Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 mei 2024
gepubliceerd op 24 mei 2024

Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval

bron
federaal agentschap voor nucleaire controle
numac
2024004306
pub.
24/05/2024
prom.
07/05/2024
ELI
eli/besluit/2024/05/07/2024004306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer ter ondertekening van Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval. 1. Inleiding Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) is lid van de niet-gouvernementele organisatie "Western European Nuclear Regulator's Association" (WENRA) die met name tot doel heeft de aanpak inzake nucleaire veiligheid in Europa te harmoniseren.Naast de werkgroep die zich bezighoudt met de vermogensreactoren, heeft WENRA een andere werkgroep opgericht genaamd "Waste and decommissioning" (WGWD) die de laatste jaren referentieniveaus heeft voorgesteld voor de eindberging van vast radioactief afval, inclusief de verbruikte kernbrandstof die als afval werd aangemerkt.

Deze referentieniveaus werden omgezet in een regelgevend voorstel met als doel deze tekst met betrekking tot bergingsinstallaties op te nemen in het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, als hoofdstuk 4 getiteld: "Specifieke veiligheidsvoorschriften voor de opslaginstallaties van verbruikte kernbrandstof en van colli met radioactief afval".

Door deze ontwerptekst in dit besluit op te nemen, kon de regelgevende tekst worden beperkt tot de aspecten die specifiek zijn voor de berging, aangezien de generieke veiligheidsvoorschriften, die ook gelden voor de bergingsinstallaties voor radioactief afval, al zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties.

Dit voorstel van besluit vult de omzetting aan van artikel 5, b) van de richtlijn 2011/70/EURATOM van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Deze richtlijn vereist immers dat er "door de lidstaten een passend nationaal wettelijk, regelgevend en organisatorisch kader... wordt opgesteld en in stand gehouden... waarmee wordt voorzien in een nationale regeling voor de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval." Dit besluit werd opgesteld, rekening houdend met de verdeling van de bevoegdheden tussen NIRAS en het FANC inzake de berging van radioactief afval. Bepaalde WENRA-referentieniveaus vallen geheel of gedeeltelijk onder de bevoegdheid van NIRAS, in het bijzonder wat het vastleggen van de acceptatiecriteria betreft. De andere referentieniveaus die geheel of gedeeltelijk tot de bevoegdheid van het FANC behoren, werden in dit regelgevingsontwerp opgenomen.

Omkeerbaarheid, terugneembaarheid en monitoring zijn begrippen die onder nationaal beleid vallen. Het zijn principes waarover een maatschappelijk en politiek debat moet gevoerd worden en waar met kennis van zaken moet over gediscussieerd en beslist worden rekening houdende met de wetenschappelijke bevindingen. De uitkomst van deze discussie en beslissing kan een impact hebben op dit koninklijk besluit en dit zal dan ook waar nodig aangepast worden zodat de regelgeving op elkaar afgestemd is.

Indien er uit de conclusies van het maatschappelijk debat georganiseerd in het kader van de Nationale Beleidsmaatregel "diepe berging" (KB van 28/10/2022) voorstellen voor aanvullingen bij dit ontwerpbesluit volgen, zullen deze door het FANC worden beoordeeld en desgevallend zal het FANC een ontwerp KB voor aanvulling van dit besluit voorstellen. 2.Conformiteits- en acceptatiecriteria NIRAS heeft acceptatiecriteria opgesteld voor het afval die op het ogenblik van hun tenlasteneming, gepaard gaande met hun eigendomsoverdracht, worden geverifieerd. Via deze acceptatiecriteria verzekert NIRAS zich, voor het afval dat zij ten laste neemt, van de veiligheid en de praktische haalbaarheid van het latere beheer ervan.

Concreet gezien impliceert dit dat: 1. het afval conform is met de operationele vereisten en de vergunningsvoorwaarden van de eigen installaties (van Belgoprocess) voor de verwerking, de opslag en de eindberging;2. dit afval compatibel is met de referentiescenario's voor het veilig beheer (met inbegrip van het vervoer, de verwerking, de opslag en de eindberging), opgesteld op basis van de vergunningsvoorwaarden van de bestaande installaties/activiteiten en de technische en wetenschappelijke kennis met betrekking tot de beoogde installatieconcepten. De conformiteitscriteria zijn specifieke criteria waaraan het afval moet beantwoorden om in een bepaalde installatie behandeld/opgeslagen/geborgen te kunnen worden. Deze conformiteitscriteria worden vermeld in de oprichtings- en exploitatievergunning en/of het veiligheidsrapport van de installatie.

De conformiteitscriteria garanderen de compatibiliteit van het afval met de installatie waarin het opgeslagen/verwerkt/geborgen wordt en kunnen dus verschillen van de acceptatiecriteria van NIRAS, waarvan de doelstellingen verschillend zijn. 3. Trapsgewijze aanpak De toepassing van de in het koninklijk besluit vermelde voorschriften moet worden onderworpen aan een trapsgewijze aanpak, d.w.z. dat ze in verhouding moet staan tot de risico's die het geborgen afval inhoudt. 4. Inhoud per artikel

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties.

Artikelen 2 en 3: Definities en toepassingsgebied Er worden bepaalde specifieke begrippen voor de berging gedefinieerd.

De veiligheidsdoelstelling, zoals gedefinieerd in dit besluit, loopt door tot na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Het veiligheidsdoel bestaat erin om de mens en het milieu, op korte en op lange termijn, tegen de gevaren van de ioniserende straling te beschermen.

De begrippen berging, bergingsinstallatie, periodes en fasen gedefinieerd in het koninklijk besluit tot vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval, zijn van toepassing.

Twee componenten, barrières of veiligheidsfuncties zijn complementair wanneer het falen van één van deze gecompenseerd wordt door de performantie van de andere. Afhankelijk van het veiligheidsconcept kan deze compensatie volledig of gedeeltelijk zijn.

De perioden en levensfasen van een berging worden weergegeven in Figuur 1. De levensduur van een inrichting stopt bij de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

De pre-operationele periode begint met de vaststelling van het nationale beleid voor het afval dat moet worden geborgen. Deze periode kan korter of langer zijn, afhankelijk van het type afval in kwestie, en kan uit verschillende stappen bestaan. Bijvoorbeeld, het koninklijk besluit tot vaststelling van het eerste deel van de Nationale Beleidsmaatregel met betrekking tot het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval, beschrijft de volgende stappen: 1° het vaststellen van het besluitvormingsproces;2° de identificatie van modaliteiten van omkeerbaarheid, terugneembaarheid en monitoring;3° de keuze van de langetermijnbeheeroplossing voor het radioactieve afval;4° de keuze van de locatie of locaties waar de berging uitgevoerd wordt. Deze periode wordt gevolgd door de oprichtings- en exploitatievergunning en de bevestiging daarvan, die van toepassing zijn op alle nucleaire inrichtingen van klasse 1 die het begin van de operationele fase markeert.

Het bijzondere van een bergingsinstallatie is dat ze niet wordt ontmanteld. De operationele fase wordt daarom gevolgd door de sluitings- en controle fase.

Het verdient volgens de Raad van State in het algemeen aanbeveling de in een richtlijn gebruikte terminologie over te nemen in het nationale recht, behoudens indien in de nationale rechtsorde een andere, meer tot het courante taalgebruik behorende term wordt gebruikt waarvan de betekenis samenvalt met die van de term uit de richtlijn. In de andere gevallen bestaat er kans op verwarring als de terminologie van de richtlijn niet letterlijk wordt overgenomen. Het gebruik van een andere term is in principe ook mogelijk wanneer die een bredere betekenis heeft dan de in de richtlijn gebezigde term en de bepalingen van de richtlijn zich daar niet tegen verzetten. In dat geval is de nationale regeling breder dan de door de richtlijn beoogde regeling.

Dit is in casu het geval voor het begrip `sluiting' zoals gedefinieerd in het ontwerp van besluit.

Gevolggevend aan de opmerkingen van de Raad van State, werd dit verslag aan de Koning tevens op diverse plaatsen aangevuld: - er werden voorbeelden gegeven bij de ontworpen artikelen 59.3 en 68.2; - bij de toelichting voor het ontworpen artikel 61.1 wordt verduidelijkt dat het economisch waardevol karakter door de exploitant wordt beoordeeld aan de hand van de cut-off grade.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het toepassingsgebied van dit besluit is beperkt tot de installaties die specifiek ontworpen en gebouwd werden voor de berging van vast of verhard radioactief afval (al dan niet geconditioneerd) aan de oppervlakte.

Artikel 4 voegt een nieuw hoofdstuk in het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten in.

Dit hoofdstuk bevat de artikelen 59 tot 74.

Art. 59.- Veiligheidsbeleid

Artikel 59 vult artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

De fundamentele beginselen verwijzen naar de fundamentele veiligheidsbeginselen die door de IAEA zijn vastgesteld (veiligheidsnormen nr. SF-1). De naleving van deze beginselen draagt, samen met de beginselen van de stralingsbescherming in hoofdstuk III van het Algemeen Reglement, bij tot de veiligheid tijdens de operationele en post-operationele fasen.

De toepassing van het principe van defence-in-depth is bedoeld om het falen van het bergingssysteem te voorkomen, door ervoor te zorgen dat enkel een combinatie van storingen de veiligheid van het bergingssysteem in gevaar kan brengen. Het ontwerp van het bergingssysteem moet er daarom op gericht zijn de kans dat dergelijke combinaties zich voordoen, te verkleinen en de gevolgen van een eventuele storing te beperken.

De toepassing van het aantoonbaarheidsprincipe is erop gericht om tijdens het ontwerp, de bouw, de exploitatie, de sluiting en het toezicht op de bergingsinrichting alle maatregelen te nemen om de technische haalbaarheid van de berging en het vermogen om de bescherming van mens en milieu te waarborgen, aan te tonen.

De beheersing van technieken is gebaseerd op het principe van de `Best Available Technique' in de zin van Richtlijn 2010/75/EU, dat het gebruik van betrouwbare technieken vereist die op industriële schaal zijn beproefd om emissies en de impact van de berging op het leefmilieu in zijn geheel te voorkomen en, waar dat niet mogelijk is, te verminderen. Dit geldt voor de technieken die worden gebruikt tijdens de bouw-, operationele, sluitings- en monitoringsfasen.

Bouwrisico's verwijzen naar gebeurtenissen die een afwijking van de optimale omstandigheden kunnen veroorzaken tijdens de bouw en installatie van de componenten van een bergingssysteem. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn het blokkeren van een tunnelgraafmachine, of problemen bij de installatie van een component.

De veiligheidsstrategie vormt het referentiekader dat de opeenvolgende fasen van de ontwikkeling en realisatie van het bergingssysteem stuurt. Dit houdt in dat strategische richtsnoeren worden bepaald voor het ontwerp en de bouw, die het voorwerp vormen van artikel 61.3, voor het management, dat het voorwerp vormt van artikel 60 en voor de veiligheidsevaluatie, die het voorwerp vormt van afdeling IV. De strategische oriënteringen worden vastgesteld voor alle perioden in de levensduur van de bergingsplaats.

