gepubliceerd op 03 juli 1998
Koninklijk besluit betreffende in voedingsmiddelen toegelaten toevoegsels met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen
1 MAART 1998. - Koninklijk besluit betreffende in voedingsmiddelen toegelaten toevoegsels met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, inzonderheid op artikel 4, § 1;
Gelet op de richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijk voeding bestemde waren mogen worden gebruikt, gewijzigd bij de richtlijn 94/34/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 30 juni 1994;
Gelet op de richtlijn 95/2/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, gewijzigd bij richtlijn 96/85/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 1932 betreffende het reglement van de kaashandel;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1937 betreffende de handel in azijn en soortgelijke producten;
Gelet op het besluit van de Regent van 15 mei 1945 betreffende de eetwaren, gemaakt of bereid met vruchten of plantaardige stoffen en soortgelijke eetwaren;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1968 betreffende specerijen en specerijproducten;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 1971 tot inrichtig van een controle op de harde kazen;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1975 betreffende de suikers;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 augustus 1976 betreffende vruchtensappen, vruchtennectars, groentesappen en bepaalde soortgelijke waren;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 1980 betreffende yoghurt en andere gefermenteerde melk;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1980 betreffende de fabricage en het in handel brengen van margarine en voedingsvetten;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 juni 1983 betreffende de fabricage en de handel in bereid vlees en vleesbereidingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° conserveermiddelen : stoffen die de houdbaarheid van voedingsmiddelen vergroten door deze tegen bederf door micro-organismen te beschermen;2° antioxidanten : stoffen die de houdbaarheid van voedingsmiddelen vergroten door deze te beschermen tegen bederf door oxidatie, zoals het ranzig worden van vet en kleurveranderingen;3° draagstoffen, hieronder begrepen de oplosmiddelen die als draagstoffen fungeren : stoffen die gebruikt worden om een toevoegsel op te lossen, te verdunnen, in gedispergeerde vorm om te zetten of op een andere wijze fysisch te wijzigen zonder de technologische functie daarvan te veranderen (en zonder zelf enig technologisch effect uit te oefenen), teneinde de verwerking, de toepassing of het gebruik van het toevoegsel te vergemakkelijken;4° voedingszuren : stoffen die de zuurgraad van levensmiddelen verhogen en/of er een zure smaak aan geven;5° zuurteregelaars : stoffen die de zuurte of alkaliteit van voedingsmiddelen veranderen of regelen;6° antiklontermiddelen : stoffen die de neiging van afzonderlijke voedingsmiddelendeeltjes om aan elkaar te kleven, verkleinen;7° antischuimmiddelen : stoffen die in voedingsmiddelen schuimvorming verhinderen of verminderen;8° vulstoffen : stoffen die het volume van een voedingsmiddel vergroten zonder noemenswaardig tot de beschikbare energiewaarde ervan bij te dragen;9° emulgatoren : stoffen die een homogene menging van twee of meer onmengbare fasen, zoals olie en water, in een voedingsmiddel mogelijk maken of in stand houden;10° smeltzouten : stoffen die kaaseiwitten in gedispergeerde vorm omzetten en zodoende een homogene verdeling van vet en andere bestanddelen voor gevolg hebben;11° verstevigingsmiddelen : stoffen die het mogelijk maken de vezels van fruit of groenten stevig of knapperig te maken of te houden of, in wisselwerking met geleermiddelen, om een gel te vormen of te verstevigen;12° smaakversterkers : stoffen die de bestaande smaak en/of geur van een voedingsmiddel versterken;13° schuimmiddelen : stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van een gasvormige fase in een vloeibaar of vast voedingsmiddel te vormen;14° geleermiddelen : stoffen die een voedingsmiddel vorm geven door de vorming van een gel;15° glansmiddelen, daaronder begrepen glijmiddelen : stoffen die, wanneer zij aangebracht worden op het oppervlak van een voedingsmiddel, dit een glanzend uiterlijk geven of een beschermende deklaag vormen;16° bevochtigingsmiddelen : stoffen die uitdroging van voedingsmiddelen beletten door de gevolgen van een lage luchtvochtigheid tegen te gaan, of de oplossing van een poeder in een waterig medium bevorderen;17° gemodificeerde zetmelen : stoffen die door één of meer chemische behandelingen worden verkregen uit eetbare zetmelen, die eventueel een fysische of enzymatische behandeling hebben ondergaan, en eventueel met zuur of loog verdund of gebleekt zijn;18° verpakkingsgassen : gassen, met uitzondering van lucht, die vóór, tijdens of na het verpakken van een voedingsmiddel in die verpakking worden gebracht;19° drijfgassen : gassen, met uitzondering van lucht, die een voedingsmiddel uit zijn houder drukken;20° rijsmiddelen : stoffen of combinaties van stoffen die gas vrijmaken en daardoor het volume van deeg en beslag vergroten;21° complexvormers : stoffen die met metaalionen chemische complexen vormen;22° stabilisatoren : stoffen die het mogelijk maken de fysisch-chemische toestand van een voedingsmiddel te handhaven. Stabilisatoren omvatten stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van twee of meer onmengbare stoffen in een voedingsmiddel te handhaven en ook stoffen die een bestaande kleur van een voedingsmiddel stabiliseren, fixeren of intensifiëren; 23° verdikkingsmiddelen : stoffen die de viscositeit van een voedingsmiddel vergroten;24° meelverbeteraars met uitzondering van emulgatoren : stoffen die aan meel of aan deeg worden toegevoegd om er de bakeigenschappen van te verbeteren;25° onverwerkte voedingsmiddelen : voedingsmiddelen, die geen behandeling hebben ondergaan, welke een ingrijpende wijziging in de oorspronkelijke staat ervan veroorzaakt.Zij mogen echter bijvoorbeeld gesneden, verdeeld, uitgebeend, gehakt, gepeld, gewassen, geschild, gemalen, schoongemaakt, diepgevroren, ingevroren, gekoeld, ontkorst of gedopt, verpakt of niet verpakt zijn.
Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing onverminderd de reglementaire bepalingen waarbij het gebruik van de in de bijlage vermelde toevoegsels als zoetstof of kleurstof wordt toegestaan. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden niet als toevoegsels beschouwd : 1° stoffen die gebruikt worden voor de behandeling van verpakt drankwater of van drinkwater dat via een waterleidingsnet wordt verdeeld;2° producten die pectine bevatten en die door middel van een behandeling met verdund zuur, gevolgd door een gedeeltelijke neutralisatie met natrium- of kaliumzouten, worden verkregen uit gedroogde appelpulp, schillen van citrusvruchten of een mengsel daarvan ("vloeibare pectine");3° kauwgombasis;4° witte of gele dextrine, geroost of gedextrineerd zetmeel, zetmeel dat gemodificeerd is door een behandeling met zuren of basen, gebleekt zetmeel, fysisch gemodificeerd zetmeel en zetmeel dat behandeld is met enzymen die zetmeel afbreken;5° ammoniumchloride;6° bloedplasma, voedingsgelatine, eiwithydrolysaten en de zouten daarvan, melkeiwit en gluten;7° aminozuren en de zouten daarvan, die geen functie als toevoegsel hebben, met uitzondering van glutaminezuur, glycine, cysteïne en cystine en de zouten daarvan;8° caseïnaten en caseïne;9° inuline. § 3. De bepalingen van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de overeenkomstige voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding, in de zin van het koninklijk besluit van 18 februari 1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding.
Art. 3.§ 1. Alleen de in hoofstukken I, III, IV en V van de bijlage van dit besluit opgesomde stoffen mogen voor de in artikel 1 vermelde doeleinden in voedingsmiddelen worden gebruikt. § 2. Voor de in artikel 1 vermelde doeleinden mogen de in hoofdstuk 1 van de bijlage opgesomde stoffen volgens het « quantum satis » -principe worden toegevoegd aan voedingsmiddelen, met uitzondering van de in hoofdstuk II van de bijlage opgesomde voedingsmiddelen. § 3. Tenzij specifiek anders bepaald is § 2 niet van toepassing op : 1° a) onverwerkte voedingsmiddelen, b) honing, c) niet-geëmulgeerde oliën en vetten van dierlijke of plantaardige oorsprong, d) boter, e) gepasteuriseerde en gesteriliseerde (inclusief UHT) melk en room (inclusief volle, halfvolle en magere), f) niet-gearomatiseerde met levende fermenten gefermenteerde melkproducten, g) natuurlijk mineraalwater en bronwater, h) koffie (met uitzondering van oploskoffie met smaakstoffen) en koffie-extract, i) niet-gearomatiseerde bladthee, j) suikers, k) droge deegwaren, l) niet-gearomatiseerde natuurlijke karnemelk (met uitzondering van gesteriliseerde karnemelk);2° voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters, met inbegrip van voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters die niet in goede gezondheid verkeren.Voor deze voedingsmiddelen, gelden de bepalingen van hoofdstuk VI van de bijlage. 3° voedingsmiddelen opgesomd in hoofdstuk II van de bijlage.Die voedingsmiddelen mogen alleen de toevoegsels bedoeld in dat hoofdstuk van de bijlage of in de hoofdstukken III of IV van de bijlage bevatten, mits voldaan wordt aan de aldaar gestelde voorwaarden. § 4. De in hoofdstukken III en IV van de bijlage van dit besluit opgesomde toevoegsels mogen alleen worden gebruikt in de voedingsmiddelen die aldaar zijn vermeld, mits aan de aldaar gestelde voorwaarden voldaan wordt. § 5. Alleen de in hoofdstuk V van de bijlage van dit besluit opgesomde stoffen kunnen voor toevoegsels worden gebruikt als draagstoffen of oplosmiddelen die als draagstoffen fungeren, mits aan de aldaar gestelde voorwaarden voldaan wordt. § 6. Alleen de in hoofdstuk VI van de bijlage van dit besluit opgesomde toevoegsels mogen voor de in artikel 1 vermelde doeleinden worden gebruikt in voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters, inbegrepen voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters die niet in goede gezondheid verkeren, mits aan de aldaar gestelde voorwaarden voldaan wordt. § 7. Alleen de in hoofdstuk VII van de bijlage van dit besluit opgesomde toevoegsels mogen voor de in artikel 1 vermelde doeleinden worden gebruikt in aroma's, mits voldaan wordt aan de aldaar gestelde voorwaarden.
Art. 4.§ 1. Tenzij anders bepaald, hebben de in de bijlage van dit besluit genoemde maximale gehalten betrekking op voedingsmiddelen zoals deze in de handel worden gebracht. § 2. In de bijlage betekent « quantum satis » dat geen maximumhoeveelheid wordt vastgesteld. In dat geval moeten de betrokken toevoegsels gebruikt worden overeenkomstig de goede fabricagepraktijken, in hoeveelheden die niet groter zijn dan nodig voor het beoogde doel, en op voorwaarde dat de consument niet wordt misleid.
Art. 5.§ 1. De aanwezigheid van een toevoegsel is toegestaan : 1° in een samengesteld voedingsmiddel, op voorwaarde dat dit voedingsmiddel niet in artikel 3, § 3 van dit besluit voorkomt en dat dit toevoegsel is toegestaan in één van de ingrediënten van het samengestelde voedingsmiddel, 2° indien het voedingsmiddel uitsluitend bestemd is voor gebruik bij de bereiding van een samengesteld voedingsmiddel, dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit. § 2. Tenzij anders specifiek bepaald, is § 1 niet van toepassing op volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en babyvoeding in de zin van het koninklijk besluit van 18 februari 1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding.
Art. 6.§ 1. Het koninklijk besluit van 27 juli 1978 tot vaststelling van de lijst van de in voedingsmiddelen toegelaten toevoegsels, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 17 april 1980, 2 oktober 1980, 15 oktober 1981, 22 juni 1982, 12 juli 1984, 13 november 1985, 18 november 1987, 30 juni 1989, 27 november 1990, 25 november 1991, 12 augustus 1994, 9 oktober 1996 en 17 februari 1997, wordt opgeheven. § 2. In artikel 1, 2de lid van het koninklijk besluit van 15 december 1932 betreffende het reglement op de kaashandel, worden de woorden "onschadelijke kleurstoffen" door "toegelaten toevoegsels" vervangen. § 3. In het koninklijk besluit van 23 oktober 1937 betreffende de handel in azijn en soortgelijke producten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 1, 3de lid wordt geschrapt;2° de punten c), e) en f) van artikel 4 worden geschrapt. § 4. In het besluit van de Regent van 15 mei 1945 betreffende de eetwaren, gemaakt of bereid met vruchten of plantaardige stoffen en soortgelijke eetwaren worden in artikel 4, letter A, de punten b), c) en g) geschrapt. § 5. In het koninklijk besluit van 17 september 1968 betreffende specerijen en specerijproducten wordt artikel 5, 1°, punt f) geschrapt. § 6. In artikel 2, 2de lid van het koninklijk besluit van 1 februari 1971 tot inrichting van een controle op de harde kaas worden de woorden "kleurstoffen die door de wetgeving op de voedingswaren toegelaten zijn" door "toegelaten toevoegsels" vervangen. § 7. In artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 15 januari 1975 betreffende de suikers wordt punt 2° geschrapt. § 8. In artikel 2, § 3, punt g) van het koninklijk besluit van 19 augustus 1976 betreffende vruchtensappen, vruchtennectars, groentesappen en bepaalde soortgelijke waren, worden de woorden "wanneer zij bereid zijn op basis van appelen, peren of perziken, of van een mengsel van deze vruchten" geschrapt. § 9. In het koninklijk besluit van 18 maart 1980 betreffende yoghurt en andere gefermenteerde melk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 1, 1°, punt m) worden de woorden "en gemodificeerde voedingszetmelen" geschrapt;2° in bijlage B wordt punt 1 geschrapt. § 10. In artikel 1, 8°, tweede streepje van het koninklijk besluit van 2 oktober 1980 betreffende de fabricage en het in de handel brengen van margarine en voedingsvetten, worden de woorden "al dan niet gemodificeerd" geschrapt. § 11. Artikel 3, 6°, punt 2 van het koninklijk besluit van 8 juni 1983 betreffende de fabricage van en de handel in bereid vlees en vleesbereidingen wordt geschrapt. § 12. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten worden toegevoegd worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 3° wordt geschrapt;2° het tweede lid van § 2 wordt geschrapt.
Art. 7.Producten die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit in de handel gebracht of geëtiketteerd zijn, en die niet aan de bepalingen van dit besluit beantwoorden, mogen verder in de handel blijven zolang de voorraad strekt, voorzover ze beantwoorden aan de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit van 27 juli 1978.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld