Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 1999
gepubliceerd op 31 juli 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van, voor wat betreft het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen

bron
ministerie van financien
numac
1999003392
pub.
31/07/1999
prom.
03/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/03/1999003392/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van, voor wat betreft het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het U door de Regering ter ondertekening voorgelegde koninklijk besluit beoogt bepaalde wettelijke bepalingen met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet (hierna aangeduid als « CBHK ») te wijzigen. Huidig koninklijk besluit is genomen in toepassing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 23 april 1999 betreffende de eventuele overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen in het CBHK (hierna « de wet »).

In antwoord op de eerste bemerking van de Raad van State dient opgemerkt dat de maatregel opgelegd door artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State te weten de mededeling van onderhvig besluit aan de Voorzitters van de Wetgevende Kamers staat zijn ondertekening door Uwe Majesteit niet in de weg in de mate dat zij enkel een voorwaarde voor publicatie uitmaakt. Het is echter duidelijk dat het besluit pas gepubliceerd zal worden in het Belgisch Staatsblad wanneer het meegedeeld zal zijn aan de Voorzitters van de nieuwe Kamer van volksvertegenwoordigers en van de nieuwe Senaat zoals die uit de verkiezingen van 13 juni 1999 zullen voortvloeien.

Lid 3 van artikel 2 van voormelde wet laat U toe, om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de Federale Participatiemaatschappij te gelasten met de organisatie van de inbreng door het CBHK van een deel van zijn activiteiten aan een dochtervennootschap naar privaat recht, met het oog op de overdracht van alle of een gedeelte van de aandelen van deze laatste. Lid 1 van artikel 2 van de wet laat U eveneens toe om de Federale Participatiemaatschappij te gelasten met de overdracht van alle of een gedeelte van de aandelen dat zij aanhoudt in het CBHK, maar de verkennende gesprekken die hieromtrent gevoerd werden naar aanleiding van een uitnodiging tot het indienen van een bod gepubliceerd in de Belgische en internationale pers in september 1998, hebben aangetoond dat deze mogelijkheid niet tot een goede einde kon worden gebracht omwille van de huidige structuur van de activa en de passiva van het CBHK. Om de verrichtingen bedoeld in lid 3 van artikel 2 van de wet te realiseren, laat artikel 4 U toe, om bij een in Ministerraad overlegd besluit « alle nuttige maatregelen te treffen, en desgevallend de op het CBHK toepasselijke wettelijke bepalingen te wijzigen of op te heffen, teneinde : 1° de regels vast te leggen voor de nodige verrichtingen, met inbegrip van (...) b) de inbreng of overdracht van activa, passiva of bedrijfstakken (...) en c)...de inschrijving in geld of in natura op kapitaaverhogingen van het CBHK... ».

Het U ter ondertekening voorgelegde ontwerp beoogt de verschillende aspecten te regelen van een mogelijke inbreng door het CBHK van het geheel of een gedeelte van zijn activa en passiva in een nieuw op te richten vennootschap naar privaat recht, met het oog op de latere overdracht van alle of een gedeelte van de aandelen van deze dochtervennootschap aan een derde.

Artikel 1 van het voorgelegde besluit wijzigt artikel 62 van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen om het CBHK toe te laten om met het hierboven beschreven doel over te gaan tot de inbreng aan een dochtervennootschap naar privaat recht, hetzij enkel van zijn nieuwe productieactiviteit, met de daarbij horende immateriële activa (goodwill, know-how, personeel), hetzij, in één of meerdere keren, zowel van zijn nieuwe productieactiviteit als van het geheel of een gedeelte van zijn bestaande kredietportefeuille, alsook van de passiva verbonden met de gedane inbrengen, maar met uitsluiting van het geheel of een gedeelte van het bestaande hoofdzakelijk vastrentende passief, dat met Staatswaarborg werd uitgegeven en bij de bestaande vennootschap zou blijven. Dit artikel is noodzakelijk, want indien een dergelijke inbreng wordt gerealiseerd, zal het CBHK in de toekomst geen nieuwe hypothecaire kredieten meer verstrekken, en zal het dan ook maar een gedeelte meer van zijn maatschappelijk doel, zoals voorzien in de gecoördineerde wet, realiseren.

Door de Federale Participatiemaatschappij er mee te gelasten de inbreng en de overdracht bedoeld in artikel 62 nieuw, tweede lid, van de gecoördineerde wet te organiseren heeft U de machten die de wet van 23 april 1999 betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet U verleent uitgeoefend. De bepaling van dit besluit die artikel 65 wijzigt en die hierna toegelicht zal worden wil dat de uitvoeringsmaatregelen vooraf goedgekeurd worden door de voogdijministers van de F.P.M. en de Minister van Begroting. In antwoord op het advies van de Raad van State dient erop gewezen dat, de uitoefening door Uwe Majesteit van deze bepaling alle andere maatregelen die U zou kunnen nemen krachtens de U door de wet verleende machten niet aantast.

Artikel 2 van het voorgelegde besluit voorziet de invoeging in artikel 65 van dezelfde gecoördineerde wet van twee overgangsbepalingen. De eerste laat aan de F.P.M. toe om de hierboven vermelde verrichtingen van inbreng en overdracht van aandelen te organiseren zoals voorzien in artikel 2, lid 3 van de wet. Deze verrichtingen zullen desalniettemin onderworpen worden aan de voorafgaandelijke controle van de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën en de Minister van Begroting. Hun toestemming zal eveneens vereist zijn wanneer, om het beheer van de door de Staat gegarandeerde schuld in het kader van de beoogde reorganisatie te vrijwaren, het voor de F.P.M. nodig blijkt, een bijkomende kapitaalverhoging in geld in het CBHK te onderschrijven. De tweede overgangsmaatregel preciseert dat de bij het CBHK benoemde Regeringscommissaris onrechtstreeks de activiteiten van de aan een derde over te dragen dochtervennootschap van het CBHK slechts zal kunnen controleren zolang de meerderheid van de stemrechten in deze dochtervennootschap in handen zijn van het CBHK. Tenslotte preciseert artikel 3 van huidig besluit dat de fiscale vrijstelling voorzien in artikel 83 van dezelfde gecoördineerde wet, voor zover als nodig, eveneens geldt voor de hierboven omschreven inbreng en de overdrachten van hypotheken die er het gevolg van zouden zijn. Zoals het gebruik van de woorden « meer bepaald » laat uitschijnen gaat het hier om een loutere toelichting van de draagwijdte van het enige lid dat artikel 83 momenteel telt.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, Vice-Eerste Minister, Minister van Economische Zaken en telecommunicatie, belast met de buitenlandse handel, E. DI RUPO De Minister van Financiën, J.J. VISEUR

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 28 april 1999 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet", heeft op 3 mai 1999 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt die motivering in de aanhef aldus : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid die haar oorsprong vindt in het feit dat de bepalingen van dit besluit onmiddellijk moeten genomen worden teneinde het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet toe te laten om het geheel of een gedeelte van zijn actief en passief in te brengen in een privaatrechtelijke vennootschap met het oog op de latere overdracht van de aandelen van deze vennootschap aan een derde;". 1. In de memorie van toelichting van het ontwerp, dat de wet van 23 april 1999 is geworden betreffende de mogelijke overdracht door de federale participatiemaatschappij van haar aandelen van het centraal bureau voor hypothecair krediet, is erop gewezen dat : « op de (...) koninklijke besluiten (uitgevaardigd krachtens artikel 4 van de wet) (...) vanzelfsprekend de bijzondere procedurevoorschriften van toepassing (zijn) die artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt voor besluiten die wettelijke bepalingen kunnen wijzigen (verplicht advies van de Raad van State zelfs in geval van hoogdringendheid, verslag aan de Koning en mededeling aan de Kamers). » (1).

In de aanhef ervan geeft het thans voorliggende koninklijk besluit echter voor onder meer te steunen op artikel 4 van de wet van 23 april 1999.

Het bovengenoemde artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State voorziet meer bepaald in een mededeling aan de voorzitters van de twee wetgevende vergaderingen voordat het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Door dat vormvoorschrift vandaag te vervullen, terwijl de ontbinding van de Wetgevende Kamers nakend is, kan de Regering niet voldoen aan de voorwaarde die de wet heeft gesteld aan de uitoefening van de bijzondere machten waarover zij beschikt.

Bij deze stand van zaken kan de tekst dus niet worden bekendgemaakt. 2. Indien artikel 3 van het besluit, voor zover het een nieuw lid toevoegt aan artikel 83 van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, het enige lid dat dit artikel thans telt, overlapt, is het overbodig en moet het vervallen.Indien het een nieuwe vrijstelling vormt, is daarvoor geen rechtsgrond voorhanden. 3. De in het koninklijk besluit vastgestelde regeling betreffende de voorafgaande goedkeuring door drie ministers, die als artikel 65, § 3, in de gecoördineerde wet zou worden opgenomen, kan niet in de plaats komen van de uitoefening door de Koning van de volle bevoegdheid die Hem bij wet is toevertrouwd met het oog op de privatisering van het CBHK. De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy, P. Quertainmont, staatsraden;

P. Gothot, J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Lienardy.

De voorzitter, Y. Kreins.

De griffier, B. Vigneron. _______ Nota (1) Gedr.St., Kamer van volksvertegenwoordigers, 1748/1-97/98, blz. 3.

3 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen;

Gelet op de wet van 2 april 1999 en inzonderheid op artikelen 2 en 4, betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 19 april 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 21 april 1999 : Gelet op de dringende noodzakelijkheid die haar oorsprong vindt in het feit dat de bepalingen van dit besluit onmiddellijk moeten genomen worden teneinde het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet toe te laten om het geheel of een gedeelte van zijn actief en passief in te brengen in een privaatrechtelijke vennootschap met het oog op de latere overdracht van de aandelen van deze vennootschap aan een derde;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 3 mei 1999 in toepassing van artikel 84, lid 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3bis, § 1;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met de Buitenlandse Handel en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 62 van de gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen wordt, na het eerste lid, een nieuw lid, dat luidt als volgt, ingevoegd : « Niettegenstaande het eerste lid, is het de vennootschap toegelaten om, met de goedkeuring voorzien in artikel 64, lid 6, het geheel of een gedeelte van haar actief en passief, met inbegrip van haar hypothecaire activiteit, de lopende overeenkomsten en de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen, in één of meerdere keren in te brengen in een naamloze vennootschap naar privaat recht, met het oog op de latere overdracht aan een derde van de aandelen van deze vennootschap. »

Art. 2.In Artikel 65 van dezelfde wet, worden de volgende paragrafen ingevoegd, na de tweede paragraaf : « § 3. De inbreng en de overdracht bedoeld in artikel 62, alinea 2 van de huidige wet worden georganiseerd door de Federale Participatiemaatschappij, die in dit opzicht, indien nodig, gemachtigd wordt in te schrijven op een kapitaalsverhoging in geld van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet. De akten en overeenkomsten met betrekking tot deze verrichtingen worden, al naar gelang, verleden door het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet of door de Federale Participatiemaatschappij en worden voorafgaandelijk goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën en de Minister van Budget. » § 4. De regeringscommissaris benoemd overeenkomstig artikel 64 zal zijn controle over de bedrijvigheden van de naamloze vennootschap naar privaat recht bedoeld in artikel 62, lid 2, slechts kunnen uitoefenen zolang het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet de meerderheid van de stemrechten in deze vennootschap uitoefent. »

Art. 3.In artikel 83 van dezelfde wet wordt een nieuw lid, dat luidt als volgt, ingevoegd na het eerste lid : « Deze vrijstelling geldt meer bepaald voor de akten, overeenkomsten, inbrengen en overdrachten van hypotheken met betrekking tot de verrichtingen bedoeld in artikel 62, lid 2 van de huidige wet. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : Vice-Eerste Minister, Minister van Economie zaken en Telecommunicatie, belast met de Buitenlandse Handel, E. DI RUPO De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR

^