gepubliceerd op 09 juni 2016
Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop
1 JUIN 2016. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De
wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
17/07/2013
pub.
03/09/2013
numac
2013003285
bron
federale overheidsdienst financien
Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop
sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop (hierna: de valsemunterijwet) bepaalt in artikel 4 dat de Koning, op voorstel van de Nationale Bank en de Koninklijke Munt, de regels vastlegt die de aan de valsemunterijwet onderworpen instellingen dienen na te leven met het oog op haar toepassing en de toepassing van de relevante regelgeving van de Europese Unie.
Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt uitvoering te geven aan artikel 4 van de valsemunterijwet (hierna: het ontwerp-KB). De door de instellingen na te leven regels zijn deels overgenomen uit het koninklijk besluit van 5 april 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/04/2006 pub. 10/05/2006 numac 2006003251 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij sluiten tot uitvoering van de inmiddels opgeheven wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij (hierna: het KB van 2006). Daarnaast bevat het ontwerp-KB een aantal nieuwe regels.
Artikel 1 van het ontwerp-KB bevat enkele definities, waaronder de verwijzing naar de valsemunterijwet en naar de bij de Gerechtelijke Politie opgerichte centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij. Eveneens aan bod komt de definitie van wat moet verstaan worden onder "biljetten en muntstukken die ongeschikt zijn voor circulatie". Dit begrip behoeft geen nadere toelichting. Alle andere in het ontwerp-KB gehanteerde begrippen zijn ontleend aan de valsemunterijwet of aan de relevante regelgeving van de Europese unie, zodat zij niet nader hoeven gedefinieerd te worden in het ontwerp-KB. Niettemin wordt ter verduidelijking ook een definitie toegevoegd van "biljettenautomaat" aangezien dit begrip wel voorkomt in de valsemunterijwet maar er niet nader gepreciseerd wordt. Het betreft de bankbiljettensorteermachines zoals bedoeld in het Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (meer bepaald in de bijlagen bij dit Besluit). Ter herinnering, het betreft door cliënten of personeelsleden bediende machines. Wat de door cliënten bediende machines betreft onderscheidt het besluit verschillende types. Een eerste type zijn de Cash-in machines (CIM's ) waarbij cliënten met een bankkaart of met eurobankbiljetten geld op hun bankrekeningen kunnen storten. Deze CIM's hebben geen gelduitgiftefunctie in tegenstelling tot het tweede type, de Cash-recycling machines (CRM's) waarbij deze laatste machines desgevallend bankbiljetten welke eerdere cliënten afgestort hebben, na controle hergebruiken. Een derde type zijn de Combined cash-in machines (CCM's) die vergelijkbaar zijn met de CRM's met dat verschil dat ze geen biljetten hergebruiken van eerdere afstortingen. Ten slotte zijn er nog de Cash-out machines (COM's) welke enkel dienen voor de uitgifte van bankbiljetten aan klanten.
Wat de door personeelsleden bediende machines betreft, zijn er vooreerst de Bankbiljettendetectiemachines (Banknote authentication machines, BAM's) die eurobankbiljetten enkel controleren op echtheid daar waar de Bankbiljettenverwerkingsmachines (BPM's) ook controleren op geschiktheid. Ten derde zijn er de Teller assistant recycling machines (TARM's) die dienen voor het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten na uitvoering van een controle op echtheid en geschiktheid. Ten slotte zijn er ook de door baliepersoneel bediende automaten (TAM's) die eurobankbiljetten controleren op echtheid.
Voor alle duidelijkheid vallen de zogenaamde Self Check-Out Terminals (SCoTs) en Valutawisselautomaten eveneens onder de definitie.
Door te verwijzen naar het ECB-besluit wordt aldus verzekerd dat zowel de valsemunterijwet als het ontwerp-KB op consistente wijze uitvoering geven aan de Europese regelgeving bedoeld in artikel 2 van de valsemunterijwet, zonder het toepassingsgebied uit te breiden tot andere biljettenautomaten maar ook dat eventuele latere wijzigingen en uitbreidingen aan het ECB-besluit qua biljettenautomaten onmiddellijk van toepassing zullen zijn.
Er wordt ook aan herinnerd dat het toepassingsgebied van de valsemunterijwet nader werd toegelicht in de memorie van toelichting bij artikel 3 van die wet (Wetsontwerp betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop, Parl.St. Kamer, 53 2271/001, 6-7).
Voor alle duidelijkheid wordt in herinnering gebracht welke instellingen nu precies onder het toepassingsgebied van de valsemunterijwet en het ontwerp-KB vallen. Het betreft: - de kredietinstellingen; - binnen de grenzen van hun betalingsactiviteit, de overige betalingsdienstaanbieders; - iedere andere economische operator die deelneemt aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten en munten, met inbegrip van: - de instellingen waarvan de activiteit bestaat in het wisselen van biljetten of munten van diverse valuta's, zoals de wisselkantoren; - geldvervoerders; - de overige economische operatoren, zoals handelaars en casino's, voor zover ze als bijkomstige activiteit deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten middels geldautomaten en binnen de grenzen van deze bijkomstige activiteiten.
Geldtelcentra zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c) van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid vallen bijgevolg onder dat toepassingsgebied.
Men dient daarnaast op te merken dat de Belgische autoriteiten de valsemunterijwet in de praktijk zodanig toepassen dat de verplichting tot detectie van valse en geneutraliseerde biljetten ook geldt wanneer de instellingen niet de intentie hebben om de biljetten die zij hebben ontvangen opnieuw in omloop te brengen. Dit houdt verband met de nood om in een maximaal aantal gevallen de traceerbaarheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te verzekeren, zoals ook blijkt uit artikel 4 van het ontwerp-KB. Economische operatoren, zoals handelaars en casino's, die als bijkomstige activiteit deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten via geldautomaten, dienen evenwel enkel een controle op de aanwezigheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten uit te voeren wanneer zij de ontvangen biljetten effectief opnieuw in omloop zullen brengen via geldautomaten.
Tot slot wordt artikel 1, § 1, 3°, d) van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid in herinnering gebracht. Volgens dit artikel dient de activiteit van het bevoorraden van biljettenautomaten beschouwd te worden als een bewakingsactiviteit, met als gevolg dat de bevoorrading enkel mag uitgevoerd worden door erkende bewakingsagenten. Een uitzondering geldt voor de bevoorrading van biljettenautomaten die zijn opgesteld in bemande kantoren van kredietinstellingen of Bpost. Eén en ander impliceert dat handelaars en casino's in België niet zelf mogen overgaan tot het bevoorraden van biljettenautomaten met de biljetten die zij ontvangen hebben en dat zij hiervoor beroep moeten doen op een conform de wet van 1990 erkende cash handler of waardenvervoerder. Het betreft een beperking die niet voorzien is in de regelgeving van de Europese Unie zoals bedoeld in artikel 2 van de valsemunterijwet, maar die om redenen van publieke veiligheid desalniettemin werd ingevoerd in de Belgische wetgeving. De Nationale Bank kan in de uitoefening van haar bevoegdheid tot controle van de correcte naleving van de valsemunterijwet, zelf niet rechtstreeks optreden tegen inbreuken die zouden vastgesteld worden op het bovenvermelde artikel van de wet van 1990. De Bank kan de bevoegde diensten van de Minister van Binnenlandse Zaken wel op de hoogte brengen van vermoedelijke inbreuken, zodat deze diensten daaraan zelf het nodige gevolg kunnen geven. Artikel 2 bepaalt de bijkomende maatregelen die de instellingen dienen te nemen met het oog op de toepassing van de valsemunterijwet en van de relevante regelgeving van de Europese Unie. Het betreft telkens maatregelen die gericht zijn op de correcte implementatie van de basisregels door de instellingen (opleiding, sensibilisering, etc.) en zijn mits enige vereenvoudiging overgenomen uit het KB van 2006.
Artikel 3 verduidelijkt de verplichting voor de instellingen om vermoedelijk geneutraliseerde bankbiljetten uit de omloop te nemen en in te leveren bij de Nationale Bank. De instellingen dienen er immers voor te zorgen dat hun biljettenautomaten in staat zijn om vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te detecteren, ongeacht of die machines door henzelf dan wel door hun klanten worden bediend. Deze bepaling behoeft enige toelichting.
België speelt al vele jaren een voortrekkersrol wat het gebruik van neutralisatiesystemen betreft tijdens het transport van bankbiljetten.
Daartoe zijn omstandige maatregelen uitgewerkt in het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardenvervoer. Bij een geslaagde overval op een aldus beveiligd waardentransport zullen de criminelen in principe alleen de hand kunnen leggen op bankbiljetten die besmeurd zijn met inkt uit een neutralisatiesysteem. De besmeuring leidt ertoe dat deze bankbiljetten nog moeilijk kunnen worden gebruikt in het reguliere betaalverkeer, aangezien burgers en ondernemingen doorgaans weigerachtig zijn om dergelijke biljetten nog in betaling te aanvaarden. Daarenboven zullen de uitgevende centrale banken van het Eurosysteem de gestolen geneutraliseerde biljetten alleen nog inwisselen op verzoek van de eigenaar indien deze het slachtoffer is van de roof, diefstal of andere criminele activiteit die heeft geleid tot de besmeuring van het biljet (artikel 3.2, e. van het Besluit van de ECB van 19 april 2013 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten). De centrale banken kunnen de geneutraliseerde biljetten ook overmaken aan het parket ten einde een strafrechtelijk onderzoek te initiëren, waarna de biljetten alleen worden omgewisseld na afloop van het onderzoek en mits de bevoegde autoriteiten daartegen geen bezwaar hebben (artikel 3.3, b. van hetzelfde Besluit). Deze maatregelen hebben aldus een ontradend effect op het plegen van overvallen op waardentransporten die met neutralisatiesystemen zijn beveiligd.
Om de circulatie en het gebruik van geneutraliseerde biljetten zoveel mogelijk te beperken, is het noodzakelijk dat de biljettenautomaten uitgerust zijn met detectoren die toelaten een vermoedelijk geneutraliseerd biljet te onderscheiden van een vals of voor circulatie ongeschikt biljet. Dit onderscheid is belangrijk, aangezien de instellingen ervoor moeten zorgen dat vermoedelijk geneutraliseerde biljetten niet worden terugbetaald of dat de rekening van de deponent niet wordt gecrediteerd (zie artikel 5 van de valsemunterijwet). Een terugbetaling zal, zoals hierboven al aangegeven, later alleen mogelijk zijn conform het ECB-besluit van 19 april 2013. Valse biljetten worden daarentegen nooit terugbetaald aangezien het geen bankbiljetten zijn, terwijl voor circulatie ongeschikte biljetten in principe steeds worden terugbetaald aan de deponent ervan.
Om de detectie van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten makkelijker te maken, zullen bepaalde stoffen worden toegevoegd aan de inkt waarmee de neutralisatiesystemen worden uitgerust. Het behoort tot de bevoegdheid van de diensten van de Minister van Binnenlandse Zaken om hiertoe de nodige maatregelen te treffen. De Nationale Bank is op haar beurt het best geplaatst om de nodige technische normen uit te werken voor de biljettenautomaten. Zij wordt er daarom mee belast om de normen te bepalen waaraan de biljettenautomaten van de instellingen moeten voldoen met het oog op de detectie, classificatie en behandeling van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten. In voorkomend geval dient de Bank daarbij rekening te houden met de normen die vastgelegd zullen worden door de ECB. De door de Nationale Bank uit te vaardigen technische normen dienen vertrouwelijk behandeld te worden om te vermijden dat criminelen allerlei technieken zouden toepassen om de detectie van geneutraliseerde biljetten door biljettenautomaten te omzeilen. Die normen mogen daarom alleen meegedeeld worden aan de instellingen en aan derden die er kennis moeten van nemen met het oog op hun implementatie. Dit zijn onder meer fabrikanten van biljettenautomaten en andere toestellen die tot doel hebben de echtheid en/of de geschiktheid van bankbiljetten te controleren.
Wanneer instellingen biljettenautomaten dienen te gebruiken om, conform de Europese regelgeving, biljetten te controleren op echtheid en geschiktheid, dienen deze biljettenautomaten volgens het ontwerp ook in staat te zijn om vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te detecteren. De instellingen dienen daarnaast echter ook manuele controles uit te voeren op de aanwezigheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten die zij ontvangen bij verrichtingen aan het loket, zelfs indien zij geen gebruik maken of hoeven te maken van biljettenautomaten zoals bedoeld in de Europese regelgeving. Deze verplichting betreft voornamelijk kredietinstellingen en instellingen die valuta's inwisselen, aangezien zij typisch ook loketverrichtingen uitvoeren.
Artikel 4 verzekert aldus dat valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten zo snel mogelijk worden gedetecteerd, en dit best uiterlijk op een ogenblik waarop de identiteit van de deponent wordt of kan worden geverifieerd. Dit zal voornamelijk het geval zijn bij loketverrichtingen waarbij een natuurlijke persoon biljetten fysiek overhandigt aan een medewerker of vertegenwoordiger van een instelling, met het oog op het uitvoeren van een financiële transactie (storting op een rekening, belegging, betaling, etc.). Om de traceerbaarheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te verzekeren, is het cruciaal dat de controle op de aanwezigheid van deze biljetten plaatsvindt op een ogenblik waarop de identiteit van de deponent wordt of nog kan worden opgetekend of nagegaan. Deze controles aan het loket dienen in elk geval uitgevoerd te worden, zelfs indien de betrokken instelling op een later tijdstip beroep doet op een andere instelling (zoals een professionele cash handler of CIT) vóór de verdere verwerking van de ontvangen bankbiljetten of voorafgaand aan een storting op rekening; de andere instelling zal doorgaans immers niet meer in staat zijn om de bij de latere verwerking gedetecteerde valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te linken aan de identiteit van de deponent. Hierdoor zou niet alleen belangrijke informatie verloren gaan, maar zouden kwaadwillige deponenten ook credit kunnen ontvangen voor de valse of vermoedelijk geneutraliseerde biljetten die zij deponeren zonder dat hun identiteit nadien nog kan worden achterhaald.
Deze verduidelijking impliceert verder dat instellingen de manuele controles op de aanwezigheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten die aan een loket worden overhandigd, dienen uit te voeren zelfs indien zij niet de intentie hebben om deze biljetten zelf opnieuw in circulatie te brengen.
De instellingen dienen er voor te zorgen dat hun personeelsleden minstens getraind zijn om de nodige manuele controles uit te voeren met het oog op de detectie van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten die aan een loket worden overhandigd. De personeelsleden mogen in voorkomend geval ook gebruik maken van (kleine) controletoestellen die hiertoe aan het loket kunnen worden ingezet.
Biljetten die met inkt zijn besmeurd moeten, met het oog op een verdere controle, worden ingeleverd bij de Nationale Bank. Het mechanisme van de valsemunterijwet en het voorliggende ontwerp impliceert dat de tegenwaarde van deze biljetten niet mag worden overhandigd of gecrediteerd aan de deponent, tenzij de latere analyse van de Nationale Bank uitwijst dat het in werkelijkheid niet om een geneutraliseerd biljet gaat. Pas op dat ogenblik kan de tegenwaarde overgemaakt worden aan de deponent.
Artikel 5 bepaalt welke maatregelen de instellingen dienen te nemen wanneer ze vermoedelijk geneutraliseerde biljetten of valse biljetten of munten aantreffen. Ze moeten uit omloop genomen worden zodra ze worden aangetroffen en ingeleverd worden bij de Nationale Bank. Die inlevering moet geschieden met inachtneming van enkele regels die erop gericht zijn de integriteit van de biljetten en muntstukken zoveel mogelijk te bewaren, zodat een maximum aan informatie beschikbaar is voor het strafrechtelijk onderzoek. Deze regels zijn grotendeels overgenomen uit het KB van 2006. Het formulier dat samen met de biljetten of muntstukken moet worden neergelegd wordt evenwel niet langer bij KB vastgelegd maar wordt door de Nationale Bank vastgesteld, dit om eventuele latere wijzigingen in functie van de informatienoden zo vlot mogelijk te kunnen doorvoeren. Het neerleggingsformulier zal ook elektronisch beschikbaar zijn. Het is de bedoeling dat kredietinstellingen, geldvervoerders en geldtelcentra uitsluitend gebruik maken van dit elektronisch formulier.
Na de ontvangst van de betrokken biljetten en muntstukken, deelt de Nationale Bank van België onverwijld de ontvangst van valse biljetten en munten mee aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, en de ontvangst van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten aan de bevoegde politiediensten, en stelt ze ter beschikking van die diensten die ze kunnen opvragen.
Artikel 6 beoogt te verzekeren dat de Nationale Bank, als controle-autoriteit, op de hoogte blijft van anomalieën die zouden vastgesteld worden in het functioneren van biljettenautomaten wat de detectie van valse en geneutraliseerde biljetten betreft. De instellingen dienen tekortkomingen daarom te melden bij de Nationale Bank, met inbegrip van informatie over de aard van de tekortkoming, het type biljettenautomaat en de oorsprong van de betrokken biljetten.
Artikel 7 bepaalt dat de instellingen een contactpunt moeten aanstellen inzake valsemunterij en inzake de geneutraliseerde biljetten en de contactgegevens daarvan moeten meedelen aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, aan Directie Private Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken, aan de Nationale Bank van België en aan de Koninklijke Munt van België. Dit contactpunt staat onder meer in voor het ontvangen van en verstrekken aan deze instanties van elke informatie over aangemelde gevallen van valsemunterij en over vermoedelijk geneutraliseerde biljetten en voor het ontvangen van berichten aangaande de technische kenmerken van bepaalde vervalsingen en van bepaalde neutralisatieprocessen of aangaande de wijze waarop vervalsingen en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in omloop worden gebracht.
Artikel 8 bepaalt welke informatie de instellingen dienen mee te delen aan de Nationale Bank of aan de Koninklijke Munt. Het betreft alle nuttige informatie of inlichtingen die de Nationale Bank en de Koninklijke Munt opvragen met het oog op de uitoefening van hun controlerecht. Deze informatie mag alleen in dat kader gebruikt worden en niet voor andere doeleinden.
Artikel 9 bepaalt dat de instellingen de voor circulatie ongeschikte biljetten moeten inleveren bij de Nationale Bank of een andere centrale bank van het Eurosysteem. Voor circulatie ongeschikte muntstukken worden ingeleverd bij de Koninklijke Munt.
Artikel 10 behoeft geen nadere toelichting.
De inwerkingtreding van dit besluit is voorzien op de eerste dag van de tweede maand volgend op de publicatie van dit besluit. Enige uitzondering hierop is artikel 3 dat in werking treedt op de datum die de Minister van Financiën bepaalt op voorstel van de Nationale Bank van België. In ieder geval treedt het artikel in werking ten laatste op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de publicatie van dit besluit. De fabrikanten van biljettenautomaten zijn reeds verschillende maanden hun apparaten aan het fijnstellen overeenkomstig de ontwerpnormen.
Artikel 12 behoeft geen nadere toelichting.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON
Advies 59.133/2 van 13 april 2016 over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop" Op 16 maart 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop".
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 13 april 2016 . De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Christian Behrendt en Marianne Dony, assessoren, en Bernadette Vigneron, greffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 april 2016.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Onderzoek van het ontwerp 1. In de Franse tekst van het eerste lid van de aanhef moeten de woorden "notamment l'" worden weggelaten;evenzo dienen in de Nederlandse tekst de woorden "met name het" te vervallen.
Voorts moeten de te vervullen vormvereisten, inzonderheid de voorstellen van de Nationale Bank en de Koninklijke Munt van België, waarvan de data dienen te worden vermeld, worden vermeld in de chronologische volgorde waarin ze zijn vervuld, met dien verstande dat de Europese Centrale Bank haar advies gegeven heeft op 20 november 2015 en niet op 20 november 2016 en wat de Franse tekst betreft dat de inspecteur van Financiën zijn advies verstrekt heeft op 7 december 2015 in plaats van op 7 december 2016. 2. De aanhef moet worden aangevuld met de vermelding van het opgeheven koninklijk besluit.3. Uit artikel 4, tweede lid, blijkt niet duidelijk of dit lid, zoals het verslag aan de Koning lijkt aan te geven, betrekking heeft op alle "biljetten of muntstukken" dan wel slechts op de biljetten of de muntstukken die zouden worden "aangetroffen" als zijnde vals, ongeschikt voor circulatie of vermoedelijk geneutraliseerd op het ogenblik van een verrichting in speciën met het publiek. De tekst moet worden verduidelijkt. 4. In de Franse tekst van het tweede lid van artikel 4 moet het woord "institutions", dat tweemaal wordt gebruikt, telkens worden vervangen door "établissements", in de zin van artikel 3, 1°, van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten "betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop".5. In artikel 11 van het ontworpen besluit behoort niet te worden bepaald dat artikel 3 van dat besluit in werking zal treden op de datum van het bericht dat op vraag van de Nationale Bank van België in het Belgisch Staatsblad is opgenomen inzake de vaststelling van de normen zoals bedoeld in dat artikel 3 en ten laatste op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de bekendmaking van het besluit, waardoor twijfel kan rijzen omtrent de effectieve datum van inwerkingtreding, die aldus zou afhangen van de bekendmaking van een bericht in het Belgisch Staatsblad. Duidelijkheidshalve verdient het aanbeveling om aan de minister van Financiën de bevoegdheid over te dragen om de datum van inwerkingtreding van dat artikel te bepalen, rekening houdend met de informatie die door de Nationale Bank van België is meegedeeld.
Overigens dienen na de woorden "de publicatie van dit besluit" de woorden "in het Belgisch Staatsblad" te worden toegevoegd.
Ten slotte heeft het opnemen van een dergelijke regel van inwerkingtreding "op de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van [het] besluit [in het Belgisch Staatsblad]" het nadeel dat, indien het ontworpen besluit op het einde van de maand wordt bekendgemaakt, de adressaten ervan niet over de normale termijn van tien dagen zullen beschikken om er kennis van te nemen, een termijn die in principe wordt voorgeschreven bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 "betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen", terwijl die bepaling ertoe strekt iedereen een redelijke termijn te verschaffen om van de nieuwe regels kennis te nemen. Dit onderdeel van de voorliggende bepaling behoort te worden geschrapt en de redactie van de erop volgende uitzonderingsregel dient bijgevolg te worden herzien. Indien wordt ingegaan op die opmerking, zou dit tot gevolg hebben dat verwezen wordt naar het gemene recht inzake inwerkingtreding, tenzij er een bijzondere reden zou bestaan om daarvan af te wijken. Indien die formulering in het ontwerp wordt aangenomen, behoort gezorgd te worden voor een datum van bekendmaking die iedereen voldoende tijd laat om kennis te nemen van de bekendgemaakte tekst.
De griffier, B. Vigneron De voorzitter, P. Vandernoot
1 JUNI 2016. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop, artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 april 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/04/2006 pub. 10/05/2006 numac 2006003251 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij sluiten houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij;
Gelet op het voorstel van de Nationale Bank van België gegeven op 23 oktober 2015;
Gelet op het voorstel van de Koninklijke Munt van België gegeven op 6 november 2015;
Gelet op het advies van de Europese Centrale Bank, gegeven op 20 november 2015 ;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 december 2015 ;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 14 maart 2016;
Gelet op advies nr 59.133/2 van de Raad van State, gegeven op 13 april 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "de wet": de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 03/09/2013 numac 2013003285 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop;2° "de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij": de dienst van de algemene directie Gerechtelijke Politie die belast is met de opdrachten van de nationale centrale dienst bedoeld in artikel 12 van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 ter bestrijding van de valsemunterij;3° "voor circulatie ongeschikte biljetten" en "voor circulatie ongeschikte muntstukken": echte biljetten en muntstukken waarvan overeenkomstig de in artikel 2 van de wet bedoelde regelgeving van de Europese Unie wordt vastgesteld dat zij niet geschikt zijn om opnieuw in omloop gebracht te worden;4° "biljettenautomaat": een bankbiljettensorteer-machine zoals bedoeld in het Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (ECB/2010/14).
Art. 2.Elke instelling neemt de volgende bijkomende maatregelen met het oog op de toepassing van de wet en de regelgeving van de Europese Unie bedoeld in artikel 2 van de wet: 1° de opstelling van instructies aan de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen;2° de opstelling van geschikte procedures om de instructies in werking te stellen, indien nodig door aan de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen technische middelen ter beschikking te stellen die de opsporing vergemakkelijken van valse en voor circulatie ongeschikte biljetten en muntstukken en van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten;3° de sensibilisering en regelmatige opleiding van de medewerkers die de biljetten en muntstukken behandelen;4° de inwerkingstelling van geschikte interne controlemaatregelen, met inbegrip van interne audit, met het oog op de inachtneming van de hierboven omschreven maatregelen en procedures.
Art. 3.De instellingen zorgen er voor dat hun biljettenautomaten in staat zijn om vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te detecteren.
Ze zorgen ervoor dat hun biljettenautomaten tevens in staat zijn om : - vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in te houden en te behandelen overeenkomstig de normen bepaald door de Nationale Bank; - het rekeningnummer bij te houden van de persoon ten gunste van wie deze biljetten worden aangeboden.
De Nationale Bank van België bepaalt de normen waaraan de machines moeten voldoen. Deze normen zijn vertrouwelijk en mogen alleen meegedeeld worden aan de instellingen en aan derden die er kennis moeten van nemen met het oog op hun implementatie.
Art. 4.De instellingen controleren de biljetten die zij bij manuele verrichtingen ontvangen op de aanwezigheid van valse, voor circulatie ongeschikte en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten. Zij zorgen er voor dat hun personeelsleden minstens getraind zijn om hiertoe de nodige manuele controles uit te voeren.
Wanneer valse biljetten of muntstukken of vermoedelijk geneutraliseerde biljetten worden aangetroffen op het ogenblik van een verrichting in speciën met het publiek, zorgen de instellingen er voor dat de identiteit van de deponent wordt opgetekend of kan worden nagegaan. De instellingen verstrekken aan de deponent een ontvangstbewijs.
Art. 5.De instellingen die vermoedelijk geneutraliseerde biljetten of valse biljetten of munten aantreffen, nemen volgende maatregelen: 1° Ze nemen de betrokken biljetten of munten uit omloop zodra ze worden aangetroffen;2° Ze nemen alle maatregelen die dienstig kunnen zijn voor het verdere onderzoek.Daartoe waken ze erover dat - de biljetten of muntstukken op generlei wijze worden beschadigd; - aanrakingen van de aangetroffen biljetten of muntstukken worden beperkt, teneinde desgevallend het onderzoek van de biologische sporen mogelijk te maken; - de identificatiegegevens van rekeninghouders, rekeningnummers, digitale gegevens, beeldopnames en andere informatie, die nuttig kan zijn bij het identificeren van de personen die de transactie wilden uitvoeren, worden bijgehouden en ter beschikking staat van de politie en de gerechtelijke autoriteiten; 3° Ze maken de biljetten of muntstukken over aan de Nationale Bank van België, samen met het door de Nationale Bank van België vastgestelde neerleggingsformulier en op de wijze bepaald door de Nationale Bank van België. Na de ontvangst van valse biljetten en muntstukken, deelt de Nationale Bank van België onverwijld de ontvangst ervan mee aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, en stelt ze ter beschikking van die dienst die ze kan opvragen.
Na ontvangst van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten, deelt de Nationale Bank van België onverwijld de ontvangst ervan mee aan de bevoegde politiediensten, en stelt ze ter beschikking van die diensten die ze kunnen opvragen.
Art. 6.Wanneer de instellingen vaststellen dat een biljettenautomaat tekortkomingen vertoont bij het detecteren of behandelen van valse biljetten of van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten, maken zij daar melding van bij de Nationale Bank van België. Die melding bevat een volledige beschrijving van de aard van de tekortkoming, met inbegrip van informatie over het type biljettenautomaat en de oorsprong van de betrokken biljetten.
Art. 7.Elke instelling stelt een persoon of dienst aan als contactpunt inzake valsemunterij en inzake de vermoedelijk geneutraliseerde biljetten en deelt diens contactgegevens mee aan de centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij, aan de Directie Private Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken, aan de Nationale Bank van België en aan de Koninklijke Munt van België. Dit contactpunt staat onder meer in voor het ontvangen van en verstrekken aan deze instanties van elke informatie over aangemelde gevallen van valsemunterij en over vermoedelijk geneutraliseerde biljetten en voor het ontvangen van berichten aangaande de technische kenmerken van bepaalde vervalsingen en van bepaalde neutralisatieprocessen of aangaande de wijze waarop vervalsingen en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in omloop worden gebracht.
Art. 8.De instellingen delen aan de Nationale Bank van België en de Koninklijke Munt van België alle andere informatie en inlichtingen mee die de Nationale Bank van België of de Koninklijke Munt van België nuttig achten met het oog op de uitoefening van het controlerecht bedoeld in artikel 6 van de wet, wanneer zij daarom vragen.
De Nationale Bank van België en de Koninklijke Munt van België gebruiken de informatie en inlichtingen bedoeld in het voorgaande lid uitsluitend voor de uitoefening van het controlerecht bedoeld in artikel 6 van de wet.
Art. 9.De instellingen leveren de voor circulatie ongeschikte biljetten in bij de Nationale Bank van België of bij een andere nationale centrale bank die deel uitmaakt van het Eurosysteem.
De instellingen leveren de voor circulatie ongeschikte muntstukken in bij de Koninklijke Munt van België.
Art. 10.Het koninklijk besluit van 5 april 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/04/2006 pub. 10/05/2006 numac 2006003251 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij sluiten houdende uitvoering van de wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van tweede maand volgend op de publicatie van dit besluit, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt op de datum die de Minister van Financiën bepaalt op voorstel van de Nationale Bank van België, en in ieder geval ten laatste op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 12.De Minister van Justitie, de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Gegeven te Ciergnon, 1 juni 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken J. JAMBON De Minister van Justitie K. GEENS De Minister van Financiën J. VAN OVERTVELDT