gepubliceerd op 08 mei 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers
3 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, inzonderheid op artikel 10, eerste lid en artikel 11;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, inzonderheid op artikel 16, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 augustus 1998, artikel 18, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 1998, artikel 20, artikel 21, § 2, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1979, artikelen 41 en 43, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 1998;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1.439 van 19 maart 2003;
Gelet op de adviezen van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie van 6 februari 2002 en 2 april 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven het vaderschaps- en adoptieverlof vanaf 1 juli 2002 tot tien dagen heeft gebracht.
Overwegende dat de Nationale Arbeidsraad, in zijn advies nr. 1.439 van 19 maart 2003, heeft geoordeeld dat de 7 bijkomende dagen vaderschaps- en adoptieverlof moesten worden gelijkgesteld voor wat de jaarlijkse vakantie betreft.
Het is dus bijzonder dringend om retroactief de reglementering aan te passen aan 1 juli 2002 zodat de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie en de vakantiefondsen een correcte betaling kunnen verzekeren van het vakantiegeld van het vakantiejaar 2003 aan arbeiders die genoten zouden hebben van een vaderschaps- of adoptieverlof in 2002. Trouwens, een zelfde hoogdringendheid stelt zich voor de bedienden die van een vaderschaps- of adoptieverlof zouden hebben genoten in 2002 zodat de werkgevers een correcte betaling van het vakantiegeld van 2003 kunnen verzekeren. Verbeteringen moeten tevens gebeuren voor de bedienden die tussen juli 2002 en het verschijnen van dit koninklijk besluit een vervroegd vakantiegeld hebben ontvangen.
Ten slotte kan deze gelijkstelling eveneens een invloed hebben op het aantal toegekende vakantiedagen in 2003 aan arbeiders en bedienden die zouden genoten hebben van een vaderschaps- of adoptieverlof in 2002.
Het is dus belangrijk dat de belanghebbenden zo vlug mogelijk op de hoogte worden gebracht van de draagwijdte van deze gelijkstelling.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 augustus 1998, wordt aangevuld als volgt : « 20° het vaderschaps- of adoptieverlof bij toepassing van artikel 30, § 2 of § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of van artikel 25quinquies , § 2 of § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. »
Art. 2.Artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 1998, wordt aangevuld als volgt : « 8° bij vaderschaps- of adoptieverloven : de periodes van arbeidsonderbreking bij toepassing van artikel 30, § 2 of § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of van artikel 25quinquies , § 2 of § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. »
Art. 3.Artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld als volgt : « h) voor de in artikel 16, 20° bedoelde arbeidsonderbrekingen, door het gemeentebestuur. »
Art. 4.Artikel 21, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1979, wordt aangevuld als volgt : « 8° vaderschaps- of adoptieverloven bedoeld bij artikel 16, 20°; ».
Art. 5.Artikel 41 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 1998, wordt aangevuld als volg : « 18° het vaderschaps- of adoptieverlof bij toepassing van artikel 30, § 2 of § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of van artikel 25quinquies , § 2 of § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. ».
Art. 6.Artikel 43 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 1998, wordt aangevuld als volg : « 7° bij vaderschaps- of adoptieverloven : de periodes van arbeidsonderbreking bij toepassing van artikel 30, § 2 of § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of van artikel 25quinquies , § 2 of § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. »
Art. 7.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2002.
Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE