gepubliceerd op 26 juli 2018
Decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking
15 JUNI 2018. - Decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Dit decreet wordt aangehaald als: Bovenlokaal Cultuurdecreet van 15 juni 2018.
Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° administratie: de administratie binnen de Vlaamse overheid bevoegd voor culturele aangelegenheden;2° Algemene Groepsvrijstellingsverordening: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 3° bovenlokaal: minstens de lokale uitstraling en de gemeentegrenzen overstijgend zonder een weerslag te hebben op de gehele Vlaamse Gemeenschap;4° culturele sectoren en disciplines: de verschillende vormen, uitingen of richtingen van cultuur, namelijk kunsten, cultureel erfgoed, circuskunsten, amateurkunsten, en sociaal-cultureel werk.Dit laatste omvat zowel het het lokaal cultuurbeleid, het volwassenenwerk als het jeugdwerk met uitzondering van hetgeen ressorteert onder het decreet van 2 december 2017 houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen; 5° functie: de volgende kernopdrachten die een organisatie voor zichzelf heeft bepaald: a) experimenteren en innoveren: de culturele praktijk, het talent, de carrière, de methode, de organisatie en het oeuvre ontwikkelen of begeleiden;b) creëren en produceren: culturele producten, methodes of diensten doelgericht creëren en realiseren;c) spreiden en presenteren: de culturele output die al gecreëerd is naar een publiek brengen en delen met dat publiek.Publiekswerving maakt daar ook deel van uit; d) leren en participeren: deelnemen aan en deelhebben in het cultuuraanbod van bovenlokale producten, methodes of diensten ter ontwikkeling en bevordering van de creërende, lerende, participerende en interpreterende vaardigheden van individuen, groepen of gemeenschappen.Publiekswerking maakt daar ook deel van uit.
De Vlaamse Regering kan de nadere invulling van deze functies bepalen; 6° geïntegreerde werking: een werking die alle relevante aspecten of onderdelen omvat om de gestelde doelstelling te bereiken;7° intergemeentelijk samenwerkingsverband: een vereniging met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 396, § 1, van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten over het lokaal bestuur;8° projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van specifieke kosten voortvloeiend uit een activiteit in het Nederlandse taalgebied, of in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.Ook grensoverschrijdende projecten komen in aanmerking. Die activiteit kan zowel qua opzet of doelstelling als in tijd worden afgebakend; 9° werkingssubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten voortvloeiend uit een structurele activiteit in het Nederlandse taalgebied, of in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.Die activiteit vertoont een continu en permanent karakter; 10° werkjaar: een periode van 1 januari tot en met 31 december;11° transversaliteit: crosssectoraal verbindend werken tussen de verschillende culturele sectoren en disciplines.Dit is te verstaan als het werken op een multidisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren naast elkaar staan in een werking; op een interdisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren elkaar aanraken in een werking; of op een transdisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren zich met elkaar verweven in een werking.
Art. 4.De aanmeldingsdrempels voor investerings- en exploitatiesteun voor cultuur, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, worden in acht genomen. HOOFDSTUK II. - Doelstelling en organisatie Afdeling 1. - Doelstelling
Art. 5.§ 1. Dit decreet heeft tot doel een kwalitatieve, duurzame, diverse en geïntegreerde bovenlokale cultuurwerking uit te bouwen, te stimuleren en te optimaliseren; en cultuurparticipatie te bevorderen en te versterken. Hiervoor focust dit decreet op de ontwikkeling en verspreiding van praktijken van culturele organisaties die een werkend antwoord kunnen bieden in de bovenlokale context. § 2. Dit decreet doet dat door consequent uit te gaan van de volgende principes: 1° culturele sectoren en disciplines, waar zij een bovenlokale meerwaarde bieden, te ondersteunen en te stimuleren tot transversaliteit: kunsten, cultureel erfgoed, circuskunsten, sociaal-cultureel werk, amateurkunsten;2° het verbindende karakter van het bovenlokale veld tussen het lokale cultuurbeleid en het Vlaamse niveau te erkennen en versterken;3° aandacht te hebben voor regionale verschillen;4° in het kader van bovenlokaal cultuurwerk samenwerkingen in een cultureel ecosysteem met andere beleidsdomeinen (Onderwijs, Welzijn, Toerisme, Economie, Sport, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed enzovoort) te stimuleren;5° aandacht te hebben voor innovatie en vernieuwende voorbeeldwerkingen.
Art. 6.Dit decreet voorziet daartoe in de volgende instrumenten: 1° projectsubsidies voor bovenlokale cultuurprojecten;2° een structurele ondersteuning van het bovenlokale veld middels werkingssubsidies voor een steunpunt, en werkingssubsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Art. 7.De instrumenten, vermeld in artikel 6, worden toegepast met inachtneming van de volgende voorwaarden, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening: 1° dossiers waar ten aanzien van de subsidieontvanger er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, zijn uitgesloten;2° dossiers van subsidieontvangers die voldoen aan de definitie van `onderneming in moeilijkheden', vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, zijn uitgesloten;3° bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk gespecificeerd en actueel zijn; 4° wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun;5° steun die in meerdere delen wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun.De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot hun waarde op het tijdstip van de toekenning van de steun. Afdeling 2. - Organisatie van de bovenlokale cultuurwerking
Onderafdeling 1. - Bepaling van beleidsprioriteiten
Art. 8.Voor 30 juni van het eerste volledige jaar van elke nieuwe legislatuur van het Vlaams Parlement maakt de Vlaamse Regering de beleidsprioriteiten voor de bovenlokale cultuurwerking bekend.
De Vlaamse Regering kan de prioriteiten, vermeld in het eerste lid, bijsturen tijdens de legislatuur.
De beleidsprioriteiten en de bijsturingen ervan worden bekendgemaakt via publiek raadpleegbare communicatiekanalen.
Onderafdeling 2. Organisatie van de kwaliteitsbeoordeling
Art. 9.§ 1. De Vlaamse Regering benoemt een pool van beoordelaars voor de advisering van aanvraagdossiers voor subsidies in het kader van dit decreet.
De leden van de pool van beoordelaars worden aangesteld vanwege hun expertise in een specifiek aspect van de culturele sector of in bepaalde functies of disciplines, of vanwege hun totaalvisie op het bovenlokale culturele veld. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.
De Vlaamse Regering kan de vereisten waaraan de leden van de pool van beoordelaars moeten voldoen, vermeld in het tweede lid, nader bepalen. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de onverenigbaarheden die van toepassing zijn op de leden van de pool. § 3. De Vlaamse Regering benoemt de leden van de pool van beoordelaars voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse Regering vervangt uiterlijk om de vijf jaar de helft van de leden van de pool van beoordelaars.
Een beoordelaar kan maximaal twee opeenvolgende mandaten vervullen.
Art. 10.Beoordelaars ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en verplaatsingen.
De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van de vergoeding, vermeld in het eerste lid.
Art. 11.De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen inzake de procedure voor de samenstelling van de pool van beoordelaars, inzake de procedure voor de aanstelling van de leden van de pool van beoordelaars, en inzake het ontslag van de leden van de pool van beoordelaars. HOOFDSTUK III. - Projectsubsidies voor bovenlokale cultuurprojecten Afdeling 1. - Algemene bepalingen over projectsubsidies
Art. 12.Een aanvrager komt in aanmerking voor een projectsubsidie als hij voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° de aanvrager heeft rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;2° de aanvrager is een jeugd- of culturele actor of een openbaar bestuur, inclusief autonome gemeentebedrijven, gelieerd aan de culturele sectoren en disciplines vermeld in artikel 3, 4° ;3° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° de aanvrager past de principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens toe in de werking.
Art. 13.Een aanvraagdossier is ontvankelijk als het voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° het aanvraagdossier is tijdig ingediend;2° het aanvraagdossier is volledig samengesteld uit de door de Vlaamse Regering bepaalde gegevens en documenten;3° het aanvraagdossier voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde vormelijke voorwaarden;4° het aanvraagdossier is in het Nederlands opgesteld.
Art. 14.De administratie beslist of voldaan is aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 12 en 13.
De administratie deelt haar beslissing over ontvankelijkheid digitaal mee aan de aanvrager.
Art. 15.Een aanvrager van een projectsubsidie geeft in het aanvraagdossier aan welke combinatie van functies kenmerkend zijn voor de activiteiten of de werking die de aanvrager beschrijft.
Art. 16.De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor projectsubsidies: 1° een activiteit binnen het werkterrein van het Vlaams Fonds voor de Letteren;2° een activiteit binnen het werkterrein van het Vlaams Audiovisueel Fonds;3° het ontwerp en de uitvoering van al dan niet experimentele infrastructuur en bouwprojecten;4° de aankoop of restauratie van cultureel erfgoed;5° academisch onderzoek;6° een project waarvan de gevraagde subsidieperiode al loopt op het moment van aanvraag. In het eerste lid wordt verstaan onder: 1° Vlaams Fonds voor de Letteren: het Vlaams Fonds voor de Letteren, opgericht krachtens het decreet van 30 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/1999 pub. 27/08/1999 numac 1999036057 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren sluiten houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren;2° Vlaams Audiovisueel Fonds: het Vlaams Audiovisueel Fonds, opgericht krachtens het decreet van 13 april 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/04/1999 pub. 23/09/1999 numac 1999036226 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds sluiten houdende machtiging van de Vlaamse Regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds. De Vlaamse Regering kan nader specificeren welke activiteiten, vermeld in het eerste lid, niet in aanmerking komen voor projectsubsidies binnen dit decreet. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen over projectsubsidies
Onderafdeling 1. - Aanvragen van projectsubsidies voor bovenlokale cultuurprojecten
Art. 17.Om geïntegreerd bovenlokaal cultureel werk te bevorderen en te versterken kan de Vlaamse Regering, als een aanvraagdossier voor projectsubsidies is ingediend, projectsubsidies toekennen voor bovenlokale cultuurprojecten voor een looptijd van maximaal drie opeenvolgende jaren. Een projectsubsidie wordt alleen toegekend op voorwaarde dat er voldaan is aan al de volgende elementen: 1° het project voert minimaal twee functies uit;2° het project heeft een bovenlokale schaalgrootte, reikwijdte en relevantie, zonder een weerslag te hebben op de gehele Vlaamse Gemeenschap;3° het project overstijgt de reguliere werking van de aanvragende actor;4° het project heeft een culturele finaliteit;5° het project heeft een in de tijd en in opzet of doelstelling afgebakend karakter;6° het project heeft een zakelijk luik dat financieel sluitend is.
Art. 18.Een aanvraagdossier voor een projectsubsidie omvat: 1° een omschrijving van het project;2° een toelichting bij de manier waarop het project kadert in het bovenlokale culturele veld en in het profiel van de aanvragende organisatie, waarbij desgevallend onderbouwd wordt waarom het project de reguliere werking van de aan-vragende organisatie overstijgt;3° een gemotiveerde aanduiding van minimaal twee functies;4° een realistische planning van de culturele, de organisatorische en de financiële aspecten van het project voor de gevraagde subsidieperiode.Voor meerjarige projecten dient minstens het eerste jaar van de gevraagde subsidieperiode concreet te zijn uitgewerkt, voor projecten die minder duren dan een jaar, wordt de planning voor het gehele project meegegeven; 5° een vermelding en motivatie van de looptijd van het project.
Art. 19.Om in aanmerking te komen voor subsidie worden de projecten, vermeld in artikel 17, die met het aanvraagdossier, vermeld in artikel 18, worden ingediend, door een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 20 getoetst aan de volgende criteria: 1° de keuze voor de twee op te nemen functies, en hun onderlinge samenhang, binnen het kader van het beschreven project;2° de relevantie van de gekozen partners, binnen of buiten de culturele sector, de positionering van de aanvrager ten opzichte van die partners, en de meerwaarde van de samenwerkingen voor het project;3° de realiseerbaarheid van de opzet en timing en de graad van haalbaarheid van het project;4° de kwaliteit van het inhoudelijk concept en de concrete uitwerking;5° de mogelijkheid om de resultaten duurzaam te verankeren;6° de mate waarin het project aansluit bij de principes, vermeld in artikel 5, § 2;7° de meerwaarde van het project voor de ontwikkeling en stimulering van het bovenlokale culturele veld, waarbij ook getoetst wordt in welke mate het project de reguliere werking van de aanvragende organisatie overstijgt;8° hoe het ingediende project uitvoering geeft aan de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 8, eerste lid;9° de kwaliteit van het zakelijk beheer.Daarbij wordt getoetst of de inhoudelijke planning spoort met de zakelijke planning en of de begroting en timing haalbaar en realistisch zijn; 10° de mate waarin subsidiëring van het project noodzakelijk is, onder meer rekening houdend met structurele subsidies die door de Vlaamse Gemeenschap worden toegekend aan de aanvrager. De Vlaamse Regering kan een of meer van de criteria, vermeld in het eerste lid, verder invullen.
Onderafdeling 2. - Beoordeling en toekenning
Art. 20.De Vlaamse Regering richt per aanvraagronde een beoordelingscommissie op voor de advisering van de aanvraagdossiers voor projectsubsidies, vermeld in artikel 18. De leden van de beoordelingscommissie worden gekozen uit de pool van beoordelaars, vermeld in artikel 9.
De leden van de beoordelingscommissie worden aangesteld omwille van hun expertise over een specifiek aspect van de culturele sector, over bepaalde functies of disciplines, of voor hun een totaalvisie op het bovenlokale culturele veld. De beoordelingscommissie wordt op evenwichtige wijze samengesteld uit leden die de verschillende te beoordelen aspecten van de aanvraagdossiers vertegenwoordigen. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.
Als dat nodig is, kan de beoordelingscommissie worden aangevuld met experten uit de administratie. Ze hebben evenwel geen stemrecht.
Art. 21.De administratie beheert een aanvraagdossier als vermeld in artikel 18. De administratie treft de nodige voorbereidingen voor de kwaliteitsbeoordeling.
De administratie is verantwoordelijk voor de voorbereiding van en verslaggeving over de werkzaamheden van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 20. De administratie bezorgt aan de voormelde beoordelingscommissie alle informatie die nodig is om tot een kwaliteitsvolle inhoudelijke beoordeling te komen.
De voormelde beoordelingscommissie beoordeelt de kwaliteit van de inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraagdossiers aan de hand van de elementen en de criteria, vermeld in artikel 17, 18 en 19, en stelt over deze aanvraagdossiers een advies op. Uit dit advies blijkt, rekening houdend met de in de begroting voorziene kredieten, welke aanvraagdossiers al dan niet dienen te worden gesubsidieerd.
De administratie stelt voor ontvankelijke aanvraagdossiers een voorstel van beslissing op op basis van de elementen, vermeld in artikel 17 en 18, en het advies van de voormelde beoordelingscommissie. Dat voorstel van beslissing bevat ook een voorstel over de grootte van de toe te kennen subsidiebedragen, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten.
Art. 22.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een subsidie, de duur van een subsidieperiode en de grootte van het toegekende subsidiebedrag, op basis van het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 21, vierde lid.
Art. 23.Een aanvrager van een projectsubsidie ontvangt digitaal de beslissing.
Onderafdeling 3. - Uitbetaling
Art. 24.Als de toegekende projectsubsidie hoger is dan 7.000 euro wordt een subsidie in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de beslissing. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de voorschotten.
Als de toegekende projectsubsidie niet hoger is dan 7.000 euro wordt het subsidiebedrag volledig uitbetaald na de beslissing.
Onderafdeling 4. - Verantwoording en toezicht
Art. 25.Een subsidieontvanger stelt niet later dan een maand na afloop van het project een verantwoordingsdossier samen, dat aantoont hoe voldaan wordt aan de subsidievoorwaarden en de lopende of voltooide uitvoering van het aangevraagde project.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gegevens en documenten een verantwoordingsdossier moet bevatten, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een verantwoordingsdossier moet voldoen, op welke wijze en wanneer een verantwoordingsdossier moet worden ingediend en op welke wijze die modaliteiten afhankelijk worden gemaakt van de hoogte van het subsidiebedrag.
Art. 26.Als de toegekende projectsubsidie hoger is dan 7.000 euro wordt het verantwoordingsdossier, vermeld in artikel 25, bezorgd aan de administratie.
Als de toegekende projectsubsidie niet hoger is dan 7.000 euro wordt het verantwoordingsdossier, vermeld in artikel 25, ter beschikking van de administratie gehouden voor een steekproefsgewijze controle. De Vlaamse Regering bepaalt nader de uitvoeringswijze en de grootte van de steekproef.
Art. 27.Een subsidieontvanger bezorgt op eenvoudig verzoek van de administratie alle informatie die nodig is voor de registratie van beleidsrelevante gegevens.
Art. 28.De administratie oefent het toezicht uit op de aanwending van de projectsubsidie op basis van het verantwoordingsdossier, vermeld in artikel 25. HOOFDSTUK IV. - Structurele ondersteuning Afdeling 1. - Steunpunt
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen voor het steunpunt
Art. 29.§ 1. Om de geïntegreerde werking van een kwalitatief, duurzaam en divers bovenlokaal cultuurlandschap te stimuleren, wordt een steunpunt gesubsidieerd door de Vlaamse Regering. Die subsidie bestaat uit een subsidiëring van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten. § 2. Een steunpunt is een centrum van expertise. Het heeft als doel individuen, organisaties en besturen te ondersteunen bij hun praktijkontwikkeling, subsidieaanvragen en beleidsvisie rond bovenlokale cultuur, en de ontwikkeling van het lokale en bovenlokale culturele veld als geheel te stimuleren om de doelstellingen, vermeld in dit decreet, te bereiken.
Art. 30.Een steunpunt heeft de volgende opdrachten: 1° praktijkondersteuning voor de actoren in het lokale en bovenlokale veld: een actieve dienstverlening verzorgen op het vlak van deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg over de verschillende functies, door informatie, vorming, begeleiding, kennisuitwisseling en bevordering van samenwerking;2° beleidsondersteuning en onderzoek: op basis van permanente evaluatie en het onderzoek dat daarvoor nodig is, een bijdrage leveren aan een continue ontwikkeling en correcte beeldvorming van het lokale en bovenlokale culturele veld en het overheidsbeleid op dat gebied. Het steunpunt realiseert zijn opdrachten in samenspraak met andere steunpunten en binnen een netwerk van andere bovenlokale culturele actoren. Het steunpunt kan voor de realisatie van zijn taken samenwerken met andere organisaties die op bepaalde terreinen over complementaire expertise beschikken.
Onderafdeling 2. - Toekenning van werkingssubsidies voor het steunpunt
Art. 31.Om het toe te kennen subsidiebedrag en de ermee verbonden opdrachten te kunnen bepalen, dient het steunpunt een beleidsplan voor de volgende vijf werkjaren in bij de administratie. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten het beleidsplan moet bevatten, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een beleidsplan moet voldoen en op welke wijze een beleidsplan moet worden ingediend.
Art. 32.De Vlaamse Regering richt een beoordelingscommissie op voor de beoordeling van het beleidsplan van het steunpunt op basis van de criteria, vermeld in artikel 33. De leden van de beoordelingscommissie worden gekozen uit de pool van beoordelaars, vermeld in artikel 9.
De leden van de beoordelingscommissie worden aangesteld omwille van hun expertise over een specifiek aspect van de culturele sector, over bepaalde functies of disciplines, of voor hun totaalvisie op het bovenlokale culturele veld. De beoordelingscommissie wordt op evenwichtige wijze samengesteld uit leden die de verschillende te beoordelen aspecten van de aanvraagdossiers vertegenwoordigen. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.
Als dat nodig is, kan de beoordelingscommissie worden aangevuld met experten uit de administratie. Ze hebben evenwel geen stemrecht.
Art. 33.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van de werkingssubsidie voor het steunpunt: 1° de kwaliteit van de dienstverlening en de uitvoering van de intermediaire rol;2° de wijze waarop de opdrachten, vermeld in artikel 30, gerealiseerd worden;3° de positionering, samenwerking en netwerkvorming, zowel binnen de bovenlokale context als in Vlaanderen;4° de inspanningen op het vlak van duurzaamheid en maatschappelijke en culturele diversiteit;5° de kwaliteit van het zakelijke beheer en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit de werking.
De Vlaamse Regering kan de criteria voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van de werkingssubsidie, vermeld in het eerste lid, nader bepalen.
Art. 34.De Vlaamse Regering bepaalt na kennisname van het advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 32, het subsidiebedrag op basis van de criteria, vermeld in artikel 33.
Onderafdeling 3. - Uitbetaling van het steunpunt
Art. 35.Een werkingssubsidie aan het steunpunt wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° een voorschot van 45 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 februari;2° een voorschot van 45 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 juli;3° een saldo van maximaal 10 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar nadat de administratie heeft vastgesteld dat de subsidievoorwaarden zijn nageleefd.
Art. 36.De voorschotten, vermeld in artikel 35, en het saldo worden beschikbaar gesteld op voorwaarde dat: 1° het steunpunt jaarlijks voor 1 april een financieel verslag van het voorbije werkjaar indient bij de administratie;2° het steunpunt een rapport over de voortgang van het beleidsplan indient in het derde jaar van de looptijd van de subsidieperiode. De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gegevens en documenten een financieel verslag en een rapport over de voortgang van het beleidsplan moet bevatten, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden die moeten voldoen en op welke wijze die moeten worden ingediend.
Art. 37.De subsidieontvanger bezorgt op eenvoudig verzoek van de administratie alle informatie die nodig is voor de registratie van beleidsrelevante gegevens.
Onderafdeling 4. - Beheersovereenkomst met betrekking tot het steunpunt
Art. 38.De Vlaamse Regering sluit met het steunpunt een beheersovereenkomst.
In de beheersovereenkomst, vermeld in het eerste lid, worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende indicatoren bepaald. De vereniging concretiseert de beheersovereenkomst in een meerjarenplan en legt dat ter goedkeuring voor aan de administratie. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de overeenkomst moet voldoen.
De beheersovereenkomst, vermeld in het eerste lid, bestrijkt een periode van vijf jaar en is hernieuwbaar. De voormelde periode begint op 1 januari van het eerste volledige jaar van iedere nieuwe legislatuur van het Vlaams Parlement. Afdeling 2. - Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Art. 39.Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, opgericht om duurzame voorwaarden te creëren om geïntegreerd bovenlokaal cultuurwerk te ontwikkelen, in stand te houden, en te verspreiden, kunnen op basis van dit decreet ondersteund worden met een werkingssubsidie.
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden vervullen een regisseursrol als verbinder, facilitator en verduurzamer van het bovenlokale culturele veld. De Vlaamse Regering kan deze regisseursrol nader bepalen.
Onder voorbehoud van de bepalingen van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten over het lokaal bestuur worden, voor de toepassing van dit decreet, feitelijke samenwerkingen tussen districten, met dezelfde doelstelling als in het eerste lid, gelijkgesteld met intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Onderafdeling 1. - Aanvragen van werkingssubsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Art. 40.Een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in artikel 39 kan een werkingssubsidie aanvragen van maximaal 100.000 euro per werkjaar, voor een looptijd van zes jaar, als het voldoet aan al de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het intergemeentelijk samenwerkingsverband bestaat uit minimaal vier omliggende gemeenten of districten;2° alle aangesloten gemeenten of districten samen brengen jaarlijks een bedrag in dat minstens gelijk is aan de jaarlijkse subsidie van de Vlaamse Regering;3° het intergemeentelijk samenwerkingsverband dient een cultuurnota in met een transversale, gedragen en consistente visie op het bovenlokale cultuurwerk binnen het intergemeentelijk samenwerkingsverband voor een periode die loopt tot en met 31 december van het jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen;4° het intergemeentelijk samenwerkingsverband is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;5° het intergemeentelijk samenwerkingsverband dient bij de administratie tijdig een volledig aanvraagdossier in dat minstens voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 41, 43, 44 en 45.
Art. 41.Een aanvraagdossier als vermeld in artikel 40, 5°, voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het aanvraagdossier is tijdig ingediend;2° het aanvraagdossier is volledig samengesteld uit de door de Vlaamse Regering bepaalde gegevens en documenten;3° het aanvraagdossier voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde vormelijke voorwaarden;4° het aanvraagdossier is in het Nederlands opgesteld.
Art. 42.De administratie beslist of voldaan is aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 40 en 41.
De administratie deelt haar beslissing over ontvankelijkheid digitaal mee aan de aanvrager.
Art. 43.Een werkingssubsidie voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ondersteunt de uitvoering van een bovenlokaal cultuurbeleid voor een periode van zes jaar. Een werkingssubsidie wordt alleen toegekend op voorwaarde dat er voldaan is aan elk van de volgende elementen: 1° de samenwerking vervult de regisseursrol, vermeld in artikel 39, tweede lid;2° de samenwerking heeft een bovenlokale schaalgrootte, reikwijdte en relevantie;3° de samenwerking overstijgt sectorspecifieke grenzen.
Art. 44.Een aanvraagdossier voor een werkingssubsidie voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in artikel 40, 5°, bevat al de volgende elementen: 1° een inhoudelijk deel, namelijk de cultuurnota, vermeld in artikel 40, 3°, met aandacht voor: a) de positionering en samenwerking met andere actoren in het veld;b) de specifieke noden van de desbetreffende regio van het intergemeentelijk samenwerkingsverband;c) de samenhangende, gedragen en consistente visie op het bovenlokale cultuurwerk binnen het intergemeentelijk samenwerkingsverband;d) de toepassing van de regisseursrol voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 39, tweede lid, in de activiteiten of werking;2° een zakelijk deel met aandacht voor: a) een financiële meerjarenbegroting;b) de afstemming tussen het inhoudelijk en het zakelijk deel;3° minstens voor het eerste werkjaar een concreet overzicht van geplande acties om de inhoudelijke beleidsvisie te realiseren, met aandacht voor de regisseursrol, vermeld in artikel 39, tweede lid, en de elementen, vermeld in artikel 43;4° voor wat betreft de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waarvan randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, kunnen deel uitmaken: een samenwerkingsovereenkomst met het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap vzw `de Rand'.
Art. 45.Als dat van toepassing is, bevat het aanvraagdossier voor werkingssubsidie voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband ook een zelfevaluatie van de werking voorafgaand aan de gevraagde subsidieperiode.
Art. 46.Een werkingssubsidie als vermeld in artikel 40 kan niet gecumuleerd worden met een projectsubsidie als vermeld in artikel 17.
Art. 47.Instappen in de subsidieperiode van zes jaar, vermeld in artikel 43, kan maar om de zes jaar. De eerste periode begint op 1 januari 2020.
Onderafdeling 2. - Beoordeling en toekenning subsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Art. 48.De Vlaamse Regering richt per aanvraagronde een beoordelingscommissie op voor de advisering van aanvraagdossiers voor een werkingssubsidie voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband.
De leden van de beoordelingscommissie worden gekozen uit de pool van beoordelaars, vermeld in artikel 9.
De leden van de beoordelingscommissie worden aangesteld omwille van hun expertise over een specifiek aspect van de culturele sector, over bepaalde functies of disciplines, of voor hun totaalvisie op het bovenlokale culturele veld. De beoordelingscommissie wordt op evenwichtige wijze samengesteld uit leden die de verschillende te beoordelen aspecten van de aanvraagdossiers vertegenwoordigen. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.
Als dat nodig is, kan de beoordelingscommissie worden aangevuld met experten uit de administratie. Ze hebben evenwel geen stemrecht.
Art. 49.Om in aanmerking te komen voor een werkingssubsidie voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in artikel 39, wordt het aanvraagdossier, vermeld in artikel 40, 5°, dat is ingediend zoals vermeld in artikel 41 door een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 48, getoetst aan de volgende criteria: 1° de kwaliteit van de inhoudelijke visie en de concrete uitwerking daarvan, met aandacht voor de regisseursrol, vermeld in artikel 39, tweede lid;2° de kwaliteit van de manier waarop de voorgestelde cultuurnota de noden van de desbetreffende regio capteert, en daarop inspeelt;3° de relevantie van de gekozen partnergemeenten en de bijdrage van de intergemeentelijke samenwerking aan de ontwikkeling en stimulering van het bovenlokale culturele veld;4° de realiseerbaarheid van de opzet en timing van de voorgestelde activiteiten, en de haalbaarheid van de samenwerking op zich;5° de relevantie van de positionering en samenwerking van het intergemeentelijk samenwerkingsverband met andere actoren in het veld;6° de mogelijkheid om de resultaten duurzaam te verankeren;7° de mate waarin de intergemeentelijke samenwerking aansluit bij de principes, vermeld in artikel 5, § 2;8° de kwaliteit van het zakelijke plan.Daarbij wordt getoetst of de inhoudelijke planning spoort met de zakelijke planning en of de begroting en timing haalbaar en realistisch zijn; 9° de kwaliteit van de voorbije werking. De Vlaamse Regering kan een of meer van de criteria, vermeld in het eerste lid, nader specificeren.
Art. 50.De administratie beheert een aanvraagdossier als vermeld in artikel 40, 5°. De administratie treft de nodige voorbereidingen voor de kwaliteitsbeoordeling.
De administratie is verantwoordelijk voor de voorbereiding van en verslaggeving over de werkzaamheden van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 48. De administratie bezorgt alle informatie die nodig is om tot een kwaliteitsvolle inhoudelijke beoordeling te komen, aan de voormelde beoordelingscommissie.
De voormelde beoordelingscommissie beoordeelt de kwaliteit van de ontvankelijk aanvraagdossiers, conform artikel 49, en stelt over deze aanvraagdossiers een advies op. Uit dit advies blijkt, rekening houdend met de in de begroting voorziene kredieten, welke aanvraagdossiers al dan niet dienen te worden gesubsidieerd.
De administratie stelt voor ontvankelijke aanvraagdossiers een voorstel van beslissing op op basis van de elementen, vermeld in artikel 43, 44 en 45, en het advies van de voormelde beoordelingscommissie. Dat voorstel van beslissing is inclusief een voorstel over de grootte van de toe te kennen subsidiebedragen, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten.
Art. 51.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een subsidie en de grootte van het toegekende subsidiebedrag, op basis van het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 50, vierde lid.
Art. 52.Het aanvragende intergemeentelijk samenwerkingsverband ontvangt digitaal de beslissing.
Onderafdeling 3. - Uitbetaling subsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Art. 53.Een werkingssubsidie aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° een voorschot van 45 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 februari;2° een voorschot van 45 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 juli;3° een saldo van maximaal 10 % van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar nadat de administratie heeft vastgesteld dat de subsidievoorwaarden zijn nageleefd.
Art. 54.De voorschotten, vermeld in artikel 53, en het saldo worden beschikbaar gesteld op voorwaarde dat: 1° het intergemeentelijk samenwerkingsverband jaarlijks voor 1 april een financieel verslag van het voorbije werkjaar indient bij de administratie;2° het intergemeentelijk samenwerkingsverband halverwege het derde jaar van de looptijd van de subsidieperiode een voortgangsrapport indient over de stand van zaken van de uitvoering van de cultuurnota.
Art. 55.De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gegevens en documenten een financieel verslag en een voortgangsrapport moet bevatten, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden die moeten voldoen en op welke wijze die moeten worden ingediend.
Art. 56.Het intergemeentelijk samenwerkingsverband bezorgt op eenvoudig verzoek van de administratie alle informatie die nodig is voor de registratie van beleidsrelevante gegevens. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen over de subsidies
Art. 57.§ 1. Organisaties kunnen met subsidies die op basis van dit decreet zijn toegekend, een reserve aanleggen conform het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof sluiten houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. § 2. De Vlaamse Regering kan nader bepalen op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier wordt ingediend, en op welke wijze en wanneer beslissingen worden genomen en bekendgemaakt.
De Vlaamse Regering kan de procedures voor de beoordeling van de dossiers nader bepalen. De Vlaamse Regering kan het aantal beoordelaars in de verschillende beoordelingscommissie bepalen. De Vlaamse Regering kan nader de vereisten bepalen waaraan een beoordelaar voldoet. De Vlaamse Regering kan nader de methode en de procedure bepalen die ze hanteert voor de samenstelling van de beoordelingscommissies en het benoemen van de voorzitter. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen omtrent de werking van de beoordelingscommissies.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen wanneer de uitbetaling van subsidies verloopt.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het toezicht op de subsidie en de monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde organisaties. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 58.In afwijking van artikel 8 maakt de Vlaamse Regering de beleidsprioriteiten voor de bovenlokale cultuurwerking de eerste keer bekend voor 1 januari 2019. Deze worden bekendgemaakt via publiek raadpleegbare communicatiekanalen.
Art. 59.In afwijking van artikel 38, derde lid, bepaalt de Vlaamse Regering de begindatum en de periode van de eerste beheersovereenkomst met het steunpunt.
Art. 60.Artikel 38 en 39 van het decreet van 6 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2012 pub. 28/08/2012 numac 2012035982 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het Lokaal Cultuurbeleid sluiten betreffende het Lokaal Cultuurbeleid worden opgeheven.
Art. 61.Dit decreet wordt voor het eerst toegepast op werkingen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en projecten die lopen vanaf 1 januari 2020.
Art. 62.Dit decreet wordt voor het eerst toegepast op de werking van het steunpunt die loopt vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.
Art. 63.Artikel 60 treedt in werking op 1 januari 2020.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 15 juni 2018.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2017-2018 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1543 - Nr.1 - Amendementen : 1543 - Nrs. 2 t/m 4 - Verslag van de hoorzitting : 1543 - Nr. 5 - Verslag : 1543 - Nr. 6 - Amendementen na indiening van het verslag : 1543 - Nr. 7 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1543 - Nr. 8 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 6 juni 2018.