arbeidsreglement werd overeengekomen en heeft uitwerking voor zover de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis ongewijzigd blijft.
Art. 12.Bij toekenning van tijdskrediet of loopbaanvermindering zal het risico op een toename van de werkdruk worden onderzocht, zodat de nodige maatregelen kunnen genomen worden om dit op te vangen.
Hierbij vervult het comité voor preventie en bescherming op het werk zijn wettelijke rol.
Indien zich problemen van individuele of collectieve aard dreigen voor te doen of zich voordoen dan kunnen de vakbondsafgevaardigden tussenkomen.
Art. 13.Na afloop van een voltijds tijdskrediet zal de werkgever er op toezien dat het nodige wordt ondernomen om een terugkeer naar de oorspronkelijke of naar een gelijkwaardige functie maximaal te bevorderen. 3. Diversiteit en strijd tegen discriminatie Art.14. De ondertekenende sociale partners gaan akkoord om in uitvoering van het ankerpunt 4 - "diversiteit en non-discriminatie" van het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 afspraken te maken en acties te ondernemen voor een sterkere diversiteit in al zijn facetten in de sector.
Deze acties zullen in het bijzonder gericht zijn op een versterkte arbeidsparticipatie van gehandicapten, kort geschoolden en oudere werknemers en tot gelijke kansen van mannen en vrouwen,...
In dit kader komen de sociale partners overeen om in het bijzonder werk te maken van : - een beleid van non-discriminatie, in overeenstemming met de Europese en nationale rechtsregels en interprofessionele verbintenissen; - een beleid gericht op evenredige participatie aan de arbeidsmarkt vanuit de sectorale tewerkstelling- en vorminginitiatieven; - een versterkte instroom in de bedrijven van werknemers ongeacht hun origine of geaardheid, gehandicapten en oudere werknemers, met flankerende acties om eventuele weerstanden bij zowel werkgevers als werknemers weg te werken; - gelijke kansen voor mannen en vrouwen op alle niveaus.
Daarbij zullen ze : - hun afspraken en initiatieven afstemmen op de initiatieven ter bevordering van de diversiteit en ter bestrijding van de discriminatie die door de respectievelijke overheden, met inbegrip van de gewesten en gemeenschappen, werden of worden genomen in overleg met de sociale partners; - de cel gelijke kansen die bij collectieve arbeidsovereenkomst binnen het paritair comité werd opgericht opnieuw activeren met het oog op adviezen of voorstellen aan het paritair comité; - zo snel als mogelijk een charter inzake diversiteit en non-discriminatie in het paritair comité onderschrijven; - tijdens de looptijd van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst onder de vorm van een werkgroep na te gaan in hoeverre de bestaande sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten al dan niet strijdig zijn met de principes van de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie. HOOFDSTUK VI. - Sociale betrekkingen
Art. 15.De sociale partners binnen het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie erkennen en onderschrijven het belang van een goede werking van het sociaal overleg op het niveau van de individuele ondernemingen.
Zij verbinden zich er toe om de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de sociale betrekkingen uit te voeren op alle niveau's. Indien er zich problemen stellen in de individuele ondernemingen dan kan, indien er geen oplossing gevonden wordt op ondernemingsvlak, het dossier worden voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het paritair comité.
Het mandaat van syndicale afgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel of speciale voordelen voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie werknemers waartoe zij behoren.
Art. 16.Aan het fonds voor syndicale vorming zal het hierna volgend bedrag gestort worden, te verdelen onder de representatieve werknemersorganisaties, in verhouding tot hun vertegenwoordiging in de sector. Voor 2007 en 2008 is dit bedrag telkens 60.000 EUR. De werkgevers die onder het Paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie vallen, zullen dit bedrag verschuldigd zijn volgens het proportioneel aandeel van hun aantal personeelsleden uitgedrukt in equivalent van voltijdse eenheden, ten opzichte van het totaal op respectievelijk 1 januari 2007 en 1 januari 2008.
Een werkgever die per 1 januari 2007, respectievelijk 1 januari 2008, onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie valt, is de proportionele bijdrage, waarvan hierboven sprake, verschuldigd voor het gehele jaar.
De Belgische Spaarbankenvereniging wordt gemachtigd tot inning van de bijdrage van de individuele bedrijven.
De bijdragen zullen uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking hebben aan het fonds voor syndicale vorming gestort worden. HOOFDSTUK VII. - Mobiliteit
Art. 17.De ondertekenende sociale partners komen overeen om een werkgroep te vormen met als opdracht na te gaan op welke punten de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 tot vaststelling van de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers kan worden vereenvoudigd.
Art. 18.De ondertekenende sociale partners wijzen op het toenemend belang om de mobiliteit te verbeteren. Zij bevelen de ondernemingen aan om, kaderend binnen de wetgevende initiatieven terzake, op hun niveau de mogelijkheid van alternatieve vormen van vervoer ernstig te onderzoeken en eigen vervoersplannen uit te werken.
Hiertoe wordt de mogelijkheid geboden om in het kader van dergelijke eigen ondernemingsakkoorden, zowel in min als in meer af te wijken van de sectorale regeling uitgewerkt bij collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemer.
Deze akkoorden worden afgesloten met de syndicale afvaardiging. In de ondernemingen waar geen syndicale afvaardiging aanwezig is, maakt de werkgever zijn intentie tot het afsluiten van een vervoersplan schriftelijk kenbaar aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie. De voorzitter zal binnen de veertien dagen na ontvangst van dergelijke kennisgeving, een afschrift hiervan aan de woordvoerders in het paritair comité overmaken.
Art. 19.De sociale partners zullen in het paritair comité de mogelijkheid op het introduceren van alternatieve vormen van tewerkstelling onderzoeken. HOOFDSTUK VIII. - Werkdruk en stress
Art. 20.De partijen komen overeen om in 2007 de werkzaamheden van de werkgroep die een studie zal uitvoeren over de werkdruk en het stressbeheer in de sector spaarbanken verder te zetten.
Deze werkgroep zal zijn werkzaamheden eind december 2008 afronden en zich inspireren op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 betreffende het beheer van de preventie van stress op het werk die op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad ondertekend is.
De strikt te begroten kosten verbonden aan de uitoefening van deze studie zullen door de werkgevers worden gedragen.
De werkgroep zal hierbij rekening houden met de eigen karakteristieken (b.v.b. grootte) van de sector.
De resultaten van de studie zullen op het niveau van de onderneming (comité PBW) en in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie (globaal) besproken worden. HOOFDSTUK IX. - Brugpensioen
Art. 21.De sociale partners stellen vast dat de huidige collectieve arbeidsovereenkomst inzake het conventioneel brugpensioen geldig is tot eind december 2008.
De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 en laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006 zijn van toepassing op voornoemde sector collectieve arbeidsovereenkomst.
De sociale partners wensen waar nodig de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005 in overeenstemming te brengen met de voorwaarden en regels die in uitvoering van het generatiepact zullen worden uitgevaardigd. Ze komen derhalve overeen om daar waar de nieuwe wetgeving een aanpassing van de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst vereist, hierover met dit doel zo snel als mogelijk een collectieve arbeidsovereenkomst tot aanpassing af te sluiten.
Art. 22.De sociale partners komen overeen om voor de periode 2009-2010 een collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen af te sluiten waarbij het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar en met een aanvullende vergoeding van 95 pct. van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering mogelijk blijft aan de voorwaarden zoals bepaald in uitvoering van het generatiepact.
Art. 23.In geval door een werknemer een vorm van tijdskrediet werd opgenomen onmiddellijk voorafgaand aan het brugpensioen, zal de werkgever voor de berekening van de aanvullende vergoeding rekening houden met het maandloon dat op de werknemer van toepassing was de laatste maand voorafgaand aan het tijdskrediet. Hiervoor kan maximaal drie jaar worden teruggegaan.
Het resultaat van deze berekening mag er niet toe leiden dat het bruto-inkomen van de bruggepensioneerde (werkloosheidsuitkering en aanvullende vergoeding samen) meer bedraagt dan de bruto-inkomsten (loon, onderbrekingsuitkering en aanvullend bedrag bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001) tijdens de periode van tijdskrediet of prestatievermindering.
Deze regeling geldt voor zover dit niet in strijd is met de wetgeving inzake tijdskrediet en/of brugpensioen en voor zover deze regelgeving tijdens de duur van de overeenkomst niet ingrijpend wordt gewijzigd.
Er wordt geen afbreuk gedaan aan andersluidende bepalingen die op het niveau van de onderneming werden, of nog zullen worden, vastgesteld. HOOFDSTUK X. - Duurzaam ondernemen
Art. 24.De ondertekenende sociale partners onderschrijven de algemene principes van het duurzaam en ethisch ondernemen. Ze engageren zich tevens om wanneer ze in de sector of de ondernemingen fondsen paritair beheren er over te waken dat deze fondsen maximaal volgens ethische normen worden belegd. Zo zullen ze bijvoorbeeld deze fondsen niet beleggen in ondernemingen waarvan van zij kennis hebben dat die de IAO-normen schenden. De sociale partners zullen hierover rapporteren in hun verslaggeving over de fondsen die ze paritair beheren. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 25.De partijen verbinden zich ertoe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst geen bijkomende eisen te stellen over de punten die in deze overeenkomst voorkomen.
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2008.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2008.
De Minister van Werk, J. PIETTE
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 Brugpensioen op 58 jaar Tijdens de onderhandelingen die geleid hebben tot deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben de representatieve werknemersorganisaties de wens uitgedrukt dat wanneer een werkgever zich geplaatst ziet voor de mogelijkheid initiatieven te nemen die leiden tot brugpensioen op 58 jaar, hij die mogelijkheid zou toekennen aan alle in aanmerking komende werknemers die daartoe de vraag formuleren. De werkgeversafvaardiging is bereid die wens zonder dat dit de vorm van een verplichting kan aannemen, sterk aan te bevelen voor de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 22 en onder alle voorbehoud voor de toekomst.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2008.
De Minister van Werk, J. PIETTE