Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 juni 2013
gepubliceerd op 14 augustus 2013

Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

bron
vlaamse overheid
numac
2013204518
pub.
14/08/2013
prom.
21/06/2013
ELI
eli/decreet/2013/06/21/2013204518/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 2013. - Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Artikel 53 regelt een gewestaangelegenheid. Voor het overige regelt dit decreet een gemeenschapsaangelegenheid.

HOOFSTUK 2. - Meldpunten "Geweld, Misbruik en Kindermishandeling"

Art. 2.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° centrum voor algemeen welzijnswerk : een centrum dat door de Vlaamse overheid erkend is met toepassing van de regelgeving betreffende het algemeen welzijnswerk, met uitzondering van een centrum voor teleonthaal;2° vertrouwenscentrum kindermishandeling : een centrum dat door de Vlaamse overheid erkend is met toepassing van de regelgeving betreffende de erkenning en de subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling;3° Meldpunt : een meldpunt "Geweld, Misbruik en Kindermishandeling" als vermeld in artikel 3, eerste lid;4° kindermishandeling : elke vorm van lichamelijk, psychisch of seksueel geweld waarvan een natuurlijke persoon die jonger is dan achttien jaar, het slachtoffer is, actief door het schadelijke optreden of passief door een ernstige nalatigheid van zijn ouders of van iedere andere persoon ten opzichte van wie de eerstgenoemde natuurlijke persoon in een relatie van afhankelijkheid staat;5° geweld : elke vorm van fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld waarvan een natuurlijke persoon het slachtoffer is, met uitsluiting van kindermishandeling;6° misbruik : elke vorm van grensoverschrijdend gedrag waardoor de fysieke of psychische integriteit van een natuurlijke persoon wordt aangetast, met uitsluiting van geweld en kindermishandeling;7° aanmelding : elke contactname met het Meldpunt door een persoon die direct of indirect betrokken is bij een situatie van geweld, misbruik of kindermishandeling;8° aanmelder : een persoon als vermeld in punt 7°.

Art. 3.In elke provincie van het Nederlandse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad organiseren centra voor algemeen welzijnswerk en het vertrouwenscentrum kindermishandeling, waarvan het werkgebied in die provincie of in dat tweetalige gebied ligt, samen een meldpunt "Geweld, Misbruik en Kindermishandeling". Het vertrouwenscentrum kindermishandeling en de centra voor algemeen welzijnswerk die mee zorgen voor de organisatie van het Meldpunt, sluiten daarvoor een samenwerkingsovereenkomst.

In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering bepalen dat in een of meer provincies of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad twee Meldpunten kunnen worden georganiseerd.

De werking van de Meldpunten is aanvullend ten aanzien van de reguliere werking van de centra voor algemeen welzijnswerk en van de vertrouwenscentra kindermishandeling die verloopt volgens de regelgeving, vermeld in artikel 2, 1° of 2°.

Art. 4.Een Meldpunt vervult de volgende opdrachten : 1° kennisnemen van alle aanmeldingen die via de telefoon of via een ander communicatiemiddel dat de Vlaamse Regering kan bepalen, aan het Meldpunt worden gericht met betrekking tot geweld, misbruik of kindermishandeling, of een vermoeden ervan;2° passend gevolg geven aan een aanmelding als vermeld in punt 1°, onder de vorm van vraagverheldering die kan leiden tot directe hulp aan de aanmelder;3° als dat nodig is, de gegevens die zijn verstrekt tijdens een aanmelding als vermeld in punt 1°, ter kennis brengen van het vertrouwenscentrum kindermishandeling of van een centrum voor algemeen welzijnswerk, of van een andere voorziening die een meer passende hulpverlening kan verstrekken. De Vlaamse Regering kan bepalen tot welke categorieën van voorzieningen de andere voorzieningen, vermeld in het eerste lid, 3°, behoren.

Art. 5.De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 3, eerste lid, regelt minstens : 1° de organisatie, de vestigingsplaats en de werking van het Meldpunt;2° het aantal medewerkers dat het vertrouwenscentrum kindermishandeling en de centra voor algemeen welzijnswerk elk inzetten voor de werking van het Meldpunt en de taken die elke medewerker zal vervullen;3° de verantwoordelijkheid voor de werking van het Meldpunt;4° de verwerking van persoonsgegevens door de medewerkers van het Meldpunt, met behoud van de toepassing van artikel 6;5° een klachtenprocedure;6° de wijze waarop de kwaliteit van de dienstverlening van het Meldpunt wordt bewaakt, alsook de wijze waarop de veiligheid van de personen die betrokken zijn of vermoedelijk betrokken zijn bij een aangemelde situatie van geweld, misbruik of kindermishandeling, optimaal wordt ingeschat en passende maatregelen worden genomen;7° het maken of voortzetten van samenwerkingsafspraken met voorzieningen die hulpverlening aanbieden, met de politie en met het parket. De Vlaamse Regering kan de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, nader regelen of aanvullen.

Art. 6.Met het oog op de afhandeling van aanmeldingen conform artikel 4, eerste lid, verwerkt het Meldpunt persoonsgegevens, inclusief gegevens als vermeld in artikel 6 en 7 van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levens- sfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Het Meldpunt bezorgt persoonsgegevens, inclusief gegevens als vermeld in artikel 6 en 7 van de voormelde wet, aan de actoren, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°. Op die verwerking en mededeling van persoonsgegevens zijn de bepalingen van de voormelde wet van toepassing.

De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden verwerkt en de wijze waarop ze worden verwerkt. Met behoud van de toepassing van artikel 9, eerste lid, hebben die gegevens voor elke aanmelding betrekking op de aanmelder, de aard van de problematiek waarop een aanmelding betrekking heeft, de persoon of de personen die betrokken zijn of vermoedelijk betrokken zijn bij die problematiek en het gevolg dat aan de aanmelding is gegeven.

De mededeling van persoonsgegevens met toepassing van het eerste lid is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de meegedeelde gegevens zijn noodzakelijk voor de verdere passende afhandeling van de aanmelding;2° de gegevens worden alleen meegedeeld in het belang van de persoon op wie de aanmelding betrekking heeft. De medewerkers die bij het Meldpunt worden ingezet conform artikel 5, eerste lid, 2°, wisselen onder elkaar de persoonsgegevens uit die nuttig zijn voor de uitoefening van de opdrachten, vermeld in artikel 4, eerste lid.

De gegevensverwerking en -uitwisseling, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, kunnen betrekking hebben op persoonsgegevens van personen die in de aanmelding worden genoemd, zonder dat aan die personen onmiddellijk kennis daarvan wordt gegeven.

Het Meldpunt bewaart de persoonsgegevens van een aanmelder en van personen die betrokken of vermoedelijk betrokken zijn bij geweld, misbruik of kindermishandeling, op wie een aanmelding betrekking heeft, tot maximaal vijf jaar na de aanmelding of, als voormelde personen betrokken zijn bij meerdere aanmeldingen, tot maximaal vijf jaar na de laatste aanmelding. Persoonsgegevens van personen die jonger zijn dan achttien jaar, worden bewaard tot maximaal vijf jaar na de datum waarop die personen achttien jaar zijn geworden.

Art. 7.Met het oog op de beleidsvoering worden door het Meldpunt aan de Vlaamse overheid geanonimiseerde registratiegegevens aangeleverd.

De Vlaamse Regering bepaalt welke registratiegegevens worden aangeleverd, alsook de wijze waarop en de periodiciteit waarmee die gegevens worden aangeleverd.

Art. 8.Met behoud van de toepassing van artikel 4, eerste lid, 3°, en artikel 6, eerste en vierde lid, zijn de medewerkers van het Meldpunt gebonden door de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de gegevens waarvan ze bij de uitoefening van hun opdracht als vermeld in artikel 4, eerste lid, kennis krijgen en die daarmee verband houden.

Art. 9.Elk contact met het Meldpunt is gratis voor de persoon die contact opneemt met het Meldpunt. Die persoon heeft de mogelijkheid om bij dat contact anoniem te blijven.

Binnen de beschikbare begrotingskredieten subsidieert de Vlaamse Regering de uitgaven voor de werking van het Meldpunt, inclusief de uitgaven voor het gebruik van een communicatiemiddel als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, door een persoon die contact opneemt met het Meldpunt. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidieregels. HOOFDSTUK 3. - Centrum voor kwaliteitsbewaking voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 10.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° diagnostiek : het proces van de verzameling, ordening en verwerking van de beschikbare relevante gegevens vanuit de hulp- of zorgvraag van een natuurlijke persoon ten behoeve van de zorg;2° indicatiestelling : het proces dat op basis van de hulp- of zorgvraag van een natuurlijke persoon en de analyse van de beschikbare relevante gegevens betreffende die persoon de behoefte aan hulp- en zorgverlening van die persoon vaststelt;3° zorginschaling : het bepalen van de behoefte aan hulp- en zorgverlening van een natuurlijke persoon aan de hand van een daarvoor bestemd meetinstrument.

Art. 11.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om een centrum voor kwaliteitsbewaking voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin op te richten of om mee te werken aan de oprichting ervan.

Art. 12.Het centrum voor kwaliteitsbewaking heeft de volgende opdrachten : 1° de opvolging en ontsluiting van wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot diagnostiek, indicatiestelling en zorginschaling;2° de opvolging en ontsluiting van ontwikkelingen met betrekking tot diagnostiek, indicatiestelling en zorginschaling op regionaal, nationaal en internationaal vlak;3° de ontwikkeling en validering van protocollen en andere instrumenten voor diagnostiek, indicatiestelling en zorginschaling;4° de informatieverstrekking aan en de vorming, begeleiding en ondersteuning van personen of instanties die protocollen of instrumenten voor diagnostiek, indicatiestelling en zorginschaling gebruiken, die door het centrum zijn gevalideerd of bij of krachtens een wet of decreet zijn bepaald;5° de vorming en attestering van personen die binnen instanties als vermeld in 4° zorgen voor opleiding en vorming over het gebruik van protocollen of instrumenten als vermeld in 4°;6° de bewaking van de kwaliteit en de uniformiteit bij het gebruik van protocollen of instrumenten als vermeld in 4°;7° het organiseren van intervisie over de verschillende personen en instanties heen, die protocollen of instrumenten als vermeld in 4° gebruiken voor diagnostiek, indicatiestelling respectievelijk zorginschaling;8° het analyseren en ontsluiten van de resultaten van het gebruik van de protocollen en instrumenten als vermeld in 4°;9° het rapporteren en formuleren van adviezen aan de Vlaamse Regering of aan het departement of agentschap dat de Vlaamse Regering aanwijst. De opdrachten, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, worden uitgevoerd op vraag van de Vlaamse Regering of van het departement of agentschap dat ze aanwijst.

De Vlaamse Regering kan de opdrachten, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. Ze kan aan het centrum bijkomende opdrachten met betrekking tot diagnostiek, indicatiestelling en zorginschaling en met betrekking tot kwaliteitsbewaking in het algemeen toevertrouwen.

De opdrachten, vermeld in het eerste lid of bepaald ter uitvoering van het derde lid, worden uitgevoerd voor de toepassing van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering en van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat die opdrachten worden verricht voor de toepassing van andere regelgeving binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat het centrum opdrachten als vermeld in het eerste lid of bepaald ter uitvoering van het derde lid kan uitvoeren voor andere beleidsdomeinen als vermeld in artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003. De Vlaamse Regering bepaalt die opdrachten.

Art. 13.Het centrum voor kwaliteitsbewaking voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° het centrum is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk;2° het centrum is mee opgericht door organisaties van personen of instanties die actief zijn op het vlak van diagnostiek, indicatiestelling of zorginschaling in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3° de personeelsleden van het centrum hebben ervaring op het vlak van diagnostiek, indicatiestelling en/of zorginschaling;4° het centrum neemt de opdrachten die vermeld zijn in artikel 12, eerste lid, of die bepaald zijn met toepassing van artikel 12, derde lid, op in zijn statutaire doelstellingen en het voert die opdrachten uit;5° het centrum stelt jaarlijks een planning op van zijn werkzaamheden en legt die ter goedkeuring voor aan het departement of agentschap, aangewezen door de Vlaamse Regering;6° het centrum legt jaarlijks een boekhoudkundig verslag van alle verrichtingen en een werkingsverslag betreffende het voorbije werkjaar voor aan het departement of agentschap, aangewezen door de Vlaamse Regering, volgens de vormvereisten die de Vlaamse Regering bepaalt;7° het centrum voert een kwaliteitsbeleid volgens regels die de Vlaamse Regering bepaalt. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, nader uitwerken. Ze kan aanvullende voorwaarden bepalen.

Art. 14.De Vlaamse Regering verleent, binnen de beschikbare begrotingskredieten, aan het centrum voor kwaliteitsbewaking een jaarlijkse subsidie voor de uitvoering van zijn opdrachten. Ze sluit daarvoor een beheersovereenkomst met het centrum. Ze bepaalt de inhoud van de beheersovereenkomst, alsook het subsidiebedrag en de voorwaarden voor de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidie. HOOFDSTUK 4. - Bijzondere jeugdbijstand

Art. 15.In hoofdstuk II, afdeling II, van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand wordt een artikel 5/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 5/1.§ 1. Iedereen heeft recht op toegang tot zijn persoonlijke gegevens die bij de comités, de sociale diensten voor vrijwillige jeugdbijstand, de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdbijstand en de bemiddelingscommissies worden bewaard.

Derden die gegevens verstrekken, zonder dat ze daartoe verplicht werden, kunnen die gegevens als vertrouwelijk bestempelen. Als ze niet instemmen met toegang tot het geheel of een gedeelte van de gegevens, verleent de dossierhouder de toegang niet, tenzij hij van oordeel is dat de bescherming van de vertrouwelijkheid niet opweegt tegen de bescherming van het recht op toegang.

Met betrekking tot de gegevens die bij de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdbijstand worden bewaard, geldt dat : 1° geen toegang kan worden verleend tot de stukken die zijn opgesteld voor gerechtelijke overheden;2° bij het verlenen van toegang tot die gegevens het geheim van het onderzoek, vermeld in artikel 28quinquies, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, niet mag worden geschonden. § 2. Het recht op toegang wordt verleend uiterlijk binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt voor gegevens die bij de comités en de sociale diensten voor vrijwillige jeugdbijstand worden bewaard, het recht op toegang verleend uiterlijk op het ogenblik waarop het bureau een beslissing tot het organiseren of afwijzen van bijstand en hulp neemt. Voor gegevens die bij de bemiddelingscommissies worden bewaard, wordt het recht op toegang verleend uiterlijk op het ogenblik waarop de minnelijke regeling, vermeld in artikel 32, § 1, wordt bereikt, of op het ogenblik waarop de beslissing om de zaak uit handen te geven of om de zaak door te verwijzen naar het Openbaar Ministerie, vermeld in artikel 32, § 2, wordt genomen. Voor gegevens die bij de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdbijstand worden bewaard, wordt het recht op toegang verleend uiterlijk op het ogenblik waarop de jeugdrechtbank een eerste vonnis neemt. § 3. De toegang tot de gegevens wordt verstrekt door inzage.

Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in die gegevens door de betrokkene afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot die gegevens verstrekt via gedeeltelijke inzage, een gesprek of een rapportage.

Iedereen kan bij de uitoefening van het toegangsrecht naar eigen keuze worden bijgestaan door een persoon die gebonden is aan het beroepsgeheim, en, wat de minderjarige betreft, ook door een personeelslid van de instelling waar de minderjarige onderwijs volgt, op voorwaarde dat die persoon niet rechtstreeks betrokken is bij de hulp- en bijstandsverlening, georganiseerd voor de minderjarige.

Als met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, de bescherming van de vertrouwelijkheid niet opweegt tegen de bescherming van het recht op toegang, kan de dossierhouder de toegang tot de gegevens in kwestie verstrekken via gedeeltelijke inzage, een gesprek of een rapportage. § 4. Voor de toepassing van paragraaf 1 worden de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, ten opzichte van elkaar als derden beschouwd.

Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 worden voor de toepassing van paragraaf 3, tweede lid, de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, ten opzichte van elkaar niet als derden beschouwd, als het gaat om contextuele gegevens.

Contextuele gegevens zijn gegevens die tegelijk de persoon die toegang vraagt, en een of meer andere personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, betreffen.

Het cliëntsysteem bestaat uit de volgende personen : 1° de minderjarige;2° degene die over de minderjarige het ouderlijk gezag uitoefent;3° degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang;4° de personen die met de minderjarige samenwonen op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang. § 5. Een minderjarige kan het toegangsrecht zelfstandig uitoefenen, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit, zodra blijkt dat de min-twaalfjarige tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, of vanaf de leeftijd van twaalf jaar.

Als de minderjarige jonger is dan twaalf jaar, wordt het toegangsrecht uitgeoefend door een wettelijke vertegenwoordiger.

De wettelijke vertegenwoordiger kan zich niet beroepen op de toepassing van paragraaf 4 wat betreft de contextuele gegevens die de minderjarige en een andere persoon dan de wettelijke vertegenwoordiger zelf betreffen.

In geval van tegenstrijdige belangen met een wettelijke vertegenwoordiger of als die het toegangsrecht niet uitoefent, kan het toegangsrecht van de minderjarige worden uitgeoefend door een persoon als vermeld in paragraaf 3, derde lid. § 6. Op verzoek van de betrokkenen worden de documenten die ze aanreiken, toegevoegd aan het dossier. Alle betrokkenen hebben het recht om hun versie te geven van de feiten die vermeld zijn in het dossier. § 7. De betrokkenen hebben recht op een afschrift van de gegevens van het dossier waartoe ze toegang hebben door inzage en op een rapport van de gegevens van het dossier waartoe ze toegang hebben op een andere wijze dan door inzage.

Ieder afschrift en ieder rapport zijn persoonlijk en vertrouwelijk, en mogen alleen worden aangewend voor doeleinden van jeugdbijstand. De dossierhouder die een afschrift of rapport bezorgt, wijst de betrokkenen daarop en voegt een toelichting in die zin bij het afschrift of rapport.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder een afschrift of rapport wordt uitgereikt.".

Art. 16.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling I van hoofdstuk III vervangen door wat volgt : "Afdeling I. Werkingsprincipe".

Art. 17.Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 10.De vrijwillige jeugdbijstand berust op een vrijwillige medewerking van de betrokken partijen. Ze worden maximaal betrokken bij de hulp- en bijstandsverlening.

Een hulpverleningsaanvraag kan alleen ingewilligd worden en een hulpverleningsaanbod kan alleen uitgevoerd worden met de instemming van degenen die over de minderjarige het ouderlijk gezag uitoefenen of die hem onder hun bewaring hebben.

Een hulpverleningsaanvraag kan alleen ingewilligd worden en een hulpverleningsaanbod kan alleen uitgevoerd worden met de instemming van de min-twaalfjarige, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit, als blijkt dat de min-twaalfjarige tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, van de minderjarige die twaalf jaar of ouder is, of nadat de minderjarige werd gehoord als hij jonger is dan twaalf jaar.

In het belang van de minderjarige kan er van de noodzakelijke instemming, vermeld in het tweede en derde lid, worden afgeweken, wanneer die instemming omwille van omstandigheden niet onmiddellijk kan worden verleend en in afwachting dat ze wordt verleend, of wanneer die instemming omwille van omstandigheden niet uitdrukkelijk kan worden verleend. In die gevallen is afwijking mogelijk op voorwaarde dat : 1° de afwijking genotuleerd wordt;2° de afwijking gemotiveerd wordt;3° er in de motivatie wordt verwezen naar het belang van de minderjarige, waarbij duidelijk wordt omschreven over welk belang van de minderjarige het gaat; 4° er in de motivatie wordt aangetoond dat het mogelijke werd gedaan om de werkelijke instemming te verkrijgen.".

Art. 18.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 19.Aan artikel 62 van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Voor een persoon als vermeld in artikel 55, tweede lid, 1° en 2°, kan het Fonds, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, tegemoetkomen in de kosten van geneeskundige verzorging als vermeld in het eerste lid, 11°, in afwachting dat die kosten daadwerkelijk worden vergoed volgens de regelgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Het Fonds treedt, voor het bedrag van die vergoeding, in de rechten en rechtsvorderingen van die persoon of zijn rechthebbende tegen het ziekenfonds dat de vergoeding verschuldigd is. Als de tegemoetkoming wordt verleend met een subsidie aan een erkende of gelijkgestelde voorziening waaraan de persoon was toevertrouwd, vordert die voorziening namens het Fonds de vergoeding van het ziekenfonds.".

Art. 20.In artikel 67 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Als voor de minderjarigen die werden geplaatst overeenkomstig de jeugdbijstandsregeling, geldsommen op een spaar- of depositoboekje worden ingeschreven, worden die sommen ingeschreven op een boekje dat op hun naam wordt geopend bij een kredietinstelling. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.". HOOFDSTUK 5. - Geestelijke gezondheidszorg

Art. 21.In artikel 20, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg wordt punt 4° vervangen door wat volgt : "4° de controle door de inspectie, zoals bepaald in artikel 34, mogelijk maken;".

Art. 22.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 6 juli 2001, 25 november 2005 en 20 maart 2009, wordt het opschrift van hoofdstuk VI vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk VI. Subsidies voor specifieke opdrachten".

Art. 23.Artikel 30 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2001, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 30.De Vlaamse Regering stelt jaarlijks, binnen de beschikbare begrotingskredieten, 383.728,80 euro ter beschikking voor specifieke opdrachten rond geestelijke gezondheid. Dat bedrag wordt aangepast aan de index. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidiebedragen en de voorwaarden voor de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies.".

Art. 24.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 6 juli 2001, 25 november 2005 en 20 maart 2009, wordt het opschrift van hoofdstuk IX vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk IX. Toezicht van de centra voor geestelijke gezondheidszorg".

Art. 25.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 6. - Vestiging van een recht van erfpacht voor de openbare psychiatrische zorgcentra

Art. 26.Artikel 16bis van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2006, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 16bis.De Vlaamse Gemeenschap verleent een zakelijk recht van erfpacht aan respectievelijk het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, voor een termijn van vijftig jaar, betreffende de onroerende goederen die op 1 januari 2013 ter beschikking gesteld zijn door de Vlaamse Gemeenschap aan respectievelijk het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem.

De erfpachter betaalt een jaarlijkse canon van vijfentwintig euro aan de Vlaamse Gemeenschap voor de vestiging van het recht van erfpacht.

De Vlaamse Gemeenschap betaalt bij de beëindiging van het recht van erfpacht geen vergoeding aan de erfpachter voor de door de erfpachter opgerichte opstallen.

De Vlaamse Gemeenschap geeft, binnen de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een dotatie aan de openbare psychiatrische zorgcentra, vermeld in het eerste lid, die bestemd is voor de onderhoudskosten en de herstellingwerken van de gebouwen en installaties die opgericht werden op de betrokken onroerende goederen vóór 1 januari 2013. Deze gebouwen en installaties worden door de openbare psychiatrische zorgcentra, vermeld in het eerste lid, beheerd als een goed huisvader.

De inventaris van de overgedragen onroerende goederen, vermeld in het eerste lid, wordt vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de toepassing en uitwerking van dit artikel en zorgt voor de concrete uitvoering ervan.". HOOFDSTUK 7. - Zorgverzekering

Art. 27.In hoofdstuk V van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 maart 2011, wordt een artikel 23sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 23sexies.De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsmaatregelen voor de voorwaarden waaronder de tenlastenemingen van personen die zich niet langer bij de zorgverzekering kunnen aansluiten ten gevolge van de toepassing van de in verordening (EG) nr. 883/04 opgenomen aanwijzingsregels, verder worden uitgevoerd.".

Art. 28.In artikel 7 van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° voor het eerste lid, dat het tweede lid wordt, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "De tegemoetkomingen van de Vlaamse Zorgverzekering worden onder de door de regering te bepalen voorwaarden ambtshalve toegekend, als dat mogelijk is."; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "Bij gebrek aan een ambtshalve toekenning, vermeld in het eerste lid, worden de kosten van de niet-medische hulp- en dienstverlening aan een gebruiker ten laste genomen op aanvraag van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger.".

Art. 29.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen het woord "onderzoekt" en de woorden "de aanvragen", de woorden "de voorwaarden voor de ambtshalve toekenning als vermeld in artikel 7, eerste lid, of " ingevoegd;2° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "zestig dagen" en de woorden "na indiening van de aanvraag," de woorden "na de ontvangst van de bestandsmatige gegevens die aanleiding geven tot een ambtshalve toekenning als vermeld in artikel 7, eerste lid, of " ingevoegd.

Art. 30.In artikel 15, 4°, van hetzelfde decreet worden vóór de woorden "elke aanvraag" de woorden "elke ontvangst van bestandsmatige gegevens die aanleiding geven tot een ambtshalve toekenning als vermeld in artikel 7, eerste lid, en" ingevoegd.

Art. 31.In artikel 23quater, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 en gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008 tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende organisatie van de zorgverzekering, worden tussen de woorden "naar aanleiding van" en de woorden "een aanvraag tot tenlasteneming" de woorden "een ambtshalve toekenning als vermeld in artikel 7, eerste lid, of " ingevoegd. HOOFDSTUK 8. - Samenwerkingsverbanden voor psychiatrische instellingen en diensten en centra voor dagverzorging

Art. 32.In artikel 27 van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : "1° verzorgingsvoorziening : ziekenhuis, rust- en verzorgingstehuis, psychiatrisch verzorgingstehuis, initiatief beschut wonen, samenwerkingsverband van psychiatrische instellingen en diensten of een onderdeel van die verzorgingsvoorzieningen;"; 2° er wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt : "7° samenwerkingsverband van psychiatrische instellingen en diensten : een samenwerkingsverband van psychiatrische instellingen en diensten als vermeld in de regelgeving ter uitvoering van artikel 10 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.".

Art. 33.Aan artikel 30 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van centra voor dagverzorging als vermeld in de regelgeving ter uitvoering van artikel 170 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoordineerd op 10 juli 2008. Ze bepaalt de duur van de erkenning en regelt het toezicht.". HOOFDSTUK 9. - Instellingen voor schuldbemiddeling

Art. 34.In artikel 4 van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast worden de woorden "periodes van zes jaar" vervangen door de woorden "een periode van onbepaalde duur".

Art. 35.Artikel 10bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2008, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 10bis.De Vlaamse Regering kan de erkende instellingen voor schuldbemiddeling en de samenwerkingsverbanden van erkende instellingen voor schuldbemiddeling subsidiëren binnen de beschikbare begrotingskredieten. Ze bepaalt de regels voor de voorwaarden, de aanvraag, de vaststelling, de toekenning en de vereffening van de subsidie.". HOOFDSTUK 1 0. - Personen met een handicap

Art. 36.De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding treedt in de rechten en verplichtingen, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit gerechtelijke procedures, van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, die betrekking hebben op de taken en opdrachten van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap die aan die dienst zijn toevertrouwd.

Het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie treedt in de rechten en verplichtingen, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit gerechtelijke procedures, van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, die betrekking hebben op de taken en opdrachten van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap die aan die dienst zijn toevertrouwd.

De roerende goederen waarover de personeelsleden van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap die overgaan naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of naar het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, beschikken, worden respectievelijk aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en aan het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie overgedragen.

Art. 37.Aan artikel 8 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt : "6° het vergunnen, erkennen en subsidiëren van organisaties die kennisontwikkeling, kennisdoorstroming, kennisuitdraging en expertise ondersteunen om de deskundigheid van professionelen van de voorzieningen te bevorderen.".

Art. 38.Aan artikel 14, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende zinnen toegevoegd : "De Vlaamse Regering kan bepalen dat sommige delen van de schadeloosstelling niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen om het verschil bij te passen. De Vlaamse Regering houdt daarbij in het bijzonder rekening met de aard en de duur van de materiële of immateriële hulp- en dienstverlening aan de persoon met een handicap en kan daarvoor de voorwaarden vaststellen.".

Art. 39.Artikel 14, vierde lid, van hetzelfde decreet wordt zo uitgelegd dat de uitgekeerde tegemoetkoming slaat op alle tegemoetkomingen die het agentschap heeft verleend voor de persoon met een handicap. HOOFDSTUK 1 1. - Interlandelijke adoptie van kinderen

Art. 40.In artikel 7, § 5, van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen worden tussen het woord "kan" en het woord "nadere" de woorden "bijkomende voorwaarden en" ingevoegd.

Art. 41.In artikel 15 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, 7°, wordt het woord "bevolen" vervangen door het woord "bezorgd";2° in paragraaf 3 wordt het woord "voorbereidingscentrum" vervangen door de woorden "Steunpunt Adoptie".

Art. 42.In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 worden de woorden "het Vlaams Centrum voor Adoptie" vervangen door de woorden "Kind en Gezin";2° paragraaf 6 wordt opgeheven.

Art. 43.Aan artikel 25 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 8 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 8. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de uitoefening van het inzagerecht.". HOOFDSTUK 1 2. - Zorg- en bijstandsverlening

Art. 44.Aan artikel 5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De Vlaamse Regering kan toestaan dat personen aan gebruikers zorg- en bijstandsverlening verstrekken tijdens een erkende opleiding die ze volgen om te kunnen voldoen aan de kwalificatievereisten, vermeld in het eerste en tweede lid. In dat geval bepaalt ze de voorwaarden daarvoor. De personen die aan die voorwaarden beantwoorden, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk geacht te beantwoorden aan de kwalificatievereisten, vermeld in het eerste lid.".

Art. 45.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "De personen, belast met het toezicht, kunnen nadat ze de gebruiker hebben geïnformeerd over het doel en de draagwijdte van het bezoek en na schriftelijke toestemming van de gebruiker, de woning van de gebruiker bezoeken om ter plaatse na te gaan of de zorg- en bijstandsverlening die door een of meer personen beroepshalve wordt verstrekt, wordt verstrekt conform de regels die bepaald zijn bij of ter uitvoering van dit decreet.". HOOFDSTUK 1 3. - Woonzorg

Art. 46.Aan artikel 36 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 2. Als een erkend centrum voor kortverblijf dat uitgebaat wordt in de lokalen van een woonzorgcentrum, en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en functioneel een geheel vormen, en als beide voorzieningen door dezelfde rechtspersoon worden uitgebaat, of als een erkend centrum voor kortverblijf dat uitgebaat wordt in de lokalen van een woonzorgcentrum, en een erkende groep van assis- tentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, kan : 1° in afwijking van artikel 32, het centrum voor kortverblijf de toelating krijgen om een of meer woongelegenheden kortverblijf in te zetten in die groep van assistentiewoningen;2° de opdracht die een woonassistent uitvoert in de groep van assistentiewoningen, opgenomen worden door het personeel van het centrum voor kortverblijf;3° de opdracht, vermeld in punt 2°, ook worden opgenomen door personeel van een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg of een erkend lokaal dienstencentrum of een erkend woonzorgcentrum, als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid ligt van en functioneel een geheel vormt met de groep van assistentiewoningen en door dezelfde rechtspersoon wordt uitgebaat, of als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid ligt van en een samenwerkingsovereenkomst gesloten heeft met de groep van assistentiewoningen. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toelating, vermeld in het eerste lid, 1°.".

Art. 47.In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de woorden "Uitzonderlijk en onder" vervangen door het woord "Onder".

Art. 48.In artikel 50 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 7° wordt vervangen door wat volgt : "7° een vereniging, opgericht conform titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;"; 2° er wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt : "10° een andere rechtspersoon die geen winst nastreeft en die door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.".

Art. 49.In artikel 58 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin "Met behoud van de toepassing van § 2 en § 3 bepaalt de Vlaamse Regering de programmatie van de voorzieningen, de woonzorgnetwerken en de verenigingen." vervangen door de zin "Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 bepaalt de Vlaamse Regering de programmatie van de voorzieningen met uitzondering van de diensten voor thuisverpleging en de groepen van assistentiewoningen, alsook de programmatie van de woonzorgnetwerken en van de verenigingen."; 2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De Vlaamse Regering kan een programmatie als vermeld in het eerste lid bepalen voor de groepen van assistentiewoningen."; 3° paragraaf 3 en paragraaf 4 worden opgeheven.

Art. 50.In artikel 59 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd : "De Vlaamse Regering kan bepalen dat voor de types van ouderenvoorzieningen die ze aanwijst, de voorafgaande vergunning wordt verleend op basis van een oproep met het oog op de realisatie van die voorzieningen in het geografische gebied dat in de oproep wordt aangewezen."; 2° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd : "De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden bepalen voor het verlenen van de voorafgaande vergunning."; 3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de groepen van assistentiewoningen zolang de Vlaamse Regering voor die voorzieningen geen programmatie heeft bepaald ter uitvoering van artikel 58, § 1, derde lid.".

Art. 51.In artikel 63, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt punt 1° vervangen door wat volgt : "1° een initiatiefnemer als vermeld in artikel 50 of aangewezen ter uitvoering van dat artikel;".

Art. 52.Artikel 68 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 68.§ 1. Om de professionaliteit en de kwaliteit van de woonzorg te stimuleren, kan de Vlaamse Regering partnerorganisaties erkennen en subsidiëren binnen de beschikbare begrotingskredieten.

De Vlaamse Regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden, de duur van de erkenning, alsook de regels om de erkenning te verlenen en om de erkenning te schorsen of in te trekken als de erkenningsvoorwaarden niet worden nageleefd.

Alleen erkende partnerorganisaties kunnen worden gesubsidieerd. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidieregels. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de Vlaamse Regering, al dan niet op basis van een oproep, een beheersovereenkomst sluiten met een partnerorganisatie die in Vlaanderen een unieke expertise op het vlak van de professionaliteit en de kwaliteit van woonzorg ontwikkelt. Een partnerorganisatie waarmee een beheersovereenkomst wordt gesloten, wordt geacht erkend te zijn voor de duur van die overeenkomst.

De beheersovereenkomst, vermeld in het eerste lid, omvat minstens : 1° de aard van de deskundigheid van de partnerorganisatie, de doelgroepen aan wie de partnerorganisatie minstens ondersteuning biedt en de opdrachten die de partnerorganisatie heeft ten aanzien van de Vlaamse overheid;2° een plan voor de duur van de beheersovereenkomst met : a) de resultaatsgebieden voor de uitvoering van de overeenkomst;b) de evaluatiecriteria voor de resultaatsgebieden, vermeld in punt a); 3° de voorwaarden en andere regels voor de subsidie.".

Art. 53.In artikel 253, eerste lid, 1°bis, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij het decreet van 22 december 1993, worden de woorden "als bejaardenvoorziening uitgebaat door een rechtspersoon, zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet van 5 maart 1985 houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van voorzieningen voor bejaarden" vervangen door de woorden "als ouderenvoorziening als vermeld in artikel 2, 21°, of artikel 88, § 1, § 2 of § 5, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, die wordt uitgebaat door een rechtspersoon als vermeld in artikel 63, eerste lid, van dat decreet, en die door de Vlaamse Regering is erkend". HOOFDSTUK 1 4. - Pleegzorg

Art. 54.Aan artikel 18 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg worden de woorden "en van de pleeggasten" toegevoegd.

Art. 55.Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 49.In artikel 55, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 2°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "2°/1 de pleeggasten en pleegkinderen als vermeld in artikel 2, 8° en 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg;"; 2° in punt 3° wordt de zinsnede "de personen, vermeld in 1° en 2°" vervangen door de zinsnede "de personen, vermeld in 1°, 2° en 2°/1".".

Art. 56.In hetzelfde decreet wordt een artikel 49/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 49/1.Aan artikel 57, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg" toegevoegd.".

Art. 57.Artikel 53 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 53.De Vlaamse Regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast met behoud van de toepassing van het tweede lid.

Dit decreet treedt uiterlijk op 1 januari 2014 in werking, met uitzondering van artikel 38 dat uiterlijk op 1 september 2014 in werking treedt.". HOOFDSTUK 1 5. - Klachtrecht betreffende de openbare psychiatrische zorgcentra

Art. 58.Aan artikel 13 van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Dit decreet is niet van toepassing op het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en op het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, met behoud van de toepassing van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.". HOOFDSTUK 1 6. - Eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders

Art. 59.In artikel 2 van het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders, gewijzigd bij het decreet van 13 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 9°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "9°bis organisatie met terreinwerking : een door de Vlaamse Regering erkende en gesubsidieerde organisatie die op het terrein de opdrachten uitvoert, de methodieken toepast of diensten aanlevert voor de eerstelijnsgezondheidszorg;"; 2° in punt 10°, a), wordt het woord "netwerken" vervangen door de woorden "organisaties met terreinwerking".

Art. 60.Aan artikel 8, § 4, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : "In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg opgericht worden door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.".

Art. 61.In artikel 11 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Ter uitvoering van het eerste lid kan, onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, na overleg met de provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidzorg, naast de ondersteuning door partnerorganisaties, een beroep doen op de ondersteuning of begeleiding van organisaties met terreinwerking, provinciebesturen of, voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.".

Art. 62.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 18 juli 2008, 13 maart 2009 en 20 maart 2009, wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, dat luidt als volgt : "Hoofdstuk Vbis. Organisaties met terreinwerking".

Art. 63.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 62, een artikel15bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art.15bis. De Vlaamse Regering kan voorzieningen in het kader van de eerstelijnsgezondheidszorg erkennen en subsidiëren, binnen de beschikbare begrotingskredieten, als organisaties met terreinwerking en ze kan hun werkgebied bepalen.

De Vlaamse Regering bepaalt in voorkomend geval de erkenningsvoorwaarden, de regels voor de duur, de schorsing en de intrekking van de erkenning.

De Vlaamse Regering bepaalt de subsidie en de subsidievoorwaarden.

Organisaties met terreinwerking hebben de vorm van een vereniging zonder winstoog merk. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan een organisatie met terreinwerking opgericht worden door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.".

Art. 64.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 62, een artikel 15ter ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 15ter.Organisaties met terreinwerking doen, als ze voor bepaalde opdrachten of delen van opdrachten ondersteuning nodig hebben, een beroep op het aanbod van de partnerorganisaties die vanwege hun inhoudelijke deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van gegevens de gevraagde ondersteuning kunnen bieden.".

Art. 65.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 62, een artikel 15quater ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 15quater.De Vlaamse Regering kan bepalen welke opdrachten van de organisaties met terreinwerking door een andere rechtspersoon dan de organisatie met terreinwerking in kwestie uitgevoerd kunnen worden en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Ter uitvoering van het eerste lid kan onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, na overleg met het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg, de organisatie met terreinwerking een beroep doen op de ondersteuning of begeleiding van een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg.".

Art. 66.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 18 juli 2008, 13 maart 2009 en 20 maart 2009, wordt een hoofdstuk Vter ingevoegd, dat luidt als volgt : "Hoofdstuk Vter. Samenwerkingsverband en fusie".

Art. 67.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 18 juli 2008, 13 maart 2009 en 20 maart 2009, wordt in hoofdstuk Vter, ingevoegd bij artikel 66, een artikel 15quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 15quinquies.Een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg kan een samenwerkingsverband sluiten of een fusie aangaan met een organisatie met terreinwerking.

De Vlaamse Regering bepaalt in voorkomend geval de voorwaarden en de nadere regels voor het sluiten van het samenwerkingsverband of voor het aangaan van de fusie.".

Art. 68.In artikel 16, § 2, en artikel 17, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en partnerorganisaties," telkens vervangen door de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg, partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking,".

Art. 69.In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en partnerorganisaties," vervangen door de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg, partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking,";2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en partnerorganisaties," vervangen door de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg, partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking,";3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "het samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg of de partnerorganisatie" vervangen door de zinsnede "het samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg, de partnerorganisatie of de organisatie met terreinwerking".

Art. 70.In artikel 19 en 20, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en partnerorganisaties," telkens vervangen door de zinsnede "samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg, partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking,".

Art. 71.In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006, wordt de zinsnede "een samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg en een partnerorganisatie," vervangen door de zinsnede "een samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg, een partnerorganisatie en een organisatie met terreinwerking,".

Art. 72.In artikel 22 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "een samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg en een partnerorganisatie," vervangen door de zinsnede "een samenwerkingsverband op het niveau van de praktijkvoering, een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg, een partnerorganisatie en een organisatie met terreinwerking,".

Art. 73.In artikel 24, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en de partnerorganisaties," vervangen door de zinsnede "de samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, de samenwerkingsiniti- atieven eerstelijnsgezondheidszorg, de partnerorganisaties en de organisaties met terreinwerking,". HOOFDSTUK 1 7. - Preventief gezondheidsbeleid

Art. 74.In artikel 79 van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid wordt de zinsnede "van 1 tot 500 euro" vervangen door de zinsnede "van 26 tot 500 euro". HOOFDSTUK 1 8. - Infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

Art. 75.Artikel 7ter van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, vervangen bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2011, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 7ter.In geval van een investering aan een erkend dagverzorgingscentrum, een erkend centrum voor kortverblijf of een erkend woonzorgcentrum als vermeld in artikel 25, 30 en 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, kan door het Fonds een investeringswaarborg worden verleend aan aanvragers die een investering doen die past in de programmatie, waarbij voor die investering geen investeringssubsidies of alternatieve vormen van investeringssubsidies worden gevraagd aan het Fonds. Daarvoor komen, naast initiatiefnemers als vermeld in artikel 63, eerste lid, van het voormelde Woonzorgdecreet, ook initiatiefnemers in aanmerking die de rechtsvorm hebben van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen van 7 mei 1999. De Vlaamse Regering bepaalt de extra voorwaarden. Die voorwaarden kunnen onder meer elementen bevatten van zorgstrategische, financiële, bouwfysische en technische aard. De Vlaamse Regering kan beperkingen bepalen voor de investeringswaarborg. Tot dekking van de investeringswaarborg worden er bijdragen vastgesteld op de gewaarborgde sommen volgens de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering. Tot dekking van de investeringswaarborg kan het Fonds op elk moment een wettelijke hypotheek nemen of een hypothecair mandaat eisen voor de onroerende goederen die betrekking hebben op de investering, voor een bedrag dat vastgesteld wordt door het Fonds. De wettelijke hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van het Fonds.". HOOFDSTUK 1 9. - Vrijwilligerswerk

Art. 76.In artikel 3 van het decreet van 3 april 2009 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 2°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "2°/1 sectorale regelgeving : de regelgeving betreffende een aangelegenheid als vermeld in artikel 2, met uitzondering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt : "3° organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk : een organisatie die haar doel uitsluitend of hoofdzakelijk met de inzet van vrijwilligers nastreeft en die niet door de Vlaamse overheid erkend of gesubsidieerd is conform een sectorale regelgeving;"; 3° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : "4° organisatie met ingebouwd vrijwilligerswerk : een organisatie die werkt in een aangelegenheid als vermeld in artikel 2, die daarvoor door de Vlaamse overheid erkend of gesubsidieerd is conform de sectorale regelgeving die op die organisaties van toepassing is, en die voor de verwezenlijking van haar doel ook vrijwilligers inzet;". HOOFDSTUK 2 0. - Zorgvernieuwingsprojecten

Art. 77.De Vlaamse Regering kan onder de voorwaarden die ze bepaalt, en binnen de beschikbare begrotingskredieten subsidies verlenen voor zorgvernieuwingsprojecten. HOOFDSTUK 2 1. - Kinderopvang van baby's en peuters

Art. 78.Artikel 37 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinder opvang van baby's en peuters wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 37.De Vlaamse Regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast met behoud van de toepassing van het tweede lid.

Dit decreet treedt uiterlijk op 1 januari 2015 in werking.". HOOFDSTUK 2 2. - Kind en Gezin

Art. 79.Aan artikel 13 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4. De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.

De ambtenaren die met het toezicht belast zijn, hebben het recht de lokalen van de voorzieningen, die bestemd zijn voor activiteiten die door Kind en Gezin worden erkend of gesubsidieerd of die met die erkende of gesubsidieerde activiteiten in verband staan, te bezoeken.

De voorzieningen stellen aan die ambtenaren alle gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Ze staan die ambtenaren toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen, vermeld in het eerste lid, te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.

Van hun vaststellingen maken de ambtenaren, vermeld in het tweede lid, een verslag op. Het verslag heeft bewijswaarde tot het tegenbewijs.

Van het verslag wordt een afschrift gestuurd naar de voorziening.". HOOFDSTUK 2 3. - Slotbepalingen

Art. 80.De instellingen voor schuldbemiddeling die op de datum van de inwerkingtreding van artikel 34 erkend zijn ingevolge een hernieuwing van erkenning voor een periode van zes jaar, overeenkomstig artikel 4 van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast, zijn van rechtswege erkend voor een periode van onbepaalde duur.

Art. 81.De organisaties die tot op de datum van de inwerkingtreding van artikel 76 erkend zijn als organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk en die vanaf die datum niet meer als organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk kunnen worden gekwalificeerd, kunnen verder erkend blijven tot en met 31 december 2014.

Art. 82.De Vlaamse Regering bepaalt de datum van de inwerkingtreding van artikel 2 tot en met 14, artikel 21 tot en met 25, artikel 26, 35, 38, 46, 52 en 75.

Artikel 27 heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2010.

Artikel 28, 29, 30 en 31 hebben uitwerking met ingang van 1 juni 2013.

Artikel 32 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Artikel 36 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2006.

Artikel 37 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 40 heeft uitwerking met ingang van 3 december 2012.

Artikel 41 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 42 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012.

Artikel 43 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 50 treedt in werking op 1 april 2013.

Artikel 54 treedt in werking op datum van inwerkingtreding van artikel 18 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.

Artikel 55 en 56 treden in werking op datum van inwerkingtreding van artikel 49 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.

Artikel 57 treedt in werking op 1 juni 2013.

Artikel 60 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 77 treedt in werking op 15 maart 2013.

De bepalingen van dit decreet die niet vermeld worden in het eerste tot en met het zestiende lid, treden in werking de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 juni 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Stukken : - Ontwerp van decreet : 1966 - Nr. 1. - Amendementen : 1966 - Nr. 2. - Verslag : 1966 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1966 - Nr. 4.

Handelingen : - Bespreking en aanneming : Vergadering van 12 juni 2013.

^