gepubliceerd op 10 september 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2011-2012
3 APRIL 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2011-2012 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2011-2012.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012 Sociale programmatie 2011-2012 (Overeenkomst geregistreerd op 6 augustus 2012 onder het nummer 110514/CO/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, met uitzondering van deze van de provincie Luik en van de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant.
Met « werklieden » worden de verklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie
Art. 2.De in artikel 1 bedoelde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : geschoolde werklieden De schietmeersters, de herklovers, de loshouwers, de onderhoudswerklieden (smeden, mecaniciens, magazijniers,...), de schop- en bulldozerconducteurs, de locomotiefbestuurders die door de Nationale Maatschappij der belgische Spoorwegen erkend zijn.
Categorie B : geoefende werklieden De boorders zonder gebruik van springstoffen, de bestuurders van andere mechanische toestellen dan die werlke onder de categorie « geschoolde werklieden » vermeld werden, de bestuurders van verbrijzelaars of brekers, de helpers van de onderhoudswerklieden.
Categorie C : hulpwerklieden De werklieden die niet over de nodige ervaring beschikken om in een of andere van bovenvermelde categorieën geplaatst te worden. HOOFDSTUK III. - Lonen
Art. 3.De minimumbarema uurlonen en de werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 januari 2012 met 0,3 pct. verhoogd.
De bruto minimum uurlonen van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde werklieden worden op 1 januari 2012, op basis van het 38 urenwerkweekstelsel, als volgt vastgesteld : Evolutie in functie van de anciënniteit
Manoeuvre
12,4804 EUR
Hulpwerkman
12,4804 EUR
Na maximaal 3 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende.
Spécialisé
12,6673 EUR
Geoefende
12,6673 EUR
Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende +.
Spécialisé +
12,8114 EUR
Geoefende +
12,8114 EUR
Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geschoolde.
Qualifié
EUR
Geschoolde
EUR
0 an
13,1482
0 jaar
13,1482
3 ans
14,3456
3 jaar
14,3456
5 ans
14,4560
5 jaar
14,4560
Evolutie in functie van de anciënniteit
Qualifié +
EUR
Geschoolde +
EUR
0 an
14,5669
0 jaar
14,5669
3 ans
15,0678
3 jaar
15,0678
5 ans
15,1621
5 jaar
15,1621
HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 4.De op 1 januari 2012 werkelijk uitbetaalde lonen zijn stabiel zolang het indexcijfer van de consumptieprijzen tussen de indexcijfers 117,33 tot 119,68 ligt.
Art. 5.De bij de artikel 9 bepaalde lonen schommelen zowel naar de daling als naar de stijding met volledig verlopen schijven van 1 pct., overeenkomstig de onderstaande enunitiatieve en niet- restrictieve tabel tot vaststelling van de indexcijfers die een schommeling van de lonen tot gevolg hebben :
Indices déterminant la hausse
Indices déterminant la baisse
Indexcijfers die bepalend zijn voor de stijging
Indexcijfers die bepalend zijn voor de daling
-
-
-
-
117,33
116,17
117,33
116,17
118,50
117,33
118,50
117,33
118,68
118,50
119,68
118,50
120,88
119,68
120,88
119,68
122,09
120,88
122,09
120,88
123,31
122,09
123,31
122,09
etc.
etc.
enz.
enz.
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Art. 6.De loonschommelingen worden berekend op het laatste loon dat werd uitbetaald op het ogenblik van de bekendmaking van het indexcijfer waardoor die schommelingen worden veroorzaakt en zijn van toepassing vanaf de eerste dag van de maand na die waarop dat indexcijfer betrekking heeft. HOOFDSTUK V. - Ploegenpremies
Art. 7.De werklieden waar het werk geregeld is in 2 of 3 opeenvolgende ploegen ontvangen vanaf 1 januari 2001 een bijslag van : - 0,3264 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 6 en 14 uur; - 0,3369 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 14 en 22 uur; - 0,7407 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 22 en 6 uur.
Vanaf 1 januari 2002, voor de werklieden die arbeidsprestaties tussen 6 en 14 uur verrichten, zal de toegekende bijslag dezelfde zijn als deze toegekend in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2001, gesloten in hetzelfde paritair subcomité, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.
Feest van Sint-Niklaas
Art. 8.Op 6 december, ter gelegenheid van het feest van Sint-Niklaas, zal elke werknemer een « cadeaucheque » ter waarde van 24,79 EUR ontvangen. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen
Art. 9.Wanneer de werklieden, tariefwerkers inbegrepen, bij gelegenheid een werk moeten uitvoeren dat in een lagere looncategorie is ingedeeld, hebben zij recht op hun gewoon loon. Wanneer zij bij gelegenheid een werk moeten uitvoeren dat in een hogere looncategorie is ingedeeld, ontvangen zij het loon van deze laatste categorie.
Voor de tariefwerkers wordt onder « gewoon loon » verstaan : het gemiddelde loon dat door de betrokken werklieden is verdiend gedurende tweemaal veertien dagen voor de periode van veertien dagen waarin het gelegenheidswerk is verricht. HOOFDSTUK VII. - Vergoedingen voor de dagen werkloosheid veroorzaakt door vorst en/of sneeuw, gecontroleerd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen
Art. 10.Om de loonderving van de werklieden gedurende de werkloosheidsperioden wegens vorst, regen en/of sneeuw te vergoeden, wordt aan de bij artikel 1 beoogde werklieden een dagelijkse vergoeding toegekend. De werkgever bij wie de werkman was tewerkgesteld op het ogenblik dat zijn recht op vergoeding inging, betaalt deze vergoeding.
Benevens de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen, wordt deze vergoeding betaald op vertoon van het formulier C3/2 dat in aanmerking is genomen voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen.
Art. 11.De dagen werkloosheid wegens vorst en/of sneeuw waarvoor de vergoeding wordt betaald, moeten tussen 1 oktober en 31 maart daaropvolgend vallen.
Art. 12.De aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op 8,69 EUR van 1 januari 2011 tot 30 juni 2011, op 8,79 EUR van 1 juli 2011 tot 31 december 2011 en op 8,89 EUR vanaf 1 januari 2012. Die uitkeringen zijn verschuldigd tot maximaal 45 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 2011 en van 45 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 2012.
Art. 13.Het fonds voor bestaanszekerheid zal een bedrag bestemmen om de uitkering van bestaanszekerheid bij te passen voor de ondernemingen geconfronteerd met een grotere economische werkloosheid. De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door de raad van beheer van het fonds.
Art. 14.De bij artikel 12 bedoelde vergoeding wordt door de werkgever betaald op de dag van de uitbetaling van de lonen die volgt op de periode of periodes van werkloosheid. HOOFDSTUK VIII. - Arbeidsduur
Art. 15.De wetelijkse arbeidsduur blijft behouden op 38 uur. HOOFDSTUK IX. - Eindejaarspremie
Art. 16.Vanaf 2011 wordt een eindejaarspremie toegekend die gelijk is aan 6 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitsluiting van de eindejaarspremie, tijdens de referteperiode van 1 november 2010 met 31 oktober 2011.
Vanaf 2012, wordt dit percentage gebracht op 6 pct. tijdens de referteperiode van 1 november 2011 tot 31 oktober 2012.
De arbeiders die de onderneming verlaten, ontvangen de premie pro rata van de ontvangen brutolonen tijdens de referteperiode.
Art. 17.De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 25 december van het lopende jaar uitbetaald.
Art. 18.In geval van betwisting betreffende de betaling van de eindejaarspremie zal er voor elk geval afzonderlijk een beroep worden gedaan op de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK X. - Verstrekken van veiligheidsschoeisel
Art. 19.De werkgevers stellen de werklieden veiligheidsschoeisel ter beschikking, bestaande uit bottines of laarzen met verstrekte neuzen, zoals voorzien in artikel 158ter van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming. HOOFDSTUK XI. - Vergoeding van de reiskosten
Art. 20.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerskosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, wat ook het gebruikte vervoermiddel weze.
