gepubliceerd op 05 augustus 2015
Decreet waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld
14 JULI 2015. - Decreet waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
Artikel 1.Artikel 2, vierde lid, b), 4, eerste streepje, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt vervangen door de volgende bepaling : "- de vrije keuze van de leerling, indien hij meerderjarig is, of van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, indien hij minderjarig is, tussen een cursus godsdienst van één van de erkende erediensten of een cursus niet confessionele zedenleer, of, bij gebreke daarvan, indien de keuze geen van die cursussen betreft, de vrije keuze, zonder de redenen daarvoor aan te geven, de vrijstelling van het volgen van één van die cursussen aan te vragen.".
Art. 2.In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : "In geval van aanvraag tot vrijstelling van het volgen van één van die cursussen door de leerling, telt de wekelijkse uurrooster twee uren alternatieve pedagogische begeleiding volgens de in artikel 8 bis bedoelde nadere regels."; 2. het vierde lid, het vijfde lid, het zesde lid en het zevende lid worden vervangen door de volgende bepalingen : "In de inrichtingen voor lager en secundair officieel onderwijs met volledig leerplan, alsook in de pluralistische inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, bij de eerste inschrijving, moet de leerling, als hij meerderjarig is, of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, bij een ondertekende verklaring, een formulier invullen waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld. In dat formulier, wordt, in een eerste deel, de keuze voorgesteld tussen de cursus godsdienst en de cursus niet confessionele zedenleer.
Indien de cursus godsdienst wordt gekozen, zal de verklaring de gekozen godsdienst uitdrukkelijk vermelden.
In dat formulier wordt, in een tweede deel, bepaald dat er een aanvraag tot vrijstelling van het volgen van één van de in het vorige lid bedoelde cursussen kan worden ingediend. Die aanvraag hoeft niet met redenen te worden omkleed. In dat geval, geniet de leerling, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat voor die cursussen wordt besteed, een alternatieve begeleiding volgens de bij artikel 8 bis nader bepaalde regels.
Het formulier vermeldt bovendien uitdrukkelijk : a) dat de gedane keuzen volledig vrij zijn;b) dat het uitdrukkelijk verboden is op de leerling die deze keuzen doet enige druk uit te oefenen en dat tuchtsancties zullen kunnen worden toegepast op personeelsleden die dat verbod zullen hebben overtreden;c) dat er een termijn van 6 schoolwerkdagen wordt toegekend aan de leerling, als hij meerderjarig is, of aan zijn ouders of de persoon die de ouderijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, om de behoorlijk ondertekende verklaring mee te delen; dat de keuze kan worden gewijzigd op het begin van elk schooljaar tussen 1 en 15 september.".
Art. 3.Artikel 8 bis van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 8 bis- § 1. In het gewoon basis- en secundair onderwijs en in het gespecialiseerd lager onderwijs van maturiteit 3 en 4 van alle onderwijstypen, met uitzondering van type 2, en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 3 en 4, moet de leerling die van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer vrijgesteld is, de alternatieve pedagogische begeleiding kunnen genieten waarin voorzien is in de inrichting waarin hij ingeschreven is, met twee wekelijkse lestijden van 50 minuten, overeenkomstig de bij dit artikel bepaalde beginselen.
De alternatieve pedagogische begeleiding is verplicht vanaf de datum die door de inrichtende macht wordt vastgesteld. Die datum moet liggen tussen 15 september 2015 en uiterlijk 1 januari 2016. Hij wordt de ouders en de administratie vóór 15 september 2015 meegedeeld.
Tot de in het tweede lid bepaalde datum, moet de inrichtende macht, onder haar verantwoordelijkheid en volgens de eventueel door haar nader te bepalen regels, instaan voor het toezicht op de leerlingen gedurende de betrokken twee wekelijkse lestijden. § 2. De alternatieve pedagogische begeleiding heeft tot doel door de leerling persoonlijke of collectieve prestaties te laten ontwikkelen die hem ertoe aanzetten aandacht te hebben voor burgerzin en filosofische vraagstukken. De in § 4 bedoelde prestaties en activiteiten moeten bijgevolg één of meer van de volgende thema's behandelen zonder exhaustief te moeten zijn : 1° opvoeden tot democratie, met de volgende doelstellingen : a) gevoelig maken voor de grondslag van democratie, haar geschiedenis, haar bestel, haar verschillende machten en de fundamentele rechten, de organisatie van haar instellingen;voor de politieke, sociale, economische en culturele burgerzin; voor de grote uitdagingen van de hedendaagse maatschappij, waaronder duurzame ontwikkeling; b) de capaciteit om samen te leven op harmonieuze en respectvolle wijze in een democratische en interculturele maatschappij, zich erin in te schakelen en actief eraan deel te nemen;de capaciteit zich te ontwikkelen als burger, die rechten en plichten heeft, solidair, vrij, autonoom, verdraagzaam, met een kritische geest, onder meer via de ontplooiing van attitudes als oog voor het algemeen welzijn, verantwoordelijkheidszin, wederzijds respect, eerbied voor verschillen, naleving van regels, dialoog, wellevendheid; c) kritische geest en kritische analyse ontwikkelen tegenover communicatie en de verschillende media en informatiemiddelen.2° opvoeden tot de filosofische vraagstelling, de filosofische methode en het filosofisch denken, met de volgende doelstellingen : a) de godsdiensten, denkstromingen en filosofische stromingen en hun geschiedenis leren kennen;b) eigen denken, ethisch onderscheidingsvermogen en filosofische vraagstelling ontwikkelen;c) de argumentatie, de toegang, de behandeling en de organisatie van kennis ontwikkelen.3° opvoeden tot welzijn en kennis van zichzelf en andere mensen, met de volgende doelstellingen : a) het begrijpen van psychologie en menselijke betrekkingen ontwikkelen;b) zelfbeheersing, beheer van conflicten en opvoeding tot affectieve betrekkingen ontwikkelen;c) een preventief gedrag inzake gezondheid en veiligheid voor zichzelf en andere mensen verwerven. § 3. De alternatieve pedagogische begeleiding wordt bepaald door elk inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en door elke inrichtende macht, voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs in het kader van zijn pedagogische autonomie betreffende : a) de inhoud van de activiteitenprogramma's en -methodes;b) de nadere regels voor de begeleiding en het toezicht op de leerlingen;c) de nadere regels voor de evaluatie. § 4. De alternatieve pedagogische begeleiding bestaat, gedurende het schooljaar, ten minste uit : a) voor de leerlingen van het 5e en 6e leerjaar in het lager onderwijs en de leerlingen van het secundair onderwijs : - het neerleggen van één of meer schriftelijke bijdrage(n) en de mondelinge uiteenzetting van één of meer thema's bepaald in § 2, voorbereid gedurende de begeleidingslestijden; - het lezen, gedurende de begeleidingslestijden, van boeken, artikelen of documenten ressorterend onder de in § 2 bedoelde thema's en het schriftelijke of mondelinge antwoord op vragenlijsten die tot doel hebben na te kijken of de leerling die heeft begrepen en betreffende de gestelde debatten.
De begeleiding kan bovendien bestaan uit burgerinitiatieven die vrij werden beslist door de inrichtende macht van de inrichting, zoals het kijken naar reportages, documentaires, films of programma's, met vragenlijsten daarna; de deelneming aan burger- of solidaire activiteiten of initiatieven binnen of buiten de schoolinrichting; de deelneming aan gemeenschappelijke activiteiten met andere klassen of leerlingengroepen; de deelneming, met de instemming van de ouders, aan gemeenschappelijke activiteiten met leerlingen ressorterend onder de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer van de inrichting; de deelneming aan pedagogische vrijwilligersactiviteiten binnen de school of buiten de school. b) voor de leerlingen van het 1e tot 4e leerjaar in het lager onderwijs : - het verwezenlijken van persoonlijke of groepscreaties betreffende één van de in § 2 bedoelde thema's; - bovendien, het lezen, vanaf het tweede leerjaar van het lager onderwijs, gedurende de begeleidingslestijden, van boeken, artikelen of documenten betreffende de in § 2 bedoelde thema's en het antwoord op vragenlijsten die tot doel hebben na te kijken of de leerling die heeft begrepen en betreffende de gestelde debatten; - het kijken naar reportages, documentaires, films of programma's in verband met één van de in § 2 bedoelde thema's, met daarna vragenlijsten of debatten over hun inhoud.
