Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2002
gepubliceerd op 06 november 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013025
pub.
06/11/2002
prom.
04/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/04/2002013025/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Bijlage Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001 Vormings- en arbeidsvoorwaarden 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2001 onder het nummer 57826/CO/113.02) Afdeling I. - Wettelijk kader

De bepalingen in afdeling I van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn gesloten bij toepassing van de inhoud van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 en op grond van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999).

De omrekening van de uurlonen en bedragen in BEF welke van toepassing zijn voor 2001 werden in hoofdstuk XX omgerekend naar euro.

De minimumuurlonen worden omgezet in euro overeenkomstig de regels bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 69, nr. 70 en nr. 78, respectievelijk gesloten op 17 juli 1998, 15 december 1998 en 30 maart 2001 in de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Aanwending van de 0,10 pct. in 2001 en 0,10 pct. in 2002

Art. 2.De partijen komen overeen om in 2001 een percentage van 0,10 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf".

Dit bedrag blijft in 2002 vastgesteld op 0,10 pct. HOOFDSTUK III. - Arbeid en gezin

Art. 3.Het recht op loopbaanonderbreking wordt aan ten minste 3 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend volgens de inhoud van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998).

Vanaf 1 januari 2002, wordt inzake loopbaanonderbreking verwezen naar de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 en zal de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van toepassing zijn, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 2001, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 28 maart 2001.

Dit recht op loonbaanonderbreking en op de collectieve arbeidsovereenkomst nr 77 moet echter in de praktijk gebracht worden in al haar aanvaardings- en toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve overeenkomst die tevens de oudere wetgeving op loopbaanonderbreking toepast. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen

Art. 4.Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 en van de inhoud van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), maakt het stelsel het voor een oudere werknemer (ten minste 60 jaar) mogelijk om een vervroegde uittreding te genieten.

Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar door naleving van de wettelijke bepalingen terzake : - de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst; - een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Op deze regel zijn uitzonderingen.

De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen : De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.

Dit recht moet echter aanvaard en in praktijk gebracht worden in al zijn toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst. Afdeling II. - Actualisering van de sectorale arbeidsvoorwaarden

HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels. HOOFDSTUK VI. - Indeling van de taken

Art. 6.De taken van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters worden ingedeeld in vijf categorieën voor het personeel van de fabricatie en de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.

Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria : A. Fabricatie en verschillende diensten Categorie 1 : Leertijd van minder dan drie maanden - licht lichamelijk werk.

Categorie 2 : a) leertijd van drie tot zes maanden - licht lichamelijk werk - of b) leertijd van minder dan drie maanden - normaal lichamelijk werk. Categorie 3 : a) opleiding van minder dan drie maanden - zwaar lichamelijk werk - of b) opleiding van drie tot zes maanden - normaal lichamelijk werk - of c) opleiding van meer dan zes maanden - licht lichamelijk werk. Categorie 4 : a) opleiding van meer dan zes maanden - normaal lichamelijk werk - of b) opleiding van drie tot zes maanden - zwaar lichamelijk werk. Categorie 5 : a) opleiding van meer dan zes maanden - zwaar lichamelijk werk - of b) beroepsarbeid waarvoor de vereiste leertijd moet zijn volbracht. B. Onderhoud Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerkman of -werkster Werkman of werkster met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.

Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerkman of -werkster Werkman of werkster met een algemene en technische opleiding welke overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan, aangevuld met een leertijd in het bedrijf. Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudies A4, A3 of B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dat van voormelde studies.

Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerkman of werkster Werkman of werkster die bekwaam zijn om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren.

De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak die ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudies van het niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren. HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen

Art. 7.De minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder worden vanaf 1 mei 2001, in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 105,70, spil van de stabilisatieschijf 103,63 tot 107,81 : a) fabricatie en verschillende diensten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) onderhoud : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij hun indiensttreding mogen de werklieden en werksters, aangeworven voor ongeschoolde arbeid, worden betaald op basis van 95 pct.van de eerste categorie per uur in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week. Deze regeling geldt gedurende de proeftijd.

Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 105,70, spil van de stabilisatieschijf 103,63 tot 107,81.

Art. 8.De jongere werklieden en werksters, die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepscategorie, genieten het loon van de meerderjarige werklieden en werksters van deze categorie.

B. Stuklonen

Art. 9.Het stukloontarief is zo vastgesteld dat men voor een normale activiteit een minimumtoeslag van 10 pct. op de minimumuurlonen van de categorie verkrijgt. HOOFDSTUK VIII. - Koppeling van de lonen aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 10.De bij de artikelen 7 en 8 vastgestelde minimumuurlonen worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 11.De in artikel 7 bedoelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 105,70, spil van de stabilisatieschijf 103,63 tot 107,81.

Art. 12.De in artikel 10 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.

Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot de hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.

Art. 13.Indien het maandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 12 is aangegeven.

Art. 14.Het overschrijden van de grens van een stabilisatieschijf brengt de aanpassing mede van de laatste minimumuurlonen. Deze aanpassing geschiedt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.

Art. 15.De loonaanpassingen treden in werking de eerste dag van de maand die volgt op deze waarvan het indexcijfer van de consumptieprijzen buiten de van kracht zijnde stabilisatieschijf valt.

Art. 16.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 10 tot en met 14, wordt de volgende tabel opgemaakt op 1 mei 2001 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.De lonen van de werklieden en werksters die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premie of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Hetzelfde geldt voor de uurlonen die de minimumuurlonen werkelijk overschrijden. HOOFDSTUK IX. - Overloon voor de arbeidsprestaties op zaterdag

Art. 18.Voor de gewone arbeidsprestaties op zaterdag, worden de uurlonen van de werklieden en werksters verhoogd met 20 pct. HOOFDSTUK X. - Ploegenpremie

Art. 19.Zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bepalingen van artikel 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971, zullen de werklieden en werksters die in ploegen werken een premie genieten van 0,3498 EUR per uur voor de ochtendploeg in het stelsel van 36 uren/week en van 0,3498 EUR per uur voor de middagploeg in het stelsel van 36 uren/week.

De arbeiders van de nachtploeg genieten een premie van 1,3032 EUR per uur in het stelsel van 36 uren/week.

Deze bepaling mag niet tornen aan gunstigere akkoorden dewelke in sommige ondernemingen zijn gesloten.

De voornoemde bedragen staan tegenover het referte-indexcijfer 105,70.

Ze worden geïndexeerd volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. HOOFDSTUK XI. - Bijkomend dubbel vakantiegeld (assimilatie als eindejaarspremie)

Art. 20.Voor 2001 en 2002 wordt een jaarlijks bijkomend dubbel vakantiegeld van 644,52 EUR toegekend aan de meerderjarige werklieden en werksters die een werkelijke aanwezigheid in de onderneming van ten minste twaalf maanden rechtvaardigen.

Deze bedragen worden verhoogd met 17,35 EUR per jaar anciënniteit in de onderneming, die hoger is dan die welke is vastgesteld in het vorige lid, met een maximum van twaalf jaren anciënniteit.

Voor de jongere werklieden en werksters worden de in artikel 8 bepaalde percentages toegepast op de voormelde bedragen.

De toepassingsmodaliteiten, met inbegrip van de toekenning pro rata temporis, worden vastgesteld door de onderneming, in overleg met de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers. HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie

Art. 21.Aan de werklieden en werksters, die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke in nationaal vlak zijn verenigd, wordt een premie voor georganiseerden met een jaarlijks bedrag van 111,55 EUR voor het jaar 2001 en van 116,51 EUR voor het jaar 2002, erin begrepen het bedrag van de premie voor syndicale vorming, uitbetaald voor de betrokken jaren.

De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen die het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, die voordeliger zijn voor de begunstigden. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsduur

Art. 22.De wekelijkse arbeidsduur blijft vastgesteld op zesendertig uur voor al de ondernemingen.

Voor de ondernemingen die de zevenendertig uur per week zouden toepassen, wordt 6 compensatiedagen toegekend. HOOFDSTUK XIV. - Terugbetaling van de vervoerskosten

Art. 23.De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoersdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats hebben recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 2001, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies gesloten op 30 maart 2001).

Deze collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies schaft het plafond af van 29 747,22 EUR voor de tegemoetkoming van de werkgever en brengt de tegemoetkoming in de abonnementkosten voor alle openbaar vervoer van 54 pct. op 60 pct. vanaf 1 april 2001.

Art. 24.De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 23 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoersdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de baan, heen en terug, berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.

Art. 25.De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XV. - Bijkomende aanwerving

Art. 26.Dit punt zal op het vlak van de ondernemingen besproken worden. HOOFDSTUK XVI. - Tewerkstelling

Art. 27.De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om afdankingen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe beschikkingen van de federale en regionale overheden. HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid. - Nepcontracten Beperking van de overuren

Art. 28.A) Uitzendarbeid De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.

Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.

Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.

Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.

B) Beperking van de overuren Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet-gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging. HOOFDSTUK XVIII. - Opzegtermijn

Art. 29.In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 gesloten op 20 december 1999 in de Nationale Arbeidsraad betreffende de opzegtermijnen van de werklieden en bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de opzegtermijn wanneer de opzeg van de werkgever uitgaat, vastgesteld op : - 35 dagen indien het werklieden betreft die tussen 6 maanden en minder dan 5 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 42 dagen indien het werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 56 dagen indien het werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 84 dagen indien het werklieden betreft die tussen 15 en minder dan 20 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 112 dagen indien het werklieden betreft die meer dan 20 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld.

Voor de bruggepensioneerden, zijn de volgende opzegtermijnen van toepassing : - 28 dagen indien het werklieden betreft die minder dan 20 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 56 dagen indien het werklieden betreft die meer dan 20 jaren ononderbroken in één van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld. HOOFDSTUK XIX. - Voorkoming van stress door het werk

Art. 30.Vanaf 1 januari 2001, zullen de werkgevers de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 toepassen, gesloten op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1999. HOOFDSTUK XX. - Overgangsmaatregel

Art. 31.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK XXI. - Geldigheid

Art. 32.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002, behalve hoofdstuk XVIII die in werking treedt op 31 mei 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^