gepubliceerd op 21 november 2002
Koninklijk besluit tot financiering van het Samenwerkingsakkoord van 1 augustus 2000 tussen de Staat en de duitstalige Gemeenschap betreffende de startbaanovereenkomst
5 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot financiering van het Samenwerkingsakkoord van 1 augustus 2000 tussen de Staat en de duitstalige Gemeenschap betreffende de startbaanovereenkomst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 43, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, en bij het koninklijk besluit van 23 maart 2001;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingparcours van werkzoekenden naar startbanen, inzonderheid op artikel 12;
Gelet op Samenwerkingsakkoord van 1 augustus 2000 tussen de Staat en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de startbaanovereenkomst, inzonderheid op de artikelen 2 en 3;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 mei 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 15 mei 2002;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat arbeidsovereenkomsten, uitgewerkt in het kader van het Rosettaplan, werden afgesloten vanaf 1 december 2000; dat de periode gedekt door de projecten die in samenwerking tussen de Federale Staat en de Duitstalige Gemeenschap werden uitgewerkt voor een onbepaalde duur; dat een bedrag van 12.394.676,23 euros hiervoor in de begroting 2002 ingeschreven werd en dat een deel van dit bedrag al aan de inwerkingtreding besteed moet worden;
Gelet op het Advies van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2002 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van werkgelegenheid en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° de wet : de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegendheid;2° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op de artikelen 4 en 5, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 en, bij het koninklijk besluit van 23 maart 2001;3° het Samenwerkingsakkoord : Samenwerkingsakkoord van 1 augustus 2000 tussen de Staat en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de startbaanovereenkomst;4° de Minister : de federale Minister van Werkgelegenheid;5° de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van de globale projecten : de Directie van de inschakeling in het arbeidsproces van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;6° de RSZ-PPO : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;7° de RSZ : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 2.Dit besluit bepaalt de nadere regels voor de aanwending en de verdeling van de begroting voor de globale projecten van de Duitstalige Gemeenschap voor een onbepaalde duur. HOOFDSTUK II. - Aanwending en verdeling van de financiële middelen
Art. 3.§ 1. De Minister verdeelt volgens de bijzondere regels voorzien in dit hoofdstuk, per kwartaal, de bedragen van de begroting toegekend aan de globale projecten.
Dit maximum bedrag komt op jaarlijk basis, voor de Duitstalige Gemeenschap overeen met euro 72205,19. § 2. Het bedrag bedoeld in § 1 wordt enkel toegekend voor de financiering van de startbaanovereenkomsten bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het Samenwerkingsakkoord. HOOFDSTUK III. - Betaling Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 4.De betalingen van het bedrag bedoeld in artikel 3 van dit besluit worden toegekend wanneer de bepalingen voorzien in dit besluit gerespecteerd worden. Afdeling 2. - Trimestriële betalingen.
Art. 5.§ 1. De betalingen gebeuren door de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van de globale projecten, op basis van een driemaandelijks dossier, minstens samengesteld uit de volgende verantwoordingsstukken : 1° de berekening van het personeelsbestand bedoeld in het artikel 4 van het koninklijk besluit en de berekening van de verplichting bedoeld in artikel 39 van de wet;2° de lijst van de jongeren aangeworven zoals bepaald in artikel 39, § 1 van de wet;3° de lijst van de jongeren aangeworven met een startbaanovereenkomst bedoeld in artikel 2 van het Samenwerkingsakkoord;4° een kopie van bevestiging van ontvangst opgestuurd door de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van de globale projecten zoals bepaald in artikel 32 van de wet;5° een kopie van de loonfiche. Deze verantwoordingsstukken moeten apart opgesteld worden voor elke jongere aangeworven in het kader van een startbaanovereenkomst zoals bedoeld in artikel 2 van het Samenwerkingsakkoord. 6° een kopie van de RSZ- of van de RSZ-PPO-aangifte. § 2. Het dossier moet bij de Minister worden ingediend uiterlijk op de laatste kalenderdag van de maand volgend op het betreffende kwartaal overeenkomstig de voorwaarden opgelegd door dit besluit. § 3. De betalingen zullen geschieden binnen de drie maanden die volgen op de ontvangst van het dossier zoals bedoeld in § 1 en op voorwaarde dat de verplichting bedoeld in artikel 39 van de wet gerespecteerd wordt. § 4. Elke overschrijding van de door dit artikel voorziene indieningtermijn geeft aanleiding tot een minstens even grote overschrijding van de betalingstermijn zoals bedoeld in § 3.
Art. 6.De informatie bedoeld in artikel 5 van dit besluit wordt overgemaakt naar de modellen opgenomen in de bijlagen 1 ten 2 bij dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 8.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad . Wet van 24 december 1999, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2000, Ed. 2;
Koninklijk besluit van 30 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 31 maart 2000;
Koninklijk besluit van 12 augustus 2000, Belgisch Staatsblad 19 oktober 2000;
Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000, Belgisch Staatsblad van.........;
Samenwerkingsakkoord van 1 augustus 2000, Belgisch Staatsblad van 8 februari 2002.
Bijlage 1 Globale projecten - Art. 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid Samenvattende staat van de aanwervingen uitgevoerd in het kader van de startbaanovereenkomst (buiten de globale projecten) TRIMESTER : WERKGEVER : Nr. RSZ : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 5 september 2002 tot vaststelling van de bewijsstukken voorzien in het kader van de financiering van de globale projecten.
Gegeven te Brussel, 5 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 2 Globale projecten - Art. 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid Samenvattende staat van de aanwervingen uitgevoerd in het kader van de startbaanovereenkomst (globale projecten) TRIMESTER : WERKGEVER : Nr. RSZ : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 5 september 2002 tot vaststelling van de bewijsstukken voorzien in het kader van de financiering van de globale projecten.
Gegeven te Brussel, 5 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX