gepubliceerd op 31 december 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2002 houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie
5 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2002 houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121, gewijzigd bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 2002 houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het protocol nr. 103 van 11 juni 2003 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 april 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 juni 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 16 mei 2003;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies nr. 35.836/2/V van de Raad van State, gegeven op 3 september 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2002 houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, worden de woorden « VII.III.51 RPPol tot en met VII.III.57 RPPol, VII.III.86 RPPol tot en met VII.III.137 RPPol » vervangen door de woorden « VII.III.51 RPPol, VII.III.52 RPPol, VII.III.55 RPPol tot en met VII.III.57 RPPol, VII.III.88 RPPol tot en met VII.III.99 RPPol, VII.III.101 RPPol tot en met VII.III.110 RPPol, VII.III.111, eerste lid, RPPol, VII.III.112 RPPol tot en met VII.III.116 RPPol, VII.III.118 RPPol tot en met VII.III.121 RPPol, VII.III.123 RPPol tot en met VII.III.137 RPPol ».
Art. 2.In hetzelfde besluit worden de artikelen 1bis tot en met 1decies ingevoegd, luidende : «
Art. 1bis.Het mandaat van korpschef van de lokale politie wordt door de in artikel 1ter zake bedoelde personeelsleden uitgeoefend in overeenstemming met de wettelijke opdrachten bedoeld in de artikelen 44 en 45 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, het koninklijk besluit van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren en de tijdens hun mandaattermijn geldende zonale veiligheidsplannen.
Art. 1ter.De mandaten in de federale politie worden door de in artikel 1ter zake bedoelde personeelsleden, naar gelang van het mandaat, uitgeoefend in overeenstemming met de op hun van toepassing zijnde bepalingen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de opdrachten bedoeld in het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie en de tijdens hun mandaattermijn geldende nationale veiligheidsplannen.
Art. 1quater.De mandaten in de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie worden door de in artikel 1ter zake bedoelde personeelsleden uitgeoefend in overeenstemming met de artikelen 143 tot en met 149ter van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, inzonderheid titel IV en titel V.
Art. 1quinquies.De in artikel 1 bedoelde mandaathouders stellen een synoptisch verslag op waarin zij uiteenzetten hoe zij hun mandaat hebben vervuld.
In dit verslag wordt op een concrete en logische wijze melding gemaakt van projecten, programma's, actieplannen en allerhande hieraan verwante activiteiten.
Art. 1sexies.De evaluatie van de in artikel 1 bedoelde mandaathouders weegt hoofdzakelijk af hoe deze hebben gefunctioneerd en in het bijzonder in welke mate zij met de hen ter beschikking gestelde middelen en overeenkomstig de respectieve artikelen 1bis, 1ter en 1quater hun mandaat hebben uitgeoefend. Ze heeft inzonderheid tot doel uit te maken of het mandaat kan worden voortgezet dan wel voortijdig moet worden beëindigd.
De evaluatie gebeurt op een beschrijvende wijze. Het evaluatieverslag wordt opgesteld volgens het schema zoals vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
De evaluatie is een eindevaluatie indien ze er toe strekt een advies te verstrekken omtrent het al dan niet hernieuwen van een mandaat. In de andere gevallen betreft het een tussentijdse evaluatie zoals bedoeld in Deel VII, Titel III, hoofdstuk III, afdeling 2 RPPol.
Art. 1septies.De evaluatie door de evaluatiecommissie geschiedt op grond van de gegevens die blijken uit de stukken met inbegrip van het in artikel 1quinquies bedoelde synoptisch verslag, uit de bevragingen en uit de vaststellingen van de algemene inspectie die deze heeft gedaan in het raam van haar opdrachten. De voornoemde gegevens worden getoetst tijdens een evaluatiegesprek van de evaluatiecommissie met de mandaathouder.
Art. 1octies.Op straffe van onontvankelijkheid voegt de in artikel 1 bedoelde mandaathouder die om de hernieuwing van zijn mandaat verzoekt, bij zijn verzoek tot hernieuwing bedoeld in artikel VII.III.110 RPPol, het synoptisch verslag bedoeld in artikel 1quinquies. Hij voegt er tevens alle stukken bij die hem relevant blijken ter evaluatie van zijn verzoek tot hernieuwing.
Art. 1nonies . Onverminderd het bepaalde in de artikelen 49, 107 en 149 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, beslist de in artikel VII.III.44 RPPol bedoelde overheid over de al dan niet verlenging van het betrokken mandaat, op grond van de globale evaluatie bedoeld in artikel 1sexies.
Art. 1decies.Per mandaathouder wordt een mandaatdossier opgesteld dat deel uitmaakt van het persoonlijk dossier.
Het mandaatdossier omvat alle stukken die relevant zijn voor het uitgeoefende mandaat en inzonderheid : 1° een inventaris van de stukken;2° de functiebeschrijving van en de profielvereisten voor het uitgeoefende mandaat;3° de kandidaatstelling en, in voorkomend geval, de eraan toegevoegde stukken;4° de, in voorkomend geval, uitgebrachte adviezen en gemotiveerde voordrachten;5° de beslissingen of het besluit tot aanwijzing en het proces-verbaal van eedaflegging;6° alle stukken met betrekking tot de procedure voor de evaluatiecommissie;7° naar gelang van het geval, de in artikel 1bis en 1ter bedoelde documenten;8° alle overige stukken met betrekking tot het lopende mandaat zoals onder meer de stukken die zijn opgesteld naar aanleiding van de hernieuwing en de beëindiging van het mandaat.»
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage bij het koninklijk besluit van 5 december 2003 Schema van het evaluatieverslag A. Algemeen Mandaat : Korps/Algemene Directie/Directie/...... : Evaluatieperiode : Naam van de mandataris : Aard van de evaluatie : Tussentijds/Eindevaluatie : Verslag : Evaluatie op verzoek van (art. VII.III.90 RPPol) : Leden van de evaluatiecommissie : Opsomming van de gehanteerde stukken : Opsomming van de gebruikte bevragingen : Opsomming van de eigen vaststellingen van de algemene inspectie : Datum van het evaluatiegesprek : Heeft de mandataris commentaren ingediend ? JA/NEEN B. Beschrijvende evaluatie Een beschrijvende evaluatie, rekening houdend met de volgende punten : 1. de wettelijke opdrachten 2.de doelstellingen/opdrachten 3. de tekorten in de middelen 4.de wijze van functioneren van de mandaathouder 5. de aanvullende motieven aangenomen door de evaluatiecommissie 6.de opmerkingen gemaakt door de mandaathouder (artikel VII.III.106, eerste lid, 3°, RPPol) 7. conclusie (beschrijvend) 8.conclusie (formeel) : Schenkt (geen) voldoening in het ambt C. Formaliteiten Bijlagen (aantal en opsomming) : Datum eindverslag : Handtekeningen van de leden en de secretaris van de evaluatiecommissie : Handtekening, ter kennisneming, van de mandataris : Meegedeeld aan de benoemende overheid als bijlage bij de brief van : Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 december 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2002 houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX