Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 december 2021
gepubliceerd op 17 december 2021

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2021205900
pub.
17/12/2021
prom.
09/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd beoogt de erkenning van COVID-19 als beroepsziekte mogelijk te maken voor personen werkzaam in de privésector en in de publieke sector, voor zover een uitbraak van deze ziekte werd vastgesteld op hun arbeidsplaats.

Sedert het begin van de pandemie kunnen werknemers uit de gezondheidszorg die een aanzienlijk verhoogd risico lopen op besmetting met het virus onder de bestaande beroepsziektecode "1.404.03" worden erkend.

Daarna heeft het koninklijk besluit nr. 39 van 26 juni 2020, in het kader van de bij de wet van 27 maart 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2020 pub. 31/03/2020 numac 2020040944 bron federale overheidsdienst financien Wet tot machtiging van de Koning om een staatswaarborg te verstrekken voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040938 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040937 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030524 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030525 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling sluiten toegekende bijzondere machten, een tijdelijke uitzonderingsregeling ingesteld om de erkenning van COVID-19 als beroepsziekte mogelijk te maken voor werknemers in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten die genoodzaakt waren om hun beroepsactiviteiten voort te zetten zonder te kunnen telewerken en zonder zich te kunnen houden aan de regels van social distancing.

Op het ogenblik van het invoeren van deze tijdelijke code 1.404.04 in de lijst van beroepsziekten, bestond reeds de noodzaak om COVID-19 als beroepsziekte te erkennen voor werknemers die geen deel uitmaken van de activiteitssectoren vermeld onder code 1.404.03. Vermits deze nood nog steeds actueel is, blijft de toevoeging van een nieuwe code in de beroepsziektelijst en de vaststelling van blootstellingscriteria aan het beroepsrisico op heden nog steeds noodzakelijk.

Sedert 18 mei 2020, kan inderdaad geen beroep meer worden gedaan op deze code 1.404.04 gelet op het einde van de volledige lockdown. De heractivering van code 1.404.04 is evenwel niet mogelijk, aangezien het land sinds 17 mei 2020 geen volledige lockdown meer heeft gekend.

De bewegingsvrijheid, het reizen, het ontmoeten van een (zelfs beperkt) aantal personen, de opening van de kleuterscholen, de lagere scholen, en gedeeltelijk van de secundaire scholen en universiteiten, van de winkels, zelfs met beperkingen, verkleinen de zekerheid dat er een verband bestaat tussen de blootstelling in een professioneel kader en de besmetting met SARS-CoV2.

De pandemie eindigde echter niet op die datum en er bleven zich gevallen van COVID-19 voordoen op de werkplaats zonder dat deze als beroepsziekte konden worden erkend (behalve voor werknemers uit de gezondheidszorg die erkend waren onder de specifieke code 1.404.03 of in het kader van het open systeem van artikel 30bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970).

Er werd sindsdien inderdaad massaal ingezet op telewerk (en eveneens op de controle van de naleving van die verplichting door de inspectiediensten) en er werden maatregelen genomen om te zorgen dat de fysieke afstand wordt gegarandeerd.

Daarnaast is het dragen van een masker in de professionele sfeer (indien organisatorische maatregelen en collectieve beschermingsmiddelen onvoldoende bescherming kunnen bieden en waar de regels van social distancing niet kunnen worden gerespecteerd) en het ventileren van de werkruimte op heden verplicht.

Het is momenteel niet mogelijk om, op basis van de beschikbare gegevens in de wetenschappelijke literatuur, voor bepaalde beroepen vast te leggen dat de beroepsmatige blootstelling aan SARS-CoV-2 beduidend hoger kan zijn dan die van de algemene bevolking, met uitzondering van de zorgverleners die onder de toepassing van code 1.404.03 vallen. Deze voorwaarde van een verhoogde blootstelling is echter een van de grondslagen voor de definitie van een beroepsziekte, in tegenstelling tot een ziekte van gemeen recht.

Een uitbraak van besmettingen in een bepaalde arbeidsruimte, gedurende een welomschreven periode, kan echter een aanwijzing zijn dat er sprake is van een blootstelling aan SARS-CoV-2 die inherent is aan de uitoefening van de beroepsactiviteit en waarbij de blootstellingsgraad aanzienlijk hoger is dan deze van de algemene bevolking.

In deze hypothese vormt de quasi onmogelijkheid om in een individueel geval aan te tonen dat de ziekte effectief werd opgelopen in het kader van de uitoefening van de beroepsactiviteit evenwel een belangrijk obstakel voor de erkenning als beroepsziekte op grond van artikel 30bis van de voormelde wetten, gecoördineerd op 3 juni 1970, meer bepaald het open systeem.

Om de betrokken werknemers schadeloos te kunnen stellen in het kader van de beroepsziekteverzekering is het bijgevolg noodzakelijk om een nieuwe code 1.404.05 in de lijst van de beroepsziekten in te voegen.

Om dit te doen is het nodig de omstandigheden die geleid hebben tot de besmetting uiterst precies te omschrijven.

Dit besluit beoogt de erkenning van COVID-19 als beroepsziekte voor personen die niet onder het toepassingsgebied van de huidige code 1.404.03 vallen en die betrokken zijn bij een uitbraak van besmettingen in de professionele sfeer.

Hierbij wordt beoogd om gevallen van besmetting met SARS-CoV-2 die duidelijk gerelateerd zijn aan de uitoefening van de professionele activiteit te vergoeden vanuit de beroepsziekteverzekering zonder afbreuk te doen aan de basisbeginselen van deze regeling zoals ingesteld door de voormelde wetten, gecoördineerd op 3 juni 1970.

In die zin kan worden gesteld dat blootstelling aan SARS-CoV-2 inherent is aan de beroepsactiviteiten door personen uitgeoefend op hun arbeidsplaats indien tijdens een bepaalde, welomschreven periode een groot aantal besmettingen is vastgesteld. Het blootstellingsrisico van de betrokken personen tijdens de uitoefening van hun professionele activiteiten is daardoor beduidend groter dan dat waaraan de algemene bevolking is blootgesteld.

Het is de bedoeling om de erkenning als beroepsziekte mogelijk te maken vanaf 18 mei 2020, dus na afloop van de periode waarin het mogelijk was om COVID-19 te erkennen als beroepsziekte onder de code 1.404.04 voor personen die tijdens de algemene lockdown (van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020 tijdens hun professionele activiteiten) blootgesteld werden omdat ze geen telewerk konden verrichten of niet in staat waren de afstand van 1,5 meter te bewaren in hun contacten met andere personen.

Daarnaast definiëren de in artikel 2 vastgestelde criteria voor de erkenning van de blootstelling aan het beroepsrisico wat onder een uitbraak moet worden verstaan. Hiermee wordt voornamelijk beoogd een definitie te vormen voor het vereiste aantal besmette personen in de professionele sfeer (om te spreken van een uitbraak).

In de eerste plaats moet er dus, wat de aantallen betreft, bij een uitbraak sprake zijn van ten minste 5 personen die een epidemiologisch verband kunnen aantonen. Eenvoudig gezegd, als één persoon een bevestigd COVID-19 positief geval is en de andere 4 mensen in contact zijn geweest met die persoon en vervolgens besmet blijken te zijn, is er waarschijnlijk een verband tussen het contact met die persoon en de ontwikkeling van de symptomen.

De besmetting moet met zekerheid worden vastgesteld door middel van een moleculaire of antigeentest. Dit is van essentieel belang gezien de verscheidenheid aan symptomen, het feit dat veel symptomen niet specifiek zijn voor COVID-19, en het groot aantal asymptomatische personen dat drager van het virus en mogelijk besmettelijk is.

Maar een epidemiologisch verband tussen 5 personen is op zichzelf niet voldoende om onder de toepassing van de beroepsziekteschadeloosstelling te vallen, het element van besmetting in de beroepssfeer is essentieel. Er wordt van uitgegaan dat de betrokken werknemers dezelfde werkruimte delen hetgeen impliceert dat er interacties en nabijheid tussen hen bestaan.

Daarnaast is het, om een uitbraak vast te stellen, noodzakelijk dat dit minimumaantal van 5 gevallen zich voordoet gedurende een periode van 14 dagen.

Sciensano heeft een "cluster" in een werkplek als volgt gedefinieerd: twee of meer bevestigde COVID-19 gevallen onder werknemers op dezelfde werkplek, waaronder ten minste twee gevallen tijdens een periode van 7 dagen zijn vastgesteld en die bestaan binnen een epidemiologische verbandop de werkplek, in de afwezigheid van ander gekend epidemiologisch verband buiten de werkplek.

In het kader van de erkenning als beroepsziekte onder de nieuwe code "1.404.05" bepaalt het ontwerpbesluit echter dat een epidemiologisch verband tussen minimaal 5 personen vereist is om van een uitbraak te spreken, zonder zich noodzakelijk te beperken tot werknemers van de werkplaats. Andere personen zoals onderaannemers, leveranciers, uitzendkrachten, klanten,... kunnen eveneens deel uitmaken van de uitbraakhaard en zo bijdragen tot het bereiken van de grens van 5 besmette gevallen waartussen een epidemiologisch verband bestaat.

Bijkomend moeten de arbeidsomstandigheden van die aard zijn dat ze de overdracht van het virus sterk vergemakkelijken, hetgeen impliceert dat de uitoefening van de beroepsactiviteit het moeilijk, zo niet onmogelijk maakt om bijvoorbeeld fysieke afstand te bewaren of dat de werkruimten onvoldoende geventileerd zijn.

Samenvattend kan worden gesteld dat, gezien de wijze van overdracht van het virus, die niet tot een bepaald tijdstip kan worden herleid, de criteria voor een uitbraak, zoals hierboven uiteengezet, het mogelijk maken het epidemiologische verband in een context te plaatsen: indien 5 personen binnen 14 dagen in dezelfde werkruimte besmet raken, is het zeer waarschijnlijk dat er een verband tussen deze besmettingen bestaat en kan bijgevolg een verhoogd beroepsrisico worden verondersteld.

Het bewijs dat is voldaan aan de voorwaarden voor blootstelling aan het beroepsrisico, zoals geformuleerd in de bijlage bij het koninklijk besluit van 28 maart 1969, kan door alle wettelijke middelen worden geleverd. Fedris zal, als sociale zekerheidsinstelling, meewerken aan het verzamelen van de bewijzen, zoals voor elke andere ontvangen aanvraag tot erkenning van een beroepsziekte. In concreto geeft Fedris aan de aanvrager aan welke bewijzen van hem worden verwacht en verzamelt Fedris zelf informatie die elders beschikbaar is, met name bij de diensten voor preventie en arbeidsgeneeskunde (intern of extern) of bij de instellingen van de deelgebieden die gevallen van clusters en uitbraken onderzoeken.

De artikelen 3 en volgende zijn noodzakelijk om de doeltreffendheid te waarborgen van de nieuwe beroepsziektecode die van toepassing kan zijn op situaties die zich verscheidene maanden voor het indienen van de aanvraag hebben voorgedaan.

De Koning maakt dus gebruik van de machtiging die hem door de wet van 23 november 2021 tot wijziging van de wetten van betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, wordt verleend om af te wijken van de daarin opgenomen beperkingen op de terugwerkende kracht.

Zo voorziet het artikel 3 dat de periode gedurende dewelke de vergoeding kan worden toegekend wordt uitgebreid.

Het artikel 4 voorziet dat de periode gedurende dewelke de terugbetaling kan worden toegekend, wordt uitgebreid.

Het artikel 5 voorziet dat de periode gedurende dewelke schadeloosstelling mogelijk is wordt uitgebreid.

Artikel 6 voorziet in een datum van inwerkingtreding met terugwerkende kracht, om de hierboven uiteengezette redenen. In het initiële ontwerp van koninklijk besluit werd voorzien in een datum buitenwerkingtreding op 30 september 2021, die kon worden verlengd indien blijkt dat er nog steeds uitbraken mogelijk zijn.

Deze einddatum werd vooropgesteld, aangezien er bij de goedkeuring van het ontwerp van koninklijk besluit door het Beheerscomité voor beroepsziekten van Fedris (31 maart 2021), reële hoop was, vooral gezien de vaccinaties, dat we op min of meer korte termijn van deze pandemie verlost zouden zijn. Tijdens de ministerraad van juli 2021 waren de cijfers bemoedigend en werd 30 september 2021 dan ook weerhouden als einddatum van het project, met behoud van de mogelijkheid om de maatregel te verlengen afhankelijk van de epidemiologische ontwikkeling.

Op het moment dat het ontwerp voor advies aan de Raad van State werd voorgelegd (8 november 2021), was de gezondheidsrealiteit helaas zeer verontrustend gezien de toename van het aantal gevallen.

Daarom wordt, zoals de Raad van State in zijn advies van 17 november 2021 aangeeft, de einddatum van deze maatregel gewijzigd naar 31 december 2021, aangezien het duidelijk is dat er na 30 september 2021 nog steeds uitbraken mogelijk zijn. De mogelijkheid tot verdere verlenging blijft ook behouden.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

9 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, artikel 30, eerste lid, artikel 32, derde lid, vervangen bij de wet van 21 december 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1994 pub. 07/03/2012 numac 2012000130 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen . - Duitse vertaling van uittreksels sluiten en gewijzigd bij de wet van 13 juli 2006, artikel 35, tweede lid, gewijzigd bij de wetten van 29 april 1996 en 23 november 2021, artikel 36, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit nr.133 van 30 december 1982 en gewijzigd bij de wet van 23 november 2021, artikel 41, vijfde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2017 en bij de wet van 23 november 2021 en artikel 52, vierde lid, gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002, 13 juli 2006 en 23 november 2021;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen;

Gelet op de adviezen van de Wetenschappelijke Raad, gegeven op 26 januari 2021 en 6 mei 2021;

Gelet op het advies van het Beheerscomité voor de beroepsziekten van Fedris, gegeven op 31 maart 2021;

Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën, gegeven op 22 april 2021 en 31 mei 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 3 juni 2021;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de betrokken actoren evenals het doelpubliek die vallen onder het toepassingsgebied van dit besluit zo vlug mogelijk moeten worden ingelicht over de wijzigingen aangebracht door dit besluit;

De bij dit besluit genomen maatregelen zijn immers het gevolg van de crisis naar aanleiding van de Covid-19-pandemie. Deze crisis heeft reeds dringende maatregelen vereist met betrekking tot het aanzienlijke gezondheidsrisico voor werknemers, met name door het invoeren bij koninklijk besluit nr. 39 van 26 juni 2020 van een tijdelijke code 1.404.04 teneinde de werknemers die tussen 18 maart 2020 en 17 mei 2020 beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten te dekken;

De gezondheidscrisis bleef evenwel niet beperkt tot deze periode. De bij dit besluit genomen maatregelen strekken derhalve tot het vergoeden van situaties van besmettingshaarden op de werkplek die zich vanaf 18 mei 2020 hebben voorgedaan en zich nog steeds voordoen.

Teneinde de bij dit besluit beoogde doelgroep alle waarborgen van een goed beheer in de toekenning van de nieuwe rechten te verlenen, en om een volledige rechtszekerheid te waarborgen, moet het besluit zo snel mogelijk in het Belgisch staatsblad worden bekendgemaakt;

De hoogdringendheid is des te meer verantwoord rekening houdend met de inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 18 mei 2020: het is van essentieel belang voor de sociaal verzekerden die de bij dit besluit gecreëerde rechten zullen genieten om zo vlug mogelijk in kennis te worden gesteld van de voorwaarden voor de uitoefening van hun rechten, met name opdat zij zo optimaal mogelijk kunnen bijdragen tot het verzamelen van de vereiste bewijzen zoals voorzien in dit besluit;

Gelet op het protocol nr. 228/5 van 24 juni 2021 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het advies nr. 70.449/1 van de Raad van State, gegeven op 17 november 2021 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 39 van 26 juni 2020, wordt het volgende codenummer ingevoegd tussen het codenummer "1.404.04" en het codenummer "1.6.": "1.404.05 - Elke ziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2 bij werknemers die tijdens hun beroepsactiviteiten betrokken waren bij een uitbraak van de besmetting in een onderneming.".

Art. 2.De bijlage bij dit besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 39 van 26 juni 2020, wordt aangevuld als volgt: "Criteria voor blootstelling betreffende de code 1.404.05 Een werknemer die getroffen is door een ziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2 wordt geacht aan het beroepsrisico van de ziekte 1.404.05 blootgesteld te zijn geweest als de uitbraak van de infectie in de onderneming de volgende kenmerken vertoont: - er doen zich binnen een periode van 14 dagen ten minste vijf bevestigde gevallen voor binnen een welomschreven groep van personen die dezelfde werkruimte delen en waarvan de getroffen werknemer deel uitmaakt; - een bevestigd geval wordt gedefinieerd als een persoon, met of zonder symptomen, bij wie de aanwezigheid van het virus bevestigd werd door een moleculaire test of een antigeentest; - uit de analyse van de uitbraak blijkt duidelijk een epidemiologische samenhang tussen de bevestigde gevallen; - de arbeidsomstandigheden zijn van dien aard dat ze de overdracht van het virus sterk vergemakkelijken.

Een uitbraak wordt als beëindigd beschouwd als er geen bewijs meer is van een voortdurende overdracht van het virus in de omschreven groep van personen.

Een uitbraak wordt alleszins als beëindigd beschouwd als de leden van de omschreven groep van personen van de arbeidsplaats werden verwijderd (isolatie of quarantaine).

De leden van de omschreven groep van personen bij wie de ziekte wordt vastgesteld binnen de 14 dagen na het ingaan van de hierboven bedoelde quarantainemaatregel, worden eveneens geacht aan het beroepsrisico van de ziekte 1.404.05 blootgesteld te zijn geweest.".

Art. 3.De vergoeding vermeld in artikel 35, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, voor de aanvragen ingediend onder de code "1.404.05" kan vroeger ingaan dan 120 dagen voor de datum van het indienen van de aanvraag.

Art. 4.De terugbetaling van de kosten voor geneeskundige verzorging, vermeld in artikel 41, vijfde lid, van de voornoemde wetten, gecoördineerd op 3 juni 1970, kan worden toegekend voor een periode van meer dan 120 dagen voor de datum van de indiening van de aanvraag op basis van code "1.404.05".

Art. 5.Er wordt voor de aanvragen ingediend onder de code "1.404.05" afgeweken van artikel 52, vierde lid, van de voornoemde wetten, gecoördineerd op 3 juni 1970, in die zin dat de schadeloosstelling van de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid mogelijk is, zelfs wanneer deze periode niet meer loopt op het ogenblik dat de aanvraag tot erkenning wordt ingediend of wanneer bij de aanvrager op dezelfde datum de symptomen van de beroepsziekte niet meer aanwezig zijn.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 mei 2020 en treedt buiten werking op 31 december 2021.

Art. 7.De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 december 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^