Art. 21.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de erkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
De tergubetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XII. - Vakbondspremie
Art. 22.Vanaf 2011, verbinden de werkgevers zich ertoe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de VZW « Sociaal Fonds voor de Werklieden van het groefbedrijf », waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 135 EUR per jaar per effectieve werkman die op 31 december van het vorige jaar is ingeschreven in het personeelsregister, alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden.
Indien de werknemer die op 31 december van het jaar is ingeschreven geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt er pro rata een premie betaald, met een minimum van 6 maanden.
Indien de werknemer niet meer is ingeschreven op 31 december van het jaar, maar in de onderneming heeft gewerkt, zal de premie pro rata temporis worden betaald.
Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.
Voor iedere werknemer die tijdens het refertejaar meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet meer aan het voornoemde fonds.
Met dit bovenvermelde bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 135 EUR toekennen.
Art. 23.De storting die per werkgever en onderneming geschiedt, is afhandelijk van de naleving van de voorwaarden betreffende de verzoenings- en opzeggingsprocedure in geval van stopzetting van de arbeid en zij wordt verricht wanneer noch effectief, noch individueel het werk in de onderneming wordt belemeerd.
Art. 24.Elke actie die tot gevolgd heeft dat artikel 23 niet in acht wordt genomen, kan een vermindering met een vierde van de storting meebrengen; de beslissing van de werkgever wordt slechts genomen nadat er in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties een onderzoek is verricht.
Art. 25.De premie wordt door toedoen van de VZW « Sociaal Fonds voor de Werklieden van het groefbedrijf », Hoogstraat 26-28, te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door dit fonds pro rata temporis verdeeld onder de georganiseerde werknemers die lid zijn van één van de vakorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend.
Art. 26.De rekeningen van de VZW « Sociaal Fonds van de werklieden der groefbedrijf » worden éénmaal per jaar aan de vertegenwoordigers van de werkgevers voorgelegd terwijl dat de inspectie van de sociale wetten eventueel de aangiftes en de bijdragen van de werkgevers controleert. HOOFDSTUK XIII. - Terugbetaling van de kosten voor opleiding
Art. 27.Er zal 24,79 EUR per jaar opleiding worden toegekend, en dit uitsluiten aan de rechthebenden op de vakbondspremie. HOOFDSTUK XIV. - Beëindiging van de loopbaan
Art. 28.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en die ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, door het fonds voor bestaanszekerheid en op beslissing van de raad van bestuur, een maandelijkse aanvullende uitkering worden toegekend die gelijk is aan 1/2 van het verschil tussen het maandelijkse netto referteloon en de werkloosheidsuitkering bij het ontslag. Deze uitkering wordt tot maximaal 65 jaar toegekend en wordt gebonden aan het ontvangen van de werkloosheidsuitkering.
Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties overleg plaatshebben.
In het geval van een geschil zal een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK XV. - Uitzendarbeid
Art. 29.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzakte.
Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XVI. - Afschaffing van de carenzdag
Art. 30.Vanaf het jaar 1997 wordt per semester, de eerste dag van de eerste periode van het jaar afgeschaft.
HHOFDSTUK XVII. - Langdurige ziekte
Art. 31.De arbeider die minstens 2 jaar anciënniteit heeft, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende kalenderdagen, een bijkomende uitkering van 74,37 EUR. HOOFDSTUK XVIII. - Vorming en vorming van de jongeren
Art. 32.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werk-opleidingsovereenkomsten.
Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd/bekrachtigd door het paritair subcomité.
Art. 33.In toepassing van het voor de jaren 2009-2010 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de sociale partners overeen de bijdrage aan de opleidingen met 5 pct. te vermeerderen.
Deze doelstelling kan bereikt worden door een beroep te doen op OIP (Opleidings- en Inschakelingsplannen), werk-opleidingssystemen, voortgezette opleiding van het personeel binnen het bedrijf, betaald educatief verlof, stages in samenwerking met het VDAB en onderwijsinstellingen.
In dat verband worden prioriteiten vastgelegd in het kader van de kaderovereenkomst van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap inzake opleiding en beroepsinschakeling (zie bijgevoegde tekst).
Het opleidingsfonds wordt belast met het toezicht op de geleverde inspanningen en de verslaggeving aan het paritair subcomité. De werkwijze voor het toezicht worden door de bestuurraad van het opleidingsfonds vastgelegd. HOOFDSTUK XIX. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen
Art. 34.Overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 19/07/2005 numac 2005012166 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van een recht op halftijds brugpensioen op 55 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren; - de invoering van een recht op brugpensioen op 56 jaar; - de invoering van een recht op brigpensioen op 56 jaar en 40 jaar beroepsverleden en gewerkt hebben tenminste een trimester vóór de leeftijd van 17 jaar (overeenkomst nr. 92 van de Nationale Arbeidsraad).
Voor deze vier maatregelen zullen kaderovereenkomsten worden opgesteld, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op in het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door dat paritair subcomité. HOOFDSTUK XX. - Waarborg van het globale tewerkstellingsvolume
Art. 35.a) De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst het globale tewerkstellingsvolume te handhaven, op basis van de personeelssterkte op 31 december 2010.
Het werken met arbeidsovereenkomsten van onbepaalde tijd zal worden aangemoedigd.
In geval van problemen, zal overlegd worden met de vakbondsvrijgestelden.
De werkgevers verbinden zich ertoe om geen ontslagen door te voeren om economisch redenen zonder voorafgaand overleg met de vakorganisaties. b) De werkgevers verbinden zich tot overleg met de vakorganisaties ter evaluatie van de arbeidsvoorwaarden teneinde te waken over de veiligheid op de arbeidsplaatsen en de toepassing van de regels inzake hygiëne voor de werknemers.Deze maatregel dringt zich op naar aanleiding van het vertrek van de arbeidersafgevaardigden.
Een jaarlijks raamactieplan inzake veiligheid en gezondheid moet ten laatste tegen 31 december 2012 op sectorvlak opgesteld worden. HOOFDSTUK XXI. - Vernieuwing en onderzoek in ontwikkeling
Art. 36.Overeenkomstig het voor de jaren 2009-2010 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de partijen overeen dat, teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van een cultuur van vernieuwing in de bedrijven en er zoveel mogelijk werknemers bij te betrekken, op basis van hun bezorgheden en hun ervaring, zal het onderwerp van de venrieuwing jaarlijks op de agenda van het paritair subcomité komen met het oog op een dialoog, zonder dat daardoor een onredelijke vermeerding van administratief werk ontstaat en op voorwaarde dat de vertrouwelijke aard van de tijdens die dialoog meegedeeld inlichtingen gerespecteerd wordt.
HHOFDSTUK XXII. - Indienstneming, integratie of aan het werk houden van personen met beperkte mentale of fysieke capaciteiten al dan niet veroorzaakt door een (arbeids) ongeval of een beroepsziekte
Art. 37.Op de uitdrukkelijke voorwaarde van een anciënniteit van tien jaar in de sector zal tussen de partijen met het oog op reclassering overleg worden gepleegd. HOOFDSTUK XXIII. - Hospitalisatieverzekering
Art. 38.De partijen zullen de situatie in de sector onderzoeken via het fonds voor bestaanszekerheid.
HOOFSTUK XXIV. - Tijdskrediet
Art. 39.De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad zal van toepassing zijn. HOOFDSTUK XXV. - Duur van de overeenkomst
Art. 40.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwering met ingang van 1 januari 2011 en treedt buiten werking op 31 december 2012.
Zij zal stilzwijgend worden verlengd voor een duur van een jaar tot het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden.