De begeleiding kan overigens bestaan uit de deelneming aan pedagogische burger- of vrijwilligersinitiatieven in of buiten de schoolinrichting, de deelneming aan gemeenschappelijke activiteiten met andere klassen of leerlingengroepen, de deelneming, met de instemming van de ouders, aan gemeenschappelijke activiteiten met leerlingen ressorterend onder de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer van de inrichting of andere inrichtingen. § 5. De deelneming en de werken en werkzaamheden die door de leerling in het kader van de alternatieve pedagogische begeleiding worden uitgevoerd, worden geëvalueerd volgens een stelsel dat wordt bepaald door de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, en door de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Dat stelsel houdt rekening met de concrete nadere regels voor de begeleiding van leerlingen. In het secundair onderwijs, houdt de klassenraad rekening met die evaluatie in het kader van de globale bekrachtiging van het door de leerling gevolgde leerjaar. De behaalde resultaten worden net zoals de andere cursussen in aanmerking genomen bij de beraadslaging van de klassenraad. In het basisonderwijs wordt die evaluatie in aanmerking genomen door de titularis van de betrokken leerling. § 6. Iedere inrichtende macht, in het officieel gesubsidieerd onderwijs, en ieder inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, zorgt, onder zijn verantwoordelijkheid, voor de organisatie van de alternatieve pedagogische begeleiding van de leerlingen die een vrijstelling genieten, door groepen van hoogstens 30 vrijgestelde leerlingen te organiseren, die in één zelfde groep kunnen worden opgenomen, horizontaal per studiejaar, of vertikaal, door verschillende jaren te vermengen, afkomstig uit dezelfde of verschillende vestigingen van één zelfde inrichting.
De alternatieve pedagogische begeleiding kan geen andere bijkosten veroorzaken ten laste van de ouders.
Een informatienota waarbij de algemene informatie en de nadere regels voor de organisatie van de alternatieve pedagogische begeleiding worden voorgesteld, wordt aan de ouders bij het begin van het schooljaar overgezonden door de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, en door het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Die nota kan geen gegevens inhouden die de keuze van ouders rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen beïnvloeden. Die nota wordt aan de administratie meegedeeld. Ze bevat een uitleg, bestemd voor ouders, over de inhoud en de activiteiten die in de inrichting worden voorgesteld in het kader van de alternatieve pedagogische begeleiding, en wordt, in een tweede fase, vóór de in § 1, tweede lid vastgestelde datum, met die uitleg aangevuld. § 7. De pedagogische inhoud en de evaluatie van de alternatieve pedagogische begeleiding, zoals deze in § 3, a) en c) bedoeld zijn, worden bepaald door de leerkracht(en) die houder is (zijn) van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs van het(de) betrokken niveau(s) van de inrichting die wordt(en) aangesteld door de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, of door de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
De alternatieve pedagogische begeleiding wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van één of meer leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs.
De opdrachten in verband met het toezicht op en de begeleiding van leerlingen in het kader van de activiteiten betreffende de alternatieve pedagogische begeleiding zoals bepaald in § 3, b) kunnen worden uitgeoefend door elk lid van het onderwijzend personeel, dat al dan geen houder is van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, of, bij ontstentenis daarvan, door een lid van het opvoedend hulppersoneel, of, bij ontstentenis daarvan, door een persoon die wordt aangesteld door de inrichtende macht, in het officieel gesubsidieerd onderwijs, en door de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.".
