Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 maart 2007
gepubliceerd op 23 maart 2007

Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep voorzien door de artikelen 18quater en 21ter van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000270
pub.
23/03/2007
prom.
08/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/08/2007000270/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep voorzien door de artikelen 18quater en 21ter van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 16, 6°, ingevoegd bij de wet van 2 april 2001;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 21quater, ingevoegd bij de wet van 2 april 2001 tot wijziging van de wet op het politieambt, de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en andere wetten betreffende de oprichting van de nieuwe politiestructuren;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 15 maart 2006;

Gelet op het advies van de adviesraad van de burgemeesters, gegeven op 6 december 2006;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 17 november 2006 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een dertig dagen;

Gelet op het advies 42.032/2 van de Raad van State, gegeven op 24 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, 1° van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° de bestendige deputatie : het provinciaal college zoals bedoeld in het wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;de deputatie zoals bedoeld in het provinciedecreet van het Vlaams Gewest; 3° het college : het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;4° de gouverneur : de gouverneur van de provincie of de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;5° de griffier : de hoofdgriffier van de Raad van State;6° de verzoeker : de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in de artikelen 18quater, eerste lid, of 21ter, tweede lid, van de wet.

Art. 2.De beroepen bedoeld in de artikelen 18quater en 21ter van de wet worden ingesteld door middel van een in de gewone vorm opgesteld verzoekschrift, ondertekend door de partij of door een advocaat bedoeld in artikel 19 van de gecoördineerde wetten, dat bij een ter post aangetekende brief aan de Raad van State wordt gericht.

Bij het verzoekschrift worden vier gewaarmerkte afschriften gevoegd van het verzoekschrift en van elk van de erbij gevoegde documenten waarnaar het verwijst.

Art. 3.In het door meer dan één verzoeker ingediende verzoekschrift wordt één enkele woonplaats gekozen. Zoniet worden de verzoekers geacht bij de eerste verzoeker woonplaats te hebben gekozen.

Art. 4.De verzoekende partij voegt bij haar verzoekschrift een afschrift ofwel van de beslissing van de bestendige deputatie of van het college waartegen zij in beroep komt, ofwel van de brief van de gouverneur waarbij haar kennis wordt gegeven van de geldigheid van de verkiezing, in toepassing van het artikel 18bis, vijfde lid van de wet.

Art. 5.Onverminderd artikelen 18quater, derde lid en 21ter, vierde lid van de wet, zendt de griffier tevens, binnen de acht dagen na ontvangst van een beroep, aan de natuurlijke personen die, in toepassing van de artikelen 18bis, vijfde lid en 21ter, tweede lid, een beroep kunnen instellen bij de Raad van State, een afschrift van het verzoekschrift en van de bijlagen waarnaar het verwijst en waarvan afschriften bij het verzoekschrift zijn gevoegd overeenkomstig artikel 2, tweede lid.

Art. 6.Binnen drie dagen na ontvangst van het verzoekschrift laat de griffier een bericht publiceren in het Belgisch Staatsblad waarbij voor elk ingediend beroep, de naam van de verzoeker, de gemeente en de meergemeentezone waarvan sprake, worden vermeld.

Art. 7.Acht dagen na de betekening bedoeld in artikel 5 en in de artikelen 18quater, derde lid en 21ter, vierde lid van de wet, wordt het dossier van de verkiezing door de gouverneur of door het college aan de griffier gezonden.

Zijn verschillende beroepen betreffende dezelfde verkiezing ingediend, dan wordt het dossier van de verkiezing overgezonden acht dagen na de laatste betekening overeenkomstig artikel 5 en de artikelen 18quater, derde lid en 21ter, vierde lid van de wet.

Art. 8.Iedere memorie moet op straffe van verwerping uit de debatten : 1° de naam en het adres van de partij vermelden en ondertekend zijn door de partij of door een advocaat bedoeld in artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;2° aan de Raad van State onder een ter post aangetekende omslag worden toegestuurd;3° vergezeld gaan van vier gewaarmerkte afschriften.

Art. 9.De griffier stuurt het dossier, samen met het verzoekschrift en de memories, aan het lid van het auditoraat dat belast is met de verslaggeving. Binnen acht dagen na ontvangst van het dossier stelt de auditeur een verslag op over de zaak.

Oordeelt de kamer, na kennisneming van het verslag over de stand van de zaak, dat de zaak in staat van wijzen is, dan stelt de voorzitter de datum vast waarop zij zal worden opgeroepen. Is de kamer van oordeel dat nieuwe verrichtingen moeten worden bevolen, dan wijst zij ter uitvoering daarvan een raadsheer of een lid van het auditoraat aan, die een aanvullend verslag opmaakt. Dit verslag wordt gedagtekend, ondertekend en aan de kamer bezorgd binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier door de Raad van State.

Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld of voor nader onderzoek verwezen, wordt binnen acht dagen na de indiening van het verslag gegeven.

Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld wordt met de verslagen aan partijen betekend. Het stelt de zaak binnen vijftien dagen vast.

Art. 10.Het arrest moet binnen een maand na de sluiting van de debatten worden gewezen.

Na advies van de auditeur-generaal, kan die termijn op bevel van de kamer worden verlengd, binnen de grenzen van de termijn die wordt toegestaan door artikel 21quater van de wet van 7 december 1998.

Art. 11.Komt een partij vóór de sluiting der debatten te overlijden, dan wordt de procedure voortgezet zonder dat het geding hoeft te worden hervat.

Art. 12.Op de in dit besluit geregelde rechtspleging zijn van toepassing de artikelen 2, § 1, 1° en 2°, 5, 12, 14bis, 16, 17, 19, 25 tot 27, 29 tot 37, 47 tot 51, 59 tot 84, 85, tweede lid, 86 tot 88, 90 tot 94 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.

Art. 13.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^