De vroegere akkoorden die niet worden gewijzigd bij deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van toepassing, zonder voorbehoud van de eventuele meer gunstiger akkoorden gesloten op ondernemingsniveau.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 april 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2011-2012 Samenwerkingsovereenkomst inzake opleiding, beroepsinschakelingen onderwijs in de sector van de hardsteengroeven (PSC 102.02 en 102.04) bij toepassing van de kaderovereenkomst Deze overeenkomst wordt opgesplitst in specifieke overeenkomsten : - een overeenkomst Waalse Gewest - Opleidingsfonds PSC 102.02 - 102.04 FOREm; - een overeekomst Waalse Gewest - Opleidingsfonds PSC 102.02 - 102.04 - Secundair onderwijs; - een overeenkomst Waalse Gewest - Opleidingsfonds PSC 102.01 - 102.04 - Onderwijs voor scoiale promotie.
Elke specifieke overeenkomst omvat de hoofddoelstellingen van de kaderovereenkomst.
Elke overeenkomst spitst zich toe op de 11 in de kaderovereenkomst vastgelegde krachtlijnen maar nog meer in het bijzonder op de volgende krachtlijnen : 1. De bevordering en de opwaardering van de beroepen van de sector in samenwerking met de FOREm en het onderwijs waarbij ondersteuning wordt verstrektd door de VZW « Le Maillet d'or » via onder meer « Tecnipierre » en la « Fête de la Pierre ».2. De vastlegging van opleidingsprogramma's in functie van de verschillende beroepen teneinde de CCPQ te stijven.3. Bevorderen van bedrijfsstages in samenwerking met de FOREm voor de stagiaires in opleiding en het OIP;in samenwerking met het voltijds onderwijs voor technische en beroepsbekwaaheid en het alternerend leren. 4. De uitbouw van taalopleidingen in samenwerking met het « Maison des langues » van de provincie Luik.5. Doorvoeren op het niveau van het opleidingsfonds van een geregelde analyse van de arbeidsmarkt, de behoeften aan arbeidskrachten voor de verschillende beroepen minstens een halfjaarlijkse bijsturing van de acties van het opleidingsfonds in overleg met de partners.6. Communicatie over de werkaanbiedingen van de bedrijven in de sector met de FOREm versterken op basis van de analayse van het opleidingsfonds.7. Opdrijven van de opleidingen voor werkzoekenden met het oog op gelijke kansen wat betreft de toegang tot opleiding en werk voor alle doelgroepen.Er worden samenwerkingsverbanden opgezet tussen het opleidingsfonds en Mire om de doelgroepen O.C.M.W. en AWIPH te bereiken. 8. Het opleidingsfonds gaat, in samenwerking met de Forem, de voortgezette opleiding intensiveren van de werknemers van de sector op technisch gebied om aansluiting te vinden bij de evolutie van zowel de technologie als de talenkennis zulks om de aanwezigheid van de sector op gebied van export te versterken.Bijzondere aandacht zal hierbij uitgaan naar de oudere en ervaren werknemers om hun inzetbaarheid te vrijwaren met het oog op een betere overdracht van hun knowhow aan de stagiairs en de nieuwe werknemers. 9. Het opleidingsfonds zal de vereiste contacten leggen met de competentiecentra en de high-techcentra om de mogelijkheden te overlopen om een beroep te doen op deze centra voor bepaalde functies en de te onderzoeken of het mogelijk is of er kan worden bijgedragen tot de uitbouw en de opwaardering ervan.10. Het opleidingsfonds zal overleggen met de commissie voor de erkenning van de competenties om na te gaan welke criteria kunnen worden ingevoerd om de werknemers zonder diploma maar wier competenties op beroepsvlak zijn erkend om hun kwalificaties te laten erkennen via de validatie van hun competenties.11. Zoals bepaald in punt 7 zal het opleidingsfonds samenwerken met Mire om de beroepsinschakeling te ondersteunen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 april 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK