Etaamb.openjustice.be
Decreet van 20 juni 2002
gepubliceerd op 16 juli 2002

Decreet waarbij de « R.T.B.F. » de toestemming krijgt om deel te nemen aan het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029334
pub.
16/07/2002
prom.
20/06/2002
ELI
eli/decreet/2002/06/20/2002029334/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JUNI 2002. - Decreet waarbij de « R.T.B.F. » de toestemming krijgt om deel te nemen aan het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° : « de wet » : de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden ; 2° « de R.T.B.F. » : de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) »; 3° « toetreding » : de toetreding van de « R.T.B.F. » tot het pensioenstelsel ingesteld door de wet.

Art. 2.De « R.T.B.F. » heeft de toestemming om haar toetreding aan te vragen.

Art. 3.§ 1. De « R.T.B.F. » heeft de toelating om, ten laste van haar begroting, een aanvullend pensioen te verlenen aan de personen die, aan de vooravond van de toetreding, daadwerkelijk een aanvulling genieten verleend als gegarandeerd minimumpensioen krachtens het decreet van 29 november 1993 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » of krachtens het decreet van 3 juli 1986 betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van de vast benoemde ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » waarvan het bedrag hoger is dan hetgeen waarop zij op die dag aanspraak kunnen maken met toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk I van Titel V van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.

Voor de in het eerste lid bedoelde personen blijven de bepalingen van de decreten van 3 juli 1986 en 29 november 1993 geheel van toepassing zolang zij een gunstiger resultaat voorleggen dan deze van Hoofdstuk I van Titel V van voormelde wet van 26 juni 1992. Tijdens deze periode kan de toepassing van deze decreten de betrokkene echter nooit een voordeel opleveren waarvan het bedrag hoger ligt dan datgene dat hij aan de vooravond van de toetreding daadwerkelijk genoot.

Ingeval het tweede lid toegepast wordt, blijven de minimumbedragen die voortvloeien uit de toepassing van de decreten van 3 juli 1986 en 29 november 1993 bekomen op grond van de percentages, de loonschalen en de spilindex die van kracht waren aan de vooravond van de toetreding. § 2. Het in § 1 bedoeld aanvullend pensioen is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag waarop de begunstigde bedoeld in § 1 aanspraak kan maken met toepassing van het tweede en derde lid van deze paragraaf en, anderzijds, het bedrag waarop hij aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk I van Titel V van voormelde wet van 26 juni 1992.

Art. 4.§ 1. De rustpensioenen van de voormalige personeelsleden van de « R.T.B.F. » die op rust werden gesteld krachtens het decreet van 30 september 1993 houdende sommige bepalingen in verband met de rustpensioenen van de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) », blijven ten laste van de « R.T.B.F. » zolang de betrokkene de volle leeftijd van 60 jaar niet heeft bereikt. § 2. De « R.T.B.F. » krijgt de toelating om, ten laste van haar budget, een aanvullend rustpensioen te geven aan de voormalige personeelsleden die op rust zijn gesteld krachtens het decreet van 30 september 1993 houdende sommige bepalingen in verband met de rustpensioenen van de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » wanneer deze de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt.

Het eerste lid is van toepassing zowel op de in dit lid bedoelde voormalige personeelsleden die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt aan de vooravond van de toetreding als op diegenen die vanaf de toetreding deze leeftijd bereiken.

Voor de lopende pensioenen aan de vooravond van de toetreding is de in het eerste lid bedoelde aanvulling gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop de ambtenaar aanspraak kan maken met toepassing van voormeld decreet van 30 september 1993 en, anderzijds, het bedrag dat het krachtens dit decreet toegekende rustpensioen had geweest indien geen rekening was gehouden met de periode bedoeld in artikel 2, § 4, van dit decreet.

Voor de pensioenen die aanvangen vanaf de toetreding is de in het eerste lid bedoelde aanvulling gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop de ambtenaar aanspraak kan maken met toepassing van voormeld decreet van 30 september 1993 en, anderzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop de ambtenaar aanspraak kan maken ingevolge de toetreding. § 3. De « R.T.B.F. » krijgt de toelating om, ten laste van haar budget, een aanvullend overlevingspensioen toe te staan aan de rechthebbenden van de voormalige personeelsleden die op rust werden gesteld krachtens het decreet van 30 september 1993 1993 houdende sommige bepalingen in verband met de rustpensioenen van de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) ».

Voor de lopende pensionen aan de vooravond van de toetreding is de in het eerste lid bedoelde aanvulling gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het overlevingspensioen waarop de rechthebbende van een in het eerste lid bedoelde ambtenaar aanspraak had kunnen maken met toepassing van het decreet van 3 juli 1986 betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van de vast benoemde ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » en, anderzijds, het bedrag dat het krachtens dit decreet toegekend overlevingspensioen had geweest indien geen rekening werd gehouden met de periode bedoeld in artikel 2, § 4, van voormeld decreet van 30 september 1993.

Voor de pensioenen die aanvangen vanaf de toetreding is de in het eerste lid bedoelde aanvulling gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het overlevingspensioen waarop de rechthebbende van een in het eerste lid bedoelde ambtenaar aanspraak had kunnen maken met toepassing van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen rekening houdend met de periode bedoeld in artikel 2, § 4, van voormeld decreet van 30 september 1993 en het bedrag dat het krachtens deze wet toegekende overlevingspensioen had geweest indien er geen rekening gehouden werd met de in artikel 2, § 4, van dit decreet bedoelde periode.

Art. 5.§ 1. De « R.T.B.F. » mag, ten laste van haar budget, een aanvullend pensioen verlenen aan de vastbenoemde personeelsleden die op rust zijn gesteld vanaf de toetredingsdatum nadat deze vóór de opruststelling ter beschikking werden gesteld om persoonlijke redenen gedurende de hele of gedeeltelijke periode begrepen tussen 1 juli 1999 en 1 januari 2002. § 2. Het in § 1 bedoeld aanvullend pensioen is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop de in § 1 bedoelde begunstigde aanspraak had kunnen maken met toepassing van voormeld decreet van 29 november 1993 en, anderzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop hij aanspraak kan maken ingevolge de toetreding.

Art. 6.§ 1. De « R.T.B.F. » mag, ten laste van haar budget, een aanvullend pensioen toekennen aan de vastbenoemde personeelsleden die vanaf de datum van de toetreding op rust worden gesteld en die als bezoldigd werknemer of zelfstandig werknemer betaalde diensten gespresteerd hebben ten voordele van de R.T.B.F. » waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden afgehouden, maar die werden beschouwd als contractuele betrekkingen met volledige dagtaak krachtens artikel 5 van het koninklijk besluit van 2 april 1979 betreffende de werving voor sommige graden bij de « R.T.B.F. » § 2. De in § 1 bedoelde aanvulling is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop de in § 1 bedoelde begunstigde aanspraak had kunnen maken met toepassing van voormeld decreet van 29 november 1993 en, anderzijds, het bedrag van het rustpensioen waarop hij aanspraak kan maken ingevolge de toetreding.

Art. 7.Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikelen 3, 4, 5 en 6, worden opgeheven : - het decreet van 3 juli 1986 betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van de vast benoemde ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) », gewijzigd door de decreten van 18 mei 1992, 29 november 1993 en 27 december 1993; - het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 november 1989 tot vaststelling van de nadere regels voor de toepassing van sommige bepalingen van voormeld decreet van 3 juli 1986; - het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 1990 tot bepaling van de wijze van berekening van het vakantiegeld van de personen die recht hebben op een overlevingspensioen ten laste van de « R.T.B.F. »; - het decreet van 18 mei 1992 tot oprichting van een Fonds voor de pensioenen van de vast benoemde personeelsleden van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » en hun rechthebbenden; - het decreet van 29 november 1993 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de ambtenaren van de « R.T.B.F. »; - het decreet van 17 mei 1999 houdende diverse maatregelen betreffende de bijdrage van de vastbenoemde personeelsleden van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) » in de betaling van de overlevingspensioenen.

Art. 8.Dit decreet treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet die het pensioenstelsel, ingesteld door de wet van 28 april 1958, van toepassing maakt op het personeel van de « R.T.B.F. », met uitzondering van artikel 2 dat in voege treedt op de dag dat dit decreet in het Belgisch Staatsblad verschijnt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Brussel, op 20 juni 2002.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL. _______ Nota (1) Zitting 2001-2002 Documenten van de Raad.- Ontwerpdecreet nr. 268-1. - Verslag nr. 268-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 18 juni 2002.

^