Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 november 2002
gepubliceerd op 24 december 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (1)

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013284
pub.
24/12/2002
prom.
05/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/05/2002013284/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking (PC 126) ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992 en 26 maart 1999 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig verlengen van een stelsel van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren.

Art. 2.Bij volledig gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel worden geschorst mits hiervan ten minste drie dagen vooraf kennis wordt gegeven.

De kennisgeving geschiedt door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming.

Wanneer de werkman de dag van de aanplakking afwezig is, wordt hem de kennisgeving dezelfde dag over de post toegezonden.

Art. 3.§ 1. De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag vier weken niet overschrijden. § 2. In de gevallen en de procedures bedoeld in de artikelen 6 en 7, mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zesentwintig weken niet overschrijden. § 3. In de gevallen bedoeld in de §§ 1 en 2, moet de werkgever, wanneer de schorsing de respectievelijke maximumduur heeft bereikt, gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren, alvorens een nieuwe volledige schorsing kan ingaan.

Art. 4.Mededeling van de aanplakking of van de individuele kennisgeving moet door de werkgever onder een bij de post aangetekende omslag de dag zelf van de aanplakking of van de individuele kennisgeving worden toegezonden aan het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is.

Art. 5.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving en de bij artikel 4 bedoelde mededeling vermelden de datum waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop die schorsing een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.

De bij artikel 4 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische redenen die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst rechtvaardigen, alsook hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.

Art. 6.Voor de toepassing van artikel 3, § 2, dienen de betrokken ondernemingen vooraf een aangetekend gemotiveerd verzoekschrift te richten tot de voorzitter van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Het beperkt Paritair Comité doet uitspraak over elk individueel verzoekschrift.

De voorzitter van het Paritair Comité deelt de beslissing mede aan de betrokken onderneming. Wanneer de beslissing gunstig is, wordt zij door de voorzitter eveneens medegedeeld aan de bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau.

Art. 7.De afwijking voorzien in artikel 3, § 2, is van toepassing op de ondernemingen : 1° waarvan de nettoresultaten voor belastingheffing, verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar voorafgaand aan de aanvraag tot vrijstelling en waarvan de resultaten van de twee dienstjaren die de aanvraag voorafgaan een verlies vertonen;2° die de helft van hun kapitaal verloren hebben;3° die de kennisgevingen verricht hebben die bedoeld worden in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag;4° die in toepassing van de bepalingen van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, in de loop van de twee kalenderjaren die de aanvraag tot vrijstelling voorafgaan een aantal werkloosheidsdagen hebben gekend dat ten minste gelijk is aan 50 pct. van het totaal aantal dagen aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de werklieden.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003 en treedt buiten werking op 1 januari 2005.

Artikel 4 van dit besluit treedt buiten werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 71 van de Programmawet van 30 december 2001.

Art. 9.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 november 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.

^