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 8ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 8ter.In het lager gespecialiseerd onderwijs van type 2, en in de graden van maturiteit 1 en 2 van de andere typen en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 1 en 2, geniet de leerling die vrijgesteld is van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer een begeleidingsstelsel dat vrij wordt bepaald door de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, en door de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Die begeleiding wordt aangepast aan de specificiteit van elke leerling.". HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs
Art. 5.Het tweede lid van artikel 5 van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs wordt vervangen door het volgende lid : "Waar de in vorig lid bedoelde cursussen wettelijk georganiseerd worden, staan ze op een voet van gelijkheid. Ze worden de vrije keus van de leerling, als hij meerderjarig is, of van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, aangeboden. Het volgen van die cursussen is verplicht, behalve voor de leerlingen die ervan vrijgesteld worden. De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de in artikel 8bis, § 1, tweede lid, bedoelde alternatieve pedagogische begeleiding, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat wordt toegekend aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer.". HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren type decreet prom. 24/07/1997 pub. 06/11/1997 numac 1997029343 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren
Art. 6.In artikel 79, § 1, van het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren type decreet prom. 24/07/1997 pub. 06/11/1997 numac 1997029343 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt het derde lid vervangen door het volgende lid : "De keuze van één van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer of, in een officiële inrichting, de aanvraag om vrijstelling van het volgen van één van die cursussen, geschiedt op het ogenblik van de eerste inschrijving. Die keuze kan alleen op het begin van elk schooljaar tussen 1 en 15 september worden gewijzigd.". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving
Art. 7.In artikel 4 van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "In het officieel onderwijs, wordt het lager onderwijs verder georganiseerd in verhouding tot 28 lestijden van 50 minuten, wanneer de leerling wordt vrijgesteld van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer." HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 17 december 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/12/2003 pub. 14/01/2004 numac 2004029001 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren houdende diverse bepalingen type decreet prom. 17/12/2003 pub. 24/02/2004 numac 2004029037 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 sluiten houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs
Art. 8.Het tweede lid van artikel 6 van het decreet van 17 december 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/12/2003 pub. 14/01/2004 numac 2004029001 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren houdende diverse bepalingen type decreet prom. 17/12/2003 pub. 24/02/2004 numac 2004029037 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 sluiten houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : "Waar de in vorig lid bedoelde cursussen wettelijk georganiseerd worden, staan ze op een voet van gelijkheid. Ze worden de vrije keus van de leerling, als hij meerderjarig is, of van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, aangeboden. Het volgen van die cursussen is verplicht, behalve voor de leerlingen die ervan vrijgesteld worden. De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de in artikel 8bis, § 1, tweede lid, bedoelde alternatieve pedagogische begeleiding, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat wordt toegekend aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer.". HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs
Art. 9.In artikel 18 van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "In het officieel onderwijs, wordt het lager gespecialiseerd onderwijs verder georganiseerd in verhouding tot 28 lestijden van 50 minuten, wanneer de leerling wordt vrijgesteld van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen van de graden van maturiteit 3 en 4 van alle onderwijstypen, met uitzondering van het type 2, moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer."
Art. 10.In § 1 van artikel 47 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "In het officieel onderwijs, wordt het in artikel 45, 1°, 2° en 3° bedoelde secundair gespecialiseerd onderwijs verder georganiseerd in verhouding tot 32 tot 36 lestijden, wanneer de leerling wordt vrijgesteld van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen van het in artikel 45, 3° en 4° bedoelde secundair gespecialiseerd onderwijs moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer.". HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 juni 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/06/2006 pub. 31/08/2006 numac 2006202786 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs sluiten betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs
Art. 11.In artikel 7bis, § 5, eerste lid, van het decreet van 30 juni 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/06/2006 pub. 31/08/2006 numac 2006202786 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs sluiten betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, worden de woorden "Naast de twee lestijden godsdienst of zedenleer bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959" vervangen door de woorden "Naast de lestijden godsdienst of niet confessionele zedenleer, bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of opvang bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959.".
Art. 12.In artikel 8 van hetzelfde decreet, worden de woorden "Naast de twee wekelijkse lestijden zedenleer of godsdienst bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959" vervangen door de woorden "Naast de lestijden godsdienst of niet confessionele zedenleer, bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959.".
Art. 13.Artikel 14, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt vervangen als volgt : "De uurregeling van het bijkomend jaar bedoeld bij artikel 13 omvat, naast de lestijden godsdienst of zedenleer bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, 28 tot dertig lestijden waarvan minstens twee aan de lichamelijke opvoeding besteed worden.".
Art. 14.In artikel 17 van hetzelfde decreet, worden de woorden "Naast de twee wekelijkse lestijden godsdienst of zedenleer bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959" vervangen door de woorden "Naast de lestijden godsdienst of niet confessionele zedenleer, alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht bedoeld in de artikelen 8 en 8bis van de voornoemde wet van 29 mei 1959.".
Art. 15.In artikel 21, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "Naast de twee wekelijkse lestijden godsdienst of zedenleer bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959" vervangen door de woorden "Naast de lestijden godsdienst of niet confessionele zedenleer bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959.". HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs
Art. 16.Artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs wordt aangevuld met het volgende lid : "In het officieel onderwijs, wordt het gewoon secundair onderwijs verder georganiseerd in verhouding tot minstens 28 lestijden van 50 minuten per week, wanneer de leerling wordt vrijgesteld van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer.". HOOFDSTUK IX. - Bepalingen betreffende de financiering van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en alternatieve pedagogische begeleiding
Art. 17.§ 1. Dit artikel betreft uitsluitend de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en de inrichtingen van het officieel gesubsidieerd onderwijs. § 2. In afwijking van artikel 39, eerste tot vijfde lid, van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, krijgt elke vestigingsplaats op 1 september 2015, voor de organisatie van de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en voor het toezicht bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat op 1 oktober 2014 wordt toegekend voor de omkadering van de filosofische cursussen. De lestijden worden van 1 september 2015 tot 30 juni 2016 toegekend.
Wanneer er echter een positief of negatief verschil bestaat van meer dan 5 % tussen het aantal leerlingen die op 1 oktober 2015 regelmatig ingeschreven zijn in vergelijking met het aantal leerlingen die op 15 januari 2015 regelmatig ingeschreven waren in de betrokken inrichting, alle vestigingsplaatsen meegerekend, wordt het lestijdenpakket dat voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, respectief vermeerderd of verminderd tot beloop van het percentage variatie van de bevolking tussen 15 januari 2015 en 1 oktober 2015.
De in artikel 34 van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten bedoelde overschotten kunnen ook worden gebruikt voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959, en voor het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959. § 3. In het gespecialiseerd onderwijs, is het aantal lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 29 mei 1959, voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 29 mei 1959, en voor het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959, gelijk aan het aantal lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, toegekend voor het schooljaar 2014-2015, met toepassing van de artikelen 42, 43, 93 en 94 van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs. De lestijden worden van 1 september 2015 tot 30 juni 2016 toegekend.
Wanneer er echter een positief of negatief verschil bestaat van meer dan 5 % tussen het aantal leerlingen die op 1 oktober 2015 regelmatig ingeschreven zijn in vergelijking met het aantal leerlingen die op 15 januari 2015 regelmatig ingeschreven waren in de betrokken inrichting, alle vestigingsplaatsen meegerekend, wordt het lestijdenpakket dat voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, respectief vermeerderd of verminderd tot beloop van het percentage variatie van de bevolking tussen 15 januari 2015 en 1 oktober 2015. § 4. In het gewoon secundair onderwijs, is het aantal lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 29 mei 1959, voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 29 mei 1959, en voor het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959, gelijk aan het aantal lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, toegekend voor het schooljaar 2014-2015, met toepassing van artikel 13, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II. De lestijden worden van 1 september 2015 tot 30 juni 2016 toegekend.
Wanneer er echter een positief of negatief verschil bestaat van meer dan 10% % tussen het aantal leerlingen die op 1 oktober 2015 regelmatig ingeschreven zijn in vergelijking met het aantal leerlingen die op 15 januari 2015 regelmatig ingeschreven waren in de betrokken inrichting, alle vestigingsplaatsen meegerekend, wordt het lestijdenpakket dat voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, respectief vermeerderd of verminderd tot beloop van het percentage variatie van de bevolking tussen 15 januari 2015 en 1 oktober 2015. § 5. In de in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen, indien een leerling zich gedurende het schooljaar 2015-2016 inschrijft voor één van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer bedoeld bij artikel 8 van de voornoemde wet van 29 mei 1959, die niet op 1 oktober 2014 georganiseerd was, moet het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, een aanvraag om bijkomende lestijden bij de administratie indienen. § 6. In de in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen, worden de overdrachten van lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, gedurende het schooljaar 2015-2016 toegestaan tussen vestigingsplaatsen en inrichtingen van één zelfde inrichtende macht, met het oog op de organisatie van de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, alsook op de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959.
In afwijking van de bepalingen van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, van de bepalingen van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, en van de bepalingen betreffende de berekening van de lestijden die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in het voormelde decreet van 29 juli 1992 en in het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, wordt het gebruik van de lestijden/leraar beslist door de inrichtende machten, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, en door het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal leerlingen die ingeschreven waren voor de verschillende cursussen en met het aantal vrijgestelde leerlingen. § 7. In de in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen, worden het gebruik van de lestijden alsook de in paragraaf 6 bedoelde overdrachten, voor advies voorafgaand voorgelegd aan het basisoverlegcomité van het onderwijs van de Franse Gemeenschap of aan de plaatselijke paritaire commissie van het officieel gesubsidieerd onderwijs.
In afwijking van de bepalingen van de paragrafen 2, 3 en 4, voor de in het eerste lid bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen die voor de eerste keer op 1 september 2015 een lager of secundair gewoon of gespecialiseerd onderwijs organiseren, wordt het aantal lestijden/leraar die kunnen worden georganiseerd voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer, alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en voor het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en het toezicht bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, berekend : a) voor het lager onderwijs, op grond van de bepalingen van artikel 39, eerste lid tot vijfde lid van het decreet van 13 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998029358 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving sluiten.In dit geval, worden de vrijgestelde leerlingen, voor de berekening, fictief aangewezen voor de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, in verhouding tot het aantal leerlingen van de inrichting die respectief in elk van die cursussen in september 2015 ingeschreven zijn; b) voor het gespecialiseerd onderwijs, op grond van de bepalingen van de artikelen 42, 43, 93 en 94 van het voornoemde decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten.In dit geval, worden de vrijgestelde leerlingen, voor de berekening, fictief aangewezen voor de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, in verhouding tot het aantal leerlingen van de inrichting die respectief in elk van die cursussen in september 2015 ingeschreven zijn; c) voor het secundair onderwijs, op grond van de bepalingen van artikel 13, §§ 1 en 2, van het voormelde koninklijk besluit nr.49 van 2 juli 1982. In dit geval, worden de vrijgestelde leerlingen, voor de berekening, fictief aangewezen voor de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, in verhouding tot het aantal leerlingen van de inrichting die respectief in elk van die cursussen in september 2015 ingeschreven zijn. HOOFDSTUK X. - Statutaire bepalingen
Art. 18.De verschillende prestaties in verband met de alternatieve pedagogische begeleiding bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en de verschillende prestaties in verband met het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid van dezelfde wet, worden, overeenkomstig dezelfde bepaling, toevertrouwd aan de leden van het onderwijspersoneel, in de volgende prioriteitsvolgorde : § 1. Als lestijden voor filosofische cursussen verloren gaan binnen een inrichtende macht, in het officieel gesubsidieerd onderwijs, of binnen een inrichting, in een door de Franse Gemeenschap georganiseerd onderwijs, als gevolg van één of meer aanvragen tot vrijstelling, ingediend bij toepassing van dit decreet, worden de prestaties in verband met de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en de prestaties in verband met het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959, toevertrouwd : 1° bij voorrang, aan de personeelsleden die in vast verband benoemd of tewerkgesteld zijn in een ambt van leermeester of leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, of, bij, ontstentenis daarvan, voor de bij artikel 8bis, § 3, b) bedoelde prestaties, aan deze die zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs hun ambt uitoefenen, en die het opdrachtverlies voortvloeiend uit dat stelsel zouden moeten ondergaan;2° bij ontstentenis daarvan, aan de personeelsleden die tijdelijk worden aangesteld of aangeworven in een ambt van leermeester of leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, of, bij ontstentenis daarvan