Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 mei 2021
gepubliceerd op 14 juni 2021

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2021042027
pub.
14/06/2021
prom.
02/05/2021
ELI
eli/besluit/2021/05/02/2021042027/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 MEI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat we ter Uwer ondertekening voorleggen, heeft betrekking op de aanpassing van de regelgeving inzake het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling.

Middels dit ontwerp van koninklijk besluit wordt het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote van het personeelslid stapsgewijs uitgebreid van 10 naar 20 werkdagen.

In navolging van de opmerking die de Raad van State in zijn advies nr. 68.838/2 dd. 8 maart 2021 gegeven heeft aangaande de gehanteerde terminologie, kan volgende duiding gegeven worden.

Gelet op de grote mate van uniformiteit die er bestaat tussen het verlofstatuut van de politiediensten en het verlofstatuut van het Federaal Openbaar Ambt, werd besloten hetzelfde begrip, met name "de bevalling", te hanteren in het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit als dit vermeld in artikel 15, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

ADVIES 68.838/2 VAN 8 MAART 2021 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 30 MAART 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN HET PERSONEEL VAN DE POLITIEDIENSTEN BETREFFENDE HET OMSTANDIGHEIDSVERLOF NAAR AANLEIDING VAN DE BEVALLING' Op 8 februari 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 8 maart 2021. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Béatrice DRAPIER, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Julien GAUL, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 maart 2021.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN Aangezien het protocol van onderhandelingen nr. 498/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten van 9 december 2020 niet is ondertekend door de verantwoordelijke leiders van de vakorganisaties, noch door de leden van de overheidsafvaardiging, kan het vormvereiste niet geacht worden naar behoren te zijn vervuld.

De steller van het ontwerp dient ervoor te zorgen dat dit voorafgaande vormvereiste naar behoren wordt vervuld.

BIJZONDERE OPMERKINGEN Dispositief Artikel 1 Ter wille van de samenhang van de terminologie die in artikel 1 van het ontwerp wordt gebruikt, met de terminologie die voor dezelfde gebeurtenis in het stelsel van de contractuele personeelsleden wordt gebruikt in artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten `betreffende de arbeidsovereenkomsten', waarnaar in artikel VIII.IV.1, § 2, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten `tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten' ("RPPol") wordt verwezen, verdient het aanbeveling de woorden "voor de bevallingen" te vervangen door de woorden "voor de geboortes".1 Artikel 2 Het ontworpen besluit heeft met terugwerkende kracht uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

Er dient op te worden gewezen dat terugwerking a priori niet kan worden aanvaard aangezien bestuurshandelingen krachtens een algemeen rechtsbeginsel in de regel geen terugwerkende kracht hebben.

Terugwerkende kracht kan evenwel gerechtvaardigd zijn indien de wet die toestaat, wat hier niet het geval is. Terugwerkende kracht is, indien ze niet door de wet wordt toegestaan, alleen aanvaardbaar bij wijze van uitzondering, met name wanneer ze nodig is voor de continuïteit van de openbare dienst of voor de regularisering van een feitelijke of een rechtstoestand en voor zover de vereisten inzake rechtszekerheid vervuld zijn en de individuele rechten geëerbiedigd worden.

In dat verband dient men zich af te vragen welke impact de terugwerking kan hebben op het recht op omstandigheidsverloven naar aanleiding van geboortes die al vanaf 1 januari 2021 hebben plaatsgevonden.

Naar aanleiding van een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister de volgende toelichting gegeven: "Op grond van artikel VII[I].IV.1, § 1, 2°, RPPol bekomt een personeelslid een omstandigheidsverlof voor de bevalling van de echtgenote of de persoon met wie het personeelslid op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft.

Het omstandigheidsverlof kan evenwel, in voorkomend geval, ook worden opgenomen in een andere periode dan die van de gebeurtenis zelf. Een concrete opnametermijn is reglementair niet voorzien. Louter het bestaan van een verband tussen de gebeurtenis en het ogenblik waarop het verlof wordt genomen dient in dergelijk geval aangetoond te worden. (...) Daar er aldus geen beperking is in de tijd waarbinnen dit verlof opgenomen kan worden, dient, ons inziens, niet voorzien te worden in overgangsrecht. De personeelsleden zullen naderhand het niet genoten gedeelte aldus alsnog toegekend krijgen (cf. 5 dagen) en met voorlegging van de geboorteakte onbeperkt kunnen opnemen." Gelet op die toelichting is de voorgenomen terugwerking aanvaardbaar.

De Griffier, B. DRAPIER De Voorzitter, P. VANDERNOOT _______ Nota 1 Zie in die zin advies 68.243/1-2-3-4, op 10 november 2020 gegeven over een voorontwerp van wet dat heeft geleid tot de programmawet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044541 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, opmerking 1 over artikel 62 (http://www.raadvst consetat.be/dbx/adviezen/68243.pdf).

2 MEI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);

Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 498/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten van 9 december 2020;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 17 december 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 11 januari 2021;

Gelet op het advies van de Raad van burgemeesters, gegeven op 14 januari 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 26 januari 2021;

Gelet op advies 68.838/2 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel VIII.IV.1, § 1, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2014 pub. 11/02/2014 numac 2014000001 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt: "2° de bevalling van de echtgenote van het personeelslid: 15 werkdagen voor de bevallingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021 en 20 werkdagen voor de bevallingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023;".

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

Art. 3.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 mei 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

^