gepubliceerd op 31 december 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers
5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 Statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59073/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder « werklieden » verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 2.Deze overeenkomst, aangegaan in uitvoering van en overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel der ondernemingen, op 24 mei en 30 juni 1971 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, regelt de oprichting en het statuut van de vakbondsafvaardiging van het werkliedenpersoneel in bedrijven met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers, waarvan minstens 30 werklieden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in de geest van de algemene beginselen van de collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad van 24 mei 1971, artikelen 2 tot 5.
Art. 2bis . Ondernemingen die op het ogenblik van de vernieuwing van de bestaande vakbondsafvaardiging dalen onder de drempel van 35 werknemers maar nog altijd 25 werklieden tellen, behouden deze vakbondsafvaardiging. In ondernemingen die op het ogenblik van de vernieuwing van de bestaande vakbondsafvaardiging dalen onder de drempel van 25 werklieden, behouden de vakbondsafgevaardigden uitsluitend hun bescherming tot aan de volgende sociale verkiezingen.
Als « onderneming » wordt beschouwd : verschillende technische bedrijfseenheden die deel uitmaken van 1 juridische bedrijfseenheid en vice versa.
Art. 3.De werkgevers erkennen dat hun georganiseerd werkliedenpersoneel bij hen vertegenwoordigd is door een vakbondsafvaardiging waarvan de leden aangewezen of verkozen worden onder het georganiseerd werkliedenpersoneel van de onderneming.
Onder « georganiseerd werkliedenpersoneel » wordt verstaan : het werkliedenpersoneel aangesloten bij één van de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties.
Art. 4.De werkgevers verbinden er zich toe op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet-aangeslotenen geen andere voorrechten dan aan de aangesloten werklieden toe te kennen.
De vakbondsafvaardigingen verbinden er zich toe in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen na te leven die met de geest van deze overeenkomst overeenstemmen.
Art. 5.De werkgevers en de vakbondsafvaardiging : 1. geven in alle omstandigheden blijk van zin voor rechtvaardigheid, redelijkheid en verzoening die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;2. leven de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement na en bundelen hun inspanningen teneinde de naleving ervan te verzekeren. HOOFDSTUK III. - Oprichting en samenstelling van de vakbondsafvaardiging Afdeling 1. - Ondernemingen met 35 werknemers (waarvan minstens 30
werklieden) en met een comité voor preventie en bescherming op het werk
Art. 6.1.1. Op schriftelijk verzoek van één of meerdere in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties, wordt in de bij artikel 2 bedoelde ondernemingen, waar een comité voor preventie en bescherming op het werk werd opgericht, een vakbondsafvaardiging ingesteld, waarvan het aantal effectieve afgevaardigden wordt vastgesteld op twee effectieven. 1.2. Deze twee effectieve afgevaardigden worden aangeduid uit de lijst van de beschermden naar aanleiding van de laatste verkiezingen voor het comité voor preventie en bescherming op het werk. 1.3. De mandaten worden hernieuwd naar aanleiding van de verkiezingen voor de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk. De werknemersorganisaties beschikken na deze verkiezingen over een periode van zes maanden om tot de aanduiding over te gaan. Afdeling 2. - Ondernemingen met 35 werknemers (waarvan minstens 30
werklieden) en zonder comité voor preventie en bescherming op het werk
Art. 7.1.1. Vanaf 1 januari 2003 wordt in ondernemingen met 35 werknemers (waarvan minstens 30 werklieden) en waar geen comité voor preventie en bescherming op het werk werd gekozen, op schriftelijk verzoek van één of meerdere in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties, in de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen, een vakbondsafvaardiging ingesteld waarvan het aantal effectieve afgevaardigden wordt vastgesteld op twee, zo ten minste 50 pct. van de werklieden hierom verzoekt. 1.2. Indien een in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie voor de eerste maal een vakbondsafvaardiging wenst op te richten in een onderneming met minstens 50 werklieden en minder dan 35 werknemers, (waarvan minstens 30 werklieden), dan kan deze werknemersorganisatie de volgende procedure volgen : - de betrokken werknemersorganisatie richt aan de voorzitter van het paritair subcomité een aangetekend schrijven met de intentie tot het oprichten van een vakbondsafvaardiging in een met naam en adres omschreven onderneming; - de betrokken werknemersorganisatie vermeldt de naam van haar kandidaat-afgevaardigde(n) die zij wenst aan te duiden.
Na ontvangst van het aangetekend schrijven deelt de voorzitter van het paritair subcomité aan de betrokken onderneming en aan de in het paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties mee dat een vakbondsorganisatie wil overgaan tot het oprichten van een vakbondsafvaardiging.
De in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie beschikt over dertig kalenderdagen vanaf het versturen van het aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair subcomité om te bewijzen dat 50 pct. van de werklieden verzoekt om de oprichting van een vakbondsafvaardiging. 1.3. Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van het werkliedenpersoneel aangesloten bij één der werknemersorganisaties, bedoeld bij artikel 3, aan de volgende voorwaarden voldoen : a) ofwel 25 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanstelling en sedert drie jaar in de onderneming tewerkgesteld zijn;b) ofwel vijf jaar in de onderneming tewerkgesteld zijn ongeacht de leeftijd.
Art. 8.Het mandaat neemt, in ieder geval, een einde op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.
Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde een einde neemt tijdens de uitoefening ervan om gelijk welke redenen, heeft de werknemersorganisatie waartoe deze afgevaardigde behoort, het recht de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen voorzover deze voldoet aan de in deze collectieve arbeidsovereenkomst gestelde voorwaarden.
Om te bepalen wanneer een bedrijf moet overgaan tot de oprichting van een vakbondsafvaardiging wordt het aantal werklieden geteld volgens de modaliteiten van de sociale verkiezingen.
Art. 9.De aangestelde of verkozen afgevaardigden worden uitgekozen op grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moeten beschikken en hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onderneming en van de bedrijfstak omvat. De duur van de mandaten wordt op vier jaar bepaald. De mandaten kunnen hernieuwd worden.
Art. 10.De vakbondsafgevaardigden worden aangesteld door de in het paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties van werknemers, hetzij op grond van het aantal van hun aangeslotenen, hetzij op grond van de verdeling van de mandaten in het comité voor preventie en bescherming op het werk en op grond van de plaatselijke geplogenheden tussen de werknemersorganisaties. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging
Art. 11.De vakbondsafvaardiging wordt zo spoedig mogelijk door de werkgever ontvangen, rekening gehouden met de omstandigheden : 1. naar aanleiding van elke vraag betreffende : - de arbeidsbetrekkingen; - de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve overeenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten; - de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten; - de toepassing van de loonschalen en van de classificatieregels; - de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst. 2. naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard dat zich in de onderneming voordoet of wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan;3. naar aanleiding van elk individueel geschil of betwisting dat niet kon worden opgelost na te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belanghebbende werkman, op zijn verzoek bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde. HOOFDSTUK V. - Statuut van de leden van de vakbondsafvaardiging
Art. 12.Het mandaat van vakbondsafgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie werklieden waartoe zij behoren.
Art. 13.De leden van de vakbondsafvaardiging kunnen gedurende het normaal werkrooster, over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om de in deze collectieve arbeidsovereenkomst omschreven vakbondsopdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen.
De uren die voor het uitvoeren van hun opdracht nodig zijn, worden in gemeenschappelijk overleg op het vlak van de onderneming bepaald, met een minimum van twee uren per week per afgevaardigde. Deze uren worden bezoldigd op grond van het normaal gemiddelde loon van elke betrokkene.
Art. 14.1. De kandidaat-vakbondsafgevaardigden en de leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat. 1.1. Bescherming tegen ontslag voor de kandidaat-vakbondsafgevaardigden : Kandidaat-vakbondsafgevaardigden zijn beschermd tegen ontslag om redenen die eigen zijn aan het uit te oefenen mandaat indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : - in de ondernemingen waar een in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie een vakbondsafvaardiging wenst op te richten, werken minstens 35 werklieden en minder dan 50 werklieden; - de voorwaarden van artikel 7, 1.3.
De bescherming van de kandidaat-vakbondsafgevaardigde neemt een aanvang op datum van het versturen van het aangetekend schrijven, zoals bedoeld in artikel 7, 1.2. van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
De bescherming van de kandidaat-vakbondsafgevaardigde neemt een einde op het moment dat bewezen is dat ten minste 50 pct. van de werklieden verzoeken om de oprichting van een vakbondsafvaardiging en de oprichting van de vakbondsafvaardiging ter kennis is gebracht van de onderneming, maar ten laatste dertig kalenderdagen na het versturen van het aangetekend schrijven, zoals bedoeld in artikel 7, 1.2. van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. 2. De werkgever die voornemens is een vakbondsafgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende redenen, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de vakbondsafvaardiging, evenals de vakbondsorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag, volgend op de datum van verzending.
De betrokken vakbondsorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de vakbondsorganisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de vakbondsorganisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, legt de meest gerede partij het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.
Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen dertig dagen na de aanvraag om bemiddeling, wordt de betwisting betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden aan de arbeidsrechtbank voorgelegd. 3. In geval van afdanking van een vakbondsafgevaardigde wegens dringende redenen moet de vakbondsorganisatie daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht. 4. Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen : 1° indien hij een vakbondsafgevaardigde afdankt, zonder de in artikel 14.2. bepaalde procedure na te leven; 2° indien op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 14.2. door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend; 3° indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende redenen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4° indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. Deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto-bezoldiging van één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978).
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de vakbondsafgevaardigde de vergoeding ontvangt bepaald in artikel 21, § 7, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en/of in artikel 1bis , § 7, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede de hygiëne van het werk en de werkplaatsen (Belgisch Staatsblad van 19 juni 1952).
Art. 15.De vakbondsafvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mededelingen welke nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of vakbondsaard zijn.
Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren kunnen, mits instemming van de werkgever, die zijn toestemming niet willekeurig mag weigeren, voorlichtingsvergaderingen voor het personeel van de onderneming ingericht worden door de vakbondsafvaardiging.
Art. 16.De vrijgestelden van de vakbondsorganisaties kunnen, na akkoord van de werkgever, de vergaderingen bijwonen die de afgevaardigden onderling beleggen binnen de omheining van de onderneming alsmede de vergaderingen die er door de afgevaardigden worden ingericht.
Art. 17.In geval van noodzaak erkend door de vakbondsafvaardiging of door de werkgever, doen de partijen, na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep op de vrijgestelden van hun respectieve organisatie. In geval van blijvend meningsverschil, dienen zij eveneens een dringend verhaal in bij het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor de elektriciens. HOOFDSTUK VI. - Opheffing van collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 en minstens 35 werklieden, geregistreerd op 3 april 2000 onder het nummer 54449/CO/149.01 (Belgisch Staatsblad van 10 november 2001). HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 19.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door een van de partijen opgezegd worden met een opzeg van zes maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Deze opzeg kan ten vroegste ingaan vanaf 1 januari 2005.
De partij die het initiatief van de opzeg neemt, verbindt er zich toe de redenen van opzeg op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen welke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het paritair subcomité besproken worden.
Art. 20.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de duur van de opzeg inbegrepen, gaan de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties de verbintenis aan niet hun toevlucht te nemen tot staking of lock-out zonder dat door hun tussenkomst een voorafgaande verzoening werd betracht en desnoods door een dringend beroep te doen op het paritair subcomité of het verzoeningsbureau ervan.
Art. 21.Speciale of in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet-voorziene gevallen worden door het bevoegd paritair subcomité onderzocht.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX