gepubliceerd op 22 maart 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde
9 MAART 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt vooral de herziening van de wedden voor de management- en staffuncties binnen het federaal administratief openbaar ambt.
De Regering heeft inderdaad vastgesteld dat de loonspanning tussen de hoogste wedde en de laagste wedde op dit moment in een verhouding staat van ongeveer 1/15. Deze spanning is veel te groot en veroorzaakt een duidelijke sociale breuk binnen het federaal administratief openbaar ambt : deze spanning leidt tot frustraties bij het grootste deel van de personeelsleden.
De nieuwe bedragen die door dit ontwerp worden voorgesteld bieden een verhouding van 1/12 die deze kloof enigszins moet verkleinen.
Dit is de voornaamste bedoeling van het ontwerp van besluit dat aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd.
Het ontwerp omvat overigens bepalingen van louter technische aard : dit is het geval voor de artikelen 1, 2, 1°, 3, 4 en 5.
Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 heeft een louter technische draagwijdte: hiermee wordt de overeenstemming verzekerd tussen artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde, en de twee koninklijke besluiten, van 29 oktober 2001 en 2 oktober 2002, die de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties regelen.
Artikel 2, 1° van dit ontwerp van besluit gaat uit van dezelfde bedoeling tot overeenstemming als hierboven. Artikel 2, 2° van het ontwerp bekrachtigt de door de Regering nagestreefde doelstelling, d.i. de vermindering van de hoogste wedden van het federaal administratief openbaar ambt. Indien de wedden in klassen 1 en 2 van de management- en staffuncties niet worden gewijzigd, worden de wedden van de andere klassen zo vastgesteld dat er onder elkaar een verschil van 12 à 20 % is naargelang de klassen en dat er een procentuele vermindering van 4 à 20 % t.o.v. de huidige wedden is.
Artikelen 3, 4 en 5 van het ontwerp van besluit hebben een louter technische draagwijdte. Met artikel 3 van het ontwerp wordt artikel 4 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 opgeheven dat een tijdelijk karakter vervallend op 31 december 2001 had. Met artikel 4 van het ontwerp wordt artikel 5, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 11 juli 2001 opgeheven, daar de integratie van de personeelsleden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en van de Administratie van de begroting en de controle op de uitgaven van het Ministerie van Financiën in respectievelijk de federale overheidsdiensten Personeel en Organisatie en Budget en Beheerscontrole beëindigd is. Met artikel 5 van het ontwerp wordt de overeenstemming verzekerd tussen artikel 8 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 en de twee koninklijke besluiten van 29 oktober 2001 en 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding van de management- en staffuncties.
Artikel 6 van het ontwerpbesluit is een overgangsmaatregel : de bedoeling is voor de houders van de management- en staffuncties die reeds waren aangewezen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, tot op het einde van hun lopende aanstelling, het behouden van het bedrag van de wedde die de betrokkenen werkelijk krijgen. De in artikel 6, § 1 vermelde bedragen zijn de bedragen van het basis-koninklijk besluit van 11 juli 2001 geïndexeerd op basis van het huidige indexcijfer. Hiermee krijgen de betrokken personen de garantie dat hun huidige wedde behouden blijft zolang ze de management- of staffunctie waarvoor ze werden aangewezen, uitoefenen. Inderdaad, ook al biedt de veranderingswet aan de overheid de mogelijkeid om in een nieuwe bezoldigingsregeling te voorzien, deze overheid wenst toch niet het rechtmatige vertrouwen van de reeds aangewezen ambtenaren te beschamen en dit, enkele maanden na hun aanstelling.
In artikel 7 van het ontwerp wordt bepaald dat voor de houders van de functies van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid, de wedden in de nieuwe bedragen zullen worden vastgesteld, d.i. de in artikel 2, 2° van het ontwerp vastgestelde bedragen en dit, vanaf 1 oktober 2003. Deze datum van 1 oktober 2003 is de datum van inwerkingtreding van een ontwerp van koninklijk besluit - in afwerkingsfase - waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 op de houders van de managementfuncties van de openbare instellingen van sociale zekerheid van toepassing worden verklaard.
In artikel 8 van het ontwerp wordt de datum van inwerkingtreding ervan vastgelegd, zijnde de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Hieruit volgt dat alle aanduidingen in de management- en staffuncties die na deze datum plaats zullen vinden, in de nieuwe salarisbanden zullen worden bezoldigd.
Het aan Uwe Majesteit voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit werd ter advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegd.
Dit advies werd op 18 december 2003 gegeven. De door de Raad van State geformuleerde opmerkingen werden opgevolgd; de tekst van het ontwerp is dus dienovereenkomstig gewijzigd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 8 december 2003 door de Minister van Ambtenarenzaken verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde » heeft op 18 december 2003 het volgende advies gegeven : Aanhef 1. In het tweede lid van de aanhef schrijve men « , inzonderheid op de artikelen 1, 3, 4, 5 en 8;» in plaats van « inzonderheid op artikel 1, artikel 3, artikel 4, artikel 5 en artikel 8 ». 2. Het vierde lid van de aanhef dient in de Nederlandse tekst als volgt te worden geredigeerd : « Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 13 november 2003;».
In de Franse tekst van dat lid schrijve men « de Notre Ministre du Budget » in plaats van « du Ministre du Budget ». 3. Het zesde lid van de aanhef dient te worden geschrapt nu, sinds de wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bij de wet van 2 april 2003, niet langer een beslissing van de Ministerraad vereist is voor een verzoek om advies binnen een termijn van dertig dagen (1).4. Gelet op artikel 116 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het Rijkspersoneel dienen aan de aanhef één of meer leden te worden toegevoegd waarin de beweegredenen voor het nemen van het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt, worden weergegeven (2). Het genoemde artikel 116, dat bepaalt dat iedere zelfs gedeeltelijke wijziging « in dit statuut » aangebracht, het voorwerp zal zijn van een gemotiveerd besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, moet immers worden geacht van toepassing te zijn op elke wijziging van het statuut van het rijkspersoneel, ook al wordt zulk een wijziging formeel niet aangebracht in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937.
Artikel 6 Men schrijve in artikel 6, § 1, duidelijkheidshalve « In afwijking van artikel 3 van hetzelfde besluit krijgen de houders van de management- en staffuncties die reeds waren aangewezen op de dag van inwerkingtreding van dit besluit, tot... (voorts zoals in het ontwerp) ».
Artikel 7 In de huidige stand van de regelgeving kan artikel 7 van het ontwerp geen nuttig gevolg hebben, nu artikel 25 van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid niet het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde van toepassing maakt op de openbare instellingen van sociale zekerheid, maar wel een afzonderlijk koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Volgens de gemachtigde zal evenwel binnen zeer korte termijn een ontwerpbesluit aan de Raad van State, afdeling wetgeving, worden voorgelegd op grond waarvan het koninklijk besluit van 11 juli 2001 van toepassing zal worden gemaakt op de managementfuncties binnen de openbare instellingen van sociale zekerheid.
Artikel 8 Artikel 8 heeft een retroactieve weddevermindering als gevolg (3) of kan zulks als gevolg hebben (4), wat strijdt met het beginsel dat een besluit geen afbreuk vermag te doen aan verworven rechten.
Artikel 8 dient derhalve uit het ontwerp te worden weggelaten of te worden vervangen door een bepaling krachtens dewelke het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt, in werking treedt op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
De kamer was samengesteld uit : de heren : M. VAN DAMME, kamervoorzitter;
J. BAERT, J. SMETS, staatsraden;
G. SCHRANS, A. SPRUYT, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. BECKERS, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. B. WEEKERS, auditeur.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. SMETS. De Griffier, A. BECKERS. De Voorzitter, M. VAN DAMME. _______ Nota's (1) Voorheen een termijn van één maand.(2) Eventueel kan, in de plaats van een in de aanhef weergegeven motivering van de wijziging van het statuut, een verslag aan de Koning aan het ontwerp worden toegevoegd.(3) Voor houders van een management- of staffunctie die daartoe zijn aangewezen na 28 november 2003, maar vóór de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat in ontwerpvorm voorligt.(4) Voor de overige houders van een management- of staffunctie wanneer er vóór de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat in ontwerpvorm voorligt, een indexaanpassing mocht plaatsvinden. 9 MAART 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde, inzonderheid op de artikelen 1, 3, 4, 5 en 8;
Overwegende dat de loonspanning tussen de hoogste wedde en de laagste wedde veel te groot is binnen de federale overheidsdiensten; dat ze bijgevolg een duidelijke sociale breuk binnen het federaal administratief openbaar ambt veroorzaakt;
Overwegende dat het niettemin aangewezen is het rechtmatig vertrouwen van de ambtenaren die voor management- of staffuncties reeds aangewezen zijn niet te beschamen;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 september en 20 oktober 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 13 november 2003;
Gelet op de protocollen nr. 471 van 17 november 2003, nr. 475 van 26 november 2003 en nr. 480 van 11 februari 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op advies 36.232/1 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde, worden de woorden « vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten » vervangen door de woorden « vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten ».
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden « Onverminderd artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 15 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en artikel 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten »;2° de kolom 3 van de tabel wordt vervangen door de volgende tekst : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.3. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 4.Artikel 5, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de woorden « op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten » vervangen door de woorden « op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten wat de functies van voorzitter van het directiecomité en de managementfuncties -1, -2 en -3 betreft en op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten, wat de staffuncties betreft ».
Art. 6.§ 1.- In afwijking van artikel 3 van hetzelfde besluit krijgen de houders van de management- en staffuncties die reeds waren aangewezen op de dag van inwerkingtreding van dit besluit, tot op het einde van hun lopende aanstelling en ten persoonlijke titel, het bedrag bepaald in de tweede kolom van de hierbij volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. § 1 is van toepassing tot op het ogenblik dat de bezoldiging vastgesteld in de kolom 3 van de tabel vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde het bedrag bereikt dat is vastgesteld in kolom 2 van de tabel die voorkomt in § 1 van dit artikel.
Art. 7.Voor de benoemingen op basis van het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 betreffende het statuut van de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid en die in werking treden op 1 oktober 2003, hebben de bepalingen van artikel 2, 2°, uitwerking met ingang van 1 oktober 2003.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 maart 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA I