gepubliceerd op 13 december 2024
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de beroepsbezigheid van een pensioneerde in het kader van een flexi-job
2 DECEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de beroepsbezigheid van een pensioneerde in het kader van een flexi-job
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer U het volgende koninklijk besluit ter ondertekening voor te leggen.
Het besluit wijzigt artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de uitoefening van een beroepsbezigheid gelijktijdig met het genot van een pensioen.
Dat artikel laat de gerechtigden op een vervroegd rustpensioen toe om onder bepaalde voorwaarden een beroepsbezigheid uit te oefenen en de inkomsten ervan te cumuleren met het pensioen.
De verworven beroepsinkomsten moeten evenwel beperkt worden tot een welbepaald grensbedrag dat verschilt naargelang de hoedanigheid waarin de activiteit wordt uitgeoefend.
Tijdens het budgettair conclaaf van oktober 2023, werd het stelsel van de flexi-jobs uitgebreid tot nieuwe sectoren.
Om te vermijden dat een persoon, die aan de voorwaarden voldoet om aanspraak te kunnen maken op een vervroegd rustpensioen zonder 45 loopbaanjaren te bewijzen, ervoor opteert om een vervroegd pensioen te combineren met een flexi-job in plaats van zijn beroepsbezigheid verder te zetten tot de wettelijke pensioenleeftijd, heeft de regering beslist om de regels inzake de cumulatie van een rustpensioen met beroepsinkomsten die voortvloeien uit een activiteit als werknemer met een flexi-job, te verstrengen door een nieuw grensbedrag en een specifieke sanctie in te voeren voor dergelijke activiteit.
Voor het jaar 2025 is het grensbedrag voor de inkomsten die voortvloeien uit een activiteit van flexi-job 5.893,00 euro, hetzij 7.190,00 euro geïndexeerd.
Dat grensbedrag wordt niet verhoogd in het geval er kinderen ten laste zijn en wordt niet toegepast voor gerechtigden op een of meerdere overlevingspensioenen, noch op de echtgenoot van een gerechtigde op een gezinspensioen.
De nieuwe maatregel zal voor het eerst toegepast worden op de inkomsten van het jaar 2025.
Personen die vervroegd gepensioneerd zijn op het ogenblik van de uitoefening van een flexi-job behouden het recht om een flexi-job te hebben uitgeoefend. Dit betekent dat er niet retro-actief werknemersbijdragen of personenbelasting worden gevorderd.
Er zullen gelijkaardige maatregelen in de regeling voor werknemers en in de openbare sector worden genomen.
Commentaar van de artikelen
Artikel 1
Artikel 1 brengt verschillende wijzigingen aan artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen aan.
De 1° wijzigt het eerste lid van paragraaf 1 zodat verwezen wordt naar de fiscale bepalingen over de activiteit als werknemer met een flexi-job.
De 2° vult paragraaf 2, A aan met een 1°/1 door te definiëren wat moet verstaan worden onder een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-jobcontract.
De 3° heft paragraaf, B van artikel 107 op dat betrekking had op een bepaling die niet meer van toepassing is sinds 2015.
Het 4° vult paragraaf 2, C aan met een 1°/1 en voert een grensbedrag in van 5.893,00 euro (basisbedrag voor de inkomsten van het jaar 2013) voor de beroepsinkomsten die voortvloeien uit een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job voor de personen die de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt hebben en die geen loopbaan van 45 jaren bewijzen op het ogenblik waarop het pensioen ingaat.
Het 5° en 6° wijzigt paragraaf 2, D, 1°, en paragraaf 2, E, 1°, door de notie beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job in te voeren voor de gerechtigden op uitsluitend een of meerdere overlevingspensioenen.
Zelfs indien het nieuwe grensbedrag niet van toepassing is op de gerechtigden op uitsluitend een of meerdere overlevingspensioenen, worden de beroepsinkomsten die voortvloeien uit een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job eveneens in aanmerking genomen bij de controle van het grensbedrag dat van toepassing is op die categorie van gerechtigden.
Het 7° heft paragraaf 2, F op. Die bepaling is niet meer van toepassing in de huidige reglementering van de zelfstandigen inzake cumulatie.
Het 8° bevat een technische verbetering op vlak van de gebruikte terminologie, waarbij de begrippen "handelaar" en "Wetboek van koophandel" vervangen worden door "onderneming" en "Wetboek van economisch recht", ingevoerd door de wet van 28 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2013 pub. 29/03/2013 numac 2013011134 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot invoering van het Wetboek van economisch recht sluiten.
Het 9° vervangt paragraaf 3, A. Die maatregel over de gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van verscheidene beroepsbezigheden herneemt de bedragen die van toepassing zijn op de verschillende categorieën van pensioengerechtigden (rustpensioen op de wettelijke leeftijd, vervroegd rustpensioen of uitsluitend overlevingspensioen) en bepaalt hoe moet rekening gehouden worden met de inkomsten van elke beroepsbezigheid.
Paragraaf 3, A, dat specifiek de gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van een beroepsbezigheid als zelfstandige en van een of meerdere beroepsbezigheden in de regeling voor werknemers betreft, is aangepast zodat rekening gehouden wordt met de regeling inzake flexi-jobs.
De bezigheid als werknemer met een flexi-job wordt naar rata van 80 % van de beroepsinkomsten in aanmerking genomen zoals voor een bezigheid als werknemer buiten het kader van een flexi-job.
Het punt 10 bevat een technische verbetering ingevolge de opheffing van de punten B en F in paragraaf 2, alsook een technische verbetering door artikel 9, § 1, laatste lid, van het KB nr. 72, dat vanaf 1 juli 2019 vervangen werd door artikel 9, § 2, tweede en derde lid.
Het 11° bevat zowel technische verbeteringen ingevolge het opheffen van de punten B en F in paragraaf 2 als een verbetering van de tekst, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 03/03/2023 numac 2023040530 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 15/02/2023 numac 2023200677 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de pensioenleeftijd type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 03/03/2023 numac 2023040529 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de pensioenleeftijd sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.
Het 12° betreft de sanctie die wordt toegepast bij overschrijding van de toegelaten grensbedragen.
Het eerste lid herneemt het huidige principe voor wat betreft de sanctie die van toepassing is wanneer de toegelaten grensbedragen overschreden worden door de gerechtigden bedoeld in paragraaf 2, A, C, 1°, 2° en 3°, D en E, en in paragraaf 3, te weten, de vermindering van het pensioenbedrag naar rata van het percentage waarmee het grensbedrag, vastgesteld in functie van de pensioengerechtigde, overschreden werd.
Het tweede lid voert een nieuwe specifieke sanctie in die van toepassing is op de gerechtigden op een rustpensioen die de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt hebben en geen loopbaan van 45 jaren kunnen bewijzen en die uitsluitend een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job uitoefenen, zoals bedoeld in § 2, C, 1°/1. Indien die beroepsinkomsten, het nieuwe grensbedrag (5.893,00 euro) overschrijden, dan wordt de betaling van het pensioen geschorst naar rata van de helft van het percentage waarmee de beroepsinkomsten uit die activiteit als werknemer met een flexi-job het nieuwe grensbedrag dat van toepassing is op flexi-jobs (5.893,00 euro) overschreden hebben.
Het derde lid wijkt af van het eerste en het tweede lid voor wat betreft de beroepsinkomsten die aan geen enkele beperking onderworpen zijn voor de gerechtigde op een rustpensioen vanaf 1 januari van het jaar waarin de pensioenleeftijd bereikt of indien hij op de effectieve ingangsdatum van zijn eerste rustpensioen, gelegen vóór 1 januari van het jaar van zijn pensioenleeftijd, een loopbaan bewijst van ten minste 45 kalenderjaren.
Het vierde lid bepaalt dat de gerechtigde op een rustpensioen, afgetrokken van het rustpensioen van zijn echtgenoot, dat berekend werd tegen het percentage voor een gezin, die de pensioenleeftijd bereikt heeft en nog verder een beroepsbezigheid uitoefent, de grensbedragen, bedoeld in de paragrafen 2 en 3 moet naleven.
In het vijfde lid wordt bepaald dat het rustpensioen van de gerechtigde, berekend tegen het percentage voor een gezin, opnieuw moet berekend worden wanneer zijn echtgenoot een beroepsbezigheid uitoefent waarvan de inkomsten de grensbedragen, bedoeld in de paragrafen 2 en 3, overschrijden.
Het zesde en het zevende lid voeren een specifieke sanctie in die afwijkt van het principe dat voorzien is in de vorige leden en toegepast wordt op de gerechtigden op een rustpensioen die de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt hebben en geen loopbaan van 45 jaren kunnen bewijzen en die gelijktijdig of achtereenvolgens een beroepsbezigheid uitoefenen als zelfstandige en een of meerdere beroepsbezigheden als werknemer waarvan een activiteit als werknemer met een flexi-job, zoals bedoeld in paragraaf 3, A. Het zesde lid voorziet dat wanneer de beroepsinkomsten uit de beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job het nieuwe grensbedrag (5.893,00 euro) overschrijden zonder dat de beroepsinkomsten van de gerechtigde op een rustpensioen, voor alle activiteiten samen, het huidige grensbedrag van 6.056,01 euro overschrijden, wordt de betaling van het pensioen geschorst naar rata van de helft van het percentage waarmee de beroepsinkomsten die voortvloeien uit de beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job het nieuwe grensbedrag dat van toepassing op de flexi-jobs (5.893,00 euro) overschrijden.
Het effect van de sanctie wordt dus verzacht door het verminderingspercentage door twee te delen.
Het zevende lid voorziet dat de beroepsinkomsten van de gerechtigde op een rustpensioen, voor iedere beroepsbezigheid samen, het huidige grensbedrag van 6.056,01 euro overschrijden en wanneer de beroepsinkomsten van de activiteit als werknemer met een flexi-job eveneens het nieuwe grensbedrag van 5.893,00 euro overschrijden, dan wordt de betaling van het pensioen geschorst op de volgende wijze: 1° eerst wordt het percentage vastgesteld waarmee de totale beroepsinkomsten, verworven voor iedere beroepsbezigheden samen, het huidige grensbedrag van 6.056,01 euro overschrijden. Het pensioenbedrag wordt verminderd met het percentage van de overschrijding. 2° vervolgens wordt het percentage vastgesteld waarmee de beroepsinkomsten die voortvloeien uit de beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job het nieuwe grensbedrag dat van toepassing is op de flexi-jobs (5.893,00 euro) overschreden hebben; het percentage van die overschrijding wordt gedeeld door 2 en wordt daarna toegepast op het pensioenbedrag dat overblijft na de toepassing van de eerste stap.
Ook in dat geval worden de beroepsinkomsten uit de flexi-job tweemaal in aanmerking genomen worden voor de controle van het toegelaten grensbedrag maar het effect van de tweede sanctie wordt verzacht door het percentage van overschrijding door twee te delen.
Bijgevolg, indien de beroepsinkomsten van de gerechtigde op een rustpensioen voor iedere activiteit samen, het huidige grensbedrag (6.056,01 euro) overschrijden maar de inkomsten uit de activiteit als werknemer met een flexi-job het nieuwe grensbedrag van 5.893,00 euro niet overschrijden, wordt enkel het principe, bedoeld in 1° toegepast, te weten de vermindering van het pensioenbedrag met het percentage van overschrijding dat voortvloeit uit de totale inkomsten van iedere beroepsbezigheid samen, ten opzichte van het huidige grensbedrag (6.051,01 euro).
Om te beantwoorden aan het advies van de Raad van State nr. 76.621/16 van 26 juni 2024 en in het bijzonder over het principe van gelijkheid en van non-discriminatie kan het volgende worden aangegeven: indien er geen bijkomende vermindering voor beroepsinkomsten uit een flexi-job zou worden voorzien, zou er een ongelijke behandeling dreigen te ontstaan ten aanzien van klassieke werknemers. Op beroepsinkomsten van een gepensioneerde die een flexi-job uitoefent, zijn immers geen personenbelastingen noch werknemersbijdragen verschuldigd. Hierdoor zou bij een gelijk grensbedrag het netto-inkomen dat een flexi-job-werknemer zou kunnen cumuleren met een rustpensioen hoger komen te liggen dan dat van een klassieke werknemer. De invoering van dit nieuwe bijkomende grensbedrag heeft bijgevolg als doel om een verschuiving van de ene naar de andere arbeidsvorm te ontmoedigen en te voorkomen dat zelfstandigen hun rustpensioen vroeger zouden opnemen om vervolgens een beroepsactiviteit als flexi-job-werknemer op te nemen (of verder te zetten) waarvan de inkomsten hoger zijn dan het nieuwe grensbedrag.
