gepubliceerd op 05 mei 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2012 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars
2 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2012 pub. 26/09/2012 numac 2012011347 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars sluiten tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen, gecodificeerd op 3 augustus 2007, artikelen 2, tweede lid en 7;
Gelet op de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar, artikelen 14, § 5 en 16;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 september 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/09/1993 pub. 22/11/2006 numac 2006000609 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar. - Duitse vertaling sluiten tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, artikel 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2012 pub. 26/09/2012 numac 2012011347 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars sluiten tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2013 en op 17 december 2013;
Gelet op het advies 55.391/1 van de Raad van State gegeven op 17 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Middenstand en K.M.O.'s, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In de artikelen 5, 9, 18 en 35 van het koninklijk besluit van 20 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2012 pub. 26/09/2012 numac 2012011347 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars sluiten tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars, wordt het woord "wet" vervangen door het woord "kaderwet".
Art. 2.In de Nederlandstalige versie van hetzelfde besluit worden in het begin van artikel 8 de woorden " § 1" ingevoegd.
Art. 3.In artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "van de wet" vervangen door de woorden "of § 6, van de kaderwet".
Art. 4.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de paragrafen 3, 4, 5, 6, 7 en 8, luidende : " § 3. Het bureau legt iedere beslissing met betrekking tot een contract, met uitzondering van de arbeidscontracten bedoeld door de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat in hoofde van het Instituut de betaling van een globaal bedrag van meer dan 5.000 euro inhoudt, ter goedkeuring voor aan de Nationale Raad.
Worden eveneens bedoeld de contracten die in hoofde van het Instituut gespreide betalingen inhouden waarvan de som op jaarbasis hoger zou kunnen zijn dan 5.000 euro, evenals de contracten die de betaling door het Instituut voorzien van een opzeggingsvergoeding van meer dan 2.500 euro. § 4. De bedragen bedoeld in paragraaf 3 zijn gekoppeld aan de consumptieprijsindex en worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari. De indexering zal voor de eerste maal gebeuren op 1 januari van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van deze bepaling. De referentie-index is de consumptieprijsindex van de maand voorafgaand aan deze van inwerkingtreding van dit besluit. § 5. Onverminderd de toepassing van andere verbodsbepalingen voortvloeiende uit een wet, een decreet, een ordonnantie of een wettelijke- of statutaire bepaling, is het voor ieder lid van de Nationale Raad verboden tussen te komen, bij de onderhandeling, het afsluiten of de uitvoering van een contract bedoeld in paragraaf 3, van zodra hij zich hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon in een situatie van belangenconflict bevindt.
Ieder lid van de Nationale Raad informeert deze raad vanaf het moment dat hij kennis heeft van een belangenconflict zoals bedoeld in het eerste lid .
Het lid van de Nationale Raad neemt niet deel aan de besprekingen binnen de Nationale Raad van zodra hij kennis heeft van een belangenconflict bedoeld in het eerste lid dat hem betreft. § 6. Het bestaan van een belangenconflict bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, wordt verondersteld : 1° indien er een bloed- of aanverwantschap is, in de rechte lijn tot de derde graad of in de zijlijn tot de vierde graad, of wettelijke samenwoning, tussen een lid van de Nationale Raad en één van de partijen bij het contract of iedere andere fysieke persoon die voor rekening van één van dezen een bestuursbevoegdheid uitoefent;2° indien een lid van de Nationale Raad zelf of via een tussenpersoon, eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van één van de partijen bij het contract of in rechte of in feite, zelf of via een tussenpersoon, een bestuursbevoegdheid uitoefent. § 7. Wanneer een lid van de Nationale Raad hetzij zelf, hetzij via een tussenpersoon, houder is van één of meerdere aandelen die ten minste vijf procent van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen van één van de kandidaat ondernemingen of medecontractanten, heeft hij de verplichting de Nationale Raad en de regeringscommissaris hierover te informeren voor het afsluiten van het contract. Wanneer paragraaf 3 eveneens van toepassing is, heeft hij de verplichting deze informatie mee te delen vóór de vergadering van de Nationale Raad die beslist over de goedkeuring van het contract. § 8. Wanneer paragraaf 3 van toepassing is, ziet het Bureau er op toe meerdere kostenramingen te verzamelen in het kader van de voorbereiding van de vergadering van de Nationale Raad.
Art. 5.Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : Alle informatie met betrekking tot contracten bedoeld in artikel 43, § 3, wordt ten minste 8 dagen vóór de zitting van de Nationale Raad met betrekking tot de goedkeuring van deze contracten, meegedeeld aan de leden van de Nationale Raad en aan de regeringscommissaris.".
Art. 6.Artikel 50 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : " Tegen beslissingen in verband met de inschrijving, de weglating of de toestemming voor occasionele uitoefening is geen verzet mogelijk."
Art. 7.Artikel 51 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "
Art. 51.§ 1. De rechtskundige assessor bepaalt of de feiten en gedragingen van personen die zijn ingeschreven op het tableau of op de lijst van stagiairs of die gemachtigd zijn om het beroep occasioneel uit te oefenen, een deontologische inbreuk inhouden.
Daarvoor kan hij handelen op eigen initiatief, op vraag van het bureau of ingevolge klachten die hij ontvangt.
De vragen van het bureau en de klachten kunnen betrekking hebben op individuen of op groepen van personen.
De rechtskundige assessor laat elk van de op deze wijze geopende dossiers onder een volgnummer inschrijven in een daartoe aangelegd register. § 2. De rechtskundige assessor kan zelf het onderzoek in deze dossiers voeren.
Hij kan ook een werkend of plaatsvervangend lid van de Uitvoerende Kamer aanwijzen om de zaak te onderzoeken en hem dienaangaande verslag uit te brengen; hij kan de termijn bepalen waarbinnen dit verslag aan hem moet worden voorgelegd.
Hij kan ook een deskundige aanstellen om hem, de verslaggever of de in § 3 bedoelde referendarissen bij te staan; deze deskundige mag een lid van het Instituut of een personeelslid van het Instituut zijn; de kosten van het onderzoek worden door het Instituut gedragen. § 3. De Nationale Raad stelt voor elke Uitvoerende Kamer een of meerdere referendarissen aan onder de personeelsleden van het Instituut.
De referendarissen bereiden het werk voor van de rechtskundige assessor en bezorgen hem alle voorstellen die zij nuttig achten; onder toezicht van de rechtskundige assessor kunnen zij alle inlichtingen vragen aan de leden van het Instituut, die gehouden zijn deze te bezorgen. § 4. Nadat de rechtskundige assessor de informatie die hij noodzakelijk acht heeft verzameld of heeft laten verzamelen, oordeelt hij over de opportuniteit van de tuchtrechtelijke vervolging.
Hij kan de leden van het Instituut oproepen of doen oproepen om voor de Uitvoerende Kamer te verschijnen indien hij van oordeel is dat de feiten een deontologische tekortkoming inhouden die zwaarwichtig genoeg is.
In het tegenovergestelde geval klasseert hij het dossier zonder gevolg. Hij kan deze klassering zonder gevolg afhankelijk maken van het respecteren van bepaalde voorwaarden door de betrokken persoon.
De rechtskundige assessor kan bij deze klassering elke aanbeveling formuleren die hij nuttig acht."
Art. 8.In artikel 52 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art. 9.In artikel 53 van hetzelfde besluit wordt tussen het zevende lid en het laatste lid een lid ingevoegd, luidende : "Het verzet heeft schorsende werking. De Uitvoerende Kamer kan echter unaniem en op een gemotiveerde manier beslissen dat haar beslissing uitvoerbaar is ondanks elk beroep".
Art. 10.Artikel 59 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2. De opgeroepen persoon kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een advocaat of door één of meer leden van het Instituut die voldoen aan de voorwaarden om voor de Kamers te worden verkozen.
Wanneer zij niet vertegenwoordigd worden door een advocaat, dient het mandaat schriftelijk te zijn.
De Kamer van Beroep kan de persoonlijke verschijning bevelen."
Art. 11.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 61.De artikelen 50, laatste lid, en 53 zijn van toepassing op de Kamers van Beroep."
Art. 12.De minister bevoegd voor Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Middenstand en K.M.O.'s, Mevr. S. LARUELLE