gepubliceerd op 16 februari 2007
Decreet houdende wijziging van het Kunstendecreet van 2 april 2004
22 DECEMBER 2006. - Decreet houdende wijziging van het Kunstendecreet van 2 april 2004 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van het Kunstendecreet van 2 april 2004.
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.In artikel 6 van het Kunstendecreet van 2 april 2004 wordt § 3 vervangen door wat volgt : "§ 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of deze aanvraag tijdig en volledig werd ingediend en of ze voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 7, § 1, 1° tot en met 3°. Als de aanvraag niet tijdig werd ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 7, § 1, 1° tot en met 3°, is de aanvraag onontvankelijk.
De Vlaamse Regering kan de procedure voor de behandeling van de ontvankelijkheid van de aanvragen, nader bepalen.".
Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : "§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring als vermeld in artikel 4, moeten de organisaties, vermeld in artikel 3, 1°, a) tot en met j), l) en m), voldoen aan de volgende basisvoorwaarden : 1° beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;2° gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° een meerjarig artistiek of inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen. § 1bis. De organisaties, vermeld in artikel 3, 1°, a) tot en met j), l) en m), die subsidies ontvangen voor het geheel van de werking, vermeld in artikel 4 moeten bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden : 1° het aangepast meerjarig beleidsplan en de geactualiseerde beleidsplannen per werkingsjaar, vermeld in artikel 7, § 4, uitvoeren;2° het artistieke of inhoudelijke beleid, op grond van het beleidsplan, toevertrouwen aan een artistieke of inhoudelijke leiding, waarbij de persoon of de personen die de artistieke of inhoudelijke leiding uitoefenen, contractueel verbonden zijn met de organisatie;3° het zakelijke beleid, op grond van het beleidsplan, toevertrouwen aan een zakelijke leiding die contractueel verbonden is met de organisatie.Het artistieke of inhoudelijke en het zakelijke beleid kunnen aan eenzelfde persoon worden toevertrouwd; 4° de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op de bevoegde federale overheidsdienst;5° aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestatie, en enkel met zelfstandige werknemers werken die een zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen;6° met de meerderheid van de bezoldigde medewerkers een schriftelijke overeenkomst sluiten;7° voldoende garanties bieden voor sociale en burgerrechtelijke bescherming van vrijwilligers;8° een boekhouding voeren conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;9° zorg dragen voor het eigen archief.De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen betreffende de zorg voor het eigen archief.".
Art. 4.In artikel 11, § 4, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "de basisvoorwaarden, bepaald in artikel 7, § 1," en de woorden "de nader te bepalen subsidiëringvoorwaarden, vermeld in artikel 7, § 2," de woorden "de subsidiëringvoorwaarden, bepaald in artikel 7, § 1bis," ingevoegd.
Art. 5.Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "
Artikel 12.§ 1. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, met uitzondering van de rechtspersonen, vermeld in § 4, die gesubsidieerd worden op de wijze vermeld in artikel 4, § 1, kan gedurende de beleidsperiode onbeperkt een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.
Een reserve wordt in de balans van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de volgende rekeningen, vermeld in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, dat als bijlage is gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen : 1° de rekening 13 : bestemde fondsen;2° de rekening 14 : overgedragen resultaat. De reserve moet aangewend worden voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4. § 2. Als de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, vermeld in § 1, op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, kan die reserve overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve in het begin van de subsidieperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten berekend over de beleidsperiode.
De personeels- en werkingskosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de uitvoering en de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4, en die in de voorbije beleidsperiode tot stand zijn gekomen.
De personeels- en werkingskosten zijn de som van alle kosten, met uitzondering van de afschrijvingen op kapitaalsubsidies.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het eerste lid bepaalde percentage, op voorwaarde dat de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon een gemotiveerd bestedingsplan voor de teveel opgebouwde reserve of voor de hele reserve, indient bij de dienst, die de Vlaamse Regering daartoe heeft aangewezen.
De overgedragen reserve, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4. § 3. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de reserve meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 2, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, vermeld in § 1, en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.
Als aan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, als vermeld in § 1, na afloop van de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor de aangelegde reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De reserve wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen. § 4. Een subsidie voor het geheel van de werking, als vermeld in artikel 4, § 1, die toegekend wordt aan een gemeente, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wordt verantwoord op basis van de personeels- en werkingskosten.
Binnen de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4, betrekking heeft, kan de werkingssubsidie onbeperkt overgedragen worden naar het volgende werkingsjaar.
Als de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over, overeenkomstig § 4, tweede lid, een overgedragen werkingssubsidie, kan die overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de overgedragen werkingssubsidie in het begin van de beleidsperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse werkingssubsidie berekend over de beleidsperiode.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het derde lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de teveel overgedragen werkingssubsidie, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.
De overgedragen werkingssubsidie, vermeld in het tweede lid en derde lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4. § 5. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de overgedragen werkingssubsidie meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 4, derde lid en vierde lid, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.
Als aan een gemeente, een provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie na afloop van de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 4, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor de overgedragen werkingssubsidie in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De overgedragen werkingssubsidie wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen.".
Art. 6.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "
Artikel 16.§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring als vermeld in artikel 13, § 1, moeten de organisaties, voldoen aan de volgende basisvoorwaarden : 1° beschikken over rechtspersoonlijkheid;2° gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. De organisaties die subsidies ontvangen als vermeld in artikel 13 moeten bij de realisatie van het project bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden : 1° de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op de bevoegde federale overheidsdienst;2° aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestatie, en enkel met zelfstandige werknemers werken die een zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen;3° met de meerderheid van de bezoldigde medewerkers een schriftelijke overeenkomst sluiten;4° voldoende garanties bieden voor sociale en burgerrechtelijke bescherming van vrijwilligers; 5° een boekhouding voeren conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.".
Art. 7.In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of de aanvraag tijdig werd ingediend en voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 16, § 1. Als de aanvraag niet tijdig werd ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 16, § 1, is de aanvraag onontvankelijk. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor de behandeling van de ontvankelijkheid van de aanvragen. » ; 2° § 7 wordt vervangen door wat volgt : "§ 7.Als de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst vaststelt dat een organisatie die wordt gesubsidieerd, vermeld in artikel 13, § 1, de basisvoorwaarden bepaald in artikel 16, § 1, de subsidieringvoorwaarden bepaald in artikel 16, § 2, en/of de beoordelingscriteria bepaald in artikel 17, niet geheel heeft ingevuld, dan kan de Vlaamse Regering op advies van de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beslissen om over te gaan tot inhouding en/of terugvordering van een gedeelte of het geheel van de projectsubsidie die toegekend werd aan de organisatie.".
Art. 8.In artikel 41 van hetzelfde decreet wordt § 3 vervangen door wat volgt : "§ 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of deze aanvraag tijdig en volledig werd ingediend en of ze voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 42, § 1, 1° tot en met 3°. Als de aanvraag niet tijdig werd ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 42, § 1, 1° tot en met 3°, is deze aanvraag onontvankelijk.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor de behandeling van de ontvankelijkheid van de aanvragen.".
Art. 9.In artikel 42 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : " § 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, vermeld in artikel 39, moeten de organisaties, vermeld in artikel 3, 1°, n) en o), voldoen aan de volgende basisvoorwaarden : 1° beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;2° gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;3° een meerjarig inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen. § 1bis. De organisaties, vermeld in artikel 3, 1°, n) en o), die subsidies ontvangen voor het geheel van de werking, vermeld in artikel 39, moeten bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden : 1° het aangepast meerjarig beleidsplan en de geactualiseerde beleidsplannen per werkingsjaar, vermeld in artikel 42, § 4, uitvoeren;2° het inhoudelijke beleid, op grond van het beleidsplan, toevertrouwen aan een persoon of de personen die de leiding uitoefenen en die contractueel verbonden zijn met de organisatie;3° het zakelijke beleid, op grond van het beleidsplan, toevertrouwen aan een zakelijke leiding die contractueel verbonden is met de organisatie.Het artistieke of inhoudelijke en het zakelijke beleid kan aan eenzelfde persoon worden toevertrouwd; 4° de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op de bevoegde federale overheidsdienst;5° aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestatie, en enkel met zelfstandige werknemers werken die een zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen;6° met de meerderheid van de bezoldigde medewerkers een schriftelijke overeenkomst sluiten;7° voldoende garanties bieden voor sociale en burgerrechtelijke bescherming van vrijwilligers; 8° een boekhouding voeren conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.".
Art. 10.In artikel 44, § 4, van hetzelfde decreet, worden tussen de woorden "de basisvoorwaarden, bepaald in artikel 42, § 1," en de woorden "de nader te bepalen subsidiëringvoorwaarden, vermeld in artikel 42, § 2," de woorden "de subsidiëringvoorwaarden, bepaald in artikel 42, § 1bis," ingevoegd.
Art. 11.Artikel 45 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "
Artikel 45.§ 1. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, met uitzondering van de rechtspersonen vermeld in § 4, die gesubsidieerd worden als vermeld in artikel 39, § 1, kan gedurende de beleidsperiode onbeperkt een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.
Een reserve wordt in de balans van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de volgende rekeningen, vermeld in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, als bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen : 1° de rekening 13 : bestemde fondsen;2° de rekening 14 : overgedragen resultaat. De reserve moet aangewend worden voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4. § 2. Als de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, vermeld in § 1, op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, kan die reserve overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve in het begin van de subsidieperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten berekend over de beleidsperiode.
De personeels- en werkingskosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de uitvoering en de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4, en die in de voorbije beleidsperiode tot stand zijn gekomen.
De personeels- en werkingskosten zijn de som van alle kosten, met uitzondering van de afschrijvingen op kapitaalsubsidies.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het eerste lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de teveel opgebouwde reserve of voor de gehele reserve, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.
De overgedragen reserve, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4. § 3. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de reserve meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 2, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, vermeld in § 1, en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.
Als aan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, als vermeld in § 1, na afloop van de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor de aangelegde reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De reserve wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen. § 4. Een subsidie voor het geheel van de werking, als vermeld in artikel 39, § 1, die toegekend wordt aan een gemeente, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wordt verantwoord op basis van de personeels- en werkingskosten.
Binnen de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4, betrekking heeft, kan de werkingssubsidie onbeperkt overgedragen worden naar het volgende werkingsjaar.
Als de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over, overeenkomstig § 4, tweede lid, een overgedragen werkingssubsidie, kan die overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de overgedragen werkingssubsidie in het begin van de beleidsperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse werkingssubsidie berekend over de beleidsperiode.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het derde lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de teveel overgedragen werkingssubsidie, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.
De overgedragen werkingssubsidie, vermeld in het tweede lid en derde lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4. § 5. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de overgedragen werkingssubsidie meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 4, derde lid en vierde lid, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.
Als aan een gemeente, een provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie na afloop van de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 4, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie verplicht een bestedingsplan voor de overgedragen werkingssubsidie in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De overgedragen werkingssubsidie moet in voorkomend geval prioritair aangewend worden voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen.".
Art. 12.Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "
Artikel 49.§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, als vermeld in artikel 46, § 1, moeten de organisaties voldoen aan de volgende basisvoorwaarden : 1° beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;2° gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. De organisaties die subsidies ontvangen als vermeld in artikel 46 moeten bij de realisatie van het project bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden : 1° de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op de bevoegde federale overheidsdienst;2° aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestatie, en enkel met zelfstandige werknemers werken die een zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen;3° met de meerderheid van de bezoldigde medewerkers een schriftelijke overeenkomst sluiten;4° voldoende garanties bieden voor sociale en burgerrechtelijke bescherming van vrijwilligers;5° een boekhouding voeren conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.» .
Art. 13.In artikel 51 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of de aanvraag tijdig werd ingediend en voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 49, § 1. Als de aanvraag niet tijdig werd ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 49, § 1, is de aanvraag onontvankelijk. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor de behandeling van de ontvankelijkheid van de aanvragen. » ; 2° § 6 wordt vervangen door wat volgt : "§ 6.Als de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst vaststelt dat een organisatie die wordt gesubsidieerd, als vermeld in artikel 46, § 1, de basisvoorwaarden bepaald in artikel 49, § 1, de subsidiëringvoorwaarden bepaald in artikel 49, § 2, en/of de beoordelingscriteria bepaald in artikel 50, niet volledig heeft ingevuld, dan kan de Vlaamse Regering op advies van de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beslissen om over te gaan tot inhouding en/of terugvordering van een gedeelte of het geheel van de projectsubsidie die toegekend werd aan de organisatie.".
Art. 14.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 64bis toegevoegd dat luidt als volgt : "
Artikel 64bis.§ 1. Een uitgever van periodieke publicaties die beschikt over rechtspersoonlijkheid met niet commercieel karakter, die gesubsidieerd wordt als bedoeld in artikel 84, kan gedurende de beleidsperiode jaarlijks een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.
Een reserve wordt in de balans opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de volgende rekeningen, vermeld in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, als bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen : 1° de rekening 13 : bestemde fondsen;2° de rekening 14 : overgedragen resultaat. De reserve moet aangewend worden voor de realisatie van het redactioneel beleidsplan, bedoeld in artikel 62, tweede lid, 2°. § 2. Als de uitgever, bedoeld in § 1, op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, kan die reserve overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve in het begin van de subsidieperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten berekend over de beleidsperiode.
De personeels- en werkingskosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de uitvoering en de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 62, tweede lid, 2°, en die in de voorbije beleidsperiode tot stand zijn gekomen.
De personeels- en werkingskosten zijn de som van alle kosten, met uitzondering van de afschrijvingen op kapitaalsubsidies.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het eerste lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de teveel opgebouwde reserve of voor de gehele reserve, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.
De overgedragen reserve, bedoeld in het eerste en tweede lid, moet aangewend worden voor de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 62, tweede lid, 2°. § 3. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de reserve meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 2, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan uitgever, bedoeld in § 1, en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.
Als aan een uitgever, als bedoeld in § 1, na afloop van de meerjarige subsidieperiode waarop het beleidsplan, bedoeld in artikel 62, tweede lid, 2°, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de uitgever verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor de aangelegde reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De reserve wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen.".
Art. 15.Artikelen 5, 11 en 14 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 22 december 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX _______ Nota (1) Zitting 2006-2007. Stukken. - Ontwerp van decreet : 946 - Nr. 1. - Amendementen : 946 - Nr. 2. - Verslag : 946 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 946 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 21 december 2006.