gepubliceerd op 09 oktober 2002
Decreet betreffende de erkenning en betoelaging van de musea en andere museale instellingen
17 JULI 2002. - Decreet betreffende de erkenning en betoelaging van de musea en andere museale instellingen (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.1° In dit decreet verstaat men onder museum : « een permanente instelling, zonder winstoogmerk, ten dienste van de maatschappij en de ontwikkeling ervan, open voor het publiek en die onderzoek verricht naar de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en diens omgeving, deze aankoopt, bewaart, beschermt, meedeelt en onder meer tentoonstelt in het raam van de studie, de opvoeding en het genot. » 2° In dit decreet verstaat men onder museale instelling : « een permanente instelling, zonder winstoogmerk, ten dienste van de maatschappij en de ontwikkeling ervan, open voor het publiek en die minstens twee van de volgende museumfuncties vervult : - de aankoop; - de bewaring en bescherming; - het onderzoek of - de verspreiding van de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en diens omgeving ». 3° In dit decreet verstaat men onder "de Raad" de Hoge Raad van de musea en andere museale instellingen, ingesteld bij artikel 16.4° In dit decreet verstaat men onder "Regering", de Franse Gemeenschapsregering". HOOFDSTUK II. - Musea en andere museale instellingen van de Franse Gemeenschap
Art. 2.Het museum van de Franse Gemeenschap wordt rechtstreeks door de Franse Gemeenschap ingesteld en georganiseerd.
Het museum van de Franse Gemeenschap is een dienst in afzonderlijk beheer.
Het museum van de Franse Gemeenschap vervult een opdracht op het vlak van adviesverlening en begeleiding, met name inzake het wetenschappelijk onderzoek, ten aanzien van de erkende musea en andere museale instellingen.
Art. 3.De museale instelling van de Franse Gemeenschap wordt rechtstreeks door de Franse Gemeenschap ingesteld en georganiseerd.
De museale instelling van de Franse Gemeenschap is een dienst in afzonderlijk beheer.
De museale instelling van de Franse Gemeenschap vervult een opdracht op het vlak van adviesverlening en begeleiding ten aanzien van de erkende musea en museale instellingen. HOOFDSTUK III. - Erkenning van de musea en andere museale instellingen door de Franse Gemeenschap
Art. 4.De Regering kan een museum erkennen als het aan volgende voorwaarden voldoet : 1° beheerd worden door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, door een publiekrechtelijk persoon of een privaatrechtelijk persoon;2° een afzonderlijke boekhouding bezitten;3° ondergebracht zijn in de gebouwen waarvan het eigenaar is of het genot krijgt door huring of schriftelijke overeenkomst voor een periode van minstens vijftien jaar.De Regering kan, na advies van de Raad, van deze voorwaarde afwijken; 4° geen goederen bezitten die op onwettige wijze zijn verkregen of zich tot doel stellen de rechten van een volk, van een persoon of van een groep te ontkennen of te beknotten.
Art. 5.De Regering kan de museale instelling erkennen als deze voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° beheerd worden door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, door een publiekrechtelijk persoon of een privaatrechtelijk persoon;2° een afzonderlijke boekhouding bezitten;3° ondergebracht zijn in de gebouwen waarvan deze eigenaar is of het genot krijgt door huring of schriftelijke overeenkomst voor een periode van minstens vijftien jaar.De Regering kan, na advies van de Raad, van deze voorwaarde afwijken; 4° geen goederen bezitten die op onwettige wijze zijn verkregen of zich tot doel stellen de rechten van een volk, van een persoon of van een groep te ontkennen of te beknotten. In dit decreet worden de museale instellingen uitsluitend erkend voor hun permanente activiteiten in verband met de bewaring of het benadrukken van het patrimonium.
Art. 6.De Regering legt de procedure vast voor de aanvraag, de hernieuwing en de wijziging van de erkenning van de door de Franse Gemeenschap erkende musea en museale instellingen.
Het advies van de Raad is vereist vóór iedere erkenning van een museum of van een museale instelling.
De Regering kan de erkenning intrekken of schorsen overeenkomstig artikel 12 van dit decreet.
Art. 7.Enkel de musea van de Franse Gemeenschap mogen de benaming "Musée de la Communauté française" dragen.
Enkel de door de Franse Gemeenschap erkende musea mogen de benaming "Musée reconnu par la Communauté française" dragen.
Enkel de museale instellingen van de Franse Gemeenschap mogen de benaming "Institution muséale de la Communauté française" dragen.
Enkel de museale instellingen die zijn erkend door de Franse Gemeenschap mogen de benaming "Institution muséale reconnue par la Communauté française" dragen.
Art. 8.Na advies van de Raad verdeelt de Regering de door de Franse Gemeenschap erkende musea onder in drie categorieën die zij bepaalt op grond van de inachtneming van de volgende museumcriteria : 1° beschikken over een permanente en geïnventariseerde verzameling, met een wetenschappelijke en culturele waarde;2° voldoende garanties bieden inzake de studie, mededeling, bewaring en beheer van de verzameling;3° beschikken over een gepaste infrastructuur voor alle museale functies, ook wat betreft de bescherming van het patrimonium door geschikte voorzieningen;4° beschikken over geschoold personeel om in te kunnen staan voor de wetenschappelijke, administratieve, educatieve en technische functies alsook voor de functies op het vlak van de actieve beveiliging;5° toegankelijk zijn voor het publiek volgens de wijzen die voorafgaandelijk vastgesteld worden door het museum of de museale instelling;6° een dynamische aanpak uitdokteren voor een sociaal en cultureel uiteenlopend publiek;7° deelnemen aan de totstandkoming van een netwerk of aan collectieve initiatieven van musea;8° samenwerken met andere instellingen op cultureel, educatief, sociaal, economisch en toeristisch vlak. HOOFDSTUK IV. - Toekenning van toelagen
Art. 9.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kent de Regering een jaarlijkse toelage toe aan de musea die erkend zijn door de Franse Gemeenschap krachtens dit decreet met het oog op : 1° de evenwichtige optimalisering van de museumfuncties in het kader van minstens driejaarlijkse perioden;2° de invoering en het behoud van een basisstructuur van het personeel, overeenkomstig de criteria gesteld in artikel 8, 4°;3° de permanente vorming van het personeel en van de medewerkers van het museum;4° de tenuitvoerlegging van projecten inzake creatie, inrichting en ontwikkeling.
Art. 10.De door de Franse Gemeenschap erkende musea hebben recht op een jaartoelage van de Franse Gemeenschap, vastgesteld op grond van hun respectieve categorie, waarvan 75 % wordt uitbetaald uiterlijk op het eind van het tweede kwartaal van het betrokken jaar. Het saldo van de toelage wordt uiterlijk drie maanden na de voorlegging van de vereiste bewijsstukken uitbetaald.
Art. 11.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kan de Regering, na advies van de Raad, de permanente activiteiten voor de bewaring of voor het benadrukken van het patrimonium van de erkende museale instellingen subsidiëren, desgevallend samen met andere subsidiërende overheden, volgens de wijzen en onder de voorwaarden die zij voorafgaandelijk zal hebben bepaald.
Art. 12.Wanneer zij ernstige en bewezen tekortkomingen vaststelt, alsook een nalatigheid of een handeling in strijd met de bescherming van het patrimonium, dan kan de Regering sancties treffen gaande van de schorsing van de uitbetaling van de toelagen tot de intrekking van de erkenning.
De Regering spreekt zich uit nadat de vertegenwoordiger(s) van het betrokken museum of van de betrokken museale instelling werden gehoord door een afgevaardigde van de Regering en na advies van de Raad. Dit advies wordt uitgebracht binnen een termijn van drie maand vanaf het verzoek van de Regering.
Art. 13.Na advies van de Raad kan de Regering toelagen verlenen voor collectieve initiatieven van verenigingen die handelen in het belang van de musea en van andere museale instellingen.
De Regering legt de criteria, de wijzen en de procedure voor de toekenning vast alsook de berekeningswijze van deze toelagen.
Art. 14.Na advies van de Raad kan de Regering een toelage verlenen voor de oprichting van een museum of van een museale instelling, bedoeld in respectievelijk artikelen 4 en 5 of om een instelling toe te laten zich te richten naar de vereisten om te worden erkend als museum of museale instelling, zonder dat dit type toelage meer dan vijf jaar voor eenzelfde initiatief wordt verleend.
De Regering legt de criteria vast die noodzakelijk zijn opdat een project voor de creatie of voor de gelijkvormigheid aanspraak zou kunnen maken op deze toelagen.
Art. 15.Het toezicht op de naleving van de aanwending van de toelagen geschiedt overeenkomstig artikelen 55 tot 58 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.
De Regering bepaalt de wijzen voor de uitoefening van dit toezicht. HOOFDSTUK V. - Hoge Raad van de musea en de andere museale instellingen
Art. 16.Er wordt een Hoge Raad van de musea en de andere museale instellingen opgericht.
De Raad brengt de adviezen uit bedoeld in dit decreet alsook over allerhande vraagstukken met betrekking tot het beleid van de musea en de andere museale instellingen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering of van de diensten van de Regering.
Art. 17.De Raad bestaat uit twaalf leden die worden benoemd door de Regering volgens de wijzen die zij bepaalt.
Art. 18.De Regering kan de representatieve verenigingen van de sector erkennen volgens de wijzen die zij bepaalt.
De erkende representatieve verenigingen worden geraadpleegd vóór de benoeming van de leden van de Raad door de Regering.
Art. 19.De leden van de Raad hebben een mandaat van vijf jaar.
Zij mogen niet meer dan twee opeenvolgende mandaten uitoefenen.
Art. 20.De Regering bezorgt de lijst van de leden van de Raad aan de Raad van de Franse Gemeenschap en aan het observatoire des politiques culturelles.
Art. 21.Wanneer de Raad om advies wordt verzocht, stuurt het Bestuur de volledige dossiers die in zijn bezit zijn zo vlug mogelijk naar de leden van de Raad.
De Raad brengt zijn adviezen uit bij de Regering uiterlijk een maand na de vergadering waarop een beslissing werd genomen omtrent deze adviezen.
Als deze termijn niet wordt nageleefd, kan de Regering haar beslissing nemen zonder het verslag van de Raad.
Art. 22.De Regering omkleedt haar beslissing met bijzondere redenen wanneer zij het advies van de Raad niet volgt.
Art. 23.De Raad is verplicht een huishoudelijk reglement op te stellen dat, evenals de wijzigingen eraan, ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Regering.
Dit huishoudelijk reglement omvat minstens : - de werkwijze die de Raad wil volgen; - het minimum aantal vergaderingen per jaar, met minstens een vergadering per kwartaal; - de regels inzake de machtiging van een andere lid van de Raad, met dien verstande dat elk lid slechts een volmacht kan krijgen; - de verplichting om een beknopt verslag te maken van de debatten van iedere vergadering. Dit verslag wordt samen met het advies naar de Regering gestuurd; - de mogelijkheid voor de Raad om, samen met zijn advies, een minderheidsnota alsook de wijzen voor de opmaak ervan naar de Regering te sturen; - het feit dat het uitgebracht advies geschiedt in naam van de Raad, zonder vermelding van namen.
Art. 24.§ 1. De Raad heeft de mogelijkheid om de verantwoordelijke te horen van het project waarover het advies uitgebracht wordt. Het huishoudelijk reglement voorziet in de gevallen waarbij deze hoorzitting verplicht is, met name in de gevallen bedoeld in dit decreet. § 2. Het is verboden, voor het lid van de Raad dat, al dan niet rechtstreeks, betrokken is bij een dossier dat aan de Raad is voorgelegd, deel te nemen aan de debatten en de besluitvorming inzake dit dossier.
Art. 25.De Raad is verplicht zijn adviezen met redenen te omkleden.
De Regering stuurt een afschrift van het advies van de Raad naar de verantwoordelijke van het project tezamen met de kennisgeving van haar beslissing.
Art. 26.De Raad legt jaarlijks een activiteitenverslag voor aan de Regering, het Parlement en het observatoire des politiques culturelles, dat minstens bestaat uit : - de lijst van de dossiers die hem werden voorgelegd; - de uitgebrachte adviezen en de criteria die in acht werden genomen bij de opmaak van deze adviezen; - de aanwezigheid van zijn leden op de vergaderingen.
De diensten van de Franse Gemeenschap zorgen ervoor dat deze verslagen op het einde van ieder boekjaar van de Raad on-line te raadplegen zijn op de officiële website van de Franse Gemeenschap.
Art. 27.De leden van de Raad zijn van rechtswege ontslagnemend als zij drie maal per jaar ongewettigd afwezig zijn op de vergaderingen.
Art. 28.De Regering bepaalt het bedrag dat de leden van de Raad krijgen per presentiegeld alsook, desgevallend, het bedrag dat ze ontvangen per behandeld dossier en de verplaatsingskosten. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 29.§ 1. Het decreet van 10 december 1980 houdende oprichting van een Hoge Raad der Musea wordt opgeheven. § 2. Het koninklijk besluit van 22 april 1958 tot reglementering van de toekenning van toelagen aan de musea welke niet van de Staat afhangen, wordt opgeheven.
Art. 30.Behalve wanneer zij een museum of een museale instelling worden die is ingericht door de Franse Gemeenschap of wanneer de erkenning wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 12 van dit decreet, - blijven de instellingen die, op de dag dat dit decreet in werking treedt, toelagen krijgen met toepassing van het koninklijk besluit van 22 april 1958 tot reglementering van de toekenning van toelagen aan de musea welke niet van de Staat afhangen, toelagen genieten aan de voorwaarden gesteld in dit besluit en dit gedurende drie jaar; - blijven de instellingen die, op de dag dat dit decreet in werking treedt, een overeenkomst van onbepaalde duur hebben, gedurende minstens drie jaar, een toelage genieten minstens gelijk aan diegene van het jaar dat voorafging aan dat van de inwerkingtreding van het decreet. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding
Art. 31.Dit decreet treedt in werking vanaf 1 januari 2003.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Gedaan te Brussel, op 17 juli 2002.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2001-2002 : Stukken van de Raad.- Ontwerpdecreet, nr. 304-1. - Amendementen van de Commissie, nr. 304-2. - Verslag, nr. 304-3. - Amendementen tijdens de vergadering, nr. 304-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 16 juli 2002.