Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 juni 2021
gepubliceerd op 10 augustus 2021

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2021202310
pub.
10/08/2021
prom.
09/06/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JUNI 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 juni 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector (Overeenkomst geregistreerd op 14 januari 2021 onder het nummer 162707/CO/121) Inleiding Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als doel de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van een sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juni 2007 (Belgisch staatsblad van 4 juli 2007), aan te vullen en waar nodig te wijzigen ten einde : 1. haar in overeenstemming te brengen met de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna WAP genoemd), en haar uitvoeringsbesluiten;2. de wijzigingen in het sectoraal pensioenstelsel die met ingang van 1 juli 2020 van kracht zijn, in de regeling op te nemen. HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en van 26 september 2008

Artikel 1.Artikel 1 wordt vervangen door volgende bepalingen : "

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als enig doel de invoering van een sociaal sectoraal pensioenstelsel met toepassing van artikel 10 van de WAP en dit in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het paritair comité.

Dit sociaal sectoraal pensioenstelsel, bestaande uit een pensioentoezegging en een hieraan verbonden solidariteitstoezegging, wordt ingevoerd ten bate van de arbeiders en arbeidsters van de schoonmaaksector. Bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Fonds 2de pensioenpijler PC 121". Dit fonds is de inrichter, bedoeld door artikel 3, 5°, a) van de WAP en is als enige bevoegd om het pensioenstelsel in te voeren, te wijzigen of op te heffen. De statuten van dit fonds zijn in bijlage I vastgesteld. Het pensioenreglement wordt vastgelegd in bijlage II. Het solidariteitsreglement wordt vastgelegd in bijlage III. Vanaf 1 juli 2020 wordt de solidariteitstoezegging opgeheven. Het sectoraal pensioenstelsel verliest daarmee zijn karakteristiek van een sociaal pensioenstelsel.".

Art. 2.Artikel 2 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst, die op 1 januari 2008 in werking is getreden, wordt met ingang van 1 juli 2020 gewijzigd en wordt aangegaan voor onbepaalde duur. De Koning zal worden verzocht deze overeenkomst algemeen verbindend te verklaren.".

Art. 3.Het artikel 3 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 3.Het pensioenstelsel is verplicht van toepassing op de arbeiders en arbeidsters van de schoonmaaksector zoals bepaald in het pensioenreglement en in het solidariteitsreglement van kracht tot 30 juni 2020 en die beide in de bijlage zijn opgenomen, en op alle werkgevers die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak ressorteren.".

Art. 4.Het artikel 4 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 4.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" vertrouwt de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel toe aan een pensioeninstelling, door haar gekozen op objectieve basissen en na een vergelijkende studie onder de erkende verzekeringsondernemingen die voldoen aan de regels betreffende de uitvoering van een sociaal sectoraal pensioenstelsel zoals bepaald door de WAP en die bijgevolg de totale winst onder de aangeslotenen verdelen in verhouding tot hun reserves en de kosten beperken volgens de regels vastgesteld door de Koning.

De uitvoering van de solidariteitstoezegging zal worden toevertrouwd aan het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak", handelend als afzonderlijke rechtspersoon met gescheiden beheer, zoals bepaald door artikel 47 van de WAP. Het beheer van het pensioenstelsel heeft uitsluitend de rechtmatige belangen van de aangeslotenen als doel, met uitsluiting van enig ander doel en rekening houdend met de principes van deugdelijk bestuur.

Het sociaal sectoraal pensioenstelsel wordt op 30 juni 2020 opgeheven.

Vanaf 1 juli 2020 wordt het sectoraal pensioenstelsel niet langer uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de WAP voor een sociaal sectoraal pensioenstelsel.". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de statuten van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121"

Art. 5.De statuten van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" gevoegd in bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 tot oprichting van het sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van schoonmaaksector worden vervangen door de bepalingen in bijlage I. HOOFDSTUK III. - Het pensioenreglement

Art. 6.Het pensioenreglement is opgenomen in bijlage II. HOOFDSTUK IV. - Het solidariteitsreglement

Art. 7.Het tot 30 juni 2020 van kracht zijnde solidariteitsreglement is opgenomen in bijlage III. Per 1 juli 2020 wordt het sociale luik van het sectoraal pensioenstelsel ingetrokken. Bijgevolg wordt het solidariteitsfonds vereffend. HOOFDSTUK V. - Eindbepalingen

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2020 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Zij wordt eventueel opgezegd door één der partijen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 6 maanden. Opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de schoonmaak.

Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisatie anderzijds, vervangen door de, door de voorzitter en de secretaris ondertekende en door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage I bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector Statuten HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.De huidige statuten zijn goedgekeurd krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2008, en maken er integraal deel van uit.

Deze statuten zijn van toepassing : 1° op de werkgevers van de ondernemingen die behoren tot het Paritaire Comité voor de schoonmaak;2° op de arbeiders en arbeidsters in dienst van de werkgevers bedoeld in 1° hierboven. HOOFDSTUK II. - Benaming, zetel, doel, bestaansduur

Art. 2.Er wordt met ingang van 1 januari 2007 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, zoals bedoeld in de wet van 7 januari 1958, genaamd : "Fonds 2de pensioenpijler PC 121".

Art. 3.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1040 Brussel, Nerviërslaan 117. Hij kan bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor de schoonmaak, overgebracht worden naar elke andere plaats in België.

Art. 4.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" is de inrichter van het pensioenstelsel bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 26 september 2008 en van 3 december 2020, en is als enige bevoegd voor de invoering, wijziging of opheffing van het pensioenstelsel.

Art. 5.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" zal, vanaf 1 juli 2020, buiten zijn taken als inrichter, ook volgende taken op zich nemen : - de organisatie van de doorstroming van de noodzakelijke gegevens; - de organisatie van de financiële stroom, inclusief het innen van de bijdragen en het doorstorten ervan aan de pensioeninstelling en de solidariteitsinstelling tot 30 juni 2020; - het toezicht op de algemene werking en op de resultaten van de pensioeninstelling die de pensioentoezegging uitvoert; - het toezicht op het solidariteitsluik, uitgevoerd door het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak" tot 30 juni 2020; - de informatie aan de aangeslotenen en hun werkgevers; - de vaststelling van de modaliteiten en procedures die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze taken, met inbegrip van het nemen van alle nodige maatregelen om in uitzonderlijke omstandigheden die niet voorzien zijn in het pensioenreglement of het solidariteitsreglement, de pensioentoezegging en de solidariteitstoezegging zo correct mogelijk uit te voeren.

Art. 6.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" is opgericht voor een onbepaalde duur. HOOFDSTUK III. - Beheer

Art. 7.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.

Deze raad van bestuur bestaat uit vier leden, te weten twee werkgeversafgevaardigden en twee werknemersafgevaardigden.

De leden van de raad van bestuur worden aangewezen door het Paritair Comité voor de schoonmaak, onder de effectieve en plaatsvervangende leden van dit comité.

Hun mandaat eindigt wanneer zij ophouden lid te zijn van het paritair comité waarvan zij deel uitmaakten. In dit geval worden zij vervangen door een lid behorend tot hetzelfde paritair comité en tot dezelfde groep als het lid wiens mandaat een einde nam.

Art. 8.§ 1. De raad van bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" kiest een voorzitter en twee vice voorzitters onder zijn leden. § 2. De raad van bestuur stelt onder zijn leden een afgevaardigd bestuurder aan.

De afgevaardigd bestuurder is belast met het geheel van de taken van het dagelijks bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121".

In deze zin en in het kader van onderhavige statuten, mag hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen die hij nodig acht om het geheel van het beheer van dit laatste tot een goed einde te brengen.

De afgevaardigd bestuurder is aan de raad van bestuur verantwoording verschuldigd voor het goed beheer van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121", in het kader van de middelen te zijner beschikking en de richtlijnen die hem werden gegeven door de raad van bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" en door onderhavige statuten.

Art. 9.De raad van bestuur vergadert op bijeenroeping van de voorzitter of van de afgevaardigd bestuurder. De oproepingen vermelden de agenda.

De notulen van de vergaderingen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door de raad van bestuur.

Uittreksels uit deze notulen worden ondertekend door de voorzitter of door de afgevaardigd bestuurder.

De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen der aanwezige leden. De stemming is geldig indien eraan deelgenomen wordt door ten minste één lid van elke in de raad van bestuur vertegenwoordigde organisatie en op voorwaarde dat het ter stemming gebrachte punt duidelijk vermeld werd op de agenda van de bijeenroeping der vergadering.

Art. 10.De raad van bestuur heeft tot opdracht het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking. Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheer en het besturen van het fonds. De raad van bestuur kan in rechte optreden in naam van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" op vervolging en benaarstiging van de voorzitter of van de afgevaardigd bestuurder. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheid aan één of meer zijner leden of zelfs aan derden overdragen.

Voor al de handelingen, andere dan die waarvoor de raad bijzondere opdrachten heeft gegeven, volstaat, opdat het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" geldig vertegenwoordigd weze tegenover derden, de gezamenlijke handtekening van twee bestuurders, één van iedere groep zonder dat deze bestuurders van enige beraadslaging of machtiging moeten laten blijken.

De bestuurders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en gaan ten opzichte der verbintenissen van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer. HOOFDSTUK IV. - Financiering

Art. 11.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" beschikt over de bijdragen verschuldigd door de werkgevers die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak ressorteren.

Art. 12.De bijdragen voor de financiering van het sectoraal pensioenstelsel worden uitsluitend vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak.

Art. 13.De inning en de invordering van de bijdragen worden verzekerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK V. - Begroting, rekeningen

Art. 14.Het boekjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december. Voor de eerste maal zal het boekjaar op 1 januari 2008 aanvangen en op 31 december 2008 afgesloten worden.

Art. 15.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het voornoemd paritair comité. Ingevolge artikel 5 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, bepaalt de raad van bestuur elk jaar het deel van de ontvangsten dat mag worden aangewend om de bestuurskosten van het fonds te dekken.

Art. 16.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. De afsluiting en de balans moeten op boekhoudkundig gebied voldoende gespecificeerd worden.

De raad van bestuur, alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid door het Paritair Comité voor de schoonmaak aangewezen revisor brengen jaarlijks een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar. De balans, samen met voormelde schriftelijke jaarlijkse verslagen, dienen uiterlijk tijdens de maand september ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de schoonmaak voorgelegd te worden. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding, vereffening

Art. 17.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" kan enkel ontbonden worden na opheffing van de pensioenregeling conform artikel 10, § 1, 3° van de WAP en krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor de schoonmaak.Deze collectieve arbeidsovereenkomst gaat slechts in op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op een periode van zes maanden na de overeenkomst.

Het Paritair Comité voor de schoonmaak wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun machten en bezoldigingen en wijst de bestemming van het vermogen aan.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage II bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector Pensioenreglement Het pensioenreglement bevat de modaliteiten van de pensioentoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, deze laatste werd gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014, 6 juni 2018 en 3 december 2020.

Het is onderworpen aan alle bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en diens uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd) die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het pensioenreglement, los van het feit of er al dan niet expliciet in het pensioenreglement naar deze bepalingen wordt verwezen.

Voor het deel van de reserves opgebouwd vóór 1 juli 2020, is het eveneens onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. Het pensioenreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld van de aangeslotenen.

Definities en begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen, gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en van 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014, 6 juni 2018 en van 3 december 2020.2° Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging.3° Inrichter Het FBZ "Fonds 2de pensioenpijler PC 121".4° Werkgevers De werkgevers die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak PC 121 ressorteren.5° Pensioeninstelling AXA Belgium, naamloze vennootschap van verzekeringen toegelaten onder het nr.0039 voor de verzekeringsverrichtingen leven en niet-leven (koninklijk besluit van 4 juli 1979, Belgisch Staatsblad van 14 juli 1979), met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Troonplein 1 werd aangeduid als pensioeninstelling. 6° Aangeslotene De arbeider (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter onderhavig pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement. Geniet niet van de pensioentoezegging de gepensioneerde arbeider die een beroepsactiviteit uitoefent. Deze uitzondering is niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die reeds aangesloten waren aan het sectoraal pensioenstelsel op 1 januari 2016, voor de ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016. 7° Uittreding Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of arbeidsovereenkomsten, indien de aangeslotene bij meer dan een werkgever tewerkgesteld is die elk ressorteren onder het Paritair Comité voor de schoonmaak PC 121) anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen de vier kwartalen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst(en) geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens ressorteert onder hetzelfde paritair comité : - Hetzij het einde van de aansluiting omwille van het feit dat de aangeslotene niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering; - Hetzij het einde van de aansluiting omwille van het feit dat de werkgever, of in geval van de overgang van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkgever niet langer valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst die het pensioenstelsel heeft ingevoerd. 8° Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken in overeenstemming met dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.9° Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft in overeenstemming met dit pensioenreglement.10° Pensioenleeftijd Met de "pensioenleeftijd" wordt de leeftijd bedoeld vanaf dewelke de aangeslotene van een krachtens een wettelijke socialezekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen geniet.De pensioenleeftijd is op 65 jaar vastgesteld.

De einddatum wordt vastgelegd op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene.

Blijft de aangeslotene in dienst van een werkgever na de leeftijd van 65 jaar zonder gepensioneerd te zijn, dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd.

Wanneer de aangeslotene zijn rustpensioen ontvangt vóór de leeftijd van 65 jaar, wordt zijn aanvullend pensioen voortvloeiend uit dit sectoraal pensioenstelsel op dat moment aan hem uitgekeerd.

Voor de arbeiders die toetreden tot het plan na de leeftijd van 65 jaar zonder gepensioneerd te zijn, wordt de pensioenleeftijd vastgesteld op de leeftijd die de aangeslotene zal hebben op de eerste verjaardag volgend op zijn aansluiting. Blijft de aangeslotene in dienst na deze pensioenleeftijd, dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd. 11° Wettelijk samenwonende De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.12° Financieringsfonds De twee collectieve reserves die in het kader van het sectoraal pensioenstelsel bij de pensioeninstelling worden gevestigd. Deze fondsen worden beheerd door de pensioeninstelling. Hun werking is uiteengezet in artikel 17. 13° Pensionering De effectieve ingang van het wettelijk rustpensioen van de arbeider in het stelsel van de werknemers.De pensioeninstelling wordt op de hoogte gebracht van de ingang van het wettelijk rustpensioen van de arbeider door de vzw Sigedis. 14° Individuele rekening De binnen de pensioeninstelling per aangeslotene voorziene rekening waarop de bijdrage per actieve aangeslotene wordt gestort.15° WAP Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommigen aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. Gezien deze pensioentoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel, dienen in het pensioenreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis die de WAP hen toekent.

Type van de pensioentoezegging

Art. 2.De pensioentoezegging bestaat in het storten van vooraf vastgestelde bijdragen. Deze bijdragen zijn exclusief ten laste van de werkgevers.

Aansluitingsvoorwaarden

Art. 3.Alle arbeiders zowel deeltijds als voltijds tewerkgesteld via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van hun arbeidsovereenkomst) door een werkgever die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak PC 121 ressorteert, worden verplicht aangesloten bij dit pensioenstelsel.

De toetreding gebeurt onmiddellijk ongeacht de leeftijd en zonder geneeskundig onderzoek.

Worden evenwel niet aangesloten bij dit pensioenplan : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal door met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma.

Worden ook niet aangesloten aan het sectoraal pensioenstelsel, de arbeiders die in dienst treden of blijven bij een werkgever na de ingang van hun wettelijk pensioen. Deze uitzondering is niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die op 1 januari 2016 reeds aangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel, voor de verdere ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016.

Bijdragen

Art. 4.Voor alle arbeiders bedoeld in artikel 3 wordt ten laste van de betrokken werkgever elke trimester een individuele bijdrage gestort voor de financiering van een aanvullend pensioen. Deze bijdrage werd bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2007 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1968 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten, aanvulling van de artikels 13 en 13bis en invoeging van een artikel 13ter, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juli 2008 en bij collectieve arbeidsovereenkomst van 2 november 2015, en wordt vanaf 1 januari 2008 vastgesteld op 1,32 pct. (werkingskosten inbegrepen) van het brutoloon en vanaf 1 januari 2014 op 1,52 pct. (werkingskosten inbegrepen) van het brutoloon berekend aan 108 pct. en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan.

De werkingskosten worden in mindering gebracht bij de storting van de bijdragen op de individuele rekeningen van de aangeslotenen. De aldus gestorte jaarlijkse bijdragen bedragen respectievelijk 1,30 pct. en 1,50 pct. van het brutoloon.

Maandelijks stort de inrichter aan de pensioeninstelling voorschotten op deze bijdragen.

Bij de jaarlijkse regularisatie worden de jaarlijkse bijdragen berekend in overeenstemming met het eerste lid, vermeerderd met een rendement en na aftrek van beheerskosten, op de individuele rekeningen van de aangeslotenen gestort.

Pensioeninstelling en verandering van pensioeninstelling

Art. 5.AXA Belgium, naamloze vennootschap van verzekeringen toegelaten onder het nr. 0039 voor de verzekeringsverrichtingen leven en niet-leven (koninklijk besluit van 4 juli 1979, Belgisch Staatsblad van 14 juli 1979) met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Troonplein 1 werd aangeduid als pensioeninstelling.

Een verandering van pensioeninstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van verworven reserves, winstdelingen en financieringsfonds is onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikels 34 tot en met 37 van de WAP. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de FSMA in over de wijziging van pensioeninstelling.

Conform artikel 38 van de WAP kan 10 pct. van de werkgevers of werknemers vragen dat de Raad voor Aanvullende Pensioenen het stelsel onderzoekt. Ingeval het rendement ondermaats is, kan de Raad voor Aanvullende Pensioenen aanbevelen om van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders.

Verplichtingen van de inrichter

Art. 6.De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1° vereist is. Hij zal alle geïnde pensioenbijdragen zo spoedig mogelijk aan de pensioeninstelling doen toekomen. Daarnaast zal hij de pensioeninstelling zo spoedig mogelijk alle noodzakelijke of gewenste informatie verstrekken die zij van werkgevers heeft ontvangen.

De inrichter deelt aan de aangeslotenen de pensioenfiche mee zoals uitgelegd in artikel 26, § 1.

Tevens zal hij aan aangeslotenen of hun rechthebbenden, op eenvoudig verzoek, het transparantieverslag als bedoeld in het artikel 23 alsmede de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in het artikel 24 en de jaarrekening en jaarverslag van de pensioeninstelling.

Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbende(n)

Art. 7.De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1°. Hij machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten. De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het aangaan van de verzekeringscontracten als tijdens de duur daarvan, aan de pensioeninstelling alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van het contract vereist zijn.

Om de uitkering te bekomen van de pensioentoezegging in geval van pensionering of overlijden maakt de aangeslotene of in voorkomend geval zijn rechthebbende(n) aan de inrichter een aanvraagformulier over met alle nodige inlichtingen, samen met de nodige bewijsstukken die nodig zijn om de contractuele verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen. De inrichter deelt dit formulier mee aan de aangeslotene of zijn rechthebbende(n).

Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) één van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de pensioeninstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit pensioenreglement geregelde prestaties.

Verzekerde bedragen

Art. 8.Het huidig pensioenstelsel heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen, tot doel : - een kapitaal of een rente uit te keren aan de aangeslotene indien hij in leven is op het ogenblik van zijn pensionering; - bij overlijden van de aangeslotene vóór zijn pensionering, een kapitaal of een rente uit te keren aan de in dit reglement bepaalde begunstigde(n).

Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties zoals bedoeld door artikel 17 van de WAP tot 31 december 2018, moet de aangeslotene gedurende minstens 156 RSZ-dagen voldaan hebben aan de in artikel 3 omschreven aansluitingsvoorwaarden binnen een periode van tien jaar te rekenen vanaf de datum waarop de betrokkene voor het eerst aan deze aansluitingsvoorwaarden heeft voldaan. Het was hetzelfde voor een aangeslotene die tijdens zijn vorige beroepsloopbaan in de sector aan de vorige voorwaarde niet heeft voldaan, en later terug bij een werkgever tewerkgesteld wordt die onder het PC 121 ressorteert, met dien verstande dat de datum waarop de betrokkene voor het eerst aan deze aansluitingsvoorwaarden heeft voldaan dient verstaan als de datum waarop de arbeider opnieuw tewerkgesteld werd in de sector en terug aan de aansluitingsvoorwaarden voldeed.

Vanaf 1 januari 2019 wordt elke voorwaarde tot verwerving van pensioenrechten als vervuld beschouwd. Concreet betekent dit het volgende : - In geval van aansluiting bij dit sectoraal pensioenstelsel op of na 1 januari 2019, maakt de actieve aangeslotene onmiddellijk aanspraak op verworven reserves en prestaties, zonder eerst te moeten voldoen aan een verwervingsperiode. - De actieve aangeslotene die vóór 1 januari 2019 werd aangesloten bij dit sectoraal pensioenstelsel en die op 31 december 2018 de verwervingsperiode van 156 RSZ-dagen binnen een periode van tien jaar nog niet bereikte, maakt vanaf 1 januari 2019 aanspraak op verworven reserves en verworven prestaties. Voor de berekening hiervan wordt eveneens rekening gehouden met de aansluitingstijd van voor 1 januari 2019. - De gewezen aangeslotene die uittrad uit het stelsel voor 31 december 2018, vooraleer hij de toen geldende verwervingsperiode van 156 RSZ-dagen binnen een periode van tien jaar had bereikt en die na 1 januari 2019 herintreedt (door opnieuw tewerkgesteld te worden bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 hierboven), maakt vanaf het moment van zijn herintreding onmiddellijk aanspraak op verworven reserves en prestaties (zonder eerst te moeten voldoen aan enige (resterende) verwervingsperiode). Voor de berekening van deze verworven reserves en prestaties wordt eveneens rekening gehouden met de aansluitingstijd bij het sectoraal pensioenstelsel voor zijn herintreding. Het bedrag van zijn opgebouwde reserves op het ogenblik van uittreding na de eerste periode van aansluiting, wordt dan opnieuw op zijn individuele rekening geplaatst.

De prestaties, zowel bij leven als bij overlijden, worden opgebouwd door middel van een levensverzekering, afgesloten door de inrichter op het leven van de aangeslotene, van het type "uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve", die waarborgt de uitkering van een kapitaal bij leven op de pensioenleeftijd of van een kapitaal gelijk aan de theoretische afkoopwaarde bij overlijden voor de pensioenleeftijd. Het kapitaal kan worden omgezet in een lijfrente volgens de modaliteiten bepaald in artikel 10.

In het kader van het beheer in tak 21, is het voorziene kapitaal op de pensioenleeftijd gelijk aan de som van de betaalde bijdragen op de individuele rekeningen verhoogd met gewaarborgde intrestopbrengsten en verminderd met de tariefopslagen voor het beheer. Het voorziene kapitaal bij overlijden is gelijk aan hetzelfde bedrag, zoals bestaande op het ogenblik van vroegtijdig overlijden. Beide bedragen worden desgevallend verhoogd met de winstdeling toegekend door de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een reserveverhoging en is definitief verworven door de aangeslotenen.

In het kader van het beheer in tak 23, is het voorziene kapitaal op de pensioenleeftijd gelijk aan de som van de betaalde bijdragen op de individuele rekeningen, verhoogd met het aan de individuele rekeningen toegekende rendement uit de prestaties van het interne investeringsfonds en verminderd met de tariefkosten voor het beheer.

In elk geval mag het op de pensioenleeftijd voorziene kapitaal niet lager zijn dan de som van de op de individuele rekeningen gestorte bijdragen, vermeerderd met de rentevoet van de wettelijke rendementsgarantie bepaald in artikel 24, § 2 van de WAP en verminderd met tariefkosten voor het beheer.

Eventuele tekorten die nodig zijn om dit minimumbedrag te bereiken, zijn ten laste van de inrichter, die het kan opnemen uit de financieringsfondsen of uit de vrije reserve die gecreëerd werd in het kader van het beheer in tak 23 (zie artikel 18).

Uitbetaling van de prestaties

Art. 9.Naargelang van het geval bestaat de prestatie uit de uitkering van een kapitaal of een rente, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 8. De uitbetalingsmodaliteiten van de kapitalen of renten zijn als volgt : 1° Indien de aangeslotene in leven is (of was) op het ogenblik van zijn pensionering, deelt de inrichter onverwijld het formulier bedoeld in artikel 7 mee aan de aangeslotene of begunstigden.Dit formulier moet worden teruggestuurd naar de inrichter na invulling en vergezeld van de volgende documenten : - een recto verso kopie van de identiteitskaart (of van een gelijkwaardig document voor de buitenlandse begunstigde); - een kopie van zijn bankkaart; - enkel in geval dit uitdrukkelijk door de pensioeninstelling wordt gevraagd omdat zij nog niet werd geïnformeerd door Sigedis van de pensionering van de aangeslotene : een bewijs afkomstig van de Federale Pensioendienst (FPD) van de pensionering van de aangeslotene; - indien de aangeslotene onder een regime van onbekwaamheid of onder gerechtelijke bescherming is geplaatst, een officieel document waarin de naam, de hoedanigheid en het adres van de wettelijke vertegenwoordiger(s) vermeld staan alsook een attest van de bank dat aangeeft dat de begunstigde rekening geopend is op naam van de onbekwame en dat deze rekening geblokkeerd is tot het opheffen van de onbekwaamheid. 2° Indien de aangeslotene overlijdt voor zijn pensionering, wordt de prestatie die voorzien wordt in geval van overlijden vóór de einddatum vereffend als volgt : 1) Ten bate van zijn echtgenoot (echtgenote) of wettelijk samenwonende partner op voorwaarde dat de betrokkenen : - niet uit de echt gescheiden zijn; - niet van tafel en bed gescheiden zijn; - niet feitelijk gescheiden zijn; - niet verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten; - zich niet bevinden in de proeftijd die een echtscheiding door onderlinge toestemming voorafgaat; 2) Bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke persoon (personen) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd(en) gemaakt aan de inrichter.Het aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan op elk moment deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zou huwen of hij samen met zijn partner een wettelijk samenlevingscontract zou onderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1) hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn; 3) Bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling, voor gelijke delen;4) Bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;5) Bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters, voor gelijke delen;6) Bij ontstentenis, aan de andere wettelijke erfgenaam(erfgenamen) met uitzondering van de Staat;7) Bij ontstentenis, aan het financieringsfonds. Om de voorziene uitkering in geval van overlijden te betalen, deelt de inrichter onmiddellijk het formulier bedoeld in artikel 7 mee aan de begunstigde(n). Dit formulier moet worden teruggestuurd naar de inrichter na invulling en vergezeld van de volgende documenten : - een uittreksel uit de akte van overlijden; - een recto verso kopie van de identiteitskaart van de begunstigde(n) (of van een gelijkwaardig document voor de buitenlandse begunstigde); - een kopie van zijn bankkaart van de begunstigde(n); - indien de prestatie gestort wordt aan een minderjarige of aan een persoon die onder een regime van onbekwaamheid of onder gerechtelijke bescherming is geplaatst, een officieel document waarin de naam, de hoedanigheid en het adres van de wettelijke vertegenwoordiger(s) vermeld staan alsook een attest van de bank dat aangeeft dat de begunstigde rekening geopend is op naam van de minderjarige of de onbekwame en dat deze rekening geblokkeerd is tot de meerderjarigheid of het opheffen van de onbekwaamheid; - een attest of een akte van erfopvolging die de hoedanigheden en de rechten van de begunstigden vermeldt, indien deze laatsten niet bij naam zijn aangewezen.

Indien de vereffening van de individuele rekening(en) gebeurt in rente, zijn de volgende bepalingen van toepassing : - om haar verplichting na te komen, kan de pensioeninstelling op elke rentetermijnvervaldag een getuigschrift van leven van de begunstigde van de rente of een gelijkwaardig bewijs vragen; - het recht op de bij overlijden verzekerde rente gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene is overleden; - de rente-uitkeringen zijn betaalbaar per maandelijkse termijnen achteraf, tot en met de rentetermijnvervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de rentegenieter en uiterlijk tot de vastgestelde einddatum wanneer het om tijdelijke renten gaat. 3° Uitkeringen gebeuren rekening houdend met de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten en belastingen.4° De prestaties worden ten vroegste effectief uitgekeerd door de pensioeninstelling vanaf 1 januari 2010 (zonder rendementsverlies voor de begunstigde(n)).5° Indien de aangeslotenen of hun begunstigden of rechthebbenden zich niet spontaan en binnen een redelijke termijn aanmelden zal de inrichter zich van al haar wettelijke verplichtingen tot opzoeking van de aangeslotenen en hun begunstigden of rechthebbenden kwijten. Indien dit onderzoek niet slaagt, worden de bruto prestaties door de pensioeninstelling op een renteloze tussenrekening gestort zolang de vordering van de begunstigden niet is verjaard.

Omzetting van kapitalen in renten

Art. 10.De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) heeft (hebben) het recht om de omvorming te vragen van het uit te keren kapitaal in een rente onder de voorwaarden bepaald in artikel 28 van de WAP. De inrichter brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de pensionering of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht.

Opdat de uitkering in rente zou gebeuren, dient (dienen) de aangeslotene of de begunstigde(n) de keuze voor een uitkering in rente aan te duiden op het aangifteformulier. Bij gebreke aan deze schriftelijke aanduiding van keuze gebeurt de uitkering aan de aangeslotene of aan de begunstigde(n) in kapitaal.

In de hypothese dat de omvorming van het kapitaal in rente, een rente oplevert die lager is dan de rente berekend overeenkomstig artikel 19, § 1 van het KB/WAP, put de pensioeninstelling uit de financieringsfondsen of uit de vrije reserve die is gecreëerd in het kader van het beheer in tak 23 (zie artikel 18) de nodige bijdrage om het tekort aan te zuiveren. Bij gebreke aan voldoende tegoeden in deze fondsen of in de vrije reserve, zal een bijkomende bijdrage van de inrichter gevorderd worden.

De omvorming in rente is evenwel niet mogelijk indien het jaarlijks bedrag van de te betalen rente niet meer bedraagt dan 500,00 EUR. Dit bedrag van 500,00 EUR, zoals bepaald in artikel 28, § 2 van de WAP, wordt geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Schatting ontbrekende loongegevens

Art. 11.Om de berekening en de uitkering van de verschuldigde prestaties te bespoedigen zal de pensioeninstelling de loongegevens die op het ogenblik van de pensionering, de vervroegde betaling van prestaties voor de pensionering of van het overlijden van de aangeslotenen ontbreken ramen op basis van de volgende regel : loonbedrag betreffende de ontbrekende periode = (n/365) x het meest recente volledige jaarloon meegedeeld door de inrichter waarbij n = het aantal dagen tussen het einde van de laatste periode waarvoor loongegevens werden meegedeeld en de datum van het overlijden, de pensionering of de vervroegde betaling van prestaties (gebroken getal afgerond tot 2 decimalen).

De bijdrage die op de individuele rekening moet worden gestort, wordt berekend overeenkomstig artikel 4 en wordt opgenomen vóór 1 juli 2020 in het financieringsfonds beheerd in tak 21, en vanaf 1 juli 2020 in het financieringsfonds beheerd in tak 23.

Verworven reserves en prestaties - rechten van de aangeslotene op zijn reserves en wettelijke rendementsgarantie

Art. 12.De verworven reserves en prestaties worden berekend door de pensioeninstelling uitgaande van de bijdragen die voor rekening van de aangeslotene gestort zijn sinds zijn aansluiting.

Vóór 1 januari 2019 moet de aangeslotene voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties.

Vanaf 1 januari 2019 heeft de aangeslotene onmiddellijke rechten op zijn reserves en verworven prestaties.

Art. 13.Rechten van de aangeslotene op zijn reserves De individuele rekening geeft geen recht op voorschotten, noch op inpandgevingen.

Zolang de aangeslotene in dienst is bij de werkgever, kan hij geen recht op afkoop van zijn verworven reserves uitoefenen.

De uitgetreden aangeslotene heeft de mogelijkheid om de afkoop van zijn individuele rekeningen te bekomen vanaf het ogenblik dat hij aan de voorwaarden voldoet om zijn, al dan niet vervroegd, rustpensioen van loontrekkende te genieten.

Hij kan ook de betaling van zijn prestaties krijgen als hij kan profiteren van de overgangsbepalingen van de WAP (voor de aangeslotenen geboren in 1958 en ervoor, vanaf 60 jaar, voor de aangeslotenen geboren in 1959, vanaf 61 jaar, voor de aangeslotenen geboren in 1960, vanaf 62 jaar en voor de aangeslotenen geboren in 1961, vanaf 63 jaar).

Art. 14.Wettelijke rendementsgarantie De wettelijke rendementsgarantie stemt overeen met het bedrag opgebouwd door de kapitalisatie, tegen de overeenkomstig de door de WAP vastgelegde en door de FSMA gepubliceerde rentevoet(en) (zijnde 1,75 pct. vanaf 1 januari 2016) van de bijdragen die op de individuele rekeningen gestort worden en verminderd met de kosten beperkt tot 5 pct. van de bijdragen.

Evenwel, indien één van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt in de eerste vijf jaar van zijn aansluiting (uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties voor pensionering, opheffing van onderhavige pensioentoezegging), wordt de hierboven voorziene kapitalisatie van de werkgeversbijdragen vervangen door een indexering, indien deze leidt tot een lager resultaat. De indexering gebeurt op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de wedden, lonen, pen-sioenen, toelagen en tegemoetkomingen, conform de wet van 2 augustus 1971.

De toegepaste kapitalisatiemethode is de zogenaamde "horizontale" methode.

Volgens deze methode, in geval van wijziging van de rentevoet van de wettelijke rendementsgarantie, is de oude rentevoet van toepassing op de bijdragen die verschuldigd zijn voor de wijziging van de rentevoet tot de eerste van de volgende gebeurtenissen : uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties voor pensionering, opheffing van de pensioentoezegging en is de nieuwe rentevoet van toepassing op de bijdragen die verschuldigd zijn vanaf de wijziging ervan tot de eerste van de volgende gebeurtenissen : uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties voor pensionering, opheffing van de pensioentoezegging.

De wettelijke rendementsgarantie is ten laste van de inrichter.

De pensioeninstelling ziet toe op de financiering van de wettelijke rendementsgarantie volgens de reglementaire vereisten ter zake.

In geval van wijziging van de reglementering op dit vlak in de toekomst, zal de pensioeninstelling haar werkwijze aanpassen aan deze wijziging zonder dat de huidige bepalingen uitdrukkelijk moeten aangepast worden.

Uittreding - Pensionering of vervroegde uitkering - Opheffing van het sectoraal pensioenstelsel

Art. 15.§ 1. Procedure bij uittreding Wanneer een aangeslotene de inrichter inlicht over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst(en) zoals bedoeld in artikel 1, 4°, of indien de inrichter vaststelt dat een aangeslotene gedurende meer dan vier opeenvolgende kwartalen niet meer voorkomt op de DMFA-aangifte, stelt de inrichter de pensioeninstelling hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

De inrichter deelt hem uiterlijk 30 dagen na deze kennisgeving schriftelijk het bedrag van de verworven reserves mede, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, en rekening houdend met de op dat moment bekende gegevens aangaande brutoloon en aansluitingsperiode van de uittreder, het bedrag van de verworven prestaties met behoud van de overlijdensdekking alsook de hierna opgesomde keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt conform artikel 32 van de WAP. De aangeslotene dient binnen de 30 dagen de inrichter te informeren voor welke van de volgende mogelijkheden hij opteert : 1° De verworven reserves desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP overdragen naar de pensioeninstelling van : a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;b) ofwel de nieuwe inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter;2° De verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overdragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3° De verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, bij de pensioeninstelling laten zonder wijziging van de pensioentoezegging, met dit verschil dat er verder geen bijdragen meer worden gestort voor de aangeslotene. Wanneer het bedrag van de verworven reserves lager is dan of gelijk aan 150,00 EUR blijft dit bedrag van de verworven reserves op de datum van uittreding immers bij de pensioeninstelling, zonder wijziging van de pensioentoezegging.

Dit bedrag van 150,00 EUR wordt geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Ongeacht de beslissing van de aangeslotene mag op het ogenblik van de uittreding geen enkele vergoeding of verlies van winstdeelneming te zijnen laste worden gelegd, noch van zijn verworven reserves worden afgetrokken.

Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in 3°. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel te allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in 1° of 2° hiervoor.

De pensioeninstelling zal ervoor zorgen dat de gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt. Indien nodig worden na ontvangst van de definitieve gegevens met betrekking tot het brutoloon en aansluitingsperiode van de aangeslotene de eventuele voorlopige bedragen aan verworven reserves en verworven prestaties aangepast. De over te dragen verworven reserves ingeval gekozen wordt voor 1° of 2° zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht, nadat de ontbrekende salarisgegevens aan de pensioeninstelling zijn gemeld. § 2. Vereffening van de individuele rekening in geval van afkoop of overdracht Indien de aangeslotene na zijn uittreding de vereffening van zijn individuele rekeningen vraagt omwille van het feit dat hij zijn verworven reserves wenst over te dragen overeenkomstig één van de opties voorzien in artikel 15, § 1 of omdat hij ze wenst af te kopen onder de toegelaten voorwaarden, zal het over te dragen of te vereffenen bedrag overeenstemmen met de verworven reserves op de individuele rekeningen, zonder dat het echter lager mag zijn dan de wettelijke rendementsgarantie berekend op de datum van de uittreding.

Het eventuele tekort wordt ingehouden : - voor de bedragen van de reserves die worden beheerd in tak 21 : eerst op het financieringsfonds beheerd in tak 21, bij gebreke, op het financieringsfonds beheerd in tak 23. Ingeval de tegoeden van deze financieringsfondsen niet voldoende zouden zijn, zal een bijkomende bijdrage worden gevorderd door de pensioeninstelling aan de inrichter. - voor de bedragen van de reserves die worden beheerd in tak 23 : eerst op de eventuele vrije reserve (artikel 18), bij gebreke, op het financieringsfonds beheerd in tak 23. Ingeval de tegoeden van de eventuele vrije reserve en van het financieringsfonds niet voldoende zouden zijn, zal een bijkomende bijdrage worden gevorderd door de pensioeninstelling aan de inrichter.

De over te dragen bedragen en te betalen vereffeningen worden definitief berekend op basis van de gegevens die bij de berekening van de inrichter werden ontvangen. § 3. Vereffening van de individuele rekening in geval van pensionering, vervroegde betaling of in geval van opheffing van het sectoraal pensioenstelsel Deze verrichting beschreven in § 2 vindt eveneens plaats bij de pensionering van de aangeslotene of bij de betaling van de prestaties als deze voor de pensionering plaatsvindt of in geval van opheffing van het sectoraal pensioenstelsel. Het eventuele tekort wordt ingehouden volgens hetzelfde proces als in § 2.

Ingeval de tegoeden van de eventuele vrije reserve en van de financieringsfondsen niet voldoende zouden zijn, zal een bijkomende bijdrage worden gevorderd door de pensioeninstelling aan de inrichter.

De vereffeningen worden definitief berekend op basis van de gegevens die bij de berekening van de inrichter werden ontvangen. § 4. Overlijden van de aangeslotene Indien de aangeslotene overlijdt in de 3 maanden die volgen op zijn uittreding, zonder vooraf aan de inrichter zijn beslissing betreffende het lot van zijn verworven reserves te hebben meegedeeld, zal de pensioeninstelling aan de begunstigden van de aangeslotene een prestatie overlijden storten gelijk aan de opgebouwde reserves op de individuele rekeningen van de aangeslotene op de datum van de uittreding.

De vereffende prestatie wordt definitief berekend op basis van de gegevens die bij de berekening van de inrichter werden ontvangen. § 5. Bijzonder geval waarin de aangeslotene niet langer tot de categorie "arbeiders" behoort Indien de aangeslotene niet langer tot de categorie "arbeiders" behoort zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wordt de mededeling van de inrichter hierboven bedoeld evenals de keuzemogelijkheden voor de aangeslotene in verband met zijn verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, uitgesteld tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering.

De wettelijke rendementsgarantie blijft verder lopen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering.

Werking van de financiering van de pensioentoezegging en de stijving van de individuele rekeningen van de aangeslotenen Rendement betreffende de pensioentoezegging

Art. 16.Algemene bepaling Tot 30 juni 2020 wordt deze pensioentoezegging beheerd in tak 21, in individuele kapitalisatie, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst.

In het kader van dit beheer, biedt de pensioeninstelling een rendementsgarantie.

Vanaf 1 juli 2020, voor de bijdragen vanaf die datum, wordt deze pensioentoezegging beheerd in tak 23 in een collectief pensioenfonds bestemd voor de inrichter.

In het kader van het beheer in tak 23, biedt de pensioeninstelling geen rendementsgarantie.

Art. 17.De financieringsfondsen De inrichter stort de bijdragen bepaald in artikel 4 in de vorm van voorschotten in afwachting van de regularisatie van de individuele contracten van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens in het financieringsfonds waaruit de pensioeninstelling de nodige bedragen put om de individuele rekeningen van de aangeslotenen te spijzen. § 1. Er worden twee financieringsfondsen opgericht met het oog op het financieren van de lasten van de inrichter voortvloeiende uit het onderhavig pensioenreglement.

Het eerste fonds beheerd in tak 21 betreft de reserves opgebouwd tot en met 30 juni 2020 en het tweede fonds beheerd in tak 23 betreft de reserves opgebouwd vanaf 1 juli 2020.

De financieringsfondsen worden door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve beheerd. § 2. De financieringsfondsen worden gestijfd door : - de maandelijkse voorschotten op de bijdrage; - de voordelen bij overlijden zonder begunstigingstoewijzing; - de stortingen van de inrichter bestemd om de tegoeden van het financieringsfonds aan te vullen; - het financieel rendement voortvloeiende uit het beheer van het financieringsfonds.

Vanaf augustus 2020 worden deze maandelijkse voorschotten met betrekking tot de vanaf 1 juli 2020 verschuldigde bijdragen, na aftrek van beheerskosten, in het financieringsfonds beheerd in tak 23 gestort. § 3. De financieringsfondsen worden gebruikt voor de volgende doeleinden : - de betaling van de bijdragen aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen (voor tak 21) of aan de individuele rekeningen in het collectief pensioenfonds (voor tak 23); - de betaling van de aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen toegewezen bijdragen na toepassing van de bepalingen van artikel 11; - de betaling van de wettelijke rendementsgarantie niet gedekt door de individuele rekeningen; - de betaling van de wettelijke rendementsgarantie niet gedekt door de individuele verworven reserves.

Voor tak 21 wordt eerst het tak 21-financierings-fonds gebruikt. In het geval dat het vermogen van dit financieringsfonds niet voldoende is, zullen deze betalingen uit het financieringsfonds van tak 23 worden gehaald.

Een eventueel negatief saldo van de financieringsfondsen dienen zonder verwijl worden aangezuiverd door de inrichter. In geen geval kunnen de tegoeden van de financieringsfondsen terug aan de inrichter worden gestort.

Art. 18.Het collectief pensioenfonds (tak 23) In het kader van de uitvoering van de pensioentoezegging in tak 23 wordt een collectieve rekening hierna het "collectief pensioenfonds" genoemd, opgericht met het oog op het financieren, in de mate van het mogelijke, van de verplichtingen van de werkgever.

Dit collectief fonds bestaat uit : - individuele rekeningen die aan de aangeslotenen zijn toegewezen; - een collectieve reserve, genaamd "vrije reserve".

De vrije reserve is dus een collectieve reserve die deel uitmaakt van het collectief pensioenfonds en één keer per jaar wordt gestijfd door het rendement van het collectief pensioenfonds dat niet is toegewezen aan de individuele rekeningen, bij de hernieuwing.

De individuele rekeningen worden gevoed door de in artikel 4 omschreven bijdragen, door een rendement van het financieel beheer van het tak 23-financieringsfonds en door een deel van het rendement van het financieel beheer van het collectief pensioenfonds. De vrije reserve wordt eenmaal per jaar aangevuld met het saldo van deze opbrengst dat niet aan de individuele rekeningen is toegewezen. § 1. Het collectief pensioenfonds wordt gestijfd door : - een jaarlijkse dotatie van het financieringsfonds, die overeenkomt met de aan de individuele rekeningen toe te wijzen bijdragen, vermeerderd met het rendement toegekend door de pensioeninstelling aan het financieringsfonds in tak 23; - het resultaat van het rendement toegekend door de pensioeninstelling aan het collectief pensioenfonds. § 2. Het collectief pensioenfonds wordt gebruikt voor de volgende doeleinden : - de betaling van de pensioenprestaties, en, voor de vrije reserve in het collectief pensioenfonds; - de betaling van de wettelijke rendementsgarantie niet gedekt door de individuele verworven reserves; - de betaling van de wettelijke minimumrente niet gedekt door de individuele verworven reserves; - in voorkomend geval, de bijkomende financiering ter aanvulling van het bedrag van de op de datum van de uittreding verworven reserves, eventueel verhoogd met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, in geval van een overdracht die door de aangeslotene na zijn uittreding wordt aangevraagd binnen de 30 dagen na de mededeling van de inrichter aan de aangeslotene; - in voorkomend geval, de storting van een aanvullend rendement aan de aangeslotenen. § 3. De vereffening van de fondsen en van het collectief pensioenfonds De tegoeden van de fondsen moeten aangewend blijven voor de uitvoering van de pensioentoezegging, behoudens omstandigheden toegelaten door de wettelijke en reglementaire bepalingen.

Deze omstandigheden zijn de volgende : - definitieve opheffing van deze pensioentoezegging; - verdwijnen van de inrichter zonder overname van de verplichtingen door een derde.

In die veronderstellingen worden de tegoeden van de financieringsfondsen en het collectief pensioenfonds als volgt verdeeld : - De verworven reserves in tak 23 voor zowel de actieve als de slapende aangeslotenen, eventueel verhoogd tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, zullen worden overgeboekt naar gereduceerde individuele Werkgeversbijdragen-rekeningen in tak 21, in het algemeen fonds van de verrichtingen Leven ("Main Fund"). Deze individuele rekeningen worden uitgegeven in de combinatie "Uitgesteld kapitaal met terugbetaling van het spaartegoed" (UKMS). Zij zullen genieten van de gewaarborgde rentevoet die van kracht is op het moment van de overdracht. - Het eventuele saldo van de tegoeden van het collectief pensioenfonds en van het tak 23-financieringsfonds wordt ofwel toegewezen aan de aangeslotenen naar rato van hun verworven reserves van tak 23, eventueel verhoogd met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, ofwel kan het bij collectieve arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk worden toegewezen aan een andere sociale bestemming.

Het bedrag van de tegoeden van deze fondsen die aan de aangeslotenen kunnen worden toegewezen of die een andere sociale bestemming zou krijgen, is ten hoogste gelijk aan het bedrag van de tegoeden die de som van de verworven reserves van de betrokken werknemers overschrijdt, eventueel verhoogd met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie. - Het eventuele saldo van de tegoeden van het tak 21-financieringsfonds wordt ofwel toegewezen aan de aangeslotenen naar rato van hun verworven reserves van tak 21, eventueel verhoogd met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, ofwel kan het bij collectieve arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk worden toegewezen aan een andere sociale bestemming.

Het bedrag van de tegoeden van het tak 21-financieringsfonds die aan de aangeslotenen kunnen worden toegewezen of die een andere sociale bestemming zou krijgen, is ten hoogste gelijk aan het bedrag van de tegoeden die de som van de verworven reserves van de betrokken werknemers overschrijdt, eventueel verhoogd met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie.

Toewijzing aan het collectief pensioenfonds - Rendement met betrekking tot de pensioentoezegging

Art. 19.Beheer in tak 23 - Toewijzing aan het collectief pensioenfonds voor de financiering van de individuele rekeningen in tak 23 Het bedrag van de jaarlijkse pensioendotatie aan het collectief pensioenfonds toe te kennen bij de regularisatie van de individuele rekeningen van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens wordt gehaald uit het tak 23-financieringsfonds.

Indien het financieringsfonds onvoldoende is om de individuele rekeningen van de aangesloten te financieren, zal een aanvullende dotatie worden gevraagd aan de inrichter.

De jaarlijkse pensioendotatie komt overeen met de som van de jaarlijkse pensioenbijdragen van alle aangeslotenen, berekend in overeenstemming met artikel 4 en met betrekking tot het jaarlijkse boekjaar waarop de regularisatie betrekking heeft, verminderd met de beheerskosten, en vermeerderd met een rendement uit het financiële beheer van het tak 23-financieringsfonds.

Dit rendement wordt toegekend voor de maanden die gemiddeld verstreken zijn tussen de kwartalen met betrekking tot de verschuldigde bijdragen en de laatste dag van de maand die aan de betaling van de dotatie voorafgaat.

De formule die wordt toegepast voor de rendementscorrectie op de som van de op 1 september van een jaar verschuldigde bijdragen is als volgt : Pensioenbijdrage te betalen op 1 september/J+n = som van de verschuldigde bijdragen voor jaar J (na aftrek van beheerskosten) * (1+rj) 1 [11,5/12+(n-1)] Met rj = het rendement van het jaar J van het financieringsfonds binnen dewelke de voorschotten belegd worden. n = aantal jaren tussen het jaar J en het verwerkingsjaar J+n.

Dit rendement wordt berekend op basis van het rendement dat wordt verkregen door de investeringen in het tak 23-financieringsfonds tijdens het boekjaar waarop de regularisatie van de rekeningen betrekking heeft. Dit laatste komt overeen met de verhouding tussen de opbrengsten van het financieringsfonds en het gemiddelde vermogen van het financieringsfonds in de betreffende periode.

Art. 20.Beheer in tak 23 - verdeling van het rendement van het collectieve fonds Het totale rendement van het collectief pensioenfonds wordt eenmaal per jaar, op het moment van hernieuwing, aan de aangeslotenen en aan de vrije reserve toegewezen volgens de hieronder omschreven regels.

Dit rendement wordt evenredig verdeeld tussen de individuele rekeningen van de aangeslotenen in het collectief pensioenfonds en de vrije reserve, zolang de door het collectief pensioenfonds gegenereerde inkomsten negatief of nul zijn.

Zodra het totale rendement van het collectief pensioenfonds positief is, wordt het herberekend op basis van de individuele rekeningen van de aangeslotenen, buiten de vrije reserve, en als volgt verdeeld : - evenredige toewijzing van dit rendement aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen ten belope van de wettelijke rendementsgarantie; - indien er een niet-toegewezen inkomstensaldo overblijft, evenredige toewijzing van het saldo, a rato van 80 pct., aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen, en van 20 pct. aan de vrije reserve.

De werkgever bepaalt een maximumniveau voor de vrije reserve, zijnde 2 000 000,00 EUR, die hij wil opbouwen.

Zodra het niveau van deze vrije reserve voor alle aangeslotenen 2 000 000,00 EUR verhoogd met 10 pct. bereikt, zal het deel van de vrije reserve boven 2 000 000,00 EUR volledig worden toegewezen aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen als aanvullend rendement.

Art. 21.Beheer in tak 23 - Rendement toegekend aan de individuele rekeningen in het collectief pensioenfonds (tak 23) bij de vereffening van de individuele rekeningen of op het ogenblik van de uittreding Om de uitkering te bepalen die op de datum van vereffening van de individuele rekeningen (bij de pensionering, de vervroegde betaling voor de pensionering of bij het overlijden) moet worden vereffend, wordt de waarde van de individuele rekening van de aangeslotene, die is vastgelegd op de datum van de laatste trimestriële bijwerking, gekapitaliseerd tegen een vaste rentevoet die overeenstemt met de rentevoet van de wettelijke rendementsgarantie die op dat ogenblik van toepassing is. De rekening wordt dan verhoogd met de eventuele bijdragen die worden toegewezen als gevolg van de toepassing van de bepalingen van artikel 11, of als gevolg van ontbrekende loongegevens die door de inrichter op het moment van de berekening worden doorgegeven.

Indien de datum van vereffening overeenstemt met de eerste dag van een kwartaal is de waarde van de individuele rekening die in aanmerking wordt genomen, die van de bijwerking van het vorige kwartaal.

Om het bedrag te bepalen van de verworven reserves van de aangeslotenen op de datum van zijn uittreding, wordt de waarde van de individuele rekening van de aangeslotene, die is vastgelegd op de datum van de laatste trimestriële bijwerking, gekapitaliseerd tegen een vaste rentevoet die overeenstemt met de rentevoet van de wettelijke rendementsgarantie die op dat ogenblik van toepassing is.

De rekening wordt dan verhoogd met de bijdragen gestort op de individuele rekening van de aangeslotene tot de datum van de uittreding (maand van de uittreding inbegrepen).

De berekening wordt definitief gemaakt op basis van de gegevens meegedeeld door de inrichter op het moment van de berekening.

Indien de aangeslotene beslist om zijn verworven reserves over te dragen binnen de 30 dagen die volgen op de mededeling die de inrichter hem heeft gestuurd met betrekking tot het bedrag van zijn verworven reserves en de verschillende keuzes die hij heeft, zal het over te dragen bedrag minstens gelijk zijn aan het bedrag dat in die mededeling is vermeld.

Indien de aangeslotene beslist om zijn verworven reserves over te dragen na de termijn van 30 dagen die volgen op de mededeling van de inrichter, zal het over te dragen bedrag overeenstemmen met het maximum tussen het herberekende bedrag van de verworven reserves op het ogenblik van de overdracht en de wettelijke rendementsgarantie meegedeeld bij de uittreding van de aangeslotene.

Indien de datum van de uittreding overeenstemt met de eerste dag van een kwartaal is de waarde van de individuele rekening die in aanmerking wordt genomen, die van de bijwerking van het vorige kwartaal.

De betaling vindt plaats binnen 30 dagen die volgen op ontvangst van de vraag van de aangeslotene.

Toezichtscomité, transparantieverslag en verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Art. 22.Indien de pensioeninstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de werknemers vertegenwoordigen aan wie de onderhavige pensioentoezegging wordt gedaan, aangeduid overeenkomstig artikel 41, § 2 van de WAP. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag bedoeld in artikel 23 en van de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 24 voor de mededeling ervan aan de inrichter.

Art. 23.Onder de naam "transparantieverslag" zal de pensioeninstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : 1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° in voorkomend geval, de winstdeling;6° de technische grondslagen voor de tarifering alsook in welke mate en voor welke duur de technische grondslagen van de tarifering worden gewaarborgd wanneer de pensioeninstelling een welbepaald resultaat garandeert op de gestorte bijdragen;7° de methode toepasselijk op de wettelijke rendementsgarantie;8° het huidige niveau van financiering van de wettelijke rendementsgarantie.

Art. 24.Onder de naam "verklaring inzake de beleggingsbeginselen", stelt de pensioeninstelling een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring ten minste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid.

Deze verklaring omvat ten minste de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de pensioentoezegging.

Reserves afkomstig uit een vroegere tewerkstelling

Art. 25.Indien een aangeslotene bij zijn toetreding zijn verworven reserves met betrekking tot een vroegere tewerkstelling, voor zover deze reserves onder het toepassingsgebied van de WAP vallen, wenst over te dragen naar het huidige sectoraal pensioenstelsel zal hij de inrichter hierover inlichten en op diens aanwijzingen deze reserves laten storten aan de pensioeninstelling die ze zal beheren conform de bepalingen van de WAP. Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen

Art. 26.§ 1. De pensioenfiche De inrichter zal ten minste éénmaal per jaar aan de aangeslotenen die niet zijn uitgetreden een pensioenfiche bezorgen op basis van de gegevens verstrekt door de pensioeninstelling, waarop de elementen vermeld worden voorzien door artikel 26, § 1 van de WAP en onder meer : - het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, desgevallend met vermelding van het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie vermeld in artikel 24 van de WAP; - het bedrag van de verworven prestaties voor het tot 30 juni 2020 beheerde deel in tak 21 op 1 januari van het betrokken jaar en de datum waarop deze opeisbaar zijn.

Op eenvoudig verzoek van de aangeslotene deelt de inrichter op basis van de gegevens verstrekt door de pensioeninstelling een historisch overzicht mee van de voormelde gegevens met betrekking tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling. § 2. Op eenvoudig verzoek van de aangeslotene deelt de inrichter mee : - het transparantieverslag bedoeld in artikel 23; - de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 24; - de jaarrekening en het jaarverslag van de pensioeninstelling alsook in voorkomend geval, deze die met dit pensioenstelsel overeenstemt.

Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 27.De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de Europese Verordening 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (AVG) na te leven.

De inrichter en de pensioeninstelling erkennen en verklaren zich expliciet akkoord over het feit dat ze elk autonoom "verantwoordelijke voor de verwerking" zijn in de zin van artikel 4.7. van AVG voor wat betreft de verwerking van de persoonsgegevens die hun eigen zijn.

Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen met uitzondering evenwel van de gegevens die van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werden ontvangen en die niet mogen worden gewijzigd.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Aanvang en overgangsbepalingen

Art. 28.Aanvang Dit gewijzigde pensioenreglement (beheer in tak 23) vangt aan op 1 juli 2020 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Art. 29.Overgangsbepalingen - De vereffening van de individuele rekeningen, hetzij door pensionering, vervroegde betaling, overdracht of in geval van overlijden tussen 1 juli 2020 en 31 december 2021, zal plaatsvinden als onderdeel van het beheer van tak 21. - Tijdens de jaarlijkse bijwerking van september 2021 die betrekking heeft op het overgangsjaar 2020, zullen de jaarlijkse bijdragen als volgt aan de individuele rekeningen worden toegewezen : - de individuele rekeningen in tak 21 worden gevuld met 50 pct. van de jaarlijkse bijdragen berekend overeenkomstig artikel 4, verminderd met de beheerskosten, en verhoogd met het rendement van tak 21 ter hoogte van [14,5/12+(n-1)]. - de individuele rekeningen in tak 23 worden gevuld met 50 pct. van de jaarlijkse bijdragen berekend overeenkomstig artikel 4, verminderd met de beheerskosten, en verhoogd met het rendement van tak 23 ter hoogte van [8,5/12+(n-1)].

Dit heeft tot gevolg dat in 2020 alle aangeslotenen een individuele rekening zullen hebben beheerd in tak 21 en een individuele rekening beheerd in tak 23, zelfs als hun aansluiting plaatsvindt in de tweede helft van het jaar 2020. - Positieve correcties vermeld vanaf oktober 2021 en met betrekking tot gegevens over periodes vóór 1 juli 2020, voor zowel actieve als slapende aangeslotenen, zullen worden aangebracht in tak 23.

Wijziging en opheffing van het pensioenstelsel

Art. 30.Een wijziging of opheffing van het pensioenstelsel kan in geen geval leiden tot een vermindering van de verworven reserves, desgevallend aangevuld met het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie van artikel 24 van de WAP, van de aangeslotenen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8.

Indien bij de opheffing van het pensioenstelsel de bij de pensioeninstelling aanwezige reserves met inbegrip van het saldo van de financieringsfondsen en het collectief pensioenfonds de som van alle verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overtreffen, verwerven de aangeslotenen, die bij de opheffing van het pensioenreglement voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 8, een aandeel in het overschot aan aanwezige reserves dat in verhouding staat tot de door hen verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage III bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 november 2006 en 26 september 2008, laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 20 mei 2014 en 6 juni 2018, betreffende de oprichting van het sectoraal pensioenfonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector Solidariteitsreglement Het solidariteitsreglement bevat de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2008. Het is onderworpen aan alle bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en diens uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd) die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het solidariteitsreglement, los van het feit of er al dan niet expliciet naar deze bepalingen wordt verwezen in het solidariteitsreglement. Het solidariteitsreglement dient in samenhang met het pensioenreglement gelezen te worden.

Het solidariteitsreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld van de aangeslotenen.

Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van, dit reglement wordt verstaan onder : 1° Solidariteitstoezegging De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden.De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvulling op de pensioentoezegging. 2° Inrichter Het FBZ "Fonds 2de pensioenpensioen PC 121".3° Aangeslotene De arbeider (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter het sociaal sectoraal pensioenplan en dus onderhavige solidariteits-toezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet. Geniet niet van de solidariteitstoezegging de gepensioneerde arbeider die een beroepsactiviteit uitoefent. Deze uitzondering is niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die reeds aangesloten waren aan het sectoraal pensioenstelsel op 1 januari 2016, voor de ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016. 4° Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels.5° Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging. Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sociaal sectoraal pensioenstelsel dienen in het solidariteitsreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de WAP of van de in artikel 1 van het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst.

Aansluitingsvoorwaarden

Art. 2.Alle arbeiders bedoeld in artikel 3 van het pensioenreglement worden verplicht aangesloten bij de solidariteitstoezegging tot 30 juni 2020.

Bijdragen en financiering van de solidariteitsprestaties

Art. 3.Voor alle arbeiders bedoeld in artikel 2 zal ten laste van de werkgever elke trimester een bijdrage worden gestort voor de financiering van de solidariteitstoezegging. De bijdrage wordt per collectieve arbeidsovereenkomst vanaf 1 januari 2008 vastgesteld op 0,06 pct. van het brutoloon, berekend aan 108 pct. en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. Deze bijdragen worden door de inrichter aan de solidariteitsinstelling overgemaakt voor het beheer en de financiering van de solidariteitsprestaties. De solidariteitsinstelling onderschrijft ter zake een middelenverbintenis. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd rekening houdende met de verplichtingen voorzien in het financieringsbesluit. In geval van tekorten, zoals bedoeld in artikel 6 van het financieringsbesluit, legt het solidariteitsfonds binnen de drie maanden aan de FSMA een plan voor om die toestand te verhelpen.

Indien dit plan mislukt zal het Paritair Comité voor de schoonmaak beslissen hetzij over een wijziging van de solidariteitsprestaties en/of over een verhoging van de bijdragen, hetzij over de vereffening van het fonds. De vereffeningsmodaliteitenzijn deze voorzien in geval van opheffing.

Solidariteitsinstelling

Art. 4.De rechtspersoon aan wie, in uitvoering de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2008, de uitvoering van de solidariteitstoezegging is toevertrouwd is het fonds voor bestaanszekerheid "Sociaal Fonds voor de schoonmaak". Een wijziging van de solidariteitsinstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van reserves zijn onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikelen 34 tot 37 van de WAP. In voorkomend gevallicht de inrichter de aangeslotenen, alsook de FSMA in over de wijziging van solidariteitsinstelling.

Solidariteitsfonds

Art. 5.In de schoot van de solidariteitsinstelling wordt een solidariteitsfonds ingericht, genaamd het "PC 121 Solidariteitsfonds".

De bijdragen voor de solidariteitstoezegging worden in dit solidariteitsfonds gestort. Het solidariteitsfonds wordt door de solidariteitsinstelling beheerd, afgezonderd van haar andere activiteiten.

Verplichtingen van de inrichter

Art. 6.De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1° van het pensioenreglement vereist is. Hij zal alle bijdragen bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging zo spoedig mogelijk aan de solidariteitsinstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties nodige of gewenste inlichtingen tijdig aan de solidariteitsinstelling bezorgen.

Verplichtingen van de aangeslotenen en zijn rechthebbende(n)

Art. 7.De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1° van het pensioenreglement. De aangeslotene machtigt de inrichter alle inlichtingen op te vragen die voor de uitvoering van de solidariteitstoezegging vereist zijn. De aangeslotene of zijn rechthebbende(n) maakt(en) in voorkomend geval aan de solidariteitsinstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over die nodig zijn om haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) een van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de solidariteitsinstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit solidariteitsreglement geregelde prestaties.

Solidariteitsprestaties

Art. 8.§ 1. In overeenstemming met artikel 43, § 1 van de WAP zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft onderhavig solidariteitsreglement tot doel de hiernavolgende solidariteitsprestaties toe te kennen : 1° een aanvullende uitkering in rente in geval van overlijden van een aangeslotene tijdens de beroepsloopbaan.Deze rente is gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de omzetting van een kapitaal van 1 250 EUR volgens de modaliteiten bepaald in artikel 28 van de WAP. Indien de aldus bekomen rente echter lager is dan 300 EUR, geïndexeerd conform de modaliteiten beschreven in artikel 28, § 2 van de WAP wordt in plaats van de rente het kapitaal van 1 250 EUR eenmalig uitbetaald.

Het bedrag van 1 250 EUR geldt vanaf 1 januari 2008 en kan in de toekomst worden gewijzigd; 2° de voortzetting van de werkgeversbijdragen voor onderhavig pensioenstelsel tijdens de vergoede periodes van bevallings- of zwangerschapsrust;3° de voortzetting van de werkgeversbijdragen, op basis van het gemiddeld loon van de vier laatst bekende kwartalen, voor onderhavig pensioenstelsel tijdens de periodes van ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, verlof om palliatieve zorgen te verstrekken of om een zieke ouder te verzorgen. § 2. De aangeslotene moet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 van het pensioenreglement, alvorens hij, of in geval van overlijden zijn begunstigde(n), aanspraak kan (kunnen) maken op solidariteitsprestaties.

Art. 9.De modaliteiten voor de toekenning van de solidariteitsprestaties zijn als volgt : 1° voor de prestatie vermeld onder artikel 8, § 1, 1° is (zijn) de begunstigde(n) diegene(n) die aangeduid is (zijn) in artikel 9, 2° van het pensioenreglement.Om de solidariteitsuitkering voorzien in geval van overlijden te ontvangen dienen geen andere formaliteiten vervuld dan deze voorzien in artikel 8 van het pensioenreglement.

Aanvragen die meer dan vijf jaar na de datum van het overlijden van de betrokkene worden ingediend en op voorwaarde dat de vordering verjaard is komen niet meer in aanmerking voor de bedoelde solidariteitsprestatie. Uitkeringen zijn onderworpen aan de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten, belastingen en taksen; 2° de prestaties vermeld onder artikel 8, § 1, 2° worden op vraag van de inrichter door de solidariteitsinstelling overgemaakt aan de pensioeninstelling zonder dat de aangeslotene hiertoe een aanvraag moet indienen;3° de prestaties vermeld onder artikel 8, § 1, 3° worden toegekend op vraag van de betrokkene op basis van een aangifteformulier dat op eenvoudig verzoek kan bekomen worden bij de inrichter.Aanvragen die meer dan vijf jaar na de einddatum van de betrokken periode worden ingediend en op voorwaarde dat de vordering verjaard is komen niet meer in aanmerking voor de bedoelde solidariteitsprestatie.

Wijzigingsrecht

Art. 10.Dit solidariteitsreglement kan worden gewijzigd en zelfs worden opgeheven door de inrichter. Het bedrag van het kapitaal bij overlijden vermeld in artikel 8, § 1, 1° kan echter door de inrichter worden gewijzigd zonder te moeten overgaan tot een wijziging van het solidariteitsreglement.

De solidariteitstoezegging geeft geen aanleiding tot de vestiging van verworven rechten noch in geval van uittreding, zoals bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement, noch in geval van wijziging of opheffing van het solidariteitsreglement.

De bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 11.De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe om de Europese Verordening 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (AVG) na te leven.

De inrichter en de solidariteitsinstelling erkennen en verklaren zich expliciet akkoord over het feit dat ze elk autonoom "verantwoordelijke voor de verwerking" zijn in de zin van artikel 4.7. van AVG voor wat betreft de verwerking van de persoonsgegevens die hun eigen zijn.

Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige solidariteitsregeling slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze solidariteitsregeling. De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen, met uitzondering evenwel van de gegevens die van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werden ontvangen en die niet mogen worden gewijzigd.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Wijzigingen van solidariteitsinstelling en overdrachten

Art. 12.Wijzigingen van solidariteitsinstelling en overdrachten zijn onderworpen aan de voorwaarden bepaald in artikels 34 tot 38 van de WAP. Opheffing

Art. 13.In geval van opheffing van het sociale luik van het sectoraal pensioenstelsel, zullen de overblijvende middelen van het solidariteitsfonds, na aftrek van de provisies voor lopende solidariteitsprestaties en voor te voorziene kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsfonds, in geen geval worden teruggestort aan de inrichter. Zij zullen worden toegekend onder vorm van een uitzonderlijke bijdrage aan de pensioenregeling ten bate van alle aangeslotenen die bij de opheffing van het pensioenstelsel voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 van het pensioenreglement.

Deze uitzonderlijke bijdrage wordt voor elke aangeslotene berekend in verhouding tot de verworven reserve waarover hij beschikt in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Indien er geen overschot is, maar er voldoende middelen overblijven voor de lopende solidariteitsprestaties, zullen deze worden uitgevoerd ongeacht of er voldoende activa overblijven om de te voorziene kosten te dekken. Indien er onvoldoende middelen overblijven om de hangende prestaties volledig uit te keren worden zij pro rata verminderd en eventueel geannuleerd.

In beide laatste gevallen neemt de oprichter hetzij het saldo van de kosten, hetzij het geheel van de kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsfonds te zijnen laste.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^