De beperkingen die verband houden met de bestaande omstandigheden moeten worden geïdentificeerd en de gevolgen daarvan voor de veiligheidsstrategie moeten worden geëvalueerd.

Bestaande omstandigheden zijn alle elementen die niet het voorwerp uitmaken van een optimalisatie van de bescherming als dusdanig, maar waarmee hiervoor toch rekening moet worden gehouden. Ze omvatten met name het nationale en internationale regelgevende kader, de state-of-the-art, de geologie van België, voorwaarden opgelegd door verschillende stakeholders die - op voorwaarde dat ze niet ten koste gaan van het algemene veiligheidsniveau - in aanmerking moeten worden genomen, en budgettaire beperkingen.

De verscheidenheid aan verzoeken van de stakeholders kan aanleiding geven tot een breed scala aan bestaande omstandigheden. Het is daarom belangrijk dat deze transparant worden geïdentificeerd.

Onder robuustheid van het bergingssysteem, of van een van zijn componenten, wordt verstaan: het vermogen om de verwachte prestaties te behalen, ondanks de bouw- en uitbatingsrisico's, te voorziene verstoringen en de bijbehorende onzekerheden.

Het "veiligheidsconcept" vormt de basis voor het ontwerp van een berging en een referentiekader voor de veiligheidsevaluatie. Het moet worden aangepast aan het te bergen afval. De perioden waarin de afzondering, insluiting en veiligheidsfuncties van de componenten door het bergingssysteem en zijn componenten worden gewaarborgd, moeten worden gespecificeerd en gerechtvaardigd.

Artikel 59.3 bepaalt dat het Agentschap de minimumvereisten in een technisch reglement kan opnemen.

Hierbij enkele voorbeelden van technische vereisten of verwachtingen: - verwachtingen over hoe de principes van optimalisatie en verdediging in de diepte moeten worden geïnterpreteerd in de context van berging; - bepalingen te nemen tijdens het ontwerp, de bouw, de exploitatie, de afsluiting en de monitoring van de opslagfaciliteit om de naleving van het volgende aantoonbaarheidsbeginsel te waarborgen.

Art. 60.- Managementsysteem

Artikel 60 vult artikel 5 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 61.- Basis voor ontwerp en realisatie Veiligheidsfuncties De veiligheidsfuncties van het bergingssysteem zijn vastgelegd in het veiligheidsconcept en garanderen minimaal het vermogen om het afval af te zonderen en de radionucliden in te sluiten. Ze worden toegewezen aan de componenten of reeksen componenten die betrokken zijn bij de veiligheid van het bergingssysteem.

Afzondering betekent dat radioactief afval uit de buurt van mensen en de biosfeer wordt gehouden, dat er barrières tussen beide worden geplaatst en dat externe verstoringen die de integriteit van het bergingssysteem voortijdig zouden kunnen beschadigen, worden geïdentificeerd en geminimaliseerd.

De waarschijnlijkheid van een onbedoelde menselijke intrusie en de uitgestelde effecten daarvan, moeten worden beperkt. Het ontwerp van het bergingssysteem moet enerzijds de waarschijnlijkheid van een onbedoelde menselijke intrusie in het bergingssysteem en anderzijds de uitgestelde effecten van een dergelijke gebeurtenis voor mens en milieu, alsook voor de prestaties van het bergingssysteem, beperken.

Insluiting betekent het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van het vrijkomen van radionucliden buiten de insluitingsbarrières van het bergingssysteem. Het transport van radionucliden door advectie binnen het bergingssysteem moet worden beperkt. Heterogeniteit en discontinuïteit waardoor er preferentiële routes naar watervoerende lagen kunnen worden gevormd, moeten worden vermeden.

Het gedeelte van de geologische lagen dat grenst aan de insluitingsbarrières mag geen exploiteerbaar grondwater, of economisch valoriseerbare natuurlijke rijkdommen bevatten. Met uitzondering van water is "economisch valoriseerbaar" niet van toepassing op componenten die bestaan uit gewone materialen die overvloedig aanwezig en wijdverspreid zijn in de omgeving van de berging.

Water wordt als ontginbaar beschouwd wanneer het in bruikbare hoeveelheden is opgeslagen in een natuurlijk doorlatende component, d.w.z. een component in staat om gemiddeld meer dan 10 m3 per dag vanuit een afzonderlijke voorziening te produceren (debiet overgenomen uit het koninklijk besluit van 31 mei 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/05/2016 pub. 28/06/2016 numac 2016203316 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken federaal agentschap voor nucleaire controle Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water type koninklijk besluit prom. 31/05/2016 pub. 04/11/2016 numac 2016000644 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water. - Duitse vertaling sluiten tot koninklijk besluit betreffende de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water). Het begrip `ontginbaar water' is onafhankelijk van de kwaliteit en de chemische samenstelling ervan.

Kritikaliteitsrisico's moeten worden uitgesloten binnen het bergingssysteem en zijn omgeving, in alle redelijkerwijze te voorziene situaties. De risicoanalyse heeft betrekking op de operationele en post-operationele perioden, rekening houdend met de bijbehorende onzekerheden.

Het ontworpen artikel 61.1, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten schrijft voor dat het deel van de geologische lagen die behoren tot de insluitingsbarrières geen "natuurlijke rijkdommen die als economisch waardevol beschouwd worden" mag bevatten.

De exploiteerbaarheid van een afzetting hangt af van de `cut-off grade'. Met de `cut-off grade' wordt het minimum gehalte aan waardevol erts of mineraal bedoeld waarboven de afzetting economisch exploiteerbaar is, gebaseerd op de winningskosten die specifiek zijn voor de afzetting en de huidige of geschatte prijzen voor het gewonnen erts. Dit moet door de exploitant worden beoordeeld in het veiligheidsdossier op basis van bestaande gegevens.

Programma voor de karakterisering van de site en haar omgeving Kennis van de kenmerken van de site en haar omgeving moet voldoende inzicht verschaffen in het bergingssysteem om de veiligheid te kunnen beoordelen. Er moet een programma voor de karakterisering van de site en haar omgeving worden ontworpen en geïmplementeerd, zodat deze kennis kan worden verworven en de referentietoestand kan worden vastgesteld vóór de bouw van de berging.

Het omgevingskarakteriseringsprogramma is beperkt tot de omgeving die het bergingssysteem kan beïnvloeden of erdoor kan worden beïnvloed.

Ontwerp en realisatie van de inrichting Het ontwerp en de realisatie van het bergingssysteem moeten garanderen dat de beoogde prestaties worden gehaald. Bij de realisatie van het bergingssysteem moet gebruik worden gemaakt van de beste beschikbare technieken en de gebruikte technieken moeten worden beheerst. Wanneer er nieuwe technieken moeten worden ontwikkeld, moeten de haalbaarheid, controle en betrouwbaarheid ervan worden aangetoond.

De ontwerp- en constructiekeuzes en de karakterisering van de componenten van het bergingssysteem moeten het mogelijk maken om vertrouwen te krijgen in de verwachte evolutie van het bergingssysteem.

Terugneembaarheid Terugneembaarheid heeft betrekking op alle fysieke handelingen die betrokken zijn bij het terugnemen van het afval en verwijst naar "het vermogen om het afval terug te nemen nadat het in een bergingsinstallatie is geplaatst".

In principe is het altijd mogelijk om afval terug te nemen. De menselijke en financiële middelen en het stralingsrisico voor de werknemers in verband met deze terugneembaarheid nemen echter toe met elke stap van de sluitingsfase.

Veiligheid vereist dat het geborgen afval zo snel mogelijk in zijn finale configuratie wordt geplaatst om de veiligheid op een passieve manier te garanderen. De terugneembaarheid kan evenwel onderhevig zijn aan bepaalde beperkingen die voortvloeien uit de maatschappelijke vraag.

Ingeval een afvalstof, of de verpakking ervan, niet conform blijkt te zijn op het moment dat deze in de bergingsinstallatie wordt geplaatst, houdt de terugneembaarheid in dat er ontwerp- en operationele maatregelen moeten worden genomen, waardoor het mogelijk wordt om het afval eenvoudig te kunnen terugnemen, d.w.z. met middelen die vergelijkbaar zijn met deze die gebruikt worden om het afval te plaatsen.

De mogelijkheid om het afval terug te nemen nadat het is geborgen, moet worden geanalyseerd in functie van de verschillende stadia van de sluiting van de berging en de bijbehorende risico's en veiligheidsimplicaties.

Optimalisatie van de bescherming Het optimalisatieprincipe, wanneer het wordt toegepast op de bergingen, moet in globale zin worden geïnterpreteerd, d.w.z. radiologische en niet-radiologische bescherming op korte en lange termijn.

Het optimaliseren van de bescherming heeft betrekking op het ganse systeem (d.w.z. alle componenten die een veiligheidsfunctie vervullen, d.w.z. gastformatie, kunstmatige barrières, geologische dekking) en de locatie ervan (site). Om dit doel te bereiken, zal de optimalisatie gericht zijn op het voorkomen en beperken van een toekomstige blootstelling door het beoordelen van: - de dosis voor de radiologische bescherming op korte termijn; - de isolatie- en insluitingsprestaties, de robuustheid en aantoonbaarheid voor de post-operationele stralingsbescherming.

Het optimaliseren van de bescherming vereist de voortdurende bezorgdheid dat het beste werd gerealiseerd voor de veiligheid, rekening gehouden met de "bestaande omstandigheden", en dat alles wat redelijkerwijze kon worden ondernomen, werd uitgevoerd.

Het optimum van de gekozen opties wordt geacht te zijn bereikt wanneer de winst qua bescherming minimaal wordt t.a.v. de ingezette middelen (personeel, financieel, enz.).

Het optimalisatieproces moet systematisch en gestructureerd zijn om er zeker van te zijn dat met alle relevante aspecten rekening is gehouden. Er moet een historiek van keuzes en beslissingen worden bijgehouden.

De termen "optimaliseren", "minimaliseren", "zover mogelijk", "maximaal", "zo snel mogelijk" die in dit besluit worden gebruikt, moeten worden opgevat in de geest van het optimaliseren van de bescherming.

Opstellen van de ontwerpbasis

Artikel 61.7 vult artikel 7.3 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Analyse van de gebeurtenissen in de ontwerpbasis

Artikel 61.8 vult artikel 7.3 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 62.- Klassering van de structuren, systemen en componenten

Artikel 62 vult artikel 8 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 63.- Exploitatielimieten en -voorwaarden

Artikel 63 vult artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 64.- Voorschriften betreffende de bouw en de exploitatie van de installaties Alleen afval in vaste vorm dat voldoet aan de conformiteitscriteria en conformiteitsvereisten kan aanvaard worden voor berging.

De inventaris van het geborgen afval moet up-to-date worden gehouden.

De veiligheid tijdens de operationele en post-operationele periode moet als een geheel worden geoptimaliseerd vanaf de eerste fasen en gedurende de ganse levensduur van de berging. Met de respectieve impact van de operationele en post-operationele aspecten moet naar behoren rekening worden gehouden en worden geëvalueerd.

Hoewel ook gebaseerd op actieve middelen, moet de veiligheid tijdens de operationele en de controlefase, voor zover als redelijkerwijze mogelijk, worden gewaarborgd met passieve middelen. Tijdens de controlefase zijn de actieve middelen voornamelijk beperkt tot het toezichtsprogramma en de middelen die worden ingezet om de veiligheid op de locatie te waarborgen.

Art. 65.- Beheer van de veroudering

Artikel 65 vult artikel 10 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 66.- Onderhoud, inspectie tijdens de werking en functionele testen

Artikel 65 vult artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 67.- Procedures voor het beheer van ongevallen Op basis van een risicoanalyse van mogelijke ongevallen moeten er op een systematische manier procedures voor het beheer van ongevallen worden opgesteld. Deze procedures moeten aangepast zijn aan de verschillende configuraties van de inrichting voor berging tijdens de verschillende fasen tot de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Wanneer de procedures voor het beheer van ongevallen impliceren dat er middelen moeten worden aangewend die extern zijn aan de inrichting voor berging, dan moeten de verantwoordelijkheden tussen de exploitant en de externe hulpdiensten worden bepaald.

Art. 68.- Inhoud en bijwerking van het veiligheidsrapport

Artikel 68 vult artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

In het kader van een berging kan de veiligheidsevaluatie doorlopen tot na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Afhankelijk van het type afval en de activiteit van het afval kan deze periode enkele honderdduizenden jaren bedragen.

Daarom moet de veiligheidsevaluatie een geheel van representatieve scenario's voor mogelijke gedragingen van het bergingssysteem in beschouwing nemen. Het geheel van deze scenario's moet alle mogelijke evoluties van het systeem en zijn omgeving afdekken. In het veiligheidsrapport moeten onzekerheden worden geïdentificeerd en moet worden aangetoond hoe deze worden beheerd.

De veiligheidsevaluatie moet gebaseerd zijn op de state-of-the-art en op voldoende kennis van en inzicht in het bergingssysteem in zijn omgeving.

Artikel 68.2 bepaalt dat het Agentschap de minimumvereisten in een technisch reglement kan opnemen.

Hierbij enkele voorbeelden van minimumvereisten met betrekking tot de veiligheidsevaluatie: - verwachtingen voor onzekerheidsbeheer; - verwachtingen met betrekking tot de te overwegen scenario's; - vereisten met betrekking tot de gebruikte modellen (bijv. validatie); - criteria voor het beoordelen van de performantie van het bergingssysteem en de onderdelen ervan; - eisen met betrekking tot indicatoren van radiologische impact; - eisen voor het bepalen van radiologische impact.

Art. 69.- Periodieke herzieningen

Art. 69 vult artikel 14 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 70.- Beveiliging tegen brand van interne oorsprong

Art. 70 vult artikel 17 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Art. 71.- Toezicht

Art. 71 vult artikel 9.5 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties aan.

Wanneer toegepast op bergingen, omvat de term "toezicht" tests, inspecties en monitoring tijdens de operationele en post-operationele periodes tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Binnen het toezicht bestaat de monitoring uit continue of periodieke waarnemingen en maatregelen die bijdragen tot de evaluatie van het gedrag van de componenten van het bergingssysteem, of de impact van de berging op het publiek en het milieu. De resultaten van de monitoring worden gebruikt om de hypotheses in het veiligheidsrapport te verifiëren.

Bij de periodieke herziening, voorzien in artikel 69, dient de exploitant steeds de noodzaak voor maatregelen met betrekking tot toezicht en terugneembaarheid om reden van nucleaire veiligheid of stralingsbescherming te evalueren en indien nodig de maatregelen aanpassen.

Bij de aanvraag tot opheffing van de vergunning, zoals voorzien in het koninklijk besluit van 22 april 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 tot vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval, dient de exploitant aan te tonen dat er om reden van nucleaire veiligheid of stralingsbescherming geen noodzaak is om maatregelen betreffende toezicht en/of terugneembaarheid verder te zetten. Hierbij wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de performantie van het systeem en de radiologische impact.

Het toezicht kan doorlopen tot na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning - waardoor de exploitant wordt vrijgesteld van zijn toezichtverplichtingen - in de context van: ? de controle van de safeguards, zoals vereist door de bevoegde internationale instanties (Euratom, IAEA); ? een maatschappelijke vraag naast de nucleaire regelgevende verplichtingen.

Het toezicht na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning mag de veiligheid van de berging niet in het gedrang brengen en mag dus niet intrusief zijn, d.w.z. kabels vereisen die de insluitingsbarrières overschrijden.

Het ontwerp van het toezichtsprogramma omvat met name de bepaling van de referentietoestand, de selectie van de processen en parameters die moeten worden gevolgd, de bruikbare meetbereiken, de keuze van de meet- en bemonsteringsapparaten, hun locatie, de frequentie van de metingen en hun eventuele ontmanteling.

In de ontwerpfase moeten de gevolgen van een mogelijk defect van de meet- en bemonsteringsapparatuur voor het bereiken van de doelstellingen van het toezichtsprogramma en voor de analyse van de resultaten en voor het vertrouwen in de post-operationele veiligheid worden beoordeeld.

Het toezichtsprogramma en de keuze van meet- en bemonsteringsapparatuur moeten gerechtvaardigd zijn in het licht van de doelstellingen.

Art. 72.- Activiteitenverslagen De exploitant moet regelmatig activiteitenverslagen opstellen. Deze verslagen worden aan het Agentschap en aan naburige gemeenten overgemaakt, waar ze door de bevolking kunnen worden geraadpleegd.

Art. 73.- Het in de eindconfiguratie brengen De vergunning voor de sluiting van de berging vereist dat de resultaten van de veiligheidsevaluatie de veiligheid van de berging hebben kunnen aantonen, ervan uitgaande dat de berging wordt afgesloten overeenkomstig de specificaties van het veiligheidsrapport.

Zodra de veiligheid van de berging werd aangetoond en geverifieerd door het Agentschap, mag de installatie niet langer open blijven dan nodig is.

Naleving van deze vereiste zal: ? het bergingssysteem zo snel mogelijk bestand maken tegen interne en externe verstoringen; ? het risico op intrusie beperken; ? contextuele onzekerheden overwinnen (met name onzekerheden die verband houden met de politieke, institutionele, sociale, economische en technologische context); ? geen bovenmatige lasten meebrengen voor de toekomstige generaties.

Art. 74.- Specifieke voorschriften voor de inrichtingen voor berging aan de oppervlakte van radioactief afval De opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning moet mogelijk zijn ten laatste 350 jaar na de eerste bevestiging van de oprichtings- en exploitatievergunning. De inhoud aan radionucliden met een mogelijke impact op de bescherming van bevolking en het milieu tegen de risico's van ioniserende stralingen na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning moet derhalve zo veel mogelijk beperkt worden.

De artikelen 5 tot 7 van het besluit behoeven geen nadere toelichting.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN


RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 75.800/16 van 2 april 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval' Op 4 maart 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval'.

Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 26 maart 2024. De kamer was samengesteld uit Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Jan VELAERS en Johan PUT, assessoren, en Eline YOSHIMI, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Lennart NIJS, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Tim CORTHAUT, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 2 april 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2.1. Het ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om specifieke veiligheidsvoorschriften vast te stellen voor inrichtingen voor de berging van radioactief afval (1) (artikel 3).

Daartoe voegt artikel 4 van het ontwerp een nieuw hoofdstuk 4ter in het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten `houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties' in (ontworpen artikelen 59 tot 74 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten).

Het ontworpen artikel 59 omschrijft de fundamentele beginselen van het veiligheidsbeleid. Het ontworpen artikel 60 bepaalt de inhoud van het managementsysteem. Het ontworpen artikel 61 bevat de voorschriften voor het ontwerp en de realisatie van het bergingssysteem. De regeling inzake de klassering van structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid van de inrichting is vervat in het ontworpen artikel 62. De ontworpen artikelen 63 tot 67 bevatten de regels over de bouw en exploitatie van een bergingsinrichting.

De ontworpen artikelen 68 en 69 hebben betrekking op het veiligheidsrapport en de veiligheidsevaluatie. Het ontworpen artikel 70 bepaalt dat de beveiliging tegen brand van interne oorsprong op een dergelijke manier wordt ingericht, dat de bluskring alle zones van de inrichting voor berging dekt. Het ontworpen artikel 71 heeft betrekking op het toezicht, het ontworpen artikel 72 regelt de verplichting in hoofde van de exploitant om regelmatig activiteitenverslagen op te stellen. Het ontworpen artikel 73 schrijft voor dat de installatie voor berging zo vlug mogelijk in haar eindconfiguratie moet worden gebracht. Het ontworpen artikel 74 bevat tot slot een aantal specifieke voorschriften voor inrichtingen voor berging aan de oppervlakte van radioactief afval. 2.2. De artikelen 59 tot 62 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten, zoals al vernummerd met ingang van 25 augustus 2024 bij het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, voor wat betreft de onderzoeksreactoren', worden dienovereenkomstig opnieuw vernummerd (artikel 5). 2.3. De inwerkingtreding van het te nemen besluit is voorzien op de eerste dag van de tweede maand volgend op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad (artikel 6).

RECHTSGROND 3.1. Voor het ontwerp kan rechtsgrond worden gevonden in artikelen 3, 14 en 15 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle'. 3.2. Artikel 3 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bevat het geheel aan bevoegdheden dat werd toevertrouwd aan de Koning om voorwaarden op te leggen aan het gebruik van ioniserende stralingen in normale omstandigheden, (2) en biedt een ruime rechtsgrond om verscheidene nucleaire veiligheidsvoorschriften vast te stellen, (3) die nagenoeg elke maatregel omvat, behalve indien ter zake een legaliteitsbeginsel geldt.(4) 3.3. Artikel 14 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt dat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (hierna: het Agentschap) belast is met de controle en het toezicht (onverminderd de bepalingen van Hoofdstuk IIIter en de artikelen 7 en 8 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).

Luidens artikel 15 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten omvat de opdracht van het Agentschap, algemeen gesteld, de onderzoekingen die dienstig zijn voor het omschrijven van alle exploitatievoorwaarden van de inrichtingen waarin ioniserende stralingen worden aangewend en tot het bestuderen van de veiligheid en de beveiliging van de inrichtingen waarin kernmateriaal of radioactieve stoffen worden aangewend of bewaard.

Aangezien er in deze bepalingen geen specifieke delegatie aan de Koning is opgenomen, moet bijkomend een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid (artikel 108 van de Grondwet), gelezen in samenhang met de aangehaalde wetsbepalingen. In zoverre bij het te nemen besluit taken worden opgelegd aan het Agentschap, kan worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met de artikelen 14 en 15 van de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten (5).

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. De aanhef van het ontwerp dient aan te vangen met een nieuw toe te voegen eerste lid, luidende: "Gelet op artikel 108 van de Grondwet;".

Artikel 1 5.1. Het ontwerp strekt tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 `tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties' en richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 `tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval'.

In artikel 1 van het ontwerp dient te worden verduidelijkt dat het te nemen besluit strekt tot de gedeeltelijke omzetting van die richtlijnen.(6) 5.2. Het tweede lid van artikel 1 regelt het toepassingsgebied van de ontworpen regeling. Aangezien het ontwerp echter een wijzigingsbesluit is dat de materiële regeling voor de berging invoegt in het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten, is die bepaling hier doelloos. Het tweede lid moet bijgevolg worden weggelaten. (7)

Artikel 2 6.1. De datum van het koninklijk besluit `houdende vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval' (8) dient te worden aangevuld. Ter wille van de rechtszekerheid dient erover te worden gewaakt dat het te nemen besluit niet in werking treedt vóór het koninklijk besluit `houdende vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval'. 6.2. De term "sluiting" zoals gedefinieerd onder artikel 2, 10°, (9) van het ontwerp wijkt af van de draagwijdte die aan ditzelfde begrip wordt toegekend in artikel 3, punt 1, van richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011. (10).

Het verdient in het algemeen aanbeveling de in een richtlijn gebruikte terminologie over te nemen in het nationale recht, (11) behoudens indien in de nationale rechtsorde een andere, meer tot het courante taalgebruik behorende term wordt gebruikt waarvan de betekenis samenvalt met die van de term uit de richtlijn. In de andere gevallen bestaat er kans op verwarring als de terminologie van de richtlijn niet letterlijk wordt overgenomen. Het gebruik van een andere term is in principe ook mogelijk wanneer die een bredere betekenis heeft dan de in de richtlijn gebezigde term en de bepalingen van de richtlijn zich daar niet tegen verzetten. In dat geval is de nationale regeling breder dan de door de richtlijn beoogde regeling.

De ontworpen definitie lijkt ruimer te zijn dan deze die wordt gehanteerd in richtlijn 2011/70/Euratom, zodat ze kan worden aanvaard.

Artikel 3 7. Uit het verslag aan de Koning en de toelichting door de gemachtigde blijkt dat het ontworpen hoofdstuk 4ter vooralsnog enkel toepasselijk is op de berging van radioactief afval aan de oppervlakte, en dus niet geldt voor de geologische berging van dergelijk afval.Die beperking moet worden toegevoegd aan het ontworpen artikel 2, laatste lid, van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten.

Artikel 4 Ontworpen artikelen 59.3 en 68.2 8. Het Agentschap wordt gemachtigd om "zijn verwachtingen" ten aanzien van de veiligheidsstrategie (ontworpen artikel 59.3 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten) en de veiligheidsevaluatie (ontworpen artikel 68.2) te preciseren en/of aan te vullen in een technisch reglement. 8.1. De gemachtigde lichtte deze delegatie als volgt toe: "Het gaat erom de verwachtingen van het Agentschap, in technische termen, met betrekking tot de eisen die in het KB zijn vastgelegd, in detail te beschrijven.

Hierbij enkele voorbeelden van technische vereisten of verwachtingen: ? Verwachtingen ten aanzien van de veiligheidsstrategie ? verwachtingen over hoe de principes van optimalisatie en verdediging in de diepte moeten worden geïnterpreteerd in de context van berging ? bepalingen te nemen tijdens het ontwerp, de bouw, de exploitatie, de afsluiting en de monitoring van de opslagfaciliteit om de naleving van het volgende aantoonbaarheidsbeginsel te waarborgen ? 68.2 Verwachtingen met betrekking tot de veiligheidsevaluatie ? verwachtingen voor onzekerheidsbeheer ? verwachtingen met betrekking tot de te overwegen scenario's ? vereisten met betrekking tot de gebruikte modellen (bijv. validatie) ? criteria voor het beoordelen van de performantie van het bergingssysteem en de onderdelen ervan ? eisen met betrekking tot indicatoren van radiologische impact ? eisen voor het bepalen van radiologische impact" 8.2. Het verlenen van verordenende bevoegdheid aan een openbare instelling, zoals het Agentschap, is in beginsel niet in overeenstemming met de algemene publiekrechtelijke beginselen omdat erdoor geraakt wordt aan het beginsel van de eenheid van de verordenende macht en een rechtstreekse parlementaire controle ontbreekt. Bovendien ontbreken de waarborgen waarmee de klassieke regelgeving gepaard gaat, zoals die over de bekendmaking, de preventieve controle van de Raad van State, afdeling Wetgeving, en de duidelijke plaats in de hiërarchie der normen. Dergelijke delegaties kunnen dan ook enkel worden gebillijkt voor zover zij zeer beperkt zijn en een niet-beleidsmatig karakter hebben, door hun detailmatige of hoofdzakelijk technische draagwijdte. De instellingen die de betrokken reglementering dienen toe te passen moeten hierbij zowel aan rechterlijke controle als aan politieke controle onderworpen zijn. (12) 8.3. Gelet op de uitermate technische aard van de aangelegenheid, waarbij nadere invulling wordt gegeven aan de al in het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten vastgelegde voorschriften inzake de veiligheidsstrategie en de veiligheidsevaluatie, lijkt dergelijke delegatie aan het Agentschap te kunnen worden aanvaard. Omdat het volgens de toelichting van de gemachtigde de bedoeling is dat het Agentschap onder andere "vereisten", "criteria", en "eisen" kan vaststellen, verdient het echter aanbeveling zulks duidelijker uit het ontwerp naar voren te laten komen, en de ontworpen delegatie niet te beperken tot "verwachtingen" van het Agentschap. Aangezien het duidelijk gaat om bindende eisen die het Agentschap zal formuleren, lijkt de term "minimumvereisten" correcter.

Daarnaast strekt het tot aanbeveling de toelichting van de gemachtigde te integreren in het verslag aan de Koning.

Ontworpen artikel 60 9. In het managementsysteem wordt een "systeem voor het beheer van documentatie" geïntegreerd, om op lange termijn de traceerbaarheid van informatie en gegevens met betrekking tot de veiligheid en beslissingen met betrekking tot de inrichting voor berging te waarborgen.Eén van de categorieën van gegevens die hiertoe worden bewaard, is de historiek van de exploitatie, met inbegrip van de incidenten en ongevallen (ontworpen artikel 60, 4°, van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten).

Gevraagd of het de bedoeling is om daarbij ook persoonsgegevens (zoals de gegevens van slachtoffers van bepaalde incidenten of ongevallen) te verwerken, antwoordde de gemachtigde: "Nee, de persoonsgegevens moeten niet worden opgenomen. Het belangrijkste is om het incident te beschrijven, ongeacht wie het heeft veroorzaakt en de gegevens van slachtoffers." De Raad van State neemt akte van dit antwoord.

Ontworpen artikel 61.1 10. Het ontworpen artikel 61.1, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten schrijft voor dat het deel van de geologische lagen die behoren tot de insluitingsbarrières geen "natuurlijke rijkdommen die als economisch waardevol beschouwd worden" mag bevatten.

Gevraagd wanneer er sprake is van dergelijke "natuurlijke rijkdommen die als economisch waardevol beschouwd worden", verduidelijkte de gemachtigde: "De exploiteerbaarheid van een afzetting hangt af van de `cut-off grade'. De cut-off grade is de minimum grade waarboven de afzetting economisch exploiteerbaar is, gebaseerd op de winningskosten die specifiek zijn voor de afzetting en de huidige of geschatte prijzen voor het gewonnen erts. Dit moet door de exploitant worden beoordeeld in het veiligheidsdossier op basis van bestaande gegevens." Ter wille van de duidelijkheid zou in het verslag aan de Koning kunnen worden toegelicht dat het economisch waardevol karakter door de exploitant wordt beoordeeld aan de hand van deze cut-off grade ("teneur de coupure").

Artikel 6 11. De inwerkingtreding van het te nemen besluit is voorzien op de eerste dag van de tweede maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Artikel 4 van het ontwerp strekt ertoe om "na het hoofdstuk 4bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1", een hoofdstuk 4ter in te voegen. De inwerkingtreding van artikel 4 van het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1, waarbij hoofdstuk 4bis wordt ingevoegd, is bepaald op 25 augustus 2024. (13) De stellers van het ontwerp zullen erop moeten toezien dat het ontwerp niet in werking treedt voorafgaand aan deze datum. Zo niet, is artikel 4 van het ontwerp onwerkbaar. Hetzelfde geldt a fortiori voor artikel 5 van het ontwerp, dat verder bouwt op de vernummering die geregeld wordt in artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1. (14) Slotopmerking 12. Het ontwerp dient op redactioneel en wetgevingstechnisch oogpunt aan een bijkomend onderzoek te worden onderworpen.(15) DE GRIFFIER DE VOORZITTER E. YOSHIMI P. LEFRANC _______ Nota's (1) Uit artikel 1, tweede lid, van het ontwerp blijkt, zoals bevestigd door de gemachtigde, dat op dit ogenblik enkel berging van nucleair afval aan de oppervlakte wordt geviseerd.Zie ook opmerkingen 5.2 en 7. (2) Toelichting bij het wetsvoorstel `betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en tot wijziging van de wet van 20 juli 1978 houdende geëigende beschikkingen teneinde de Internationale Organisatie voor Atoomenergie toe te laten inspectie- en verificatiewerkzaamheden door te voeren op Belgisch grondgebied', Parl.St. Kamer, 1991-92, nr. 106/1, 8-9. (3) Adv.RvS 57.591/3 van 25 juni 2015 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 10 augustus 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015203895 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met voorschriften betreffende de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties type koninklijk besluit prom. 10/08/2015 pub. 31/01/2019 numac 2019010459 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met voorschriften betreffende de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met voorschriften betreffende de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties', opm. 3.1.

Zie ook: adv.RvS 50.241/3 van 11 oktober 2011 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten `houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties', opm. 4; adv.RvS 63.962/1/V van 20 augustus 2018 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 9 oktober 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/10/2018 pub. 19/10/2018 numac 2018205364 bron federaal agentschap voor nucleaire controle Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties voor wat betreft de omzetting van de Europese richtlijn 2014/87/Euratom sluiten `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties voor wat betreft de omzetting van de Europese richtlijn 2014/87/Euratom', opm. 3.1; adv.RvS 66.870/3 van 30 januari 2020 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 19 februari 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2020 pub. 28/02/2020 numac 2020200896 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, voor wat betreft het ontwerp van bestaande reactoren, hun bescherming tegen natuurverschijnselen en diverse bijbehorende bepalingen sluiten `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, voor wat betreft het ontwerp van bestaande reactoren, hun bescherming tegen natuurverschijnselen en diverse bijbehorende bepalingen', opm. 5.1. (4) Vgl.: adv.RvS 62.833/3 van 14 februari 2018 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 1 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/03/2018 pub. 06/03/2018 numac 2018011111 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied sluiten `tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied', opm. 3.1 tot 3.5; adv.RvS 66.588/3 van 16 oktober 2019 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 13 februari 2020 `betreffende de medische blootstellingen en blootstellingen bij niet-medische beeldvorming met medisch-radiologische uitrustingen', opm. 5.1. (5) Vgl.: adv.RvS 62.743/3 van 1 februari 2018 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 18/06/2018 numac 2018203036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federaal agentschap voor nucleaire controle Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties voor wat betreft de opslaginstallaties van verbruikte kernbrandstof en van colli met radioactief afval sluiten `tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties voor wat betreft de opslaginstallaties van verbruikte kernbrandstof en van colli met radioactief afval', opm. 3.2. (6) De in artikel 1 van het ontwerp vermelde richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 `houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties' strekt louter tot wijziging van richtlijn 2009/71/Euratom, en hoeft dus niet afzonderlijk te worden vermeld.(7) Zie ook opmerking 7. (8) Waarover de Raad van State eveneens om advies is gevraagd (dossier 75.802/16). (9) Te weten: "het geheel van handelingen met de bedoeling de bergingsinstallatie in haar finale configuratie te brengen".(10) Artikel 3, punt 1, van richtlijn 2011/70/Euratom definieert `sluiting' als "de beëindiging van alle operaties een zekere tijd nadat verbruikte splijtstof of radioactief afval in een bergingsfaciliteit is geplaatst, met inbegrip van de uiteindelijke engineering of andere werkzaamheden die vereist zijn om de faciliteit voor de lange termijn te beveiligen".(11) Voor zover er geen discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van de richtlijn bestaat.(12) Vergelijk met de toetsingscriteria die het Grondwettelijk Hof gebruikt om delegaties van verordenende bevoegdheid door de wetgever aan een autonome administratieve overheid of een gedecentraliseerde openbare instelling te beoordelen;zie GwH 11 juni 2015, nr. 86/2015, B.22.4 en GwH 9 juni 2016, nr. 89/2016, B.9.6.4: "De artikelen 33, 105 en 108 van de Grondwet verzetten zich niet ertegen dat, in een bepaalde technische materie, de wetgever specifieke uitvoerende bevoegdheden toevertrouwt aan een autonome administratieve overheid die zowel aan de jurisdictionele controle als aan de parlementaire controle is onderworpen, en verbieden de wetgever niet om delegaties te verlenen aan een uitvoerend orgaan, op voorwaarde dat die betrekking hebben op de uitvoering van maatregelen waarvan het doel door de bevoegde wetgever is bepaald, in het bijzonder in technische en ingewikkelde materies."; zie GwH 19 november 2015, nr. 162/2015, B.8.4: "Artikel 33 van de Grondwet en artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten [tot hervorming der instellingen] staan niet eraan in de weg dat de wetgever specifieke uitvoerende bevoegdheden toevertrouwt aan een gedecentraliseerde openbare instelling die aan een bestuurlijk toezicht en aan een rechterlijke toetsing is onderworpen." Zie ook GwH 14 mei 2020, nr. 67/2020, B.41.2: "Een delegatie aan een gedecentraliseerde openbare instelling die aan een bestuurlijk toezicht en aan een rechterlijke toetsing is onderworpen is evenwel niet in strijd met het wettigheidsbeginsel voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen voorafgaandelijk door de wetgever zijn vastgesteld." (13) Met uitzondering van de ontworpen artikelen 44, 45 en 46, die onder dit nieuwe hoofdstuk 4bis ressorteren.Zie artikel 6 van het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1. (14) Ook voor wat betreft de aanvullingen van artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten (artikelen 2 en 3 van het ontwerp) zou de inwerkingtreding van het voorliggende ontwerp voorafgaand aan de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 bovendien tot de bevreemdende situatie leiden waarbij de leden die verwijzen naar hoofdstuk 4ter de leden die verwijzen naar hoofdstuk 4bis voorafgaan.(15) Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de hiernavolgende punten: In de aanhef dient het eerste lid te worden geschrapt, en dient de wetshistoriek in het tweede lid te worden verbeterd ("artikel 14, gewijzigd bij wet van 17 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2017 pub. 09/01/2018 numac 2017014385 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten type wet prom. 17/12/2017 pub. 12/03/2018 numac 2017014422 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 17/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017206639 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot toewijzing van nieuwe inningstaken aan en tot integratie van sommige opdrachten en een deel van het personeel van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering type wet prom. 17/12/2017 pub. 09/10/2018 numac 2018014060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling sluiten, bij wet van 6 december 2018 en bij wet van 5 april 2019" dient te worden vervangen door "artikel 14, gewijzigd bij wet van 13 december 2017 en bij wet van 6 december 2018").In artikel 2 dient de wetshistoriek van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten `houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties' te worden verbeterd (zo dient "19 februari 2022" te worden vervangen door "19 februari 2020", en moet de wetshistoriek worden aangevuld met een verwijzing naar het koninklijk besluit van 21 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2). In artikel 3 dient de zinsnede "gewijzigd bij besluit" te worden vervangen door "gewijzigd bij koninklijk besluit", en dient de wetshistoriek te worden aangevuld met een verwijzing naar het koninklijk besluit van 21 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2. In de Nederlandse tekst van artikel 4 (ontworpen artikel 71.1) dient "periodiek gerevalueerd" worden vervangen door "periodiek geëvalueerd". In de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp dient "61 en 62" te worden geschreven. Ten slotte moet in artikel 5 de wetsgeschiedenis worden aangevuld, zodat dat duidelijk is dat het gaat om de artikelen 59 tot 62 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten, zoals zelf al eerder vernummerd bij artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1.


7 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties voor wat betreft de inrichtingen voor berging van radioactief afval FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, artikel 3, gewijzigd bij wet van 2 april 2003 en bij wet van 19 december 2021, artikel 14, gewijzigd bij wet van 13 december 2017 en bij wet van 6 december 2018 en artikel 15, gewijzigd bij wet van 2 april 2003, bij wet van 30 maart 2011 en bij wet van 13 december 2017;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kern-installaties;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot vaststelling van het eerste deel van de Nationale Beleidsmaatregel met betrekking tot het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval en tot verduidelijking van het stapsgewijze proces voor de vaststelling van de andere delen van deze Nationale Beleidsmaatregel;

Gelet op het advies nr. 161 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 16 december 2011;

Gelet op het advies nr. 8777 van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 7 maart 2012;

Gelet op de aanmelding bij de Europese Commissie, gedaan op 20 februari 2013 met toepassing van artikel 33 van het Euratom-verdrag ;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 oktober 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 15 november 2023;

Gelet op het advies 75.800/16 van de Raad van State, gegeven op 2 april 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties en de richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval

Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2011 pub. 21/12/2011 numac 2011206225 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties sluiten houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 augustus 2015, 29 mei 2018, 9 oktober 2018, 19 februari 2002, 21 juli 2023 en 21 december 2023 wordt aangevuld met het volgende lid: "Voor de toepassing van hoofdstuk 4ter gelden ook de definities in artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 april 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 houdende vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval, evenals de volgende definities: 1° veiligheidsdoelstelling: de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende straling.2° gastformatie: de geologische entiteit - waarin de inrichting opgericht wordt in het geval van een ondergrondse berging, of - waarop de inrichting wordt opgericht in het geval van een berging aan de oppervlakte;3° insluiting: het resultaat van de acties met het oog op het beletten en beperken van het vrijkomen van radionucliden uit een beperkte ruimte;4° afzondering: het resultaat van de acties met het oog op het verhinderen van het contact tussen het radioactief afval en de mens en de biosfeer en het resultaat van het verminderen van de invloed van externe verstoringen die de integriteit van de bergingsinstallatie zouden kunnen aantasten;5° terugneembaarheid: het vermogen om het afval terug te nemen nadat het in een bergingsinstallatie is geplaatst, ongeacht de effectieve uitoefening van dit vermogen;6° onafhankelijkheid: twee componenten, barrières of veiligheidsfuncties zijn onafhankelijk van elkaar ten overstaan van een verstoring indien deze niet kan leiden tot een gezamenlijk falen;7° complementariteit: twee componenten, barrières of veiligheidsfuncties zijn complementair wanneer het falen van één van deze gecompenseerd wordt door de performantie van de andere;8° bergingssysteem: systeem samengesteld uit de bergingsinstallatie en de delen van de omgeving die bijdragen aan de veiligheid van de berging;9° verstoring: proces of gebeurtenis, intern of extern aan het bergingssysteem, dat mogelijks het gedrag ervan kan beïnvloeden;10° sluiting: het geheel van handelingen met de bedoeling de bergingsinstallatie in haar finale configuratie te brengen;11° monitoring: continue of periodieke observatie of meting van omgevings-, technische of radiologische parameters die bijdraagt tot de evaluatie van het gedrag van de componenten van het bergingssysteem of de impact van de berging op het publiek en het milieu;12° toezicht: algehele observatie van het bergingssysteem, inclusief testen, inspecties gedurende de operationele en post-operationele periode en de monitoring tot de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning;13° het ontwerp: het geheel van de activiteiten voor de selectie van een gastformatie en een site en de ontwikkeling van het bergingsconcept dat met de site gepaard gaat. 14° de realisatie: geheel van de bouwactiviteiten, de berging van het afval en de sluitingsactiviteiten."

Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 19 december 2014 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015203895 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met voorschriften betreffende de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties type koninklijk besluit prom. 10/08/2015 pub. 31/01/2019 numac 2019010459 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met voorschriften betreffende de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten, 29 mei 2018, 21 juli 2023 en 21 december 2023 wordt aangevuld met een lid luidende: "Hoofdstuk 4ter van dit besluit is van toepassing op de berging van radioactief afval aan de oppervlakte."

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt na het hoofdstuk 4bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 een hoofdstuk 4ter ingevoegd, luidende: "Hoofdstuk 4ter - Specifieke veiligheidsvoorschriften voor de berging van radioactief afval aan de oppervlakte Afdeling I. - Beheer van de nucleaire veiligheid


Art. 59.- Veiligheidsbeleid 59.1. Basisprincipes Het bestaan en het beheer van het bergingssysteem mogen geen bovenmatige lasten meebrengen voor de toekomstige generaties.

De exploitant neemt bij het ontwerp, en tijdens de bouw-, exploitatie-, sluitings- en controlefasen van de inrichting voor berging alle maatregelen zodat: 1° het niveau van bescherming van de toekomstige generaties minstens gelijk is aan dat wat voor de huidige generatie vereist is op het ogenblik waarop de oprichtings- en exploitatievergunning verleend wordt;2° de te verwachten effecten op de volksgezondheid en het leefmilieu over de landsgrenzen heen niet hoger zijn dan in eigen land;3° de veiligheid tijdens de operationele en post-operationele periodes gegarandeerd wordt. 59.2. Veiligheidsprincipes 59.2.1. Principe van gelaagde bescherming De veiligheid van een bergingssysteem moet gebaseerd zijn op een geheel van beschermingselementen zodanig dat een technisch, menselijk of organisatorisch falen op zich alleen de veiligheid van de inrichting voor berging niet in het gedrang kan brengen.

Van bij het ontwerp moet de toepassing van het principe van gelaagde bescherming zoveel mogelijk: 1° verhinderen dat de integriteit van de fysieke barrières of componenten die een veiligheids-functie vervullen in het gedrang wordt gebracht;2° de performantie van de barrières of componenten die een veiligheidsfunctie vervullen, behouden als zij belast worden;3° steunen op de complementariteit en de onafhankelijkheid van de barrières en/of de veiligheidsfuncties van de componenten. De onafhankelijkheid en complementariteit van de componenten, barrières en/of veiligheidsfuncties moet gegarandeerd zijn ten aanzien van redelijkerwijs voorzienbare interne en externe verstoringen. 59.2.2. Aantoonbaarheidsprincipe Het aantoonbaarheidsprincipe vereist dat: 1° aangetoond wordt dat het bergingssysteem kan gerealiseerd worden met het vereiste performantieniveau;2° beroep gedaan wordt op bevestigde technieken.Wanneer nieuwe technieken ontwikkeld worden moeten hun uitvoerbaarheid, beheersing en betrouwbaarheid aangetoond worden alvorens ze toegepast worden; 3° aangetoond wordt dat het performantieniveau van het bergingssysteem en zijn individuele componenten voldoende zullen blijven om de bescherming van mens en milieu te verzekeren, ongeacht de redelijkerwijs te voorziene verstoringen waaraan het bergingssysteem kan onderhevig zijn en de bouw- en exploitatieonvoorspelbaarheden;4° de onzekerheden beheerd worden. 59.3. Veiligheidsstrategie De exploitant werkt een veiligheidsstrategie uit voor het geheel van alle periodes uit het leven van de berging. Deze periodes omvatten de activiteiten voor het ontwerp, de veiligheidsevaluatie, het toezicht, de bouw, de indienstneming, de exploitatie, de definitieve buitengebruikstelling, de sluiting alsook de post-operationele periode.

De veiligheidsstrategie moet de mechanismen en methodes beschrijven die bijdragen tot het bereiken van de veiligheidsdoelstelling en die haar toepassing beïnvloeden.

De beperkingen in verband met bestaande omstandigheden moeten geïdentificeerd worden en de gevolgen daarvan op de veiligheidsstrategie moeten geëvalueerd worden.

De veiligheidsstrategie omvat: 1° de ontwerp- en realisatiestrategie, die de benadering vastlegt om toe te laten een veilig, performant en robuust bergingssysteem te ontwerpen en te realiseren.Zij moet beogen om de afzonderings- en insluitingscapaciteiten te optimaliseren, evenals de robuustheid bij verstoringen. De keuzes bij het ontwerp en de realisatie, alsook de veiligheidsfuncties van het bergingssysteem moeten voor de verschillende fasen in de levensduur van de berging geïdentificeerd worden; 2° de beheerstrategie, die de benadering vastlegt die toelaat om de reglementaire bepalingen na te leven en de fundamentele veiligheids- en stralingsbeschermingsprincipes toe te passen;3° de veiligheidsevaluatiestrategie, die de benadering vastlegt die toelaat om de veiligheid te evalueren en het vertrouwen in de toegepaste methodes op te bouwen. Het Agentschap kan zijn minimumvereisten ten aanzien van de veiligheidsstrategie preciseren en/of aanvullen in een technisch reglement. 59.4. Veiligheidsconcept Er moet een veiligheidsconcept opgesteld worden.

Het veiligheidsconcept identificeert de natuurlijke en technische componenten van het bergingssysteem die de veiligheid verzekeren, met inbegrip van de afzonderings- en insluitingsbarrières en de daaraan toegewezen veiligheidsfuncties alsook de beoogde performantie, voor de verschillende fasen in de levensduur van de berging.

Het veiligheidsconcept beschrijft hoe de combinatie van deze componenten ervoor zorgt dat het principe van gelaagde bescherming tijdens de verschillende fasen in het leven van de berging toegepast wordt.

Art. 60.- Managementsysteem Het managementsysteem omvat alle activiteiten en processen die een invloed kunnen hebben op de operationele en post-operationele veiligheid van de berging, met inbegrip van de activiteiten uitgevoerd door onderaannemers of leveranciers. Deze activiteiten betreffen de activiteiten met betrekking tot het ontwerp, de veiligheidsevaluatie, de operationele periode, en de controlefase.

Het managementsysteem omvat de normale omstandigheden, de voorzienbare incidenten en de ongevalsomstandigheden.

Het managementsysteem moet de processen beschrijven waardoor gegarandeerd wordt dat het radioactief afval beantwoordt aan de conformiteitscriteria die opgenomen zijn in de oprichtings- en exploitatievergunning.

In het managementsysteem wordt een systeem voor het beheer van documentatie geïntegreerd om op lange termijn de traceerbaarheid van informatie en gegevens met betrekking tot de veiligheid en beslissingen met betrekking tot de inrichting voor berging te waarborgen. Deze informatie en gegevens worden up-to-date-gehouden tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning en omvatten: 1° de karakteristieken van de site;2° het ontwerp - de ontwerpbasis;3° de gegevens "as built";4° de historiek van de exploitatie, met inbegrip van de incidenten en ongevallen;5° de inventaris en de locatie van het geborgen afval;6° de toestand van het bergingssysteem na sluiting;7° het veiligheidsrapport. Dit systeem voor het beheer van de documentatie garandeert de overdracht van kennis gedurende de verschillende fasen tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Het managementsysteem integreert ook een procedure voor: 1° het identificeren van eventuele conflicten tussen voorschriften behorende tot verschillende toepasselijke regelgevingen;2° het op de hoogte brengen van de bevoegde autoriteiten;3° het communiceren van deze conflicten aan de bevoegde autoriteiten zodat ze deze kunnen oplossen. Afdeling II. - Ontwerp en Realisatie


Art. 61.- Basis voor ontwerp en realisatie 61.1. Veiligheidsfuncties De veiligheidsfuncties van het bergingssysteem moeten minstens voor de afzonderingscapaciteiten van het afval en voor de insluitingscapaciteiten van de radionucliden zorgen.

Na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning moeten de afzondering en de insluiting op een robuuste manier verzekerd worden door uitsluitend passieve middelen. De duur waarover de afzondering en insluiting moeten verzekerd worden om de post-operationele veiligheid te garanderen, moet gepreciseerd en gerechtvaardigd worden in het veiligheidsrapport.

De afzondering houdt in dat het radioactief afval ver verwijderd wordt van de mens en de biosfeer, dat er daartussen barrières aanwezig zijn, en dat de externe verstoringen die de integriteit van het bergingssysteem voortijdig zouden kunnen beschadigen, geïdentificeerd en geminimaliseerd worden.

De insluiting houdt in dat op elk ogenblik het vrijkomen van radionucliden buiten de insluitingsbarrières wordt geminimaliseerd.

Het deel van de geologische lagen die behoren tot de insluitingsbarrières mag geen exploiteerbare ondergrondse waterlagen bevatten, noch natuurlijke rijkdommen die als economisch waardevol beschouwd worden.

Het contact van het afval met water dat de overdracht van radionucliden naar mens en milieu kan vergemakkelijken, moet zo lang mogelijk belet worden.

Het behoud van de afzonderings- en insluitingcapaciteiten vereist dat de interne en externe verstoringen, van fysische, chemische en biologische aard, alsook de bouw- en exploitatieonvoorspelbaarheden geminimaliseerd worden door een combinatie van de volgende elementen: 1° de keuze van de gastformatie en de site;2° het ontwerp van de gebouwde componenten, materiaalkeuze inbegrepen;3° de keuzes bij de bouw en exploitatie, onder meer de aangewende technieken en de fasering. De risico's op kritikaliteit moeten binnen het bergingssysteem en in zijn omgeving uitgesloten wor-den, gedurende de operationele en post-operationele perioden in alle redelijkerwijs te voorziene omstandig-heden, rekening houdend met de eraan gekoppelde onzekerheden. 61.2. Programma voor de karakterisering van de site en haar omgeving Een programma voor de karakterisering van de site en haar omgeving moet voorbereid en geïmplementeerd worden. Dit programma levert de informatie die nodig is voor het veiligheidsrapport. De karakterisering moet bijdragen aan: 1° het vaststellen van de referentietoestand van de site en haar omgeving;2° de kennis van de intrinsieke eigenschappen van de site en haar omgeving;3° het begrip van de verwachte evolutie van de site en haar omgeving;4° de identificatie en het begrip van de gebeurtenissen en processen die de verwachte evolutie van het bergingssysteem kunnen veranderen. 61.3. Ontwerp en realisatie van de inrichting De inrichting voor berging van radioactief afval moet aangepast zijn aan de karakteristieken van het afval waarvoor zij bestemd is en aan de bergingssite.

Het ontwerp en de realisatie van het bergingssysteem moeten garanderen dat tijdens de operationele en post-operationele periodes aan de veiligheidsfuncties wordt voldaan.

Het ontwerp en de realisatie van het bergingssysteem moeten garanderen dat de beoogde performantie gehaald worden. Ze moeten rekening houden met de vereiste levensduur van de componenten en de onderhouds- en toezichtprogramma's.

Het bergingssysteem, zoals gebouwd, moet voldoende veiligheidsmarge vertonen ten opzichte van de onzekerheden rond de verstoringen van fysische, chemische en biologische aard en de redelijkerwijs denkbare bouw- en exploitatieonvoorspelbaarheden. Deze marges moeten afgestemd zijn op de evolutie van de intrinsieke risico's verbonden aan het geborgen afval.

Het risico verbonden aan menselijke intrusie in het bergingssysteem moet klein zijn, vooral als het radiologisch gevaar van het afval hoog is. De uitgestelde effecten van een mogelijke intrusie moeten geminiseerd worden. De daartoe genomen maatregelen mogen op geen enkele wijze de veiligheid van de berging in het gedrang brengen.

De aanwezigheid en de omvang van holtes in het bergingssysteem in zijn eindconfiguratie mogen de veiligheid niet in het gedrang brengen. In het bijzonder mogen zij de mechanische stabiliteit van het bergingssysteem niet in het gedrang brengen, noch voorkeurstrajecten vormen voor de radionucliden en de waterstroming, noch de proliferatie van de microbiële activiteit bevorderen.

De uitrustingen moeten dusdanig ontworpen zijn dat: 1° ze beantwoorden aan de vereisten qua stralingsbescherming;2° ze het onderhoud en de herstelling vergemakkelijken;3° ze de waarschijnlijkheid op incidenten en ongevallen zoveel mogelijk verminderen;4° en ze de gevolgen van incidenten en ongevallen beperken. 61.4. Terugneembaarheid De terugneembaarheid van het afval moet worden gewaarborgd door gebruik te maken van middelen die identiek of vergelijkbaar zijn met deze van voor hun plaatsing, en dit tot aan de start van de opvullings- of afdichtingsoperaties van de bergingseenheden.

De maatregelen getroffen voor de terugneembaarheid mogen op geen enkele wijze de veiligheid van het bergingssysteem in de operationele en post-operationele periode in het gedrang brengen. 61.5. Optimalisatie van de bescherming Het ontwerp en de realisatie van een bergingssysteem moet de bescherming in de operationele en post-operationele periode optimaliseren. Het optimalisatieprincipe is van toepassing vanaf de selectie van de gastformatie.

In een technisch reglement kan het Agentschap de elementen preciseren die in overweging moeten worden genomen bij de keuze van de gastformatie en de site. 61.6. Opstellen van de ontwerpbasis De ontwerpbasis moet, voor de operationele periode, de identificatie van de normale exploitatieomstandigheden, de voorziene werkingsincidenten en de ongevallen die voortvloeien uit vooronderstelde initiatorgebeurtenissen bevatten.

De ontwerpbasis moet, voor de post-operationele periode, de beschrijving inhouden van de verwachte evolutie, de gepostuleerde initiatorgebeurtenissen en de degradatieprocessen die een invloed kunnen hebben op de performantie van de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid. 61.7. Analyse van de gebeurtenissen in de ontwerpbasis De gebeurtenissen van interne oorsprong die bij het ontwerp van het bergingssysteem in overweging moeten worden genomen, omvatten het falen van uitrustingen, de interne verstoringen, de menselijke fouten, andere risico's zoals brand, ontploffing, overstroming met interne oorzaak, evenals de gebeurtenissen die eruit voortvloeien.

De gebeurtenissen van externe oorsprong die in overweging moeten worden genomen, omvatten de voor de site en haar omgeving karakteristieke gebeurtenissen van natuurlijke oorsprong, alsook de gebeurtenissen die voortkomen uit menselijke activiteiten.

Bij de analyse van de gebeurtenissen gaat men ervan uit dat de initiërende gebeurtenis zich voordoet op het meest ongunstige ogenblik en in de meest ongunstige omstandigheden.

De onzekerheden die in sommige omstandigheden een beduidende invloed kunnen hebben op de resultaten, moeten in de analyse van de gepostuleerde initiërende gebeurtenissen onderzocht worden. 61.8. Instrumentatie en controlesystemen In het ontwerp moet een instrumentatie geïntegreerd zijn die de informatie kan leveren die nodig is om de installatie op een betrouwbare en veilige manier te exploiteren.

De instrumentatiemiddelen mogen de performantie van het bergingssysteem niet in gevaar brengen. 61.9 . Noodvoeding De systemen en componenten die tijdens de operationele periode belangrijk zijn voor de veiligheid, moeten gevoed worden door een geschikte noodvoeding. Deze voeding moet de nodige energie kunnen leveren om de installatie in een veilige toestand te kunnen houden in alle bedrijfsomstandigheden of bij incidenten en ongevallen, en in de hypothese van een gelijktijdig verlies van de externe stroomvoorziening. 61.10. Nazicht van de ontwerpbasis De ontwerpbasis van het bergingssysteem wordt nagezien telkens wanneer dat nuttig is, na een ervaringsfeedback, of naar aanleiding van elke nieuwe andere informatie die betekenisvol is voor de veiligheid. De periodieke herzieningen vullen dit nazicht van de ontwerpbasis aan.

Het nazicht van de ontwerpbasis moet toelaten om de eventuele behoeften en de opportuniteiten voor verbetering van de veiligheid te identificeren.

Art. 62.- Klassering van de structuren, systemen en componenten 62.1. Principe Voor elke fase van de levensduur van de berging worden de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid en hun veiligheidsklasse geïdentificeerd en gerechtvaardigd.

De duur tijdens dewelke de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid, hun veiligheidsfuncties vervullen, moet gespecificeerd en verantwoord worden op grond van het veiligheidsconcept. 62.2. Voorzorgsmaatregelen Maatregelen moeten voorzien worden zodanig dat een faling van niet-geklasseerde structuren, systemen en componenten zich niet verspreidt naar een systeem, component of structuur met veiligheidsklasse. Afdeling III. - Exploitatie


Art. 63.- Exploitatielimieten en -voorwaarden 63.1. Invoering en draagwijdte van de exploitatielimieten en -voorwaarden De exploitant identificeert in het veiligheidsrapport de exploitatielimieten en -voorwaarden voor de verschillende omstandigheden (normale en abnormale), aangepast aan de verschillende fasen tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Deze omvatten met name de conformiteitscriteria en vereisten voor: - het afval en zijn verpakking die de radiologische en fysicochemische compatibiliteit met het bergingssysteem waarborgen; - de andere componenten van het bergingssysteem, zodat ze de veiligheidsfuncties kunnen uitvoeren die aan hen zijn toegewezen. 63.2. Kennis van exploitatielimieten en voorwaarden De exploitatielimieten en -voorwaarden moeten gemakkelijk te begrijpen zijn en hun vorm moet aangepast zijn aan het gebruik door de operatoren. Zij moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor de operatoren die met de exploitatie belast zijn.

De operatoren die belast zijn met de exploitatie moeten de exploitatielimieten en -voorwaarden die tot hun activiteiten behoren, kennen.

Het betrokken leidinggevend personeel moet de geest en de inhoud van de exploitatielimieten en voorwaarden kennen, zodat de beslissingen over de exploitatie genomen worden door personen die het belang van de exploitatielimieten en -voorwaarden voor de veiligheid begrijpen.

Art. 64.- Voorschriften betreffende de bouw en de exploitatie van de installaties 64.1. Conformiteit van het afval of de afvalcolli Alleen afval in vaste vorm dat voldoet aan de conformiteitscriteria en conformiteitsvereisten, zoals opgenomen in het veiligheidsrapport en de oprichtings- en exploitatievoorwaarden, kan aanvaard worden voor berging.

Wanneer het afval niet voldoet aan de conformiteitscriteria of conformiteitsvereisten, neemt de exploitant alle maatregelen om het afval tijdelijk veilig op te slaan in afwachting van een beslissing over het beheer ervan. 64.2. Inventaris De exploitant houdt een inventaris bij van het geborgen afval.

De bijzonderheden over de informatie, op te nemen in de inventaris, worden door de exploitant voorgesteld en aan de veiligheidsautoriteit ter goedkeuring voorgelegd.

Zodra de opleveringsrapporten van alle opgevulde bergingseenheden van een installatie en/of een inrichting voor berging volledig gunstig zijn, stuurt de exploitant de volledige en definitieve inventaris van de inhoud van de installatie en/of de inrichting voor berging naar de veiligheidsautoriteit. 64.3. Schikkingen tijdens de operationele periode en de controlefase Schikkingen die genomen worden tijdens de operationele periode en de controlefase mogen de post-operationele veiligheid niet in het gedrang brengen.

De veiligheid tijdens de operationele periode en de controlefase moet, zover als redelijkerwijs mogelijk, verzekerd worden met passieve middelen.

Bouwactiviteiten, exploitatieactiviteiten en activiteiten betreffende het toezicht op de inrichting voor berging mogen de veiligheid van de berging tijdens de operationele en post-operationele periode niet in het gedrang brengen.

De activiteiten verbonden aan de boekhouding en controle van kernmateriaal mogen de veiligheid in de operationele en post-operationele periode niet in het gedrang brengen.

Art. 65.- Beheer van de veroudering In het verouderingsbeheerprogramma wordt rekening gehouden met de omgevingsomstandigheden, de onderhoudsprocessen, de toegewezen levensduur van de componenten en de strategie voor eventuele testen en vervangingen waar de geselecteerde systemen, structuren en componenten aan onderworpen werden.

Tijdens de operationele periode moet het verouderingsbeheerprogramma toelaten om de mechanismen te identificeren, de mogelijke gevolgen te bepalen, de belangrijkste effecten van de veroudering van de structuren, systemen en componenten te beperken en de nodige activiteiten te bepalen om de beschikbaarheid van de veiligheidsfuncties en de betrouwbaarheid van deze structuren, systemen en componenten te behouden tijdens de volledige operationele periode.

Voor de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid tijdens de post-operationele periode moeten de verouderings-mechanismen en de mogelijke gevolgen van de veroudering geïdentificeerd worden en stelselmatig geanalyseerd worden in de veiligheidsevaluatie. Deze analyse moet ertoe leiden dat men ervan verzekerd is dat de structuren, systemen en componenten wel degelijk hun functie zullen vervullen tijdens hun voorziene levensduur.

Art. 66.- Onderhoud, inspectie tijdens de werking en functionele testen De principes en de programma's voor onderhoud van, en toezicht op de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid, zijn aangepast aan de verschillende fasen tot de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

Art. 67.- Procedures voor het beheer van ongevallen 67.1. Opstellen, valideren en herzien van de procedures De exploitant stelt op een systematische manier procedures op voor het beheer van ongevallen, op basis van een risicoanalyse van mogelijke ongevallen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de veiligheidsevaluatie.

Deze procedures moeten aangepast zijn aan de verschillende configuraties van de inrichting voor berging tijdens de verschillende fasen, tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

De procedures voor het beheer van ongevallen moeten geverifieerd worden, en gevalideerd in de vorm waarin ze gebruikt zullen worden om hun technische geschiktheid en hun compatibiliteit met de gebruiksomstandigheden te waarborgen.

Deze procedures voor het beheer van ongevallen worden driejaarlijks geactualiseerd, of vroeger als een voorval dit rechtvaardigt.

De procedures voor het beheer van ongevallen moeten tot doel hebben de gepaste maatregelen te nemen om de bescherming van de werkers, het publiek en het leefmilieu te verzekeren, door: 1° de bergingsinstallatie in een veilige toestand te houden, of terug te brengen;2° een verslechtering van de toestand te vermijden;3° de uitstoot van radioactieve stoffen in het milieu zoveel mogelijk te vermijden of beperken. 67.2. Verantwoordelijkheden en opleiding De rol en de verantwoordelijkheid van elke partij die tussenkomt bij de uitvoering van een procedure voor het beheer van ongevallen moeten klaar en eenduidig vastgelegd worden.

Het personeel dat betrokken is bij de procedures voor het beheer van ongevallen geniet van de nodige initiële vorming en bijscholing.

De toepassing van de procedures voor het beheer van ongevallen maakt het voorwerp uit van geplande regelmatige oefeningen. 67.3. Middelen De exploitant moet er over waken dat het nodige materiaal en de nodige interventiemiddelen ter beschikking zijn om de hem toegewezen acties uit te voeren die in de procedures voor het beheer van ongevallen beschreven zijn.

In de procedures voor het beheer van ongevallen kunnen alle mogelijke bestaande middelen (al dan niet veiligheidsgerelateerd) die binnen of buiten de inrichting voor berging aanwezig zijn, betrokken worden. 67.4. Beheer na een ongeval Na een ongeval herevalueert de exploitant vóór het terug in exploitatie nemen de veiligheid en gaat hij na in welke mate de veiligheidsfuncties en de componenten die deze vervullen werden aangetast (in het bijzonder voor de aspecten die verband houden met de veiligheid op lange termijn). De exploitant legt deze herevaluatie ter goedkeuring voor aan het Agentschap. Afdeling IV. - Verificatie van de nucleaire veiligheid


Art. 68.- Inhoud en bijwerking van het veiligheidsrapport 68.1. Draagwijdte en inhoud van het veiligheidsrapport Het veiligheidsrapport omvat de operationele en post-operationele periodes. Een activiteitenplan voor de activiteiten tijdens deze periodes moet worden opgesteld.

Het omvat minstens de elementen bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, punt 7 van het koninklijk besluit houdende vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval.

Het veiligheidsrapport, met inbegrip van de veiligheidsevaluatie, toont aan dat het in artikel 59 bedoelde veiligheidsbeleid wordt toegepast.

Het veiligheidsrapport bevat een synthese van de argumenten waarmee de operationele en post-operationele veiligheid wordt aangetoond, alsook een evaluatie van het bereikte niveau van vertrouwen hierin.

In het veiligheidsrapport wordt, indien nodig, het oprichten van erfdienstbaarheden met betrekking tot de beperking van het gebruik van grond en/of grondwater rond de bergingsinstallatie voorgesteld voor de fase na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning, alsmede de middelen om die erfdienstbaarheden ten uitvoer te brengen. 68.2. Veiligheidsevaluatie De veiligheidsevaluatie beoogt aan te tonen dat: 1° de performantie van het bergingssysteem voor elke fase uit het leven van de berging in verhouding staat tot de risico's die het afval met zich meebrengt;2° de radiologische impact op de mens en het leefmilieu aanvaardbaar is in alle redelijkerwijs te voorziene situaties van normale of gewijzigde evolutie;3° het bergingssysteem en zijn componenten een voldoende robuustheid vertonen ten overstaan van de redelijkerwijs te voorziene verstoringen waaraan zij kunnen worden blootgesteld;4° het bergingssysteem het resultaat is van het toepassen van het principe van optimalisatie van de bescherming tegen de ioniserende straling;5° de onzekerheden bestudeerd werden en een gepast programma voor het beheer ervan wordt toegepast. De blootstelling van beroepshalve blootgestelde personen en van leden van de bevolking ten gevolge van de exploitatie onder normale, voorziene en ongevalsomstandigheden moet worden beschouwd in de veiligheidsevaluatie.

De veiligheidsevaluatie omvat onder meer: 1° een evaluatie van de radiologische impact aan de hand van geschikte indicatoren, naargelang de beschouwde fase en de onzekerheden die ermee samenhangen.Het Agentschap kan de te gebruiken indicatoren preciseren; 2° een veiligheidsanalyse die de evaluatie beoogt van het vermogen van het bergingssysteem om de bescherming van de mens en het leefmilieu te verzekeren tegen de gevaren, inclusief die tijdens de post-operationele periode, die aan het afval verbonden zijn, door middel van een evaluatie van de performantie van het bergingssysteem en zijn componenten;3° de gevoeligheidsstudies en de studies van de onzekerheden;4° een globale risicoanalyse. De veiligheidsevaluatie moet gesteund zijn op de state of the art, evenals op een voldoende kennis en begrip van het bergingssysteem in zijn omgeving. Deze kennis volgt uit de resultaten van de onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's, de karakterisering, modelleringen en het toezicht. Met het doel om de in de veiligheidsevaluatie gebruikte hypotheses te kunnen bevestigen, zal de informatie met betrekking tot de evolutie van de intrinsieke eigenschappen van de gastformatie en zijn omgeving verzameld worden gedurende de verschillende fasen tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning.

De veiligheidsevaluatie moet een geheel van representatieve scenario's voor mogelijke gedragingen van het bergingssysteem in beschouwing nemen. Het geheel van deze scenario's moet alle mogelijke evoluties van het systeem en zijn omgeving afdekken.

In het bijzonder zullen de volgende scenario's in overweging genomen worden: 1° een scenario dat representatief is voor de te verwachten evolutie van het bergingssysteem;2° scenario's die representatief zijn voor niet te verwachten, maar redelijk mogelijke evoluties van het bergingssysteem en/of zijn omgeving;3° scenario's van menselijke intrusie;4° penaliserende scenario's die bedoeld zijn om de radiologische impact te berekenen die omhullend is voor de impact die gepaard gaat met de verschillende mogelijke toestanden van de berging, wanneer de evolutie van zijn performantie niet meer op een betrouwbare manier kan worden ingeschat. Het Agentschap kan in een technisch reglement zijn minimumvereisten met betrekking tot de veiligheidsevaluatie preciseren, voornamelijk betreffende de verwachtingen over de kennis en het begrip van het bergingssysteem en zijn omgeving, de scenario's en de daarbij horende stralingsbeschermingscriteria, -referentiewaarden en -indicatoren. 68.3. Bijwerking van het veiligheidsrapport De bijwerking van het veiligheidsrapport betreft voornamelijk de actuele toestand van de inrichting, het regelgevend kader, de inventaris van het geborgen afval, de opgedane ervaring, de resultaten van het toezichtsprogramma en de resultaten van de periodieke herzieningen. De compatibiliteit van de bijwerking met de veiligheidsstrategie moet aangetoond worden.

De bijwerking moeten zo snel als redelijkerwijs mogelijk worden uitgevoerd, rekening houdend met het belang van de wijzigingen en de nieuwe kennis op het gebied van veiligheid.

Art. 69.- Periodieke herzieningen Bij de periodieke herziening van het veiligheidsrapport moeten de conformiteitscriteria, alsook de controles die gebeuren om de conformiteit van het afval aan te tonen, geherevalueerd worden.

De frequentie van de periodieke herzieningen wordt vastgelegd in de oprichtings- en exploitatievergunning en kan variëren naargelang de fase in het leven van de inrichting voor berging van radioactief afval en naargelang het type van inrichting.

De periodieke herzieningen omvatten de herziening van: 1° de operationele ervaring en, meer specifiek, de aspecten verbonden aan de radiologische bescherming;2° de conformiteitscriteria en de kwaliteitscontrole op het afval;3° de kennis met betrekking tot de post-operationele periode;4° de hypotheses van het veiligheidsrapport met als doel hun geldigheid te bevestigen;5° de conformiteit met de reglementaire vereisten. Afdeling V. - Voorbereiding op een noodsituatie


Art. 70.- Beveiliging tegen brand van interne oorsprong De bluskring, met inbegrip van zijn uitrustingen, ver-bindingen en toebehoren, moet op een aangepaste manier alle zones van de inrichting voor berging dekken. Deze dekking moet gerechtvaardigd worden door de analyse van het brandrisico. Afdeling VI. - Andere Voorschriften


Art. 71.- Toezicht 71.1. Toezichtsprogramma De exploitant moet het toezichtsprogramma beschrijven in het veiligheidsrapport en het uitvoeren tot aan de opheffing van de reglementaire controle. Dit programma heeft als doel een volledig en relevant geheel van gegevens te bekomen teneinde: 1° de naleving van de reglementaire eisen en de voorwaarden uit de oprichtings- en exploitatievergunning te verifiëren;2° te verifiëren dat het bergingssysteem zich gedraagt zoals voorzien, in het bijzonder door de parameters te volgen die informatie verstrekken over de evolutie van het bergingssysteem en zijn omgeving ten opzichte van de beginreferentietoestand;3° te verifiëren dat de veronderstellingen en de modellen die gebruikt werden bij de evaluatie van de veiligheid overeenstemmen met de vastgestelde omstandigheden;4° de beslissingen die verband houden met de veiligheid te ondersteunen;5° het eventuele vrijkomen van radionucliden in het leefmilieu te detecteren en hun evolutie en radiologische impact te volgen. Dit programma bepaalt de referentietoestand alvorens met de bouw van de inrichting voor berging begonnen wordt. De referentietoestand bevat de informatie die toelaat om de effecten van de bouw en de exploitatie van de inrichting voor berging op zijn omgeving te evalueren.

Het toezichtsprogramma moet periodiek geëvalueerd worden en indien nodig aangepast, voornamelijk bij de overgang naar een volgende fase in het leven van een inrichting voor berging en bij het vaststellen van een onvoorziene evolutie.

De gevolgen van het eventueel niet naar behoren werken van de toezichtsapparatuur moeten geëvalueerd worden. Van bij het ontwerp: 1° moeten gebruikslimieten en -voorwaarden voor de meetapparatuur opgesteld worden;2° moeten middelen en daaraan gekoppelde procedures voorzien worden om het niet naar behoren werken te detecteren;3° moeten de mogelijkheden voor herstel en/of vervanging geïdentificeerd worden bij het niet naar behoren werken van een meettoestel;4° moet een programma voor kalibratie van de meetinstrumenten opgesteld worden. De operaties en activiteiten in het kader van het toezicht mogen in geen geval de performantie van het bergingssysteem in het gedrang brengen.

De toegangen tot het bergingssysteem die in het kader van het toezicht werden gerealiseerd, moeten zo vlug mogelijk na hun gebruik opgevuld en afgedicht worden, en ten laatste bij de sluiting van de installatie voor berging, en van een zodanige kwaliteit zijn dat de vereiste insluiting en afzondering verzekerd wordt. 71.2. Analyse van de resultaten van het toezichtsprogramma In het geval de resultaten van het toezichtsprogramma een afwijking ten opzichte van de verwachtingen beschreven in het veiligheidsrapport aan het licht brengen, moet de exploitant de oorzaak achterhalen, de impact op de veiligheid evalueren, de eventuele corrigerende maatregelen uitvoeren die nodig zijn en het Agentschap erover informeren.

Art. 72.- Activiteitenverslag De exploitant moet regelmatig activiteitenverslagen opstellen. De frequentie wordt vastgelegd in de oprichtings- en exploitatievergunning.

Dit verslag bevat: 1° een overzicht van de uitgevoerde activiteiten;2° een bijgewerkte inventaris van het geborgen radioactief afval;3° een overzicht van de beroepshalve opgelopen doses;4° een samenvatting van de resultaten van het toezichtsprogramma;5° een overzicht van de incidenten en ongevallen en de maatregelen die genomen werden om herhaling te voorkomen;6° in voorkomend geval, het overzicht van de vloeibare en gasvormige lozingen uit de inrichting;7° alle bijkomende informatie die door het Agentschap gevraagd wordt. De exploitant stuurt het verslag aan het Agentschap, alsook een samenvatting ervan, volgens de door het Agentschap vastgestelde inhoudstafel, aan de naburige gemeenten, waar het door de bevolking kan ingezien worden.

Art. 73.- Het in de eindconfiguratie brengen Een installatie voor berging moet zo vlug mogelijk in haar eindconfiguratie gebracht worden, zonder evenwel de doelstellingen van het toezichtsprogramma in het gedrang te brengen.

Art. 74.- Specifieke voorschriften voor de inrichtingen voor berging aan de oppervlakte van radioactief afval 74.1. Inhoud aan radionucliden De inhoud aan radionucliden met een mogelijke impact op de bescherming van de bevolking en het milieu tegen de risico's van de ioniserende straling na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning, moet zo veel mogelijk beperkt worden. 74.2. Duur van de controlefase De duur van de door de exploitant voorgestelde controlefase mag niet langer zijn dan 300 jaar, te rekenen vanaf de afdichting van de laatste bergingseenheid.

De opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning moet mogelijk zijn ten laatste 350 jaar na de eerste bevestiging van de oprichtings- en exploitatievergunning. 74.3. Afdekking Na de afdichting van het geheel van de bergingseenheden van een installatie voor berging aan de oppervlakte van radioactief afval moet een afdekking aangebracht worden. 74.4. Afzonderingsperformantie De afzondering moet ten minste tot aan de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning verzekerd zijn.

Art. 5.De artikelen 59, 60, 61 en 62 van hetzelfde besluit, vernummerd bij besluit van 21 juli 2023 met ingang van 25 augustus 2024 worden vernummerd als artikelen 75, 76, 77 en 78 met ingang van 1 september 2024.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.

Art. 7.De minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN .


^