Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 juni 2016
gepubliceerd op 12 september 2016

Decreet tot organisatie van het alternerend hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2016029347
pub.
12/09/2016
prom.
30/06/2016
ELI
eli/decreet/2016/06/30/2016029347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2016. - Decreet tot organisatie van het alternerend hoger onderwijs


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtiging hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definitie en organisatie

Artikel 1.Het alternerend hoger onderwijs is een onderwijs waarin de competenties die noodzakelijk zijn voor het behalen van een diploma dat door een instelling voor hoger onderwijs wordt uitgereikt, gedeeltelijk in een onderneming en gedeeltelijk binnen die instelling worden verworven.

Voor de opleidingen voor het brevet hoger onderwijs, bachelor en master alternerend onderwijs, tellen de studieprogramma's, per studiecyclus, minstens 40 % activiteitsdagen of -perioden in een onderneming, en 40 % activiteitsdagen - of perioden binnen de instelling voor hoger onderwijs, waarbij het overblijvende deel van 20 % volgens de keuze van de instelling wordt verdeeld.

Het woord "onderneming" omvat de non-profit sector alsook de overheid, in of buiten de Franse Gemeenschap.

Art. 2.De opleiding wordt op twee leerplaatsen verstrekt : de instelling voor hoger onderwijs en de onderneming.

De leeractiviteiten omvatten de competentieverwerving in een onderneming, waarvoor een evaluatie wordt opgemaakt.

De onderneming neemt deel aan die evaluatie, volgens in de overeenkomst voor alternerend onderwijs nader te bepalen regels. De cijfers worden echter door de instelling voor hoger onderwijs toegekend aan de onderwijseenheden, en de beraadslaging wordt door de examencommissie of de studieraad uitgevoerd.

Art. 3.De kalender van de onderwijsactiviteiten en verloven wordt in de overeenkomst voor alternerend onderwijs vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 79 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, is de verplichting het geheel van de leeractiviteiten van elke onderwijseenheid over één van de eerste twee kwadrimesters van het academiejaar te verdelen niet van toepassing op het alternerend hoger onderwijs. HOOFDSTUK II. - Academische graden

Art. 4.Het alternerend hoger onderwijs kan worden georganiseerd in studiegebieden die leiden tot schaarsteberoepen, nieuwe beroepen, evoluerende beroepen, beroepen inzake duurzame ontwikkeling of beroepen in verband met het economisch herstel.

Die studiegebieden, zoals bepaal in artikel 83 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, zijn de volgende : 1° Informatie en communicatie 2° Politieke en sociale wetenschappen 3° Economische en beheerswetenchappen 4° Biomedische en farmaceutische wetenschappen 5° Wetenschappen 6° Landbouwkundige wetenschappen en biologische engineering 7° Ingenieurswetenschappen en technologie 8° Bouwkunde en stedenbouwkunde.

Art. 5.De cursussen die in het alternerend onderwijs worden georganiseerd, geven toegang tot diploma's van het hoger onderwijs, die hetzelfde niveau en dezelfde waarde hebben als deze die worden uitgereikt in het kader van de cursus met volledig leerplan en in het hoger onderwijs voor sociale promotie.

Art. 6.De cursussen die in het alternerend onderwijs worden georganiseerd, leiden tot kwalificaties van de niveaus 5, 6 en 7 van het Franstalige Kwalificatiekader, zoals de competentiereferentiesystemen dit bewijzen. HOOFDSTUK III. - Machtigingen

Art. 7.De machtiging tot het organiseren van een alternerend hoger onderwijs en tot het uitreiken van de academische graden die deze bekrachtigen, wordt bij decreet aan een instelling voor hoger onderwijs toegekend of ingetrokken.

Art. 8.De aanvraag om machtiging wordt voor advies voorgelegd aan de "Académie de recherche et d'enseignement supérieur".

De instelling voor hoger onderwijs die de aanvraag indient, moet : 1° aantonen dat het alternerend onderwijs bevorderlijk is voor de verwerving van competenties door studenten en voor de beantwoording aan sommige behoeften van de ondernemingen van de betrokken sectoren;2° bewijzen dat zij de activiteitssectoren, de werkgeversfederaties en de vakorganisaties die de betrokken sectoren vertegenwoordigen, vooraf heeft geraadpleegd, en hun respectieve adviezen overleggen.De betrokken werkgeversfederatie levert het bewijs van specifieke behoeften van de ondernemingen van haar sector en van hun wil overeenkomsten voor alternerend onderwijs te sluiten; 3° bewijzen dat dit onderwijs niet in concurrentie is met cursussen met volledig leerplan en voor sociale promotie;4° voor de beroepsgerichte bachelors en de brevetten hoger onderwijs, aantonen dat de studies, na de eerste 30 studiepunten, kunnen worden voortgezet in één of meer bekwaamheidsbewijzen van bachelor in het onderwijs met volledig leerplan of in het onderwijs voor sociale promotie. Een machtiging tot het organiseren van een cursus in het alternerend onderwijs verleent geen machtiging tot het organiseren van dezelfde cursus in het onderwijs met volledig leerplan of het onderwijs voor sociale promotie, en omgekeerd.

Art. 9.Voor de beroepgerichte bachelors in het hoger onderwijs met volledig leerplan, kan de methode van het alternerend onderwijs alleen worden toegepast wanneer de student de leeractiviteiten heeft gevolgd waaruit de onderwijseenheden van het eerste kwadrimester van het eerste leerjaar van de eerste studiecyclus bestaan, met minstens dertig studiepunten.

Voor de brevetten en bachelors in het hoger onderwijs voor sociale promotie, kan de methode van het alternerend onderwijs alleen worden toegepast wanneer de student de leeractiviteiten heeft gevolgd waaruit de onderwijseenheden bestaan die gedurende de eerste onderwijsmodules worden georganiseerd in het organogram van de afdeling, met minstens dertig studiepunten.

Voor de organisatie van het tweede kwadrimester van het eerste leerjaar van de eerste studiecyclus in het onderwijs met volledig leerplan of gedurende de onderwijsmodules die volgen in het organogram van de afdeling in het onderwijs voor sociale promotie, zullen leeractiviteiten waaruit onderwijseenheden bestaan met hoogstens 15 studiepunten in een onderneming worden georganiseerd.

Art. 10.Het behoud van de machtiging wordt afhankelijk gemaakt van een positieve evaluatie van het in artikel 13 van dit decreet bepaalde sturingscomité.

Die evaluatie wordt uitgevoerd na een eerste organisatie van de studiecyclus. Het sturingscomité brengt advies uit aan de "Académie de recherche et d'enseignement supérieur" (Academie onderzoek en hoger onderwijs) en aan de Regering. Als de evaluatie negatief is, kan de "Académie de recherche et d'enseignement supérieur" ofwel de instelling voor hoger onderwijs voorstellen de periode van een nieuwe studiecyclus te gebruiken om de geformuleerde opmerkingen na te leven, ofwel de Regering de intrekking van de machtiging voorstellen. Als een tweede evaluatie wordt georganiseerd en ook negatief is, stelt de "Académie de recherche et d'enseignement supérieur" de Regering de intrekking van de machtiging voor.

De evaluatie door het sturingscomité zal inzonderheid op de volgende criteria steunen : 1° de educatieve meerwaarde van de invoering van de methode van het alternerend onderwijs;2° het aantal en het profiel van de studenten;3° de beschikbaarheid van stageplaatsen;4° het slaagpercentage;5° het percentage en de redenen voor het opgeven;6° het voldoeningspercentage van de partners 7° het percentage van de inschakeling in het arbeidsproces;8° het bereiken van de niveaus 5, 6 of 7. HOOFDSTUK IV. - Overeenkomst voor alternerend onderwijs

Art. 11.Een modelovereenkomst voor alternerend onderwijs wordt door het sturingscomité bepaald en door de Regering goedgekeurd.

Elke student moet een overeenkomst voor alternerend onderwijs sluiten met een onderneming en de instelling voor hoger onderwijs.

Die overeenkomst moet minstens de volgende gegevens bevatten : 1° de lijst van de competenties die in de onderneming en in de instelling voor hoger onderwijs moeten worden verworven;2° de kalender van de leeractiviteiten en van de evaluatie alsook van de schoolverloven;3° het statuut van de leerling, de namen van de voogd in de onderneming en van de supervisor van het hoger onderwijs;4° de verbintenissen van elke partij inzake veiligheid, dekking bij een arbeidsongeval, arbeidsreglement en deontologie;5° de verantwoordelijkheid van elke partij inzake begeleiding en opvolging;6° overeenkomstig artikel 2, derde lid van dit decreet, de bijdrage van elke partij tot de evaluatie en de praktische nadere regels ervan;7° de wijze van oplossing van conflicten en de mogelijkheid om die overeenkomst te beëindigen. In het kader van een bekwaamheidsbewijs van bachelor of van een brevet hoger onderwijs, moet de overeenkomst voor alternerend onderwijs uiterlijk worden ondertekend wanneer de student de leeractiviteiten heeft gevolgd waaruit de onderwijseenheden bestaan, met de eerste 60 studiepunten van de cursus.

Indien de student geen overeenkomst voor alternerend onderwijs heeft kunnen sluiten, stelt de instelling voor hoger onderwijs hem voor zijn traject in een andere cursus met volledig leerplan of voor sociale promotie voort te zetten, met hoogstens 15 aanvullende studiepunten.

In het kader van een master, moet die overeenkomst worden ondertekend voordat de student zich inschrijft; zo niet, dan wordt zijn inschrijving niet als regelmatig beschouwd.

Art. 12.Wanneer de student een opleiding in de onderneming volgt, wordt hij beschermd door een overeenkomst voor inschakeling in het arbeidsproces, zoals bepaald bij artikel 104 van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten. Op de voordracht van het sturingscomité, bepaalt de Regering de minimumvergoedingen die toepasselijk zijn op de overeenkomsten voor inschakeling in het arbeidsproces. HOOFDSTUK V. - Sturingscomité

Art. 13.Er wordt een sturingscomité opgericht, samengesteld als volgt : 1° een vertegenwoordiger van de Regering van de Franse Gemeenschap, gezamenlijk aangewezen door de Minister van Hoger Onderwijs en de Minister van Onderwijs voor Sociale Promotie, die het voorzitterschap van het comité waarneemt;2° drie vertegenwoordigers, aangewezen door de interprofessionele werkgeversorganisaties;3° drie vertegenwoordigers, aangewezen door de interprofessionele werknemersorganisaties;4° drie vertegenwoordigers van de vakbonden die de sector van het hoger onderwijs vertegenwoordigen, door de CGSP, de CSC-E en de SLFP aangewezen;5° een vertegenwoordiger die wordt aangewezen door elke studentenorganisatie op Gemeenschapsvlak;6° drie vertegenwoordigers van de instellingen voor hoger onderwijs, aangewezen door de "Académie de recherche et d'enseignement supérieur";7° de directeur-generaal van Niet Verplicht Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het algemeen bestuur onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of diens vertgenwoordiger;8° de administrateur van de "Académie de recherche de l'enseignement supérieur " of diens vertegenwoordiger. Het sturingscomité kan, in voorkomend geval, deskundigen uitnodigen.

Het stelt zijn huishoudelijk reglement vast, en legt het, ter goedkeuring de Regering voor.

Art. 14.Het sturingscomité heeft de volgende opdrachten : 1° de modelovereenkomst voor alternerend onderwijs bepalen en die de Regering ter goedkeuring voorleggen;2° de Regering de minimumvergoedingen voorstellen die toepasselijk zijn op de overeenkomsten voor inschakeling in het arbeidsproces in het hoger onderwijs;3° de processen evalueren, overeenkomstig artikel 10 van dit decreet, met naleving van een procedure die het vooraf bepaalt;4° de uitwisseling van goede praktijken tussen de instellingen voor hoger onderwijs aanmoedigen.

Art. 15.Voor elke cursus die in het alternerend onderwijs wordt georganiseerd, wordt een opvolgingscomité opgericht, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de partnerondernemingen, leerkrachten en studenten. De instelling voor hoger onderwijs installeert dat opvolgingscomité en roept het minstens één keer per academiejaar of schooljaar bijeen. Dat opvolgingscomité zorgt voor het optimaliseren van de cursus en het aanpassen ervan volgens de vastgestelde behoeften. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 16.Het decreet van 20 oktober 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/10/2011 pub. 08/12/2011 numac 2011029584 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de studies die onder het alternerend hoger onderwijs ressorteren sluiten betreffende de studies die onder het alternerend hoger onderwijs ressorteren, wordt opgeheven.

Art. 17.Het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies wordt gewijzigd als volgt : 1° in artikel 15, wordt 30 bis vervangen als volgt : 30 bis "Alternerend hoger onderwijs : onderwijs waarin de competenties die noodzakelijk zijn voor het behalen van een diploma dat door een instelling voor hoger onderwijs wordt uitgereikt, gedeeltelijk in een onderneming en gedeeltelijk binnen die instelling worden verworven, zoals georganiseerd bij het decreet van 30 juni 2016 tot organisatie van het alternerend hoger onderwijs";2° in artikel 103, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 18.In de Franse tekst van bijlage 2 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de regel :

6

Sciences du travail

2 en alternance

62

21


wordt ingevoegd na de regel :

6

Sciences du travail

2

62

25

21 52


b) de regel :

17

Sciences informatiques

2 en alternance

52 53


wordt ingevoegd na de regel :

17

Sciences informatiques

2

62

25

21

52 53

52 92


In de Franse tekst van bijlage 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de regel :

19

Mécanique et robotique

IC en alternance

HENALLUX HELMO

62


wordt ingevoegd na de regel :

19

Développement de jeux vidéo

15

Jacquard UNamur

92


b) de regel :

19

Business analyst

2 en alternance

HE "groupe ICHEC-ISC St Louis - ISFSC HE Léonard de Vinci

21


wordt ingevoegd na de regel :

19

Energies alternatives et renouvelables

IC

HEL HEPL

62


Art.19. Dit decreet treedt in werking vanaf het academiejaar of het schooljaar 2016-2017.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 juni 2016.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Media en Wetenschappelijk Onderzoek, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, I. SIMONIS _______ Nota Zitting 2015-2016 Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 299-1. - Verslag, nr. 299-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 29 juni 2016.

^