De bedragen stemmen overeen met de basisbedragen van de inkomsten van het jaar 2013.
In het achtste lid wordt verwezen naar desbetreffende wettelijke bepalingen van de Federale Pensioendienst voor wat betreft de sanctie die toegepast wordt wanneer de inkomsten uit een uitsluitende beroepsbezigheid als werknemer (inclusief de activiteit als werknemer met een flexi-job) de toegelaten grensbedragen overschrijden.
Het negende lid regelt de afrondingen voor wat betreft het overschrijdingspercentage.
In 13° wordt paragraaf 5 gewijzigd zodat in de toekomst de jaarlijkse bedragen, vermeld in de paragrafen 2 tot 4 van artikel 107 niet meer op 1 januari van ieder jaar moeten aangepast worden bij ministerieel besluit. Daarvoor volstaat een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 2 In dit artikel wordt het toepassingsgebied van dit besluit begrensd.
De maatregel treedt in werking op 1 januari 2025 en is dus een eerste maal van toepassing op de beroepsinkomsten met betrekking tot het kalenderjaar 2025.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van de Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 76.621/16 van 26 juni 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de beroepsbezigheid van een gepensioneerde in het kader van een flexi-job' Op 29 mei 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Zelfstandigen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de beroepsbezigheid van een gepensioneerde in het kader van een flexi-job'.
Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 18 juni 2024. De kamer was samengesteld uit Wilfried VAN VAERENBERGH, eerste voorzitter van de Raad van State, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Johan PUT, assessor, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Lennart NIJS, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Toon MOONEN, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 juni 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. VOORAFGAANDE OPMERKING 2. Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies wordt gegeven, vestigt de Raad van State de aandacht van de adviesaanvrager erop dat de ontbinding van de Wetgevende Kamers tot gevolg heeft dat de regering sedert die datum en totdat, na de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een nieuwe regering is benoemd door de Koning, niet meer over de volheid van haar bevoegdheid beschikt.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is.
STREKKING VAN HET ONTWERP 3. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot aanpassing van de regels voor het cumuleren van het pensioen van gerechtigden op een vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen met de inkomsten van een beroepsbezigheid in het kader van een flexi-job.De bedoeling is om te vermijden dat personen die een vervroegd rustpensioen kunnen genieten maar geen volledige loopbaan van 45 jaar kunnen aantonen, ervoor zouden opteren dat vervroegd pensioen te combineren met een flexi-job in plaats van de beroepsbezigheden verder te zetten tot de wettelijke pensioenleeftijd.
Daartoe bevat het ontwerp, naast een aantal technische wijzigingen, onder andere de volgende wijzigingen aan artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 `houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen'. De omschrijving van het begrip beroepsbezigheden wordt aangevuld met de fiscale bepalingen die betrekking hebben op de activiteiten van werknemers met een flexi-job (artikel 1, 1°, van het ontwerp). De mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job wordt ingeschreven (artikel 1, 2° ). Tevens voert het ontwerp grensbedragen in voor de cumulatie ervan met rust- of overlevingspensioenen (artikel 1, 4° tot 6° ). De regeling van de gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van een beroepsbezigheid wordt aangepast in functie van de mogelijkheid om te werken als flexi-jobber (artikel 1, 9° ). Er wordt in specifieke sancties voorzien ingeval van overschrijding van de grensbedragen (artikel 1, 15° ).
Het te nemen besluit treedt in werking op 1 januari 2025 en is van toepassing op de beroepsinkomsten verworven vanaf het kalenderjaar 2025 (artikel 2).
RECHTSGROND 4. Het ontwerp vindt rechtsgrond in de artikelen 9, § 1, eerste lid, 1°, en 30bis van het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967 'betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen'.
Artikel 9, § 1, eerste lid, 1°, machtigt de Koning om, wat de gehuwde gerechtigden op een rustpensioen voor zelfstandigen betreft, de beroepsbezigheden te bepalen die met het oog op de vaststelling van het bedrag van het rustpensioen nog kunnen worden uitgeoefend door de echtgenoot van de gerechtigde. Naar luid van artikel 30bis, derde lid, kan de Koning in afwijkingen voorzien op de onmogelijkheid om het rustpensioen te combineren met een beroepsbezigheid en, voor die gevallen, bepalen of het pensioen volledig of slechts ten dele betaalbaar is.
ALGEMENE OPMERKING 5.1. Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof is een verschil in behandeling slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. [1] 5.2. In advies 56.896/1 van 19 december 2014 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 18 januari 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/01/2015 pub. 23/01/2015 numac 2015022019 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 18/01/2015 pub. 30/01/2015 numac 2015022026 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen. - Addendum sluiten 'tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen' wees de Raad van State op het onderscheid dat bij de cumulatie van het rustpensioen met beroepsinkomsten wordt gemaakt tussen categorieën van gepensioneerden op grond van de leeftijd en de duur van de beroepsloopbaan. Dat verschil in behandeling wordt in het voorliggende ontwerp bestendigd.
De gemachtigde verklaarde in dat verband: "Le projet d'arrêté royal soumis pour avis introduit un nouveau plafond de l'activité autorisée (et une nouvelle sanction) pour les bénéficiaires d'une pension de retraite de travailleur indépendant qui exercent une activité salariée en comme flexi-job.
Les critères, d'âge et de carrière, qui déterminent si le pensionné doit limiter ou non son activité restent les mêmes qu'auparavant.
Ainsi, comme actuellement, seuls les bénéficiaires d'une pension de retraite à partir de l'âge légal ou les bénéficiaires d'une pension anticipée qui prouvent une carrière d'au moins 45 ans peuvent exercer une activité illimitée. Les autres bénéficiaires doivent limiter leurs revenus sur base des différents plafonds.
Nous nous rallions aux justifications apportées dans le cadre de l'avis CE 56.896/1 précité ainsi que celles reprises dans le Rapport au Roi de l'arrêté royal du 18 janvier 2015 modifiant l'article 107 de l'arrêté royal du 22 décembre 1967 portant règlement général relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants soit : 'Les deux critères qui donnent la possibilité d'un cumul illimité, d'une part le critère de l'âge et d'autre part le critère de la durée de carrière, sont des critères objectifs. En effet, pour l'âge, il s'agit de l'âge légal de la pension actuel de 65 ans. Pour la condition de carrière, il s'agit du nombre d'années requis pour atteindre une carrière complète. Cette mesure est prévue pour les personnes âgées d'au moins 65 ans car l'objectif du gouvernement est qu'elle participe, avec d'autres mesures, au maintien en activité des plus âgés. Celle-ci permet par ailleurs aux pensionnés de compléter une pension le cas échéant plus faible.
Quant aux pensionnés qui n'ont pas atteint l'âge de 65 ans, il ne convient pas pour ceux qui n'ont pas une carrière suffisante de leur permettre cette possibilité de cumul illimité car il est préférable que ceux-ci reportent le moment de leur départ à la pension anticipée de sorte qu'ils complètent encore leur carrière.'" In advies 56.896/1 formuleerde de Raad van State op dat punt een voorbehoud. 5.3. In het voorliggende ontwerp worden de personen die een vervroegd rustpensioen als zelfstandige genieten en geen loopbaan van 45 jaar kunnen aantonen aan een verschil in behandeling onderworpen in zoverre ze dat rustpensioen cumuleren met beroepsinkomsten als flexi-jobber.
De sanctie voor het overschrijden van de grensbedragen kan in dat geval immers bestaan in een bijkomende vermindering van het pensioenbedrag (ontworpen artikel 107, § 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967).
Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de oorsprong van de beroepsinkomsten, en streeft een legitiem doel na, namelijk het ontmoedigen van het voortijdig opnemen van het rustpensioen. Er moet evenwel ook worden nagegaan of het verschil in behandeling pertinent is en de maatregel evenredig in het licht van dat doel.
Hoewel kan worden aangenomen dat het verschil in behandeling geen onevenredige gevolgen met zich meebrengt, nu wordt bepaald dat het rustpensioen, in geval van een bijkomende vermindering, slechts wordt verminderd ten belope van de helft van het percentage waarmee de inkomsten uit de activiteit als flexi-jobber het voor die activiteit beoogde grensbedrag overschreden hebben, moet in het verslag aan de Koning worden verantwoord waarom die bijkomende vermindering zich precies ten aanzien van de voortijdig gepensioneerde flexi-jobber opdringt. Zoals in het verslag aan de Koning wordt bevestigd, worden de beroepsinkomsten uit een flexi-job immers reeds mee in aanmerking genomen om vast te stellen of het grensbedrag voor alle beroepsbezigheden samen werd overschreden. [2] 6. Het ontwerp voorziet in de vernummering van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 naar aanleiding van de opheffing van paragraaf 2, B en F, ervan [3].Van die vernummering moet echter worden afgezien. [4] ONDERZOEK VAN DE TEKST
Artikel 1 7.1. De vraag rijst of in het ontworpen artikel 107, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 (artikel 1, 15°, van het ontwerp) niet, zoals in het vierde lid, en zoals het verslag aan de Koning suggereert, moet worden geschreven "In afwijking van het eerste en het tweede lid" in plaats van "In afwijking van het eerste lid". 7.2. In de Nederlandse tekst van dezelfde bepaling wordt melding gemaakt van een grensbedrag van 6.056 euro, terwijl in de Franse tekst en elders in het ontwerp wordt verwezen naar een grensbedrag van 6.056,01 euro.
Die discrepantie moet worden verholpen. 8. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 107, § 4, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 (artikel 1, 15°, van het ontwerp) ontbreekt het werkwoord "is" tussen de zinsnede "bedoeld in § 2, A, 1°/1," en de woorden "artikel 64, § 6". De griffier, De eerste voorzitter, Wim GEURTS Wilfried VAN VAERENBERGH _______ Nota's [1] Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Zie bv.: GwH 17 juli 2014, nr. 107/2014, B.12; GwH 25 september 2014, nr. 141/2014, B.4.1;
GwH 30 april 2015, nr. 50/2015, B.16; GwH 18 juni 2015, nr. 91/2015, B.5.1; GwH 16 juli 2015, nr. 104/2015, B.6; GwH 16 juni 2016, nr. 94/2016, B.3; GwH 18 mei 2017, nr. 60/2017, B.11; GwH 15 juni 2017, nr. 79/2017, B.3.1; GwH 19 juli 2017, nr. 99/2017, B.11; GwH 28 september 2017, nr. 104/2017, B.8. [2] Zie ook adv.RvS 75.541/16 van 4 maart 2024 over een voorontwerp van wet 'tot wijziging van de programmawet van 28 juni 2013', opm. 6. [3] Zie artikel 1, 4° ("paragraaf 2, C, dat B, wordt"), 5° ("paragraaf 2, D, dat C wordt"), 6° ("paragraaf 2, E, dat D wordt") en 8° ("paragraaf 2, G, wordt E"), van het ontwerp. [4] Zie Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling 125, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).
2 DECEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de beroepsbezigheid van een gepensioneerde in het kader van een flexi-job FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, artikel 9, § 1, eerste lid, 1°, vervangen bij de wet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2019 pub. 30/07/2019 numac 2019041650 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van diverse bepalingen inzake het pensioenstelsel van de zelfstandigen, wat de cumulatie van een gezinspensioen met een pensioen in hoofde van de andere echtgenoot betreft sluiten en artikel 30bis, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2022;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 6 februari 2024;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën gegeven op 26 januari 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting van 22 februari 2024;
Gelet op het advies nr. 76.621/16 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen en van de Minister van Pensioenen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 107, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 03/03/2023 numac 2023040530 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 15/02/2023 numac 2023200677 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de pensioenleeftijd type koninklijk besluit prom. 29/01/2023 pub. 03/03/2023 numac 2023040529 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de pensioenleeftijd sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "in artikel 23, § 1, 1°, 2° of 4° of in artikel 228, § 2, 3° of 4° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen", vervangen door de woorden " in artikel 23, § 1, 1°, 2° of 4°, in artikel 38, § 1, eerste lid, 29°, in artikel 90, eerste lid, 1°bis of 1°ter, of in artikel 228, § 2, 3° of 4° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen"; 2° in paragraaf 2, A, lid 1, wordt tussen 1° en 2° een bepaling onder 1°/1 ingevoegd, luidende: "1°/1 een beroepsbezigheid uitoefenen als werknemer met een flexi-jobarbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 3, 4°, van de wet van 16 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/11/2015 pub. 26/11/2015 numac 2015205102 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken sluiten houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken die een beroepsinkomen oplevert zoals bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 29°, van de Wet op de Inkomstenbelastingen voor zover dat bruto-beroepsinkomen per kalenderjaar 13.556,68 euro niet overschrijdt."; 3° paragraaf 2, B, wordt opgeheven; 4° in paragraaf 2, C, wordt in het eerste lid een bepaling onder 1°/1 ingevoegd tussen 1° en 2°, luidende: "1°/1 5.893,00 euro voor een bezigheid beoogd in deze paragraaf, A, 1°/1;" 5° in paragraaf 2, D, wordt 1°, gewijzigd als volgt: "1° 17.625,60 euro voor een bezigheid beoogd in deze paragraaf A, 1° en 1°/1;"; 6° in paragraaf 2, E, wordt 1°, gewijzigd als volgt: "1° 17.625,60 euro voor een bezigheid beoogd in deze paragraaf A, 1° en 1°/1;"; 7° paragraaf 2, F, wordt opgeheven;8° in paragraaf 2, G, worden de woorden "handelaar is in de zin van het Wetboek van Koophandel" vervangen door de woorden "onderneming is in de zin van het Wetboek van Economisch Recht";9° paragraaf 3, A, wordt vervangen als volgt: "De gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van verscheidene hierboven beoogde beroepsbezigheden is toegelaten voor zover het totaal van het inkomen bedoeld in § 2, A, 2°, en van 80 pct.van het inkomen bedoeld in § 2, A, 1°, 1°/1 en 3°, respectievelijk niet meer bedraagt dan 17.492,17 euro, 6.056,01 euro of 14.100,48 euro, naargelang het gaat om een pensioengerechtigde bedoeld in § 2, A, C, D of E."; 10° in paragraaf 3, D, eerste lid, worden de woorden: - "De echtgenoot van de in § 2, A, B, C en F beoogde gerechtigde" vervangen door de woorden "De echtgenoot van de in § 2, A en C beoogde gerechtigde"; - "of overeenkomstig artikel 9, § 1, laatste lid" vervangen door de woorden "of overeenkomstig artikel 9, § 2, tweede en derde lid"; - "een in § 2, A, 1°, 2° of 3°, of een in deze paragraaf beoogde beroepsbezigheid" vervangen door de woorden "een in § 2, A, 1°, 1°/1, 2° of 3°, of een in deze paragraaf beoogde beroepsbezigheid";11° in paragraaf 3, D, tweede lid, worden de woorden: - " De echtgenoot van de in § 2, A, B, C en F beoogde gerechtigde" vervangen door de woorden "De echtgenoot van de in § 2, A en C beoogde gerechtigde"; - "of overeenkomstig artikel 9, § 1, laatste lid" vervangen door de woorden "of overeenkomstig artikel 9, § 2, tweede en derde lid"; - "et qui, selon le cas, a atteint un des âges visés aux articles 3, §§ 1, 1bis, 1ter et 16, § 1er de l'arrêté royal du 30 janvier 1997" in de Franse tekst vervangen door de woorden "et qui, selon le cas, n'a pas atteint un des âges visés aux articles 3, § 1er, 1bis, 1ter et 16, § 1er de l'arrêté royal du 30 janvier 1997"; - "in § 2, C, 1°, 2° of 3°, of een in deze paragraaf beoogde beroepsbezigheid" vervangen door de woorden "in § 2, C, 1°, 1°/1, 2° of 3°, of een in deze paragraaf beoogde beroepsbezigheid"; 12° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: "Indien de beroepsinkomsten van de pensioengerechtigde de bedragen bedoeld in § 2, A, C, 1°, 2° en 3°, D en E, en in § 3 overschrijden, wordt de betaling van het pensioen, voor het betrokken jaar, geschorst naar rata van het percentage van het pensioenbedrag dat gelijk is aan het percentage waarmee de in § 2 A, C, 1°, 2° en 3°, D en E, en in § 3, beoogde bedragen worden overschreden. Indien de beroepsinkomsten van de gepensioneerde enkel bestaan uit inkomsten die voortvloeien uit een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, het bedrag van 5.893,00 euro, beoogd in § 2, C, 1°/1, overschrijden, wordt, de betaling van het pensioen, voor het betrokken jaar, geschorst naar rata van de helft van het percentage waarmee de inkomsten uit die activiteit als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, het grensbedrag, bedoeld in § 2, C, 1°/1, overschreden hebben.
In afwijking van het eerste en het tweede lid, zijn de beroepsinkomsten die de gerechtigde op een rustpensioen verwerft niet langer onderworpen aan enige begrenzing a) indien hij op de effectieve ingangsdatum van zijn eerste rustpensioen dat gelegen is vóór 1 januari van het jaar waarin hij de pensioenleeftijd bereikt, een loopbaan van ten minste 45 kalenderjaren bewijst in de zin van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels of b) in afwijking van § 2, A, vanaf 1 januari van het jaar in de loop waarvan hij de pensioenleeftijd bereikt. In afwijking van het vorige lid, b), is de gerechtigde op een rustpensioen wiens echtgenoot een rustpensioen geniet dat berekend werd in toepassing van artikel 9, § 2, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit nr. 72, ertoe verplicht de in §§ 2 en 3 beoogde bedragen na te leven.
Wanneer het rustpensioen van de gerechtigde vastgesteld werd rekening houdend met het feit dat in hoofde van de echtgenoot voldaan was aan de voorwaarden vastgesteld door artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72 of overeenkomstig artikel 9, § 2, tweede en derde lid, van datzelfde besluit, wordt dat pensioen herberekend wanneer de echtgenoot een beroepsbezigheid uitoefent waarvan het inkomen, naar gelang het geval, de in §§ 2 en 3 beoogde bedragen overschrijdt.
In afwijking van het eerste tot het vijfde lid, en in de gevallen bedoeld in § 3, A, wordt, indien de beroepsinkomsten die voortvloeien uit een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, het bedrag van 5.893,00 euro, beoogd in § 2, C, 1°/1, overschrijden, zonder dat de beroepsinkomsten van de pensioengerechtigde het grensbedrag van 6.056,01 euro, bedoeld in § 2, C, 2°, overschreden hebben, de betaling van het pensioen, voor het betrokken jaar, geschorst naar rata van de helft van het percentage waarmee de inkomsten uit de activiteit als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, het grensbedrag, bedoeld in § 2, C, 1°/1, overschreden hebben.
In afwijking van het eerste tot het zesde lid en in de gevallen bedoeld in § 3, A, waarbij, enerzijds, de beroepsinkomsten van de pensioengerechtigde het grensbedrag van 6.056,01 euro, bedoeld in § 2, C, 2°, overschrijden en, anderzijds, de beroepsinkomsten die voortvloeien uit een beroepsbezigheid als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, eveneens het grensbedrag van 5.893,00 euro, bedoeld in § 2, C, 1°/1, overschrijden, wordt de betaling van het pensioen, voor het betrokken jaar, geschorst op de volgende wijze: 1° eerst wordt het pensioenbedrag verminderd overeenkomstig het eerste lid, ingevolge de overschrijding van het bedrag, bedoeld in § 2, C, 2°;2° vervolgens wordt het pensioenbedrag, bekomen na toepassing van 1°, nogmaals verminderd naar rata van de helft van het percentage waarmee de inkomsten uit de activiteit als werknemer met een flexi-job, bedoeld in § 2, A, 1°/1, het in § 2, C, 1°/1, beoogd bedrag overschreden hebben. In afwijking van de vorige leden en in de gevallen waarbij de inkomsten uitsluitend voortvloeien uit een beroepsbezigheid bedoeld in § 2, A, 1° of 3°, of een beroepsbezigheid bedoeld in § 2, A, 1°/1 of waarbij de inkomsten voortvloeien uit een beroepsbezigheid bedoeld in § 2, A, 1° of 3°, en een beroepsbezigheid bedoeld in § 2, A, 1°/1, is artikel 64, § 6, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers van toepassing.
Voor de toepassing van het eerste, tweede, zesde, zevende en achtste lid, wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het aldus bekomen percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de pensioenvermindering tot de naast hogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste vijf is; in het tegenovergestelde geval wordt de decimaal verwaarloosd."; 13° in paragraaf 5, worden de woorden "De in de §§ 2 en 3 beoogde jaarbedragen" vervangen door de woorden "De in de §§ 2, 3 en 4, beoogde jaarbedragen" en worden de woorden "door een ministerieel besluit" opgeheven.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025 en is van toepassing op de beroepsinkomsten verworven vanaf het kalenderjaar 2025.
Art. 3.De minister bevoegd voor de Zelfstandigen en de minister bevoegd voor Pensioenen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 december 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX