gepubliceerd op 05 februari 1998
Decreet houdende oprichting van een Adviescommissie voor de ziekenhuizen en van een Adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden
20 OKTOBER 1997. Decreet houdende oprichting van een Adviescommissie voor de ziekenhuizen en van een Adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden (1)
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Er wordt bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap een Adviescommissie voor de ziekenhuizen en een Adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden opgericht. HOOFDSTUK II. - De adviescommissie voor de ziekenhuizen
Art. 2.§ 1. De Adviescommissie voor de ziekenhuizen is belast : 1° met de opdrachten waarmee de Afdeling programmatie en erkenning van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen belast is door de op 7 augustus 1987 gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, voor zover het om materies gaat die tot de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap behoren;2° met het overbrengen van adviezen of verslagen bij toepassing van artikel 3, 2°, tweede lid van het decreet van 19 februari 1990 houdende oprichting van een Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. Bovendien brengt de Adviescommissie voor de ziekenhuizen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering adviezen uit over de overeenstemming van de bouwprojecten inzake ziekenhuizen met de desbetreffende programmatie en formuleert aanbevelingen of adviezen over de toekomstige inrichting van de ziekenhuizen.
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap kan door bemiddeling van zijn voorzitter een advies van de Adviescommissie aanvragen. De aanvraag wordt aan de commissie door de bevoegde Minister overgemaakt. Die legt de voorzitter van de Raad het uitgebrachte advies voor.
Art. 3.§ 1. De Adviescommissie voor de ziekenhuizen bestaat uit : 1° twee in ziekenhuizen werkende artsen benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de medische raden;2° twee leden van het administratief personeel van de ziekenhuizen benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de beheerraden;3° twee in ziekenhuizen werkende verplegers en verpleegsters benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de beroepsbonden. § 2. Voor elk lid van de Adviescommissie wordt een plaatsvervangend lid voorgesteld. § 3. De werkende en plaatsvervangende leden worden door de Regering voor vier jaar benoemd op basis van de voordrachten. § 4. De Regering benoemt twee voorzitters onder de leden van de Adviescommissie voor resp. twee jaar. Opeenvolgende voorzitters mogen niet tot hetzelfde ziekenhuis behoren.
Art. 4.De Adviescommissie voor de ziekenhuizen wijst onder haar leden de personen aan die, bij toepassing van artikel 20 van de op 7 augustus 1987 gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, door de Koning na raadpleging van de Regering als leden van de Afdeling erkenning en programmatie van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen kunnen worden benoemd. HOOFDSTUK III. - De adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden
Art. 5.§ 1. De Adviescommissie formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, adviezen of aanbevelingen betreffende de aangelegenheden geregeld bij het decreet van 9 mei 1994 betreffende de toelating, de erkenning en subsidiëring van opvangvoorzieningen voor bejaarden en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen. § 2. Bovendien kan de Adviescommissie, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, adviezen of aanbevelingen voorleggen over de toekomstige inrichting van opvangvoorzieningen voor bejaarden.
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap kan door bemiddeling van zijn voorzitter een advies van de Adviescommissie aanvragen. De aanvraag wordt aan de commissie door de bevoegde Minister overgemaakt. Die legt de voorzitter van de Raad het uitgebrachte advies voor.
Art. 6.§ 1. De Adviescommissie bestaat uit : 1° een arts belast met de coördinatie van de medische begeleiding in een bejaardentehuis en/of een rust- en verzorgingstehuis, benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de beheerraden;2° twee leden van het administratief personeel van de bejaardentehuizen en/of rust- en verzorgingstehuizen, benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de beheerraden;3° twee in een bejaardentehuis en/of rust- en verzorgingstehuis werkende verplegers en verpleegsters, benoemd op basis van de voordrachten voorgelegd door de beroepsbonden. § 2. Voor elk lid van de Adviescommissie wordt een plaatsvervangend lid voorgesteld. § 3. De werkende en plaatsvervangende leden worden door de Regering voor vier jaar benoemd op basis van de voordrachten. § 4. De Regering benoemt twee voorzitters onder de leden van de Adviescommissie voor resp. twee jaar. Het mandaat van de voorzitter moet aan een lid van de Adviescommissie worden toegekend dat in een privé resp. openbare inrichting werkt, indien de uittredende voorzitter in een openbare resp. privé-inrichting werkte. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 7.§ 1. De Regering kan gemachtigden naar de beraadslagingen van de in de hoofdstukken II en III van dit decreet vermelde adviescommissies afvaardigen, hierna « beide adviescommissies » genoemd. Ze zijn niet stemgerechtigd. § 2. De voorzitter of de voorzitster van beide adviescommissies deelt aan de Regering de vergaderdata mee.
Art. 8.Beide adviescommissies kunnen, indien zij het voor belangrijk achten voor hun meningsvorming, tijdens hun beraadslagingen een beroep doen op specialisten. Deze specialisten zijn niet stemgerechtigd.
Art. 9.Elk advies van beide adviescommissies moet met redenen omkleed zijn. De op verzoek van de Regering uitgebrachte adviezen moeten binnen een termijn van twee maanden na het verzoek medegedeeld worden.
Deze termijn kan wegens dringende noodzakelijkheid op acht dagen worden beperkt.
Art. 10.De Regering belast een personeelslid van het Ministerie met het secretariaat.
De secretaris neemt met een adviesfunctie aan de vergaderingen deel en is niet stemgerechtigd.
Art. 11.De Regering stelt het bedrag vast van de vergoedingen en presentiegelden van de leden van beide adviescommissies.
Art. 12.§ 1. Binnen twee maanden na de benoeming van hun leden stellen beide adviescommissies een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Regering wordt voorgelegd. § 2. Bij staking van stemmen binnen de adviescommissies is de stem van de voorzitter beslissend. HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 13.Tot de installatie van beide commissies blijven de bepalingen van het decreet van 22 maart 1993 houdende oprichting van een Adviescommissie voor de ziekenhuizen, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen van toepassing op de Adviescommissie voor de ziekenhuizen, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen bestaande op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet.
Het mandaat van de leden van de Adviescommissie voor de ziekenhuizen, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen die door de Regering werden benoemd overeenkomstig het decreet van 22 maart 1993 vermeld in het eerste lid, eindigt op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Regering houdende benoeming van de leden van de adviescommissies bedoeld in artikel 1 van dit decreet.
Art. 14.In alle reglementaire teksten die op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet van toepassing zijn, wordt de benaming « Adviescommissie voor de ziekenhuizen, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen » in toepassing van de artikelen 2 en 5 van dit decreet door de benamingen « Adviescommissie voor de ziekenhuizen » of « Adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden » vervangen.
Art. 15.Onverminderd de toepassing van artikel 13 van dit decreet is het decreet van 22 maart 1993 houdende oprichting van een Adviescommissie voor de ziekenhuizen, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen opgeheven.
Art. 16.Dit decreet treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Eupen, 20 oktober 1997.
J. MARAITE, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme K.-H. LAMBERTZ, Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden W. SCHRÖDER, Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld.