Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 juli 2021
gepubliceerd op 20 augustus 2021

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2021031924
pub.
20/08/2021
prom.
07/07/2021
ELI
eli/besluit/2021/07/07/2021031924/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JULI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel om, na advies van het Technisch Comité, ingesteld bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de samenstelling te wijzigen van de beheersorganen van de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Deze wijzigingen worden aangebracht in het vooruitzicht van de mutualistische verkiezingen, die een nieuwe samenstelling, voor maximaal 6 jaar, van de algemene vergadering en de raad van bestuur van deze entiteiten tot gevolg zullen hebben.

In het kader van de gesprekken die geleid hebben tot de afsluiting op 28 november 2016 van het Toekomstpact tussen de beleidscel van de vorige minister van Sociale Zaken en de verzekeringsinstellingen, hebben het RIZIV en de voornoemde Controledienst ermee ingestemd om: 1. het aantal mandaten in de beheersorganen van de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen te verminderen.Die vermindering wordt doorgevoerd aangezien: - het aantal mandaten in de huidige mutualistische entiteiten te hoog is. Hoewel de betrokkenheid van de leden in de beheersorganen ontegensprekelijk een positieve zaak is, zijn er echter ook nadelen op het vlak van governance. Zo maakt het aantal vertegenwoordigers binnen de raad van bestuur of de algemene vergadering het voor sommige entiteiten net moeilijker om een echt debat te voeren rond het beheer van de entiteit en de bijhorende beleidsoriëntatie. Bovendien vereist de onophoudelijk toenemende complexiteit van de verzekering voor geneeskundige verzorging, of ze nu verplicht, aanvullend of nog van verzekeringsaard is, steeds meer vaardigheden en een technische deskundigheid op hoog niveau, waarbij het moeilijk is deze in grote getale te bereiken in sociale organen van een (heel) grote omvang; - er een consolidatie van de sector aan de gang is. Er wordt dienaangaande aan herinnerd dat het aantal ziekenfondsen dat een landsbond moet tellen werd teruggebracht van 5 naar 2 door een wet van 1 april 2019.

In het kader van deze consolidatie zijn er tal van fusies van ziekenfondsen in voorbereiding. Sommige ziekenfondsen zullen meer dan een miljoen leden tellen. Hetzelfde aantal mandaten behouden per schijf van het aantal leden van deze entiteiten zou tot gevolg hebben dat er opgeblazen beheersorganen zijn. Bijgevolg vermindert dit besluit het aantal mandaten in de beheersorganen per schijf van leden.

Dit besluit voorziet, in artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat de bepaling van het aantal vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een ziekenfonds afhangt van het aantal gerechtigden dat dit ziekenfonds telt op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verkiezing van deze algemene vergadering zal plaatsvinden. Deze algemene vergadering moet minstens 15 vertegenwoordigers tellen.

Met betrekking tot de raad van bestuur van een ziekenfonds voorziet dit besluit, in artikel 18 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat die is samengesteld uit minstens zeven bestuurders en maximaal een aantal bestuurders dat niet hoger mag zijn dan de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van dit ziekenfonds.

Dit besluit voorziet bovendien, in artikel 28 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat de algemene vergadering van een landsbond van ziekenfondsen afgevaardigden moet hebben van alle aangesloten ziekenfondsen, a rato van minstens een afgevaardigde per volledige schijf van 20.000 gerechtigden, zonder in totaal meer dan 140 afgevaardigden te mogen tellen.

Met betrekking tot de raad van bestuur van een landsbond van ziekenfondsen voorziet het besluit, in artikel 37 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat die is samengesteld uit minstens 10 bestuurders en maximaal een aantal bestuurders dat niet hoger mag zijn dan de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze landsbond.

Om te vermijden dat er in voorkomend geval een bijkomende verkiezing moet worden gehouden voor de algemene vergadering van een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen, voorziet dit besluit, in respectievelijk de artikelen 13 en 33 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat als het vereiste aantal mandaten niet of niet meer wordt bereikt en er geen plaatsvervangers (meer) zijn, de algemene vergadering desondanks toch wordt beschouwd als zijnde geldig samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen; 3. de controlebevoegdheden van de landsbonden van ziekenfondsen op de aangesloten ziekenfondsen te versterken.In dit kader voorziet dit besluit, in respectievelijk de artikelen 17 en 26 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, in de mogelijkheid van een vertegenwoordiging van de landsbond, met raadgevende stem, in de algemene vergadering en de raad van bestuur van de aangesloten ziekenfondsen; 3. in het vooruitzicht van een toename van de beheersvaardigheden na te denken over de aanwezigheid van een of meerdere onafhankelijke bestuurders in de beheersorganen van de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, zich in voorkomend geval baserend op de geldende bepalingen in de verzekeringssector, maar met behoud van de eigenheid van de mutualistische sector.Dit koninklijk besluit voorziet in respectievelijk de artikelen 19 en 38 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 in de mogelijkheid om een of meerdere onafhankelijke bestuurders in deze entiteiten te verkiezen. Deze onafhankelijke bestuurders worden niet in aanmerking genomen voor het minimum- en maximumaantal van de andere bestuurders.

Wat betreft de verkiesbaarheidsvoorwaarden om in de algemene vergadering van een ziekenfonds te zetelen, wordt er door dit besluit in artikel 7 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 een bijkomende voorwaarde toegevoegd, namelijk het feit dat men aangesloten moet zijn bij het ziekenfonds sinds minstens 2 jaar op de datum van de oproep tot kandidaatstelling. De periode van het lidmaatschap bij een ander ziekenfonds dat is gefuseerd met het ziekenfonds wordt in aanmerking genomen. Aangezien men in de algemene vergadering van een aangesloten ziekenfonds moet zetelen om in de algemene vergadering van de landsbond van ziekenfondsen te kunnen zetelen, geldt deze bijkomende voorwaarde ook om in de algemene vergadering van deze landsbond te zetelen.

De bijlage bij dit besluit vermeldt, meer gedetailleerd dan vroeger, de verschillende stappen van de verkiezingsprocedure van de vertegenwoordigers in de algemene vergadering van de ziekenfondsen en de termijnen die dienaangaande moeten gerespecteerd worden.

De voorwaarden om in de raad van bestuur van een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen te kunnen zetelen anders dan in de hoedanigheid van onafhankelijk bestuurder, zijn onveranderd gebleven.

Dit besluit voorziet voortaan evenwel, in respectievelijk de artikelen 20 en 30 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dat personen die in de algemene vergadering van een ziekenfonds of van een landsbond van ziekenfondsen zetelen en die spontaan hun kandidatuur indienen om in de raad van bestuur van deze entiteit te zetelen, op dezelfde kandidatenlijst moeten staan als diegenen die door de "uittredende" raad van bestuur worden voorgesteld.

Bovendien voorziet dit besluit, in respectievelijk de artikelen 24 en 43 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, zich baserend op de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, in de mogelijkheid voor de raad van bestuur om bestuurders in de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen te coöpteren wanneer er mandaten openvallen voor het einde van hun termijn, voor zover in deze mogelijkheid wordt voorzien door de statuten van de betreffende entiteit. Daardoor kan een bestuurder van wie het mandaat stopt voor het einde van zijn termijn snel vervangen worden, namelijk voor het houden van een volgende algemene vergadering, door een persoon met een zelfde profiel.

Bovendien voert dit besluit ook een meer evenwichtige verhouding "mannen-vrouwen" in de raad van bestuur van de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen in. In respectievelijk de artikelen 27 en 45 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 wordt immers voorzien dat de statuten van de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen het maximumaantal mandaten moeten vastleggen dat aan personen van hetzelfde geslacht kan worden toegekend, zonder dat dit meer dan 75 % van de mandaten mag zijn.

Tot slot, in overeenstemming met de bijlage bij het koninklijk besluit, zal de aandacht van de leden van de betreffende mutualistische entiteiten via minstens twee kanalen, waaronder de website van deze entiteiten, gevestigd worden op het houden van verkiezingen om de beheersorganen opnieuw samen te stellen. Daardoor zouden er meer kandidaturen van de leden moeten komen. Bovendien voorziet dit besluit, in respectievelijk de artikelen 9, 22, 31 en 41 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, in de mogelijkheid om een beroep te doen op een elektronische stemming, ter plaatse of op afstand, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden vastgelegd door de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Daardoor zouden er makkelijker resultaten verkregen moeten worden en zou de deelname aan de stemming moeten verhogen.

Artikel 10 bepaalt dat de minister bevoegd voor Sociale Zaken belast is met de uitvoering van dit besluit.

Dit besluit houdt rekening met alle bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies nr. 68.909/1 van 26 maart 2021.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 68.909/1 van 26 maart 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen' Op 24 februari 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 18 maart 2021. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Bert THYS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Githa SCHEPPERS. De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 maart 2021. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot het wijzigen van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 `tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen'.De ontworpen wijzigingen hebben onder meer betrekking op wie als persoon ten laste is ingeschreven bij een lid van een ziekenfonds, op de mogelijkheid voor een persoon die onderworpen is aan de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van een ander land dan België, die tijdelijk in België verblijft en die houder is van een Europese ziekteverzekeringskaart, om zich bij een ziekenfonds aan te sluiten voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, op de onafhankelijke bestuurders die van de raad van bestuur van een ziekenfonds of landsbond van ziekenfondsen kunnen deel uitmaken, en op de coöptatie van een nieuwe bestuurder wanneer de plaats van een bestuurder openvalt voor het einde van zijn mandaat. Daarnaast bevat het ontwerp een aantal wijzigingen die van een louter technische of redactionele aard zijn.

Het is de bedoeling om de ontworpen wijzigingen op 1 september 2021 in werking te laten treden, met dien verstande dat ten aanzien van een aantal bepalingen in een afwijkende regeling van inwerkingtreding wordt voorzien (artikel 10 van het ontwerp). 3.1. Rechtsgrond voor de ontworpen regeling wordt hoofdzakelijk geboden door artikel 2, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990, gelezen in samenhang met artikel 70, § 4, van dezelfde wet (1) . Wel moet worden opgemerkt wat hierna volgt. 3.2. Ook de artikelen 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 strekken de ontworpen regeling tot rechtsgrond.

Het voornoemde artikel 14, § 3, belast de Koning ermee om het minimum en het maximum aantal leden van de algemene vergadering van een ziekenfonds en van een landsbond te bepalen evenals de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen. Er wordt de Koning in die bepaling tevens opgedragen om de wijze waarop de leden worden verkozen te bepalen. In artikel 19, derde lid en vierde lid, van de wet wordt de Koning ermee belast om het minimum en het maximum aantal leden van de raad van bestuur van een ziekenfonds en van een landsbond te bepalen en wordt hem tevens opgedragen om de wijze te bepalen waarop de bestuurders worden verkozen en afgezet. (2) 3.3. Artikel 8 van het ontwerp strekt tot het opheffen van artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991. Voor deze opheffing kan rechtsgrond worden gevonden in artikel 108 van de Grondwet waaruit de Koning de algemene bevoegdheid put om de wetten uit te voeren, gelezen in samenhang met artikel 2, § 2, derde lid, van de wet van 6 augustus 1990, waarin wordt bepaald dat de Koning de wijze vaststelt waarop door de ziekenfondsen wordt aangetoond dat zij aan het vereiste inzake het minimaal aantal leden voldoen. 3.4. De ontworpen artikelen 46 en 47 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 (artikel 9 van het ontwerp), bevatten regels voor de toepassing van artikel 52, eerste lid, 2° en 10°, van de wet van 6 augustus 1990. Onder voorbehoud van hetgeen in dit advies bij het ontworpen artikel 47 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 wordt opgemerkt, kunnen de betrokken bepalingen van het ontwerp geacht worden rechtsgrond te vinden in artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 52, eerste lid, 2° en 10°, van de wet van 6 augustus 1990. 3.5. In het ontworpen artikel 7, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 (artikel 9 van het ontwerp), wordt, als voorwaarde om te kunnen worden verkozen als vertegenwoordiger in de algemene vergadering van een ziekenfonds en om dat te kunnen blijven, onder meer vereist dat "op aanvraag een uittreksel uit het strafregister [moet kunnen voorgelegd worden] dat geen criminele of correctionele veroordeling bevat".

Het opvragen en inzien van het uittreksel uit het strafregister houden een verwerking van persoonsgegevens in die een specifieke wetskrachtige bepaling vereist die dergelijke verwerking toelaat. Bij gebrek aan dergelijke machtigingsbepaling(3) dient de desbetreffende verkiesbaarheidsvoorwaarde uit het ontwerp te worden weggelaten.

ALGEMENE OPMERKING 4. Het om advies voorgelegde ontwerp beoogt uiteenlopende en vrij grondige wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 7 maart 1991 die van die aard zijn dat het aanbeveling verdient om het ontwerp vergezeld te laten gaan van een verslag aan de Koning, dat vervolgens samen met het besluit en het advies van de Raad van State in het Belgisch Staatsblad zou worden bekendgemaakt.In een dergelijk verslag kunnen de stellers van de tekst dan de context van de ontworpen regelgeving en de doelstelling ervan nader toelichten, alsook de inhoud ervan duiden en verantwoorden waar dit aangewezen is.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 5. Uit hetgeen sub 3.1 tot 3.5 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond voor het ontworpen koninklijk besluit valt af te leiden dat de aanhef van het ontwerp moet aanvangen met een nieuw toe te voegen lid waarin wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet, en dat in het huidige eerste lid - dat het tweede lid dient te worden - ook nog melding moet worden gemaakt van de artikelen 2, § 2, derde lid, 14, § 3, 19, derde en vierde lid, en 52, eerste lid, 2° en 10°, van de wet van 6 augustus 1990. Daarbij zullen in voorkomend geval telkens ook de nog van kracht zijnde teksten moeten worden vermeld die in het verleden wijzigingen hebben aangebracht in de desbetreffende wetsbepalingen.

Artikel 9 Ontworpen artikel 6 6. In het ontworpen artikel 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, stemmen de woorden "waarin deze aantallen moeten vastgesteld worden", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de woorden "durant laquelle l'élection de l'assemblée générale va avoir lieu", in de Franse tekst.Beide teksten dienen beter op elkaar te worden afgestemd.

Ontworpen artikel 9 7. In het ontworpen artikel 9, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dienen de woorden "de Raad", in de Nederlandse tekst, en "le Conseil de l'Office", in de Franse tekst, nader en op een meer eenvormige wijze te worden omschreven. Ontworpen artikel 11 8. In het ontworpen artikel 11, 2°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, stemt de zinsnede "wanneer het aantal kandidaten voor het geheel van het ziekenfonds", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de zinsnede "si le nombre de candidats", in de Franse tekst.Deze discordantie moet worden weggewerkt.

Ontworpen artikel 19 9. De inleidende zin van het ontworpen artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, dient aan te vangen als volgt: "Onder `onafhankelijk bestuurder' in de zin van § 1, ..." (niet: "in de zin van het eerste lid"). 10. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 19, § 2, 1 en 2, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, moet worden geschreven "of van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of ...". 11. In het ontworpen artikel 19, § 2, 5, b), van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, wordt melding gemaakt van een "significante zakelijke relatie" (une relation commerciale significative).Indien het de bedoeling is om met deze bepaling aansluiting te vinden bij de criteria voor onafhankelijkheid van bestuurders zoals deze zijn uitgewerkt in de door de Koning aangeduide code voor deugdelijk bestuur met toepassing van artikel 7:87, § 1,(4) van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, wordt bij voorkeur nauwer aangesloten bij de in die code gebruikte terminologie. De samenhang met de in deze code voor deugdelijk bestuur gehanteerde criteria dient in voorkomend geval ook te worden verduidelijkt in het verslag aan de Koning waarvan de opmaak sub 4 is gesuggereerd.

Ontworpen artikel 28 12. Het ontworpen artikel 28, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, luidt : "De statuten kunnen in een maximumaantal afgevaardigden voorzien voor het geheel van de algemene vergadering en/of per aangesloten ziekenfonds". Deze bepaling staat op gespannen voet met artikel 14, § 3, van de wet van 6 augustus 1990, dat aan de Koning opdraagt om het minimum en het maximum aantal leden van de algemene vergadering te bepalen.(5) Hiermee rekening houdend moet het ontworpen artikel 28, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, worden weggelaten.

Ontworpen artikel 38 13. De opmerkingen sub 9 tot 11 kunnen worden hernomen met betrekking tot het ontworpen artikel 38 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991. Ontworpen artikel 43 14. In tegenstelling tot wat het geval is in het ontworpen artikel 24, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, waarin melding wordt gemaakt van "gelijkaardige competenties" (compétences similaires), wordt in het ontworpen artikel 43, tweede lid, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit, melding gemaakt van "dezelfde competenties" (compétences similaires).Indien identieke competenties worden beoogd, dient uiteraard ook in de Nederlandse tekst voor een uniforme terminologie te worden geopteerd.

Ontworpen artikel 46 15. Ter wille van de leesbaarheid dient de inleidende zin van het ontworpen artikel 46, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, in de Nederlandse tekst aan te vangen als volgt: "Om de Controledienst de mogelijkheid te bieden de hem bij artikel 52, eerste lid, 2°, van ...".

Ontworpen artikel 47 16. In het ontworpen artikel 47, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, wordt onder meer bepaald dat, met toepassing van artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, "alle geschillen voortkomend uit de betwisting van de ontvankelijkheid van de ingediende kandidaturen voorgelegd [kunnen] worden aan de Controledienst".In artikel 52, eerste lid, 10°, van de voornoemde wet wordt de Controledienst evenwel opgedragen om iedere "klacht" in verband met de uitvoering van die wet en de uitvoeringsbesluiten ervan te onderzoeken en er het passende gevolg aan te geven. In het ontworpen artikel 47, eerste lid, kan aan de Controledienst bijgevolg enkel de bevoegdheid worden verleend om zich uit te spreken over "klachten" in verband met de ontvankelijkheid van de ingediende kandidaturen. De tweede zin van het ontworpen artikel 47, eerste lid, maakt trouwens niet van "geschillen" melding, maar wel van "klachten".

De terminologie die wordt gebruikt zou dus meer uniform en in overeenstemming met artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990 moeten worden gemaakt.

Voorts wordt in het ontworpen artikel 47, derde lid, bepaald dat de Controledienst het recht voorbehoudt de betrokken partijen "op te roepen om ze te horen in hun verdedigingsmiddelen". Hieruit lijkt te moeten worden afgeleid dat de stellers van het ontwerp ervan uitgaan dat het de Controledienst is die er vrij over oordeelt of partijen zullen worden gehoord of niet. In dat verband valt evenwel op te merken dat de hoorplicht is uitgegroeid tot een beginsel van behoorlijk bestuur waarop iedere partij zich kan beroepen wanneer het bestuur ten aanzien van die partij een maatregel overweegt die de belangen van de betrokken partij ernstig kan aantasten. Het is dan ook zeer de vraag of het bepaalde in het ontworpen artikel 47, derde lid, daaraan kan beantwoorden.

Tot slot wordt in het ontworpen artikel 47, vierde lid, bepaald dat, "[v]oor de betwistingen met betrekking tot de andere aangelegenheden bedoeld door dit besluit (...) de arbeidsrechtbanken bevoegd [zijn]".

Afgezien van de vaststelling dat de algemene omschrijving van "de andere aangelegenheden bedoeld door dit besluit" onvoldoende duidelijk en te weinig afgebakend is en bovendien de vraag doet rijzen hoe die bevoegdheidstoewijzing aan de arbeidsrechtbanken zich precies verhoudt tot de rechtsprekende bevoegdheden zoals die met betrekking tot de betrokken materie reeds voortvloeien uit andere bepalingen, moet erop worden gewezen dat het bepalen van de bevoegdheden van de rechtbanken krachtens artikel 146 van de Grondwet zaak van de wetgever is en dat het niet aan de Koning toekomt om op dat vlak de aan de wetgever voorbehouden bevoegdheid te betreden, zelfs niet om door de wetgever vastgestelde regels te bevestigen, laat staan om een wettelijke bevoegdheidsregeling aan te vullen.

Het staat evenmin aan de Koning om in te werken op mogelijke gevolgen van rechterlijke beslissingen door, zoals in het ontworpen artikel 47, vierde lid, te bepalen dat, ongeacht de betrokken betwistingen, de betrokken bestuursorganen van het betrokken ziekenfonds en van de betrokken landsbond "verondersteld [worden] rechtsgeldig te zijn samengesteld tijdens de afhandeling ervan".

Uit wat voorafgaat volgt dat het ontworpen artikel 47, vierde lid, moet worden weggelaten en dat, indien de overige leden van de ontworpen bepaling zouden worden behouden, deze het voorwerp dienen uit te maken van een grondige herziening.

Artikel 10 17. In artikel 10, tweede lid, van het ontwerp, wordt in een complexe afwijkingsregeling voorzien, wat de inwerkingtreding van de erin beoogde artikelen betreft. Zo worden in artikel 10, tweede lid, 2°, een aantal bepalingen opgesomd die, in afwijking van artikel 10, eerste lid, slechts in werking treden "voor de verkiezing met betrekking tot de betrokken mandaten met het oog op de hernieuwing, in 2022 en in volgende jaren, van de samenstelling van de algemene vergadering van de ziekenfondsen en van de landsbonden en van de raad van bestuur van deze entiteiten".

Hierover om nadere uitleg verzocht, lichtte de gemachtigde deze werkwijze als volgt toe: "De artikelen 5, 6, 7, 18, 19, 27, 28, 37, 38 en 45 betreffen grondige wijzigingen tov de huidige reglementering (aantal mensen die mogen zetelen, nieuwe verkiesbaarheidsvoorwaarden, de invoeging van onafhankelijke bestuurders, het maximum aantal mensen van hetzelfde geslacht die mogen zetelen). Zij kunnen derhalve slechts in werking treden in 2022.

Er werd geopteerd om de andere bepalingen, die de huidige regeling niet grondig wijzigen, waaronder de artikelen 20, 32, 33, en 43, op dezelfde datum te laten in werking treden, met name 1 september 2021.

Het is steeds mogelijk dat iemand die in een bestuursorgaan zetelt ontslag neemt of overlijdt tussen 1 september en de datum van de verkiezing in 2022. De betrokken persoon zou kunnen vervangen worden rekening houdend met de `nieuwe' bepalingen (bv een bestuurder zou kunnen vervangen worden (art. 20) of gecoöpteerd worden (art. 24 en 43) of zou de algemene vergadering van de landsbonden desgevallend toch geacht rechtsgeldig te zijn samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen Indien het aantal mandaten, zoals vereist door artikel 28 niet of niet meer bereikt wordt en er geen plaatsvervangers zijn (art.33) maar zou desgevallend ook overgegaan kunnen worden tot de verkiezing van nieuwe kandidaten (art. 32).

Ingevolge uw opmerking wordt evenwel vastgesteld dat artikel 20, derde lid, dat eveneens onafhankelijke bestuurders betreft zoals andere bovenvermelde bepalingen van het ontwerp van KB eveneens slechts in 2022 in werking zou moeten treden".

De stellers van het ontwerp dienen erop toe te zien dat de ontworpen regeling inzake inwerkingtreding en de daartoe ondernomen selectie van artikelen van het ontwerp gebeuren met inachtneming van de goede werkbaarheid van de regeling. De door de gemachtigde voorgestelde aanpassing van artikel 10, tweede lid, 2°, van het ontwerp, kan worden te baat genomen om de beoogde regeling inzake de inwerkingtreding vanuit dat oogpunt aan een bijkomend onderzoek te onderwerpen.

DE GRIFFIER DE VOORZITTER Wim GEURTS Marnix VAN DAMME _______ Nota's (1) In artikel 70, § 4, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990 wordt bepaald dat de bepalingen van die wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan van toepassing zijn op andere maatschappijen van onderlinge bijstand dan deze bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in §§ 6, 7 en 8 van dat artikel. (2) Op de vraag waarom het ontwerp geen bepalingen bevat betreffende de afzetting van bestuurders, antwoordde de gemachtigde: "De bepalingen in verband met de afzetting van bestuurders werden voorzien in het koninklijk besluit van 13 juni 2010 tot uitvoering van het artikel 19, vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen (B.S. 30.06.2010), in werking getreden op 10.07.2010". (3) In artikel 20 van de wet van 6 augustus 1990 wordt weliswaar melding gemaakt van het vereiste inzake "goed zedelijk gedrag", maar dat vereiste heeft uitsluitend betrekking op het lidmaatschap van de raad van bestuur van een ziekenfonds en van een landsbond, niet van de algemene vergadering, waar het in het ontworpen artikel 7, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, over gaat. (4) Zie Principe 3.5 van de `Belgische corporate governance code', opgenomen als bijlage bij het koninklijk besluit van 12 mei 2019 `houdende aanduiding van de na te leven code inzake deugdelijk bestuur door genoteerde vennootschappen', B.S. 17 mei 2019. (5) Zie trouwens het huidige artikel 21 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991. 7 JULI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, artikelen 2, §§ 2, derde lid, gewijzigd bij wet van 12 augustus 2000, en 3, tweede lid, gewijzigd bij wet van 20 juli 1991, 14, § 3, 19, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 2° en 10°, en 70, § 4, gewijzigd bij de wet van 26 april 2010;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 8 maart 2004, 18 oktober 2004, 26 augustus 2010, 8 mei 2018 en 14 januari 2021;

Gelet op het voorstel van de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gedaan op 26 september en 12 december 2019 en op 30 januari, 20 februari, 5 mei, 25 juni, 25 september, 27 november en 18 december 2020;

Gelet op het advies van het Technisch Comité ingesteld bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gegeven op 11 juni en 10 december 2020;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 januari 2021;

Gelet op het advies 68.909/1 van de Raad van State, gegeven op 26 maart 2021 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 8 maart 2004, 18 oktober 2004, 26 augustus 2010, 11 december 2013, 8 mei 2018 en 14 januari 2021, wordt vervangen als volgt: "HOOFDSTUK I. - Definities"

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder: 1° "wet van 6 augustus 1990": de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;2° "wet van 14 juli 1994": de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;3° "koninklijk besluit van 3 juli 1996": het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;4° "Controledienst": de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld in artikel 49, § 1, van de wet van 6 augustus 1990;5° "RIZIV": het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, bedoeld in artikel 10 van de wet van 14 juli 1994;6° "gerechtigde": de gerechtigde van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 2, k), van de wet van 14 juli 1994. 7° "persoon ten laste": de persoon bedoeld in artikel 2, § 3, tweede streepje, van de wet van 6 augustus 1990.".

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt het oude Hoofdstuk I onderverdeeld in 2 hoofdstukken respectievelijk "HOOFDSTUK II. - De types van leden van een ziekenfonds" en "HOOFDSTUK III. - Het aantal leden van een ziekenfonds" benoemd.

Het nieuwe Hoofdstuk II bevat voortaan de artikelen 2, 2bis, 2ter, 2quater en 2quinquies, van hetzelfde besluit.

In het nieuwe Hoofdstuk III worden 2 afdelingen ingevoegd respectievelijke luidende "Afdeling 1: Het minimaal aantal leden dat een ziekenfonds in principe moet tellen en de mogelijke uitzonderingen" en "Afdeling 2: De controle van het aantal leden" benoemd. Afdeling 1 bevat artikel 3 van hetzelfde besluit.

Afdeling 2 bevat artikel 4 van hetzelfde besluit.

Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidende: "De persoon die als persoon ten laste bij een lid is ingeschreven en die de mogelijkheid verkrijgt om uit hoofde van dit lid de voordelen van die diensten te genieten in functie van de beschikbare middelen, wordt ingedeeld volgens hetzelfde type als de gerechtigde ten laste van dewelke de persoon is ingeschreven.".

Art. 4.In artikel 2bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, tweede lid, wordt het woord "besluit" vervangen door het woord "hoofdstuk" en worden de woorden "de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994" vervangen door de woorden "de wet van 14 juli 1994";2° in § 2, 1°, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede streepje, worden de woorden "de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994" vervangen door de woorden "de wet van 14 juli 1994";b) het derde streepje wordt geschrapt;c) in het vierde streepje, dat het derde streepje wordt, wordt het woord "aangesloten" vervangen door het woord "ingeschreven"; d) het punt wordt aangevuld als volgt: " - hij is onderworpen aan de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van een ander land dan België, en verblijft tijdelijk in België en is houder van een Europese ziekteverzekeringskaart;"; 3° in § 2, 3°, wordt ";" vervangen door "."; 4° in § 3, worden de woorden "het lid" vervangen door de woorden "de gerechtigde";5° in § 4, worden de woorden "van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994" vervangen door de woorden "van de wet van 14 juli 1994";6° in § 6, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het woord "titularis" wordt in de Nederlandse tekst vervangen door het woord "gerechtigde";b) de woorden "zullen bepaald worden" worden vervangen door de woorden "worden bepaald"; c) de woorden "de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, hierna "de Controledienst" genoemd." worden vervangen door de woorden "de Controledienst"

Art. 5.In artikel 2ter van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt aangevuld door een zin luidende: "Wanneer de persoon ten laste van een gerechtigde van wie de mogelijkheid om een voordeel te genieten van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, is geschorst, zelf voor de eerste maal gerechtigde wordt, wordt deze persoon op het ogenblik van de inwerkingtreding van zijn aansluiting als gerechtigde, beschouwd als een lid bedoeld door artikel 2, 1°.". 2° in het derde lid, worden de woorden "deze persoon de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin verliest" vervangen door de woorden "een gerechtigde van wie de mogelijkheid om een voordeel te genieten van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, is geschorst de hoedanigheid van gerechtigde verliest ";3° in het vierde lid, worden de woorden "zullen bepaald worden" vervangen door de woorden "worden bepaald".

Art. 6.In artikel 2quater van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden, in de Nederlandse tekst, de woorden "maar die niet in regel is met de bijdragen" ingevoegd tussen de woorden "ofwel in artikel 2bis,"" en de woorden "voor de diensten";2° in het vijfde lid worden de woorden "zullen bepaald worden" vervangen door de woorden "worden bepaald";3° het artikel wordt aangevuld met een lid luidende" : "Wanneer de persoon ten laste van een gerechtigde van wie de mogelijkheid om een voordeel te genieten van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, is opgeheven, zelf voor de eerste maal gerechtigde wordt, wordt deze persoon op het ogenblik van de inwerkingtreding van zijn aansluiting als gerechtigde, beschouwd als een lid bedoeld door artikel 2, 1°.".

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 8.Het oude Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "HOOFDSTUK IV. - De bestuursorganen van de ziekenfondsen" " Afdeling 1. - De algemene vergadering van een ziekenfonds",

"Onderafdeling 1. - Het aantal vertegenwoordigers van een ziekenfonds in de algemene vergadering"

Art. 5.Het aantal vertegenwoordigers wordt als volgt vastgesteld: 1° voor de ziekenfondsen die minder dan 75.000 gerechtigden tellen: één vertegenwoordiger per volle schijf van 1.000 van deze gerechtigden met een minimum van 15 vertegenwoordigers; 2° voor de ziekenfondsen die tussen 75.000 en 505.000 gerechtigden tellen: 75 vertegenwoordigers voor de eerste schijf van 75.000 gerechtigden en één vertegenwoordiger per volle schijf van 10.000 gerechtigden boven het ledental van 75.000; 3° voor de ziekenfondsen die tenminste 505.000 gerechtigden tellen: 118 vertegenwoordigers vermeerderd met minstens één vertegenwoordiger per volle schijf van 20.000 gerechtigden boven het ledental van 505.000 met een maximum van 250 vertegenwoordigers.

De statuten kunnen evenwel in een lager aantal vertegenwoordigers voorzien dan dat bedoeld in het eerste lid zonder evenwel afbreuk te doen aan het minimumaantal vertegenwoordigers van 15.

Art. 6.De leden die in aanmerking worden genomen om het aantal vertegenwoordigers te bepalen in de algemene vergadering van een ziekenfonds zijn de gerechtigden bedoeld, die deel uitmaken van het ledenbestand per 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering zal plaatsvinden, zoals blijkt uit de staten bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste streepje.

Wanneer een ziekenfonds overgenomen zal worden door een ander ziekenfonds in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van het overnemende ziekenfonds zal plaatsvinden worden de gerechtigden in het ziekenfonds dat overgenomen zal worden beschouwd als gerechtigden in het overnemende ziekenfonds per 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan dit jaar voor de berekening van het aantal vertegenwoordigers in de schoot van de algemene vergadering.

Onderafdeling 2. - De verkiesbaarheidsvoorwaarden

Art. 7.Om verkozen te kunnen worden als vertegenwoordiger en om vertegenwoordiger te kunnen blijven van de algemene vergadering van een ziekenfonds: 1° moet men lid ervan zijn in de zin van artikel 2, 1°, of de hoedanigheid van persoon ten laste van een lid in de zin van artikel 2, 1°, ervan hebben;2° moet men meerderjarig of ontvoogd zijn;3° mag men geen deel uitmaken van het personeel van het ziekenfonds of ontslagen zijn als personeelslid van het ziekenfonds omwille van ernstige tekortkoming of van een andere reden bedoeld door de statuten;4° moet men op het moment van de oproep tot kandidaatstelling sedert minstens 2 jaar aangesloten zijn bij het ziekenfonds.De aansluitingsperiode bij een ander ziekenfonds dat met het ziekenfonds gefuseerd heeft wordt meegeteld; 5° moet men voldoen aan de eventuele andere bijkomende voorwaarden die in de statuten opgenomen worden.Deze voorwaarden mogen evenwel niet van aard zijn dat ze qua verkiesbaarheid of onverenigbaarheid op een onwettelijke of buitensporige wijze het recht van een lid beperken om zich kandidaat te stellen of om verkozen te worden of discretionaire macht aan de voorzitter zouden verlenen voor wat betreft de aanvaarding van de kandidaturen.

Wanneer een ziekenfonds overgenomen zal worden door een ander ziekenfonds in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van het overnemende ziekenfonds zal plaatsvinden: 1° worden de personen aangesloten bij het ziekenfonds dat overgenomen wordt beschouwd als personen aangesloten bij van het overnemende ziekenfonds voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 4° ;2° worden de personeelsleden van het ziekenfonds dat overgenomen wordt beschouwd als personeelsleden van het overnemende ziekenfonds voor de toepassing van het eerste lid, 3°. Onderafdeling 3 - De diverse procedurestappen van de verkiezingsprocedure en de na te leven termijnen

Art. 8.De bijlage bij dit besluit vermeldt de diverse procedurestappen van de verkiezingsprocedure en de na te leven termijnen dienaangaande.

Onderafdeling 4. - De stemming

Art. 9.De statuten van het ziekenfonds verduidelijken de praktische modaliteiten volgens dewelke de stemming gebeurt.

Een stemgerechtigde kan een volmacht geven aan een andere stemgerechtigde om over te gaan tot stemming.

De stemming kan gebeuren per kiesomschrijving. Wanneer een ziekenfonds overgenomen zal worden door een ander ziekenfonds in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van het overnemende ziekenfonds zal plaatsvinden, wordt de stemming georganiseerd rekening houdend met de kiesomschrijvingen bepaald in de statuten van het overnemende ziekenfonds, die goedgekeurd zijn door de Raad van de Controledienst en die van toepassing zullen zijn na inwerkingtreding van de fusie.

De stemming kan elektronisch gebeuren ter plaatse of op afstand voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.

Art. 10.De stemming is geheim.

De vertegenwoordigers worden gekozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen.

Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.

Art. 11.Indien de statuten niet in kiesomschrijvingen voorzien voor de stemming: 1° wordt er overgegaan tot een stemming wanneer het aantal kandidaten groter is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten;2° worden de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen automatisch verkozen wanneer het aantal kandidaten gelijk is aan of kleiner is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten.

Art. 12.Indien de statuten wel in kiesomschrijvingen voorzien voor de stemming: 1° wordt er overgegaan tot een stemming in een kiesomschrijving wanneer het aantal kandidaten voor deze kiesomschrijving groter is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten voor deze kiesomschrijving;2° worden de kandidaten in een kiesomschrijving die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen automatisch verkozen wanneer het aantal kandidaten voor deze kiesomschrijving gelijk is aan of kleiner is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten voor deze kiesomschrijving.

Art. 13.Indien het aantal mandaten, zoals vereist door artikel 5 niet of niet meer bereikt wordt en er geen plaatsvervangers zijn of geen plaatsvervangers meer zijn, wordt de algemene vergadering toch geacht rechtsgeldig te zijn samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen.

Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangers

Art. 14.Wanneer er in toepassing van artikel 11, 1°, of van artikel 12, 1°, wordt overgegaan tot een stemming worden de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en die niet als effectieve afgevaardigde worden verkozen, als plaatsvervanger verkozen.

De lijst van de plaatsvervangers wordt opgesteld in functie van het aantal stemmen dat deze personen hebben behaald bij de mutualistische verkiezingen.

De statuten van het ziekenfonds bepalen onder welke voorwaarden zij effectieve vertegenwoordigers die niet meer zetelen kunnen vervangen.

Onderafdeling 6. - De andere personen die de vergaderingen van de algemene vergadering kunnen bijwonen

Art. 15.De algemene vergadering kan maximaal vijf raadgevers bij de algemene vergadering aanduiden. Deze hebben raadgevende stem.

Art. 16.De personen die in het ziekenfonds hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de algemene vergadering met raadgevende stem bijwonen.

Art. 17.Bovendien kan de landsbond waarbij een ziekenfonds is aangesloten ook een persoon aanduiden om hem te vertegenwoordigen in de algemene vergadering van dat ziekenfonds met raadgevende stem. Afdeling 2. - De raad van bestuur van een ziekenfonds

Onderafdeling 1. - Het aantal bestuurders

Art. 18.De raad van bestuur van een ziekenfonds is samengesteld uit minimaal zeven bestuurders en een maximumaantal bestuurders dat de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van dit ziekenfonds niet mag overtreffen.

De bestuurders bedoeld in het artikel 19 worden in het vorige lid niet meegeteld.

Onderafdeling 2. - Onafhankelijk bestuurder

Art. 19.§ 1. De raad van bestuur van een ziekenfonds kan een of meerdere onafhankelijke bestuurders tellen. § 2. Onder « onafhankelijk bestuurder » in de zin van § 1, moet worden verstaan een bestuurder die bevoegd is in het domein van de gezondheid en/of op financieel en/of actuarieel vlak en die aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. geen personeelslid zijn van het ziekenfonds, van de landsbond waarbij het ziekenfonds is aangesloten, van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 waarbij het ziekenfonds is aangesloten of van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, b), van deze wet die aangesloten is bij het ziekenfonds, of van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van deze wet, waarbij het ziekenfonds is aangesloten of waar het een afdeling van uitmaakt;2. geen mandaat uitoefenen als lid van de algemene vergadering van het ziekenfonds, van de landsbond waarbij het ziekenfonds is aangesloten, van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 waarbij het ziekenfonds is aangesloten of van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, b), van deze wet die aangesloten is bij het ziekenfonds, of van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van deze wet, waarbij het ziekenfonds is aangesloten of waar het een afdeling van uitmaakt;3. geen mandaat uitoefenen als bestuurder van de landsbond waarbij het ziekenfonds aangesloten is, van een medisch-sociale instelling bedoeld in artikel 20, § 3, van de wet van 6 augustus 1990 of van een rechtspersoon of natuurlijke persoon waarmee een entiteit bedoeld onder 1° samenwerkt in toepassing van artikel 43 van deze wet;4. geen mandaat uitoefenen als onafhankelijk bestuurder van de landsbond waarbij het ziekenfonds aangesloten is en geen mandaat uitoefenen van onafhankelijk bestuurder in de zin van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen uitoefenen in een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van de wet van 6 augustus 1990 waarbij een aangesloten ziekenfonds is aangesloten of waar een aangesloten ziekenfonds een afdeling van uitmaakt;5. niet in een hieronder vermelde situatie van belangenconflict zijn: a) een belangrijk voordeel van vermogensrechtelijke aard ontvangen hebben van een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 4° ;b) een significante zakelijke relatie, in de zin van artikel 15, 94°, van de voornoemde wet van 13 maart 2016, hebben of hebben gehad met een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 4° ;c) echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of bloed- of aanverwant tot de tweede graad zijn van een persoon die zich in een toestand bedoeld onder a) of b) bevindt. § 3. Om onafhankelijk bestuurder te blijven in een ziekenfonds moet men aan de voorwaarden bedoeld in § 2 blijven voldoen. § 4. Het mandaat van een onafhankelijk bestuurder kan hernieuwd worden naar aanleiding van de volgende mutualistische verkiezingen.

Onderafdeling 3. - De kandidaturen

Art. 20.Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van een ziekenfonds om zich kandidaat te stellen voor een ander mandaat dan een mandaat van onafhankelijke bestuurder, hetzij spontaan hetzij ingevolge een eventuele oproep tot de kandidaten door het ziekenfonds, kan de raad van bestuur van een ziekenfonds kandidaten voorstellen aan de algemene vergadering.

Alle kandidaten worden op dezelfde verkiezingslijst opgenomen.

Bovendien kunnen er ook, wat het mandaat van onafhankelijke bestuurder betreft, spontane kandidaturen worden aanvaard, alsook kandidaturen ingediend ingevolge een advertentie door het ziekenfonds.

Onderafdeling 4. - De verkiezing

Art. 21.De raad van bestuur van een ziekenfonds wordt verkozen door de algemene vergadering van het ziekenfonds onder de bij artikel 18 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene voorwaarden, na kennisname van de motivatie die deze kandidatuur desgevallend vergezelt.

Er wordt in voorkomend geval overgegaan tot verkiezing van de onafhankelijke bestuurders op grond van een lijst van al de kandidaten die aan de voorziene voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid verkozen te worden, vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de andere bestuurders.

De statuten van de ziekenfondsen verduidelijken de praktische modaliteiten met betrekking tot het neerleggen van de kandidaturen, tot de controle van hun ontvankelijkheid en tot de volgorde van de kandidaten op de stemlijsten.

Art. 22.De stemming is geheim.

De stemming kan gebeuren per kiesomschrijving.

De stemming kan elektronisch gebeuren ter plaatse of op afstand voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.

De bestuurders worden verkozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen en rekening houdend met artikel 20, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 27 van dit besluit.

Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.

Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangende bestuurders

Art. 23.Plaatsvervangende bestuurders kunnen onder dezelfde voorwaarden verkozen worden.

De statuten van het ziekenfonds bepalen de verkiezingsmodaliteiten van de plaatsvervangende bestuurders, alsook de voorwaarden waarin zij effectieve bestuurders kunnen vervangen.

Onderafdeling 6. - De coöptatie van bestuurders

Art. 24.Wanneer de plaats van een bestuurder openvalt vóór het einde van zijn mandaat, kan de raad van bestuur, indien de statuten in deze mogelijkheid voorzien, een nieuwe bestuurder coöpteren, die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en aan het zelfde profiel voldoet en rekening houdend met artikel 20, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 27 van dit besluit. De statuten bepalen de modaliteiten van een dergelijke coöptatie.

Met 'profiel' wordt bedoeld het feit onder artikel 18 of artikel 19 te vallen. Bovendien kunnen de statuten de vereiste voorzien van gelijkaardige competenties als die waarover de te vervangen bestuurder beschikte.

In een geval bedoeld in het eerste lid, moet de eerstvolgende algemene vergadering overgaan tot de verkiezing van de bestuurder die het mandaat van de vorige bestuurder zal volbrengen.

Indien een andere bestuurder dan de gecoöpteerde bestuurder verkozen wordt, eindigt het mandaat van de gecoöpteerde bestuurder na afloop van de algemene vergadering.

Onderafdeling 8. - De andere personen die de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen bijwonen

Art. 25.De raad van bestuur kan maximaal vijf raadgevers bij de raad van bestuur aanduiden. Deze hebben raadgevende stem.

De personen die in het ziekenfonds hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwonen.

Art. 26.Bovendien kan de landsbond waarbij een ziekenfonds is aangesloten ook een persoon aanduiden om hem te vertegenwoordigen in de raad van bestuur van dat ziekenfonds met raadgevende stem.

Onderafdeling 9. - Het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht

Art. 27.De statuten van de ziekenfondsen bepalen het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht.

De statuten mogen evenwel niet voorzien dat meer dan 75 % van de mandaten mogen toegekend worden aan personen van eenzelfde geslacht. HOOFDSTUK V. - De bestuursorganen van de landsbonden Afdeling 1. - De algemene vergadering van een landsbond

Onderafdeling 1. - Het aantal afgevaardigden van de aangesloten ziekenfondsen

Art. 28.De algemene vergadering van een landsbond van ziekenfondsen is samengesteld uit afgevaardigden van alle aangesloten ziekenfondsen, naar rata van minstens één afgevaardigde per volle schijf van 20.000 gerechtigden, met een minimum van één afgevaardigde per ziekenfonds.

Wanneer een aangesloten ziekenfonds zal overgenomen worden door een ander aangesloten ziekenfonds in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van de landsbond zal plaatsvinden, worden de gerechtigden in het ziekenfonds dat overgenomen wordt, beschouwd als gerechtigden in het overnemende ziekenfonds op 30 juni van het voorafgaande jaar voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van dit ziekenfonds in de algemene vergadering van de landsbond.

De algemene vergadering van een landsbond kan evenwel niet meer dan 140 afgevaardigden tellen.

Onderafdeling 2. - De Indiening van de kandidaturen

Art. 29.De algemene vergadering van de landsbond is samengesteld uit personen die in de algemene vergadering van de aangesloten ziekenfondsen zetelen.

De vertegenwoordigers van de leden voor de algemene vergadering van de aangesloten ziekenfondsen die verkozen willen worden tot afgevaardigde in de algemene vergadering van de landsbond moeten zich kandidaat stellen, uiterlijk vijftien dagen vóór de datum van de algemene vergadering van het ziekenfonds dat de stemming zal uitvoeren.

Om verkozen te kunnen worden als afgevaardigde in de algemene vergadering van de landsbond : 1° mag men geen lid zijn van het personeel van de landsbond of ontslagen zijn als personeelslid van de landsbond omwille van ernstige tekortkoming of van een andere reden bedoeld door de statuten;2° moet men voldoen aan de eventuele andere bijkomende voorwaarden die in de statuten van de landsbond worden opgenomen. Onderafdeling 3. - Voordracht en verkiezing van de afgevaardigden van de aangesloten ziekenfondsen

Art. 30.Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van een ziekenfonds om zich kandidaat te stellen voor een mandaat van afgevaardigde, hetzij spontaan hetzij ingevolge een eventuele oproep tot de kandidaten door het ziekenfonds, kan de raad van bestuur van een ziekenfonds kandidaten voorstellen aan de algemene vergadering.

Alle kandidaten worden op dezelfde verkiezingslijst opgenomen.

De afgevaardigden van de ziekenfondsen worden verkozen door de algemene vergadering van dat ziekenfonds.

Onderafdeling 4. - De stemming

Art. 31.De stemming is geheim.

De stemming kan elektronisch gebeuren ter plaatse of op afstand voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.

De kandidaten worden verkozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen.

Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.

Art. 32.Wanneer binnen een aangesloten ziekenfonds, het aantal kandidaten die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden groter is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten waarover dat ziekenfonds beschikt in toepassing van artikel 28, wordt overgegaan tot een stemming.

Wanneer binnen een aangesloten ziekenfonds het aantal kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen gelijk is aan of kleiner is dan het aantal effectieve mandaten waarover dat ziekenfonds beschikt in toepassing van artikel 28, worden die kandidaten automatisch verkozen.

Art. 33.Indien het aantal mandaten, zoals vereist door artikel 28 niet of niet meer bereikt wordt en er geen plaatsvervangers zijn of geen plaatsvervangers meer zijn, wordt de algemene vergadering toch geacht rechtsgeldig te zijn samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen.

De statuten van de landsbond kunnen evenwel voorzien dat de ziekenfondsen in een dergelijk geval nieuwe afgevaardigden kunnen voordragen.

Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangers

Art. 34.De algemene vergaderingen van de aangesloten ziekenfondsen kunnen ook plaatsvervangende afgevaardigden voor de algemene vergadering van de landsbond verkiezen.

Onderafdeling 6. - De andere personen die de vergaderingen van de algemene vergadering kunnen bijwonen

Art. 35.De algemene vergadering van een landsbond kan maximaal vijftien raadgevers voor de algemene vergadering aanduiden. Zij hebben een raadgevende stem.

Art. 36.De personen die in de landsbond hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de algemene vergadering met raadgevende stem bijwonen. Afdeling 2. - De raad van bestuur van een landsbond

Onderafdeling 1. - Het aantal bestuurders

Art. 37.De raad van bestuur van een landsbond is samengesteld uit minimaal 10 bestuurders en een maximumaantal bestuurders dat de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze landsbond niet mag overtreffen.

De bestuurders bedoeld in artikel 38 worden in het vorige lid niet meegeteld.

Ieder aangesloten ziekenfonds moet in de raad van bestuur vertegenwoordigd zijn door minstens één bestuurder en steeds in verhouding tot het aantal aangesloten gerechtigden op 30 juni van het jaar voorafgaand aan de verkiezing van de leden van de algemene vergadering van de landsbond. Wanneer een aangesloten ziekenfonds overgenomen zal worden door een ander aangesloten ziekenfonds in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van de landsbond zal plaatsvinden, worden de gerechtigden in het ziekenfonds dat overgenomen wordt beschouwd als gerechtigden in het overnemende ziekenfonds op 30 juni van het voorafgaande jaar voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van dit ziekenfonds in de raad van bestuur van de landsbond.

De raad van bestuur van een landsbond kan eveneens bestuurders tellen die de aangesloten ziekenfondsen niet vertegenwoordigen. Dit aantal bestuurders mag niet groter zijn dan 25 % van het totaal aantal bestuurders bedoeld in het eerste lid.

Onderafdeling 2. - Onafhankelijke bestuurder

Art. 38.§ 1. De raad van bestuur van een landsbond kan een of meerdere onafhankelijke bestuurders tellen. § 2. Onder « onafhankelijk bestuurder » in de zin van § 1, moet worden verstaan een bestuurder die bevoegd is in het domein van de gezondheid en/of op financieel en/of actuarieel vlak en die aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. geen personeelslid zijn van de landsbond, van een ziekenfonds die bij de landsbond is aangesloten, van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 die bij de landsbond is aangesloten of van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, b), van deze wet die aangesloten is bij een aangesloten ziekenfonds, of van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van deze wet, waarbij een aangesloten ziekenfonds is aangesloten of waar een aangesloten ziekenfonds een afdeling van uitmaakt, noch een dergelijke functie hebben uitgeoefend in het verleden;2. geen mandaat oefenen als lid van de algemene vergadering van de landsbond, van een ziekenfonds die bij de landsbond is aangesloten, van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 die bij de landsbond is aangesloten of van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, b), van deze wet die aangesloten is bij een aangesloten ziekenfonds, of van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van deze wet, waarbij een aangesloten ziekenfonds is aangesloten of waar een aangesloten ziekenfonds een afdeling van uitmaakt;3. geen mandaat uitoefenen als bestuurder van een aangesloten ziekenfonds, van een aangesloten maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990, van een medisch-sociale instelling bedoeld in artikel 20, § 3, van de wet van 6 augustus 1990 of van een rechtspersoon of natuurlijke persoon waarmee een entiteit bedoeld onder 1° samenwerkt in toepassing van artikel 43 van deze wet;4. geen mandaat uitoefenen als onafhankelijk bestuurder van een aangesloten ziekenfonds of van een aangesloten maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990, en geen mandaat uitoefenen van onafhankelijk bestuurder in de zin van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen uitoefenen in een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 6, van de wet van 6 augustus 1990 waarbij een aangesloten ziekenfonds is aangesloten of waar een aangesloten ziekenfonds een afdeling van uitmaakt;5. niet in een situatie van belangenconflict zijn ingevolge: a) een belangrijk voordeel van vermogensrechtelijke aard ontvangen hebben van een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 4° ;b) een significante zakelijke relatie, in de zin van artikel 15, 94°, van de wet van 13 maart 2016, hebben of hebben gehad met een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 4° ;c) echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of bloed- of aanverwant tot de tweede graad zijn van een persoon die zich in een toestand bedoeld onder a) of b) bevindt. § 3. Om onafhankelijk bestuurder te blijven in een landsbond moet men aan de voorwaarden bedoeld in § 2 blijven voldoen. § 4. Het mandaat van een onafhankelijk bestuurder kan hernieuwd worden naar aanleiding van de volgende mutualistische verkiezingen.

Onderafdeling 3. - De kandidaturen

Art. 39.Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van een landsbond om zich kandidaat te stellen voor een ander mandaat dan een mandaat van onafhankelijke bestuurder, hetzij spontaan hetzij ingevolge een eventuele oproep tot de kandidaten door de landsbond zelf, kan de raad van bestuur van een landsbond kandidaten voorstellen aan de algemene vergadering.

Alle kandidaten worden op dezelfde verkiezingslijst opgenomen.

Bovendien kunnen er ook, wat de mandaat van onafhankelijke bestuurder betreft, spontane kandidaturen worden aanvaard, alsook kandidaturen ingediend ingevolge een advertentie door de landsbond.

Onderafdeling 4. - De verkiezing

Art. 40.De raad van bestuur van een landsbond wordt verkozen door de algemene vergadering van de landsbond onder de bij artikel 18 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene voorwaarden, na kennisname van de motivatie die deze kandidatuur desgevallend vergezelt.

Er wordt in voorkomend geval overgegaan tot verkiezing van de onafhankelijke bestuurders op grond van een lijst van al de kandidaten die aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid verkozen te worden, vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de andere bestuurders.

De statuten van de landsbond verduidelijken de praktische modaliteiten met betrekking tot het neerleggen van de kandidaturen, tot de controle van hun ontvankelijkheid en tot de volgorde van de kandidaten op de stemlijsten.

Art. 41.De stemming is geheim.

De stemming kan elektronisch ter plaatse of op afstand gebeuren voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.

De bestuurders worden verkozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen en rekening houdend met artikel 20, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 45 van dit besluit.

Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.

Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangende bestuurders

Art. 42.Plaatsvervangende bestuurders kunnen onder dezelfde voorwaarden verkozen worden.

De statuten van de landsbond bepalen de verkiezingsmodaliteiten van de plaatsvervangende bestuurders, alsook de voorwaarden waarin zij effectieve bestuurders kunnen vervangen Onderafdeling 6. - De coöptatie van bestuurders

Art. 43.Wanneer de plaats van een bestuurder openvalt vóór het einde van zijn mandaat, kan de raad van bestuur, indien de statuten in deze mogelijkheid voorzien, een nieuwe bestuurder coöpteren, die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en hetzelfde profiel voldoet en rekening houdend met artikel 20, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 45 van dit besluit. De statuten bepalen de modaliteiten van een dergelijke coöptatie.

Met 'profiel' wordt bedoeld: 1° het feit, naargelang het geval, onder artikel37, derde lid, of artikel 37, vierde lid, of artikel 38 te vallen;2° voor de bestuurders bedoeld in artikel 37, derde lid, het feit hetzelfde ziekenfonds te vertegenwoordigen als de vervangen bestuurder;3° als de statuten die vereiste voorzien, het feit over gelijkaardige competenties te beschikken als die waarover de te vervangen bestuurder beschikte. In een geval bedoeld in het eerste lid, moet de eerstvolgende algemene vergadering overgaan tot de verkiezing van de bestuurder die het mandaat van de vorige bestuurder zal volbrengen.

Indien een andere bestuurder dan de gecoöpteerde bestuurder verkozen wordt, eindigt het mandaat van de gecoöpteerde bestuurder na afloop van de algemene vergadering.

Onderafdeling 7. - De andere personen die de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen bijwonen

Art. 44.De raad van bestuur kan maximaal vijftien raadgevers bij de raad van bestuur aanduiden. Deze hebben raadgevende stem.

De personen die in de landsbond hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwonen.

Onderafdeling 8. - Het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht

Art. 45.De statuten van de landsbonden bepalen het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht.

De statuten mogen evenwel niet voorzien dat meer dan 75 % van de mandaten mogen toegekend worden aan personen van eenzelfde geslacht.

HOOFSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 1. - Het overmaken van documenten aan de Controledienst

Art. 46.Om de Controledienst de mogelijkheid te bieden de hem bij artikel 52, eerste lid, 2°, van de wet van 6 augustus 1990 toegewezen opdracht te vervullen, zenden de ziekenfondsen en landsbonden hem tegelijk: 1° de publicaties, adviezen, brieven en omzendbrieven toe die zij aan hun leden toesturen;2° de eventuele advertenties met betrekking tot toe te kennen mandaten;3° de eventuele brochures die zij ter beschikking stellen voor hun leden die vermeldingen bevatten met betrekking tot de betrokken verkiezingen, tot de indiening van de kandidaturen, tot de ontvankelijke kandidaturen, tot de datum van de stemming en tot het resultaat van de stemming. Bovendien verwittigen ze onmiddellijk de Controledienst van elke publicatie op hun website met betrekking tot aangelegenheden bedoeld door dit besluit. Afdeling 2. - De klachten met betrekking tot aangelegenheden bedoeld

door dit besluit

Art. 47.Overeenkomstig artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, kan iedere klacht in verband met de toepassing van dit besluit worden voorgelegd aan de Controledienst.

De klachten moeten, bij aangetekend schrijven, gericht worden aan de Controledienst binnen de tien werkdagen volgend op de datum van, naargelang het geval, de betwiste beslissing, het betwiste verloop van de verkiezingen of de bekendmaking van het betwiste resultaat van de verkiezingen.

De Controledienst beschikt over dertig kalenderdagen om kennisgeving te doen van zijn beslissing aan de betrokken partijen.

Hij behoudt zich het recht voor deze partijen op te roepen om ze te horen in hun verdedigingsmiddelen.

De betrokken partijen kunnen eveneens vragen om door de Controledienst te worden gehoord.".

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021.

In afwijking van het eerste lid treedt artikel 8 van dit besluit, wat de nieuwe artikelen 5, 6, 7, 18, 19, 20, derde lid, 27, 28, 37, 38, 39, derde lid, en 45 betreft die het invoegt in het koninklijk besluit van 7 maart 1991, slechts in werking voor de verkiezing met betrekking tot de betrokken mandaten met het oog op de hernieuwing, in 2022 en in volgende jaren, van de samenstelling van de algemene vergadering van de ziekenfondsen en van de landsbonden en van de raad van bestuur van deze entiteiten.

Art. 10.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 juli 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^