Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 februari 2020
gepubliceerd op 24 februari 2020

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2020020255
pub.
24/02/2020
prom.
09/02/2020
ELI
eli/besluit/2020/02/09/2020020255/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt ertoe uitvoering te geven aan paragraaf 4 van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek.

De voormelde bepaling past in het kader van de wijzigingen die bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten in het fiscaal strafrecht werden aangebracht aan de "Una Via"-procedure in het fiscaal strafrecht.

Bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten werd een nieuw "Una Via"-mechanisme ingevoerd teneinde de gevolgen te verhelpen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 3 april 2014 waarbij de artikelen 3, 4 en 14 van wet van 20 september 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/09/2012 pub. 22/10/2012 numac 2012009416 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot instelling van het « una via »-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes sluiten tot instelling van het "Una Via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes werden vernietigd en teneinde in overeenstemming te zijn met de recente rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot het `non bis in idem'-beginsel.

De paragrafen van het nieuwe artikel 29 hebben de volgende inhoud: De nieuwe paragraaf 1 herneemt het eerste en het vierde lid van het oude artikel 29. Deze bepaling herneemt het algemene beginsel van de melding door de gestelde overheden, de ambtenaren en de openbare officieren.

De nieuwe paragraaf 2 herneemt het tweede lid van het oude artikel 29.

In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de belastingadministratie de misdrijven van fiscaal strafrecht niet zonder de machtiging van de adviseur-generaal ter kennis kan brengen van het openbaar ministerie.

In paragraaf 3 van artikel 29 is bepaald dat de belastingadministratie de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt, moet aangeven bij de procureur des Konings, en dit onverminderd de toepassing van paragraaf 2. Dat wil zeggen dat de procureur des Konings en de belastingadministratie verplicht overleg moeten plegen over de door de belastingadministratie aangegeven dossiers op grond van aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd.

In het kader van paragraaf 3 moet de procureur des Konings beslissen of hij al dan niet een vervolging instelt tegen de feiten die voor overleg zijn voorgelegd, waardoor dubbele vervolging kan worden voorkomen. Het is de procureur des Konings die eerst de keuze maakt om al dan niet de strafrechtelijke weg te volgen. Derhalve wordt overgegaan tot een verdeling tussen de vrij eenvoudige dossiers van fiscale fraude die op doeltreffende wijze langs de administratieve weg kunnen worden behandeld en de gewichtigere gevallen van fiscale fraude waarvoor een tussenkomst van de rechterlijke macht vereist is voor de uitvoering van onderzoekshandelingen.

Met de nieuwe wet is het overleg verplicht voor de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt.

Tot slot wordt de Koning in artikel 29, paragraaf 4, gemachtigd om deze criteria te bepalen waaraan de feiten van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, die moeten worden aangegeven, beantwoorden. Die paragraaf voorziet erin dat de criteria zullen worden opgenomen in een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Tijdens de parlementaire debatten met betrekking tot de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten werd gevraagd of de criteria moesten worden bepaald in een koninklijk besluit ofwel worden vastgelegd in een wet. De besprekingen werden aangevuld met hoorzittingen die een licht hebben geworpen op het onderwerp. De gehoorde personen onderstreepten dat het bepalen van de criteria in een koninklijk besluit flexibiliteit biedt. In de voorbereidende werkzaamheden staat in dat verband dat de nieuwe fraudefenomenen in de definitie moeten kunnen worden opgenomen.

Tijdens de hoorzittingen werd erop gewezen dat de criteria enkel nuttig zijn voor de belastingadministratie die moet bepalen welke dossiers aan het overleg moeten worden voorgelegd.

De tekst die werd aangenomen, verzoent de verschillende standpunten.

Tijdens de hoorzittingen werd immers gezegd dat het opnemen van de criteria in de wet zelf [...] het geheel [...] alleen maar logger [zal] maken. Zo werd er op gewezen dat paragraaf 5 ertoe strekt om uit het strategisch overleg bijvoorbeeld nieuwe fraudefenomenen te detecteren. Het is mogelijk dat men een dossier dat beantwoordt aan een nieuw fraudefenomeen ook aan het overleg zou willen voorleggen. In voorkomend geval dient enkel het koninklijk besluit [te] worden gewijzigd, wat eenvoudiger is dan een wetswijziging. Het zou evenwel een goede zaak zijn, mocht in paragraaf 4 sprake zijn van een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad in plaats van een koninklijk besluit (Gedr. St., Kamer, gewone zitting, 2018-2019, doc. nr. 54-3515/005, blz. 82).

Het betreft organisatiecriteria die het voor de belastingadministratie mogelijk moeten maken te bepalen welke dossiers overleg vergen (Gedr.

St., Kamer, gewone zitting, 2018-2019, doc. nr. 54-3515, blz. 73), met andere woorden welke dossiers aanwijzingen bevatten van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd.

De criteria in kwestie worden dus omschreven in artikel 1 van het koninklijk besluit. Het tweede artikel bevat een bepaling betreffende de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit. De laatste bepaling bevat het uitvoeringsartikel.

Voorts werd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten een nieuw artikel 29bis ingevoegd in het Wetboek van Strafvordering. Dat artikel verplicht de procureur des Konings om de minister van Financiën of de dienst die hij aanwijst op de hoogte te brengen van de aanwijzingen van belastingfraude die aan het licht worden gebracht door een strafonderzoek en om inzage en afschrift van het dossier te verlenen tenzij lopende strafrechtelijke onderzoeken daardoor in gevaar kunnen worden gebracht. Wanneer een strafrechtelijk onderzoek wordt opgestart naar aanleiding van een bij het parket neergelegde klacht of een klacht met burgerlijke partijstelling wordt neergelegd bij de onderzoeksrechter, zal de belastingadministratie in elk geval worden betrokken in de procedure.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 In artikel 1 van het koninklijk besluit wordt bepaald aan welke niet-cumulatieve criteria de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt, moeten beantwoorden.

Het gaat om de volgende criteria: - de feiten kenmerken zich door zowel het ernstige als het georganiseerde karakter ervan; - er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie; - voor het onderzoek naar de feiten moeten er gerechtelijke opsporingshandelingen, die een dwangmaatregel inhouden, worden uitgevoerd ; - er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie.

Volgens artikel 1, veronderstelt het georganiseerde karakter van de feiten in het eerste criterium het gebruik van complexe constructies of mechanismen, eventueel met een internationale dimensie. De ernst van de gemelde feiten viseert onder andere belastingplichtigen die moedwillig herhaaldelijk of meervoudige inbreuken plegen op de belastingwetten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Feiten kunnen ook als ernstig worden beschouwd wanneer de fraude wordt begaan met aanmaak of gebruik van valse stukken, of wanneer het bedrag van de handeling een aanzienlijke omvang kent of abnormaal karakter vertoont.

Wat het eerste criterium betreft moeten deze beide elementen, zijnde ernstig en georganiseerd voorhanden zijn.

Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat het voor de andere criteria volstaat dat slechts sprake is van ernstige fiscale fraude en het georganiseerd karakter niet vereist is. Voor de toepassing van paragraaf 3 van de wet, volstaat dat (minstens) één van de opgesomde criteria vervuld is.

In het ontwerp van koninklijk besluit wordt in het tweede criterium ook verwezen naar andere ernstige misdrijven. Het gaat om feiten in samenhang met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstige financiële, economische, fiscale of sociale component of ernstige elementen van corruptie. Dat criterium is vermeld in het verslag betreffende de Panama Papers en de internationale fiscale fraude. In dat verslag staat dat onder andere "de combinatie met andere misdrijven", een elementair onderscheidend "Una Via"-criterium kan zijn (Gedr. St., Kamer, gewone zitting, 2017-2018, doc. nr. 54-2749/001, blz. 97).

Het derde criterium stoelt op een schema dat reeds werd voorgesteld bij de invoering van de "Una Via"-procedure in 2012 en waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen gewone fraude en ernstige fraude.

Dat criterium werd ook verduidelijkt in omzendbrief nr. 11/2012 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende de wet van 20 september 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/09/2012 pub. 22/10/2012 numac 2012009416 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot instelling van het « una via »-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes sluiten tot instelling van het "Una Via"-principe in de vervolgingen van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes.

Volgens die omzendbrief worden de meer ernstige fiscale fraudedossiers die de onderzoeksmiddelen van de rechterlijke macht of bijzondere maatregelen (huiszoekingen, vrijheidsbeneming...) vereisen, [...] door het openbaar ministerie behandeld, in voorkomend geval samen met de onderzoeksrechters, en hiervoor worden strafrechtelijke straffen opgelegd.

Verder staat in de omzendbrief dat [a]lgemeen [...] de gerechtelijke procedure enkel [wordt] gevolgd ingeval van ernstige en/of georganiseerde fiscale fraude en/of die bijzondere opsporingsmiddelen of maatregelen vereist die afbreuk doen aan de individuele vrijheden, enerzijds, en indien dit een gerechtelijk onderzoek rechtvaardigt, anderzijds." (COL nr. 11/2012, blz. 14 en 16) De procedure die werd ingevoerd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten stoelt eveneens op die principes. In de voorbereidende werkzaamheden van die wet is vermeld dat [...] de meest eenvoudige gevallen van fiscale fraude of de gevallen waarvoor geen gebruik moet worden gemaakt van de middelen waarover de gerechtelijke overheden beschikken langs de administratieve weg [zullen] worden behandeld, zoals thans reeds het geval is. Er is ook in verduidelijkt dat [d]e dossiers waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstigere fiscale fraude aan het licht brengt die beantwoorden aan de door de Koning bepaalde criteria worden aangegeven bij de procureur des Konings. (Gedr. St., Kamer, gewone zitting., 2018-2019, doc. nr. 54-3515/001, blz. 7 en 8).

Het koninklijk besluit viseert de feiten waarvoor gerechtelijke opsporingshandelingen, die een dwangmaatregel inhouden, moeten worden uitgevoerd. Immers, op het ogenblik van de melding van de feiten door de belastingadministratie aan de procureur des Konings kan nog geen onderzoekshandeling gesteld zijn aangezien het dossier nog niet het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijk onderzoek.

Het laatste criterium heeft betrekking op de financiering van terroristische of criminele organisaties. De feiten in kwestie vormen een aanzienlijke dreiging voor de integriteit van het financieel systeem en behoren tot de categorie van de ernstige misdrijven aangezien zij het aanreiken van fondsen en andere vermogensbestanddelen met het voornemen om deze vermogensbestanddelen op een illegale wijze aan te wenden, wetende dat zij zullen worden aangewend, hetzij in hun geheel of gedeeltelijk, met het oog op het plegen van één of meerdere terroristische of criminele daden.

De voorgestelde criteria zijn niet cumulatief. De belastingadministratie die vaststelt dat de feiten beantwoorden aan een of meerdere van de voorgestelde criteria, moet het dossier melden aan de procureur des Konings.

In de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 5 mei 2015 staat in dat verband dat de bedoeling immers erin bestaat dossiers zo vroeg mogelijk aan het overleg voor te leggen teneinde mogelijke dubbele onderzoeken te voorkomen. Het is dan ook niet vereist dat de belastingadministratie reeds het volledige onderzoek heeft gedaan.

Daarom wordt in de ontworpen tekst verduidelijkt dat de gemelde dossiers de dossiers zijn waarvan het onderzoek "aanwijzingen" van ernstige fraude aan het licht brengt. (Gedr. St., Kamer, gewone zitting, 2018-2019, doc. nr. 54-3515/001, blz. 8).

In artikel 29, paragraaf 3, eerste lid, is bepaald dat de belastingadministratie de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt, moet aangeven, en dit onverminderd de toepassing van paragraaf 2. Het is evenwel mogelijk dat bepaalde feiten geen feiten van ernstige fiscale fraude blijken te zijn nadat de belastingadministratie ze heeft aangegeven bij de procureur des Konings. De criteria zijn geen geldigheidsvoorwaarde voor het overleg. Zij kunnen de belastingadministratie helpen om te bepalen welke dossiers verplicht moeten worden aangegeven bij het openbaar ministerie. De melding van die dossiers aan het openbaar ministerie betekent niet dat zij noodzakelijkerwijze zullen leiden tot strafrechtelijke vervolgingen. Het openbaar ministerie blijft vrij om de feiten te vervolgen en maakt deze beslissing na het overleg.. Het is heel goed mogelijk dat de feiten die de administratie op grond van de criteria heeft aangegeven, later geen feiten van ernstige fraude blijken te zijn. Ook in dat geval zal het overleg de procureur des Konings in staat stellen om te beslissen of hij die feiten in kwestie al dan niet vervolgt. Als de procureur des Konings beslist om de feiten niet te vervolgen, kan de administratie zijn onderzoek op administratief niveau voortzetten.

Art. 2.

Artikel 2 bevat een bepaling betreffende de inwerkingtreding volgens welke dit besluit uitwerking heeft op 1 januari 2020.

Die datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van de bepalingen tot hervorming van de "Una Via"-procedure van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten. In artikel 200, derde lid, van die wet is bepaald dat de bedoelde bepalingen in werking [treden] op de datum bepaald door de Koning en ten laatste op 1 januari 2020.

De nieuwe "Una Via"-procedure treedt in werking op hetzelfde tijdstip als het koninklijk besluit dat deze nieuwe regeling aanvult.

Art 3.

Artikel 3 bevat het uitvoeringsartikel.

Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, K. GEENS De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

ADVIES 66.829/1 VAN 16 JANUARI 2020 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 29, §§ 3 en 4, VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING' Op 17 december 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 29, §§ 3 en 4, van het Wetboek van Strafvordering'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 9 januari 2020. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Barbara SPEYBROUCK, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wouter PAS, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 16 januari 2020. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. VOORAFGAANDE OPMERKING 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat de bevoegdheid van de regering nog steeds beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

STREKKING EN RECHTSGROND 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de criteria te bepalen waaraan, met het oog op de procedure opgelegd bij artikel 29, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt, minstens moeten beantwoorden. Aldus geeft het ontwerp uitvoering aan artikel 29, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, zoals vervangen bij artikel 3 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten `houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek' dat in werking is getreden op 1 januari 2020. De uitdrukkelijke rechtsgrond voor deze uitvoering wordt geboden door artikel 29, § 4, van datzelfde wetboek.

ONDERZOEK VAN DE TEKST 4. Artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering draagt aan de Koning op de criteria te bepalen waaraan "de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd (...) aan het licht brengt" beantwoorden.

In de toelichting bij het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten wordt verduidelijkt dat paragraaf 4 de Koning machtigt om de criteria te bepalen aan de hand waarvan de feiten van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, kunnen worden geïdentificeerd. Volgens de toelichting kunnen deze criteria zijn: "- de feiten die zich kenmerken door het ernstig en georganiseerde karakter ervan; - de feiten waarvoor er ernstige aanwijzingen zijn dat zij samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie; - de feiten waarvoor de opsporingshandelingen een dwangmaatregel inhouden; - de feiten waarvoor er ernstige aanwijzingen zijn dat zij dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie". (1) Het ontwerp van koninklijk besluit neemt aldus deze door de indieners van het genoemde wetsvoorstel voorgestelde criteria over. Desondanks moet worden opgemerkt dat het eerste criterium ("het ernstige en georganiseerde karakter" - "leur caractère sérieux et organisé") weinig toegevoegde waarde lijkt te bezitten, en geen verduidelijking biedt van de reeds uit de wet volgende voorwaarde dat de betrokken feiten "ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd" (in het Frans: "fraude fiscale grave, organisée ou non") aan het licht moeten brengen.

Het Verslag aan de Koning bij het ontwerp verduidelijkt daarentegen dat "het georganiseerde karakter (...) het gebruik van complexe constructies of mechanismen, eventueel met een internationale dimensie [veronderstelt]". Volgens hetzelfde Verslag viseert de ernst van de feiten (in het Frans "la gravité des faits") onder andere belastingplichtigen die moedwillig herhaaldelijk en/of meervoudige inbreuken plegen op de belastingwetten. Feiten kunnen ook als ernstig (in het Frans "sérieux") worden beschouwd wanneer de fraude wordt begaan met aanmaak en/of gebruik van valse stukken, de omvang van het bedrag van de verrichting en het abnormaal karakter van dit bedrag.

Om een zinvolle uitvoering te geven aan artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering, en gelet op het feit dat op grond van de wettelijke bepaling zelf de feiten een "ernstige fiscale fraude" ("fraude fiscale grave") aan het licht moeten brengen, moeten de verduidelijkingen, vermeld in het Verslag aan de Koning, in de tekst van het ontwerp zelf worden opgenomen. Artikel 1, eerste gedachtestreepje, van het ontwerp moet in die zin worden aangepast.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 5. Wat de rechtsgrond betreft, volstaat een verwijzing naar artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 2 6. Vermits de datum van de voorziene inwerkingtreding, die overeenstemt met de datum van inwerkingtreding van het nieuwe artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering (vervangen door de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten) reeds is verstreken, dient te worden geschreven dat het ontworpen besluit "uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2020". DE GRIFFIER, W. GEURTS DE VOORZITTER, M. VAN DAMME _______ Nota (1) Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-3515/1, 9.

9 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van Strafvordering, artikel 29, § 4, gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2019 en op 8 november 2019 ;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 12 november 2019 ;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 6, § 1er, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging ;

Gelet op advies nr. 66.829/1 van de Raad van State, gegeven op 16 januari 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 ;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De feiten bedoeld in artikel 29, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, die naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten strafrechtelijke inbreuken zijn, aan het licht brengt, moeten beantwoorden aan minstens één van de volgende criteria: - de feiten kenmerken zich door zowel het ernstige als het georganiseerde karakter ervan;

Het georganiseerde karakter van de feiten veronderstelt het gebruik van complexe constructies of mechanismen, eventueel met een internationale dimensie.

De ernst van de gemelde feiten viseert onder andere belastingplichtigen die moedwillig herhaaldelijk of meervoudige inbreuken plegen op de belastingwetten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Feiten kunnen ook als ernstig worden beschouwd wanneer de fraude wordt begaan met aanmaak of gebruik van valse stukken, of wanneer het bedrag van de handeling een aanzienlijke omvang kent of abnormaal karakter vertoont. - er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie; - voor het onderzoek naar de feiten moeten er gerechtelijke opsporingshandelingen, die een dwangmaatregel inhouden, worden uitgevoerd; - er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.

Art. 3.De minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 februari 2020.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, K. GEENS De Vice-Eerste Minister en Minister van Minister van Financiën, A. DE CROO

^