gepubliceerd op 26 juni 2023
Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
12 MEI 2023. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het
besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
21/04/2023
pub.
12/05/2023
numac
2023042001
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
21/04/2023
pub.
30/05/2023
numac
2023042393
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: * het
decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
28/06/2013
pub.
12/09/2013
numac
2013204905
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid
sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1° en tweede lid, en artikel 10, § 1, eerste lid, 1° en 3°, en § 3; * het
besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
21/04/2023
pub.
12/05/2023
numac
2023042001
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
21/04/2023
pub.
30/05/2023
numac
2023042393
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit, artikel 6, § 2, tweede lid, artikel 16, § 2, artikel 35, § 3, artikel 36, § 3, artikel 37, § 3, artikel 38, § 3, artikel 39, § 3, artikel 40, § 3, artikel 42, § 3, artikel 43, § 3, artikel 44, § 3, artikel 46, § 3, artikel 48, derde lid, artikel 51, § 4, artikel 52, § 4, artikel 53, § 4, artikel 55, § 4, artikel 56, § 4, artikel 58, § 3, artikel 59, § 3, artikel 71, § 3, artikel 72, § 4, artikel 74, § 2, artikel 80, § 3, artikel 81, § 3, artikel 90, artikel 92, § 2, tweede lid, artikel 97, § 4, en artikel 105.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 13 december 2022; - Er is op 21 maart 2023 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/09/2014 pub. 29/10/2014 numac 2014036664 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieu- en klimaatmaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020 sluiten tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieu- en klimaatmaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020;
DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE EN LANDBOUW BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definitie
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder het besluit van 21 april 2023: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 12/05/2023 numac 2023042001 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 30/05/2023 numac 2023042393 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit. HOOFDSTUK 2. - Maximumsubsidiebedragen van de ecoregelingen
Art. 2.Ter uitvoering van artikel 6, § 2, tweede lid, van het besluit van 21 april 2023, worden de maximumsubsidiebedragen die opgenomen zijn in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, vastgesteld. HOOFDSTUK 3. - De omschakeling naar de biologische productiemethode
Art. 3.Ter uitvoering van artikel 16, § 2, van het besluit van 21 april 2023, behoren de volgende gewassen tot de teeltgroep grasland en meerjarige voederteelten, vermeld in artikel 16, § 1, 1°, van het voormelde besluit : 1° graslanden;2° meerjarige vlinderbloemigen;3° niet-verharde uitloop;4° zaaizaad van gras of meerjarige vlinderbloemigen. Ter uitvoering van artikel 16, § 2, van het voormelde besluit, behoren de volgende gewassen tot de teeltgroep akkerbouwteelten, vermeld in artikel 16, § 1, 2°, van het voormelde besluit: 1° maïs;2° graangewassen;3° oliehoudende zaden;4° aardappelen;5° vlas;6° hennep;7° bieten;8° voedergewassen, andere dan meerjarige vlinderbloemigen;9° cichorei;10° niet-eetbare tuinbouwgewassen;11° zaad- en plantgoed van de teelten, vermeld in punt 1° tot en met 10°. Ter uitvoering van artikel 16, § 2, van het voormelde besluit, behoren de volgende gewassen tot de teeltgroep fruit, groenten, sierteelt en kruiden, vermeld in artikel 16, § 1, 3°, van het voormelde besluit: 1° eenjarige fruitteelten;2° meerjarige fruitteelten;3° eenjarige groententeelten;4° meerjarige groententeelten;5° eenjarige kruiden in volle grond;6° meerjarige kruiden in volle grond;7° eenjarige sierteelten;8° meerjarige sierteelten;9° hop;10° noten;11° permacultuur;12° zaad- of plantgoed van de teelten, vermeld in punt 1° tot en met 11°. Ter uitvoering van artikel 16, § 2, van het voormelde besluit, komen de volgende gewassen niet in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 16, § 1, van het voormelde besluit: 1° teelten niet in volle grond;2° hagen, heggen, houtkanten, groepen van bomen en bomenrijen;3° graszoden;4° natuurlijk grasland met onderhoud;5° bebossing, inclusief korte omloophout en wijmenaanplantingen;6° miscanthus;7° tabak;8° faunamengsel;9° bloemenmengsel;10° braak. HOOFDSTUK 4. - De inzaai van eenjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten
Art. 4.Ter uitvoering van artikel 35, § 3, van het besluit van 21 april 2023, komen alleen de volgende eiwitteelten in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 35, § 1, van het voormelde besluit : 1° voedererwten (zomerteelt);2° voedererwten (winterteelt);3° zomerveldbonen;4° winterveldbonen;5° mengteelt van wintertarwe of triticale en vlinderbloemige winterteelt;6° mengteelt van andere wintergranen en vlinderbloemige winterteelt;7° mengteelt van zomergranen en vlinderbloemige zomerteelt;8° soja;9° drooggeoogste erwten;10° drooggeoogste Vicia-bonen;11° drooggeoogste Phaseolus-bonen;12° quinoa. Ter uitvoering van artikel 35, § 3, van het voormelde besluit is een van de volgende vlinderbloemigen minimaal aanwezig, als onderdeel van een mengteelt als vermeld in het eerste lid, 5°, 6° en 7°. Minstens de volgende zaaidichtheid wordt gerespecteerd : 1° voedererwten (zomerteelt): 60 korrels per vierkante meter;2° voedererwten (winterteelt): 25 korrels per vierkante meter;3° zomerveldbonen: 40 korrels per vierkante meter;4° winterveldbonen: 20 korrels per vierkante meter.
Art. 5.Ter uitvoering van artikel 36, § 3, van het besluit van 21 april 2023, komen alleen de volgende teelten, die niet geoogst worden, in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 36, § 1, van het voormelde besluit : 1° tagetes;2° gele mosterd;3° bladrammenas; De teelten, vermeld in het eerste lid, worden gedurende de volgende perioden aangehouden : 1° tagetes wordt minstens drie maanden behouden en wordt daarna ondergewerkt;2° gele mosterd en bladrammenas worden minstens twee maanden behouden en worden daarna ondergewerkt. Als de teelt tijdens de aanhoudperiode, vermeld in het tweede lid, tot zaadvorming zou komen, kan de teelt worden geklepeld of gemaaid, op voorwaarde dat die teelt niet vernietigd wordt en daarna zijn functie kan behouden.
Ter uitvoering van artikel 36, § 3, van het voormelde besluit, komt alleen hennep, als teelt die geoogst wordt, in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 36, § 1, van het voormelde besluit. De teelt komt in aanmerking voor de subsidie als de verplichtingen, vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 12/05/2023 numac 2023042001 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 30/05/2023 numac 2023042393 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de uitvoeringsbesluiten ervan zijn nageleefd.
Art. 6.Ter uitvoering van artikel 37, § 3, van het besluit van 21 april 2023, komen alleen de volgende teelten in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 37, § 1, van het voormelde besluit : 1° zomergerst;2° zomerhaver;3° zomertarwe;4° zomerrogge.
Art. 7.Ter uitvoering van artikel 38, § 3, van het besluit van 21 april 2023, heeft het faunamengsel, vermeld in artikel 38, § 1, van het voormelde besluit, de volgende samenstelling : 1° 60% tot 90% teelten uit de teeltgroep graangewassen;2° 5% tot 10% Brassica, namelijk boerenkool, raapzaad, gele mosterd en huttentut;3° maximum 35%: zonnebloem, bernagie, vlas, phacelia, voederwikke, witte klaver, rode klaver. Ter uitvoering van artikel 38, § 3, van het voormelde besluit wordt het faunamengsel, vermeld in artikel 38, § 1, van het voormelde besluit, ingezaaid met een minimale zaaidichtheid van 50 kilogram per hectare.
Ter uitvoering van artikel 38, § 3, van het voormelde besluit worden de teelten aangehouden tot en met 15 maart na het aflopen van het verbintenisjaar.
Art. 8.Ter uitvoering van artikel 39, § 3, van het besluit van 21 april 2023, worden al de volgende beheervoorwaarden vervuld: 1° het perceel wordt braak gehouden van 15 maart tot en met 10 mei, waarbij een eventueel aanwezige groenbedekker voor 15 maart wordt ondergewerkt.De groenbedekker of het gras mag voorafgaand aan het onderwerken niet behandeld worden met gewasbeschermingsmiddelen; 2° er worden geen handelingen op het perceel uitgevoerd vanaf 15 maart tot en met 10 mei van het verbintenisjaar;3° de hoofdteelt die na de braak wordt ingezaaid, is mais.
Art. 9.Ter uitvoering van artikel 40, § 3, van het besluit van 21 april 2023, komen de volgende vroegafrijpende rassen van Japanse haver in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 40, § 1, van het voormelde besluit : 1° Pratex;2° Giraffe. Ter uitvoering van artikel 40, § 3, van het voormelde besluit, komt alleen een mengsel met de vroegafrijpende Japanse haver Pratex of Japanse haver Giraffe in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 40, § 1, van het voormelde besluit, als het minstens één van de volgende teelten bevat : 1° witte klaver;2° voederwikke;3° zonnebloemen. Ter uitvoering van artikel 40, § 3, van het voormelde besluit, heeft een mengsel met vroegafrijpende Japanse haver Pratex of Giraffe minstens de volgende zaaidichtheid : 1° minstens 50 kg/ha Japanse haver Pratex of Giraffe;2° minstens 10 kg/ha witte klaver of 40 kg/ha voederwikke of 10 kg/ha zonnebloemen. Ter uitvoering van artikel 40, § 3, van het voormelde besluit wordt de teelt uiterlijk op 1 augustus van het verbintenisjaar ingezaaid en aangehouden tot 15 maart na het aflopen van het verbintenisjaar.
Ter uitvoering van artikel 40, § 3, van het voormelde besluit, worden na de oogst van de hoofdteelt geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.
Art. 10.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, a) tot en met d), van het voormelde besluit, over de zaaizaadfacturen van de teelten, vermeld in artikel 3 tot en met 9 van dit besluit, waarvoor een minimale zaaidichtheid wordt opgelegd. De facturen staan op zijn naam.
Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, d), van het voormelde besluit, over de zaaizaadcertificaten van de ingezaaide Japanse haver, met vermelding van het ras. HOOFDSTUK 5. - De inzaai van meerjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten
Art. 11.Ter uitvoering van artikel 42, § 3, van het besluit van 21 april 2023, worden alleen de volgende vlinderbloemigen en mengteelten met vlinderbloemigen in aanmerking genomen voor de subsidie, vermeld in artikel 42, § 1, van het voormelde besluit : 1° rode klaver;2° meerjarige luzerne;3° grasklaver;4° grasluzerne. Ter uitvoering van artikel 42, § 3, van het voormelde besluit is een van de volgende vlinderbloemigen minimaal aanwezig, als onderdeel van het mengsel, vermeld in het eerste lid, 3° : 1° witte klaver met een minimale zaaidichtheid van 3 kg/ha;2° rode klaver met een minimale zaaidichtheid van 6 kg/ha;3° witte en rode klaver met een minimale zaaidichtheid van 6kg/ha. Ter uitvoering van artikel 42, § 3, van het voormelde besluit is luzerne aanwezig, als onderdeel van de mengteelt, vermeld in het eerste lid, 4°. Een zaaidichtheid van minstens 12 kg/ha wordt gerespecteerd voor luzerne.
Art. 12.Ter uitvoering van artikel 43, § 3, van het besluit van 21 april 2023, bestaat een graskruidenmengsel uit minstens twee soorten gras en in totaal minstens vijf vlinderbloemigen en kruiden, waarvan minstens twee kruiden en minstens één vlinderbloemige. De vlinderbloemigen en kruiden vormen samen minstens 25% van het gewichtspercentage van het mengsel.
Ter uitvoering van artikel 43, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende grassen in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, zoals vermeld in artikel 43, § 1, van het voormelde besluit : 1° Engels raaigras (Lolium perenne);2° beemdlangbloem (Festuca pratensis);3° Frans raaigras (Arrhenatherum elatius);4° Italiaans raaigras (Lolium multiflorum);5° kropaar (Dactylis glomerata);6° festulolium (Festulolium);7° rietzwenkgras (Festuca arudinacea);8° timoteegras (Phleum pratense subsp.Pratense); 9° veldbeemdgras (Poa pratensis). Ter uitvoering van artikel 43, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende vlinderbloemigen in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in artikel 43, § 1, van het voormelde besluit : 1° hopklaver (Medicago lupulina);2° rolklaver (Lotus corniculatus);3° luzerne (Medicago sativa);4° rode klaver (Trifolium pratense);5° gele honingklaver (Melilotus officinalis);6° basterdklaver (Trifolium hybridum);7° wondklaver (Anthyllis vulneraria);8° witte klaver (Trifolium repens);9° esparcette (Onobrychis viciifolia). Ter uitvoering van artikel 43, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende kruiden in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, zoals vermeld in artikel 43, § 1, van het voormelde besluit : 1° wilde chicorei (Cichorium intybus);2° duizendblad (Achillea millefolium);3° kleine pimpernel (Sanguisorba minor);4° smalle weegbree (Plantago lanceolata);5° karwij (Carum carvi);6° peterselie (Petroselinum crispum);7° wilde peen (Daucus carota);8° venkel (Foeniculum vulgare).
Art. 13.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 1) tot en met 3), van het voormelde besluit, over de zaaizaadfacturen van de teelten, vermeld in artikel 11 tot en met 13 van dit besluit, waarvoor een minimale zaaidichtheid wordt opgelegd. De facturen staan op zijn naam.
Art. 14.Ter uitvoering van artikel 44, § 3, van het besluit van 21 april 2023, mag de eerste maaibeurt pas plaatsvinden vanaf 2 juni.
Art. 15.Ter uitvoering van artikel 46, § 3, van het besluit van 21 april 2023, worden alleen de volgende meerjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit in aanmerking genomen voor de subsidie, vermeld in artikel 46, § 1, van het voormelde besluit : 1° korte omloophout: a) zwarte els;b) fladderolm;c) gladde olm;d) hazelaar;e) gewone esdoorn;f) gewone es;g) alle populieren- en wilgensoorten.h) zomerlinde;i) winterlinde;j) Amerikaanse eik;k) zomereik;l) wintereik;m) lijsterbes;n) haagbeuk;o) ruwe berk;p) boskers;q) tamme kastanje.2° Miscanthus. Ter uitvoering van artikel 46, § 3, van het voormelde besluit zijn voor de teelten, vermeld in het eerste lid, 1°, al de volgende voorwaarden vervuld : 1° op het perceel in kwestie worden minstens 1000 bomen per hectare aangeplant of zijn die aanwezig;2° de maximale omlooptijd bedraagt acht jaar.
Art. 16.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, b), van het voormelde besluit, voor de inzaai van de teelt, vermeld in artikel 15, eerste lid, 1°, van dit besluit, over de facturen van de voormelde teelt. De facturen staan op zijn naam. HOOFDSTUK 6. - De verstrekking van veevoeder met een methaanreducerend effect aan rundvee door toevoeging van een additief of voedermiddel
Art. 17.Ter uitvoering van artikel 48, derde lid, van het besluit van 21 april 2023, kunnen alleen de volgende maatregelen gecombineerd worden op een bedrijf : 1° de maatregel, vermeld in artikel 8, a), 1), van het voormelde besluit en de maatregel, vermeld in artikel 8, a), 4), van het voormelde besluit;2° de maatregel, vermeld in artikel 8, a), 1), van het voormelde besluit en de maatregel, vermeld in artikel 8, a), 5), van het voormelde besluit.
Art. 18.Ter uitvoering van artikel 51, § 4, van het besluit van 21 april 2023, wordt 1% nitraat toegevoegd aan het totale rantsoen op drogestofbasis.
Art. 19.Ter uitvoering van artikel 52, § 4, van het besluit van 21 april 2023, moet minstens 60 ppm en maximaal 90 ppm 3-nitro-oxypropanol aan het totale rantsoen op drogestofbasis worden toegevoegd.
Art. 20.Ter uitvoering van artikel 53, § 4, van het besluit van 21 april 2023, voldoet het veevoeder aan de volgende samenstelling op drogestofbasis : 1° 34 - 42% maïskuil;2° 20 - 24% graskuil;3° 4,4 - 5,4% bestendig koolzaadschroot met de volgende samenstelling : a) 345,00 - 421,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 36,00 - 44,00 gram ruw vet per kilogram droge stof;c) 136,00 - 166,00 gram ruwe celstof per kilogram droge stof;4° 3,2 - 4% onbestendig koolzaadschroot met de volgende samenstelling : a) 351,00 - 429,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 35,00 - 43,00 gram ruw vet per kilogram droge stof;c) 121,00 - 148,00 gram ruw celstof per kilogram droge stof;5° 9,9 - 12,1% bierdraf met de volgende samenstelling : a) 222,00 - 271,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 88,00 - 107,00 gram ruw vet per kilogram droge stof c) 157,00 - 192,00 gram ruwe celstof per kilogram droge stof.
Art. 21.Ter uitvoering van artikel 54, § 4, van het besluit van 21 april 2023, voldoet het veevoeder aan de volgende samenstelling : 1° het veevoeder bestaat uit minstens 40% maiskuil en uit maximaal 30% graskuil op drogestofbasis;2° aan het krachtvoeder dat aanwezig is in het veevoeder, vermeld in punt 1°, wordt geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad toegevoegd dat zorgt voor een aanlevering van minstens 400,00 gram vet per dag per dier waarvan minimaal 200,00 en maximaal 250,00 gram alfa-linoleenzuur.
Art. 22.Ter uitvoering van artikel 55, § 4, van het besluit van 21 april 2023, wordt 350,00 gram koolzaadvet toegevoegd aan het totale rantsoen.
Art. 23.Ter uitvoering van artikel 56, § 4, van het besluit van 21 april 2023, wordt 1% nitraat toegevoegd aan het totale rantsoen op drogestofbasis.
Art. 24.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, van het voormelde besluit, vanaf de start van de verbintenistermijn over al de volgende elementen : 1° een of meer rantsoenberekeningen die overeenstemmen met de werkelijk verstrekte rantsoenen, die al de volgende gegevens bevatten: a) de duidelijke en ondubbelzinnige samenstelling van de rantsoenen, waaruit de naleving van voorwaarde of voorwaarden in kwestie, vermeld in artikel 18 tot en met 23, blijkt;b) de datum waarop de berekening is opgemaakt;c) de periode waarin de berekening wordt toegepast;2° facturen die op zijn naam staan en die de hoeveelheid en de samenstelling van alle aangekochte veevoeders vermelden. Als op de facturen, vermeld in het eerste lid, 2°, de samenstelling van het aangekochte veevoeder niet vermeld staat, beschikt de landbouwer bijkomend over ander bewijsmateriaal, zoals een vrachtbrief, etiket of analyse, waaruit die samenstelling duidelijk en ondubbelzinnig blijkt. HOOFDSTUK 7. - De aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook in de fruitteelt
Art. 25.Ter uitvoering van artikel 58, § 3, en artikel 59, § 3, van het besluit van 21 april 2023 : 1° bestaat het bloemenmengsel, vermeld in artikel 58, § 2, 2°, en artikel 59, § 2, 4°, van het voormelde besluit, uit een mengsel van minstens acht verschillende eenjarige, tweejarige en meerjarige, bloeiende kruiden.Minstens vier van de aanwezige soorten zijn meerjarige soorten; 2° zijn grassen niet toegelaten in het ingezaaide bloemenmengsel, vermeld in punt 1° ;3° komen de volgende plantensoorten niet voor in het bloemenmengsel, vermeld in punt 1° : a) melganzevoet (Chenopodium album);b) groot kaasjeskruid (Malva sylvestris);c) zwarte parelpeper (Capsicum annuum);d) gele ganzenbloem (Glebionis segetum, syn.Chrysanthemum segetum); 4° kan de landbouwer de samenstelling en de zaaidichtheid, als dat vermeld is in dit besluit, bij controle aantonen aan de hand van documenten;5° neemt de landbouwer de nodige en gepaste maatregelen om te verzekeren dat voldoende bloeiende soorten tijdens de volledige looptijd van de verbintenis in de bloemenstrook aanwezig blijven;6° het maaibeheer is extensief en, afhankelijk van het ingezaaide bloemenmengsel, minstens een keer op het einde van het bloeiseizoen en met een minimumhoogte van 10 centimeter;7° de breedte van de bloemenstrook tussen de fruitbomenrijen is minstens 1 meter, tenzij de spoorbreedte van de gebruikte machines kleiner is. Ter uitvoering van artikel 58, § 3, van het voormelde besluit kan de landbouwer bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de fruitbomen aantonen dat hij zich voor dat gebruik heeft laten bijstaan door een op dat vlak deskundige begeleidingsdienst als vermeld in artikel 58, § 2, 6°, e) van het voormelde besluit.
Ter uitvoering van artikel 59, § 3, van het voormelde besluit bedraagt de zaaidichtheid van het bloemenmengsel minstens 20 kilogram bloemenmengsel per hectare. HOOFDSTUK 8. - Het verhogen van het organischekoolstofgehalte van bouwland
Art. 26.Ter uitvoering van artikel 71, § 3, van het besluit van 21 april 2023, voldoet de compost aan een van de volgende twee voorwaarden : 1° het is afkomstig van het eigen bedrijf, waarop een installatie aanwezig is die voldoende capaciteit heeft om de benodigde hoeveelheden te produceren;2° het is afkomstig van een inrichting die vergund is voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/02/2012 pub. 23/05/2012 numac 2012035464 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen sluiten tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art. 27.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, voldoet de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 1), van het voormelde besluit, aan al de volgende voorwaarden: 1° voor het gebruik van bedrijfseigen compost, vermeld in artikel 26, 1°, beschikt de landbouwer over een register waarin voor elk ingaand product de datum en hoeveelheid wordt geregistreerd en waarin de uitgaande hoeveelheid compost op datum wordt geregistreerd;2° voor het gebruik van compost afkomstig van een inrichting vergund voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen, vermeld in artikel 26, 2°, beschikt de landbouwer over de facturen van de voormelde compost.De facturen staan op zijn naam.
Art. 28.Ter uitvoering van artikel 72, § 4, van het besluit van 21 april 2023, voldoet de stalmest aan al de volgende voorwaarden : 1° het bestaat uit een mengsel van stro en uitwerpselen van runderen, paarden, schapen, geiten of varkens;2° het heeft een drogestofgehalte van minimaal 20%;3° de vaste mest in het mengsel is afkomstig van dieren die zijn gehuisvest in ingestrooide stallen of van het bewerken van dierlijke mest met stro;4° het mag afkomstig zijn van eigen dieren of afkomstig van een derde. Mengsels met uitwerpselen van pluimvee worden niet beschouwd als stalmest.
Art. 29.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, beschikt de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 2), van het voormelde besluit, en die stalmest gebruikt die afkomstig is van een derde, over de documenten die vereist zijn conform het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 22/01/2007 numac 2007035045 bron vlaamse overheid Decreet houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 16/02/2007 numac 2007035218 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het Kunstendecreet van 2 april 2004 type decreet prom. 22/12/2006 pub. 27/03/2007 numac 2007035398 bron vlaamse overheid Decreet houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 type decreet prom. 22/12/2006 pub. 10/01/2007 numac 2006037074 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, van diverse oprichtingsdecreten van strategische adviesraden en van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid type decreet prom. 22/12/2006 pub. 23/02/2007 numac 2007035250 bron vlaamse overheid Decreet houdende de lokale diensteneconomie sluiten en de uitvoeringsbesluiten ervan. De voormelde documenten tonen aan welke hoeveelheid stalmest is getransporteerd.
Art. 30.Ter uitvoering van artikel 74, § 2, tweede lid, van het besluit van 21 april 2023, zijn de volgende streefzones voor het koolstofgehalte van toepassing :
BOC(%)
Streefzone
Zand
1,2-1,9
Zandleem
1,0-1,5
Leem
1,3-1,7
Klei
1,6-2,1
Ter uitvoering van artikel 74, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit, zijn de volgende streefzones voor de bodemzuurtegraad van toepassing :
pH
Streefzone
Zand
5,0-6,0
Zandleem
5,5-6,5
Leem
6,5-7,5
Klei
7,0-8,0
Ter uitvoering van artikel 74, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit zorgt de landbouwer ervoor dat de bodemanalyse uiterlijk op 31 december van het jaar van de verbintenisaanvraag beschikbaar is via het bodempaspoort. HOOFDSTUK 9. - De aanleg van een bufferstrook
Art. 31.Ter uitvoering van artikel 80, § 3, van het besluit van 21 april 2023, bestaat het graskruidenmengsel, vermeld in artikel 80, § 2, eerste lid, 1° van het voormelde besluit, uit minstens twee soorten gras en in totaal minstens vijf vlinderbloemigen en kruiden, waarvan minstens twee kruiden en minstens een vlinderbloemige. De vlinderbloemigen en kruiden vormen samen minstens 25% van het gewichtspercentage van het mengsel.
Ter uitvoering van artikel 80, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende grassen in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in artikel 80, § 2, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit : 1° rood zwenkgras (Festuca rubra subsp commutata);2° veldbeemdgras (Poa pratensis);3° gewoon struisgras (Agrostis capillaris);4° gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum). Ter uitvoering van artikel 80, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende vlinderbloemigen in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in artikel 80, § 2, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit : 1° hopklaver (Medicago lupulina);2° gewone rolklaver (Lotus corniculatus);3° luzerne (Medicago sativa);4° rode klaver (Trifolium pratense);5° witte klaver (Trifolium repens);6° voederwikke (Vicia sativa). Ter uitvoering van artikel 80, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende kruiden in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in artikel 80, § 2, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit : 1° duizendblad (Achillea millefolium);2° gewone margriet (Leucanthemum vulgare);3° grote klaproos (Papaver rhoeas);4° karwij (Carum carvi);5° kleine pimpernel (Sanguisorba minor);6° korenbloem (Centaura cyanus);7° peterselie (Petroselinum crispum);8° smalle weegbree (Plantago lanceolata);9° venkel (Foeniculum vulgare);10° wilde chicorei (Cichorium intybus);11° wilde peen (Daucus carota).
Art. 32.Ter uitvoering van artikel 81, § 3, van het besluit van 21 april 2023, moet het bloemenmengsel, vermeld in artikel 81, § 2, 1°, van het voormelde besluit, bestaan uit een mengsel van minstens acht verschillende bloeiende kruiden.
Ter uitvoering van artikel 81, § 3, van het voormelde besluit, worden alleen de volgende kruiden in aanmerking genomen om te voldoen aan de samenstelling van het bloemenmengsel, vermeld in artikel 81, § 2, 1°, van het voormelde besluit : 1° duizendblad (Achillea millefolium);2° gele ganzenbloem (Glebionis segetum);3° gewone margriet (Leucanthemum vulgare);4° gewone rolklaver (Lotus corniculatus);5° grote klaproos (Papaver rhoeas);6° karwij (Carum carvi);7° korenbloem (Centaura cyanus)8° pastinaak (Pastinaca sativa);9° rode klaver (Trifolium pratense);10° venkel (Foeniculum vulgare);11° voederwikke (Vicia sativa);12° wilde peen (Daucus carota). HOOFDSTUK 1 0. - Vruchtafwisseling
Art. 33.Ter uitvoering van artikel 90, § 4, van het besluit van 21 april 2023, worden de volgende vruchtafwisselingsgroepen bepaald : 1° uienfamilie;2° amarantenfamilie;3° ruwbladigenfamilie;4° hennepfamilie;5° kamperfoeliefamilie;6° samengesteldbloemigen;7° windefamilie;8° kruisbloemigen;9° komkommerfamilie;10° granen 11° grassen;12° mais;13° lipbloemenfamilie;14° vlasfamilie;15° duizendknoopfamilie;16° ericaceae;17° rozenfamilie;18° nachtschadefamilie;19° schermbloemenfamilie;20° braak;21° andere gewassen;22° vlinderbloemigenfamilie;23° mengsels en mengteelten met vlinderbloemigen.Alleen de volgende mengsels en mengteelten behoren tot deze groep : a) een mengteelt van vlinderbloemigen met granen, als voor deze mengteelt een subsidie werd verleend voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, a), van het besluit van 21 april 2023, of voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/09/2021 pub. 20/09/2021 numac 2021033017 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de regels om subsidies te verlenen voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op milieu, klimaat of biodiversiteit sluiten tot bepaling van de regels om subsidies te verlenen voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op milieu, klimaat of biodiversiteit.Indien een van de voormelde subsidies niet werd verleend, behoort deze mengteelt tot de vruchtafwisselingsgroep, vermeld in 10° ; b) een mengsel van grassen met een van de volgende vlinderbloemigen: grasklaver, grasluzerne en grassen met een andere vlinderbloemige teelt.Het mengsel moet aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1) op de teelt was een verbintenis voor de maatregel vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), van het besluit van 21 april 2023, of voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van het besluit van 5 september 2014 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieu- en klimaatmaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020 van toepassing;2) de teelt werd niet voorafgegaan door de teelt van gras als hoofdteelt.Indien dit wel het geval is, valt de teelt onder de vruchtafwisselingsgroep, vermeld in 11°. HOOFDSTUK 1 1. - Precisielandbouw
Art. 34.Ter uitvoering van artikel 92, § 2, tweede lid, van het besluit van 21 april 2023, worden teelten, waarbij verticale spuittechnieken worden toegepast, zoals meerjarige fruitteelten, hop en laanbomen, beschouwd als teelten waarvoor de toepassing van precisielandbouw onvoldoende ontwikkeld is als vermeld in artikel 92, § 2, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit.
Ter uitvoering van artikel 92, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit, leidt de toepassing van de volgende teelttechnieken tot uitsluiting van de toepassing van precisielandbouw als vermeld in artikel 92, § 2, eerste lid, 3°, van het voormelde besluit : 1° teelten onder permanente overkapping;2° teelten in serre.
Art. 35.Ter uitvoering van artikel 105 van het besluit van 21 april 2023, moet de landbouwer die een verbintenis aangaat voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, van het voormelde besluit, beschikken over de volgende documenten : 1° de perceelfiche of teeltfiche, vermeld in artikel 94, eerste lid, 2°, en artikel 95, § 2, eerste lid, 4° van het voormelde besluit;2° als een loonwerker de precisielandbouw uitvoert: de facturen van de loonwerker op naam van de landbouwer, vermeld in artikel 94, tweede lid, en artikel 95, § 2, 8°, van het voormelde besluit;3° de geotagged-foto's die genomen zijn via de LV-Agrilens-applicatie waaruit de toepassing van de maatregel op elk perceel blijkt, of de as-applied-kaarten die aangeven op welke wijze de gewasbeschermingsmiddelen, korrelmeststoffen of kalk daadwerkelijk zijn toegediend, of de factuur van de loonwerker met minstens eenduidige locatiegegevens van het perceel, zoals X- en Y-coördinaten. HOOFDSTUK 1 2. - Bodempaspoort
Art. 36.Ter uitvoering van artikel 97, § 4, van het besluit van 21 april 2023, worden de bodemanalyses van het organische koolstof-, fosfor- en kaliumgehalte in het bodemstaal, en de bodemanalyses van de zuurtegraad van het bodemstaal uitgevoerd door een laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bodembescherming dat conform artikel 6, 5°, c), van het VLAREL van 19 november 2010 erkend is voor de monsternemingen en analyses in kwestie.
De landbouwer zorgt ervoor dat de bodemanalyses uiterlijk op 31 december van het jaar van de verbintenisaanvraag beschikbaar zijn via het bodempaspoort. HOOFDSTUK 1 3. - De reductie van antibioticagebruik
Art. 37.Ter uitvoering van artikel 99, § 4, van het besluit van 21 april 2023, wordt verstaan onder : 1° gemiddelde BD100-waarde: de gemiddelde BD100-waarde voor een diercategorie tijdens de referentieperiode;2° referentieperiode: de twee jaar die voorafgaan aan de eerste verbintenistermijn. Ter uitvoering van artikel 99, § 4, van hetzelfde besluit wordt bepaald dat, voor iedere diercategorie waarvoor de verbintenis wordt afgesloten, de gemiddelde BD100-waarde hoger moet zijn dan 0.
In afwijking van het tweede lid, worden, als de landbouwer deelneemt aan de maatregel voor minstens een van de categorieën, vermeld in artikel 99, § 1, tweede lid, 1° tot en met 4°, de gemiddelde BD100-waardes die gelijk zijn aan 0 voor één of meer van de categorieën waarvoor hij de verbintenis aangaat, op 0,01 gebracht voor deze maatregel, op voorwaarde dat hij voor minstens een van die categorieën waarvoor hij de verbintenis aangaat een gemiddelde BD100-waarde heeft van meer dan 0. HOOFDSTUK 1 4. - Wijze van uitwisseling van berichten
Art. 38.In dit artikel wordt verstaan onder werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke of decretale feestdag is.
In afwijking van artikel 120, eerste lid, van het besluit van 21 april 2023, kunnen de volgende berichten via analoge weg verstuurd worden door de bevoegde entiteit : 1° terugvorderingen als vermeld in artikel 110, § 4, van het voormelde besluit.In dit geval geldt de dag na verzending als aanvangspunt van de bezwaartermijn, vermeld in artikel 121 van het voormelde besluit; 2° waarschuwingen als vermeld in artikel 55 van het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid;3° processen-verbaal als vermeld in artikel 53 van het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid.4° alle communicatie in het kader van een aanvraag indien de landbouwer niet beschikt over een geauthenticeerd e-mailadres. In afwijking van artikel 120, eerste lid, van het voormelde besluit kunnen de volgende berichten via analoge weg verstuurd worden door de landbouwer: 1° bezwaarschriften;2° verantwoordingsstukken. HOOFDSTUK 1 5. - Slotbepaling
Art. 39.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2023.
Brussel, 12 mei 2023.
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, J. BROUNS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld