gepubliceerd op 26 juni 1999
Koninklijk besluit tot invoeging van een recht op loopbaanonderbreking voor de contractuele personeelsleden tewerkgesteld in de federale overheidsdiensten wegens ouderschapsverlof of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
4 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot invoeging van een recht op loopbaanonderbreking voor de contractuele personeelsleden tewerkgesteld in de federale overheidsdiensten wegens ouderschapsverlof of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 99, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985 het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en bij de wetten van 21 december 1994 en 22 december 1995, op artikel 100, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en bij de wet van 21 december 1994, op artikel 100bis ingevoegd door de wet van 21 december 1994, op artikel 102 ingevoegd door het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 22 december 1995 en op artikel 102bis, ingevoegd door de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1995;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 april 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 29 april 1999;
Gelet op het protocol nr. 336 van 19 mei 1999 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheden;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het recht op de onderbreking van de beroepsloopbaan voor ouderschapsverlof of voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid reeds bestaat voor de werknemers van de privé-sector, dat de toekenning van dit recht aan de statutaire werknemers van de federale overheid reeds goedgekeurd werd door de Ministerraad en dat de billijkheid vereist dat dezelfde rechten toegekend worden aan de contractuele werknemers op hetzelfde ogenblik;
Op de voordracht van Onze Ministers van Tewerkstelling en Arbeid en Ambtenarenzaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen van hoofdstuk 3, afdelingen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen betreffende de loopbaanonderbreking wegens zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid of wegens ouderschapsverlof zijn eveneens van toepassing op de werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst en tewerkgesteld in de overheidsdiensten behorend tot het federaal administratief Openbaar Ambt zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Nochtans zijn alle specifieke modaliteiten betreffende of afwijkingen aan de regels voorzien bij het voormeld koninklijk besluit van 7 mei 1999 die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan depersoneelsleden van de rijkbesturen eveens van toepassing op de personeelsleden die bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen zijn, bedoeld in het eerste lid.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1999.
Art. 3.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944; Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951;
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961;
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963;
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967;
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967;
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978;
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982;
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;
Wet van 1 augustus 1985, Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1985;
Koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1986;
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989;
Wet van 20 juli 191, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991;
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994;
Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994;
Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995;
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998;
Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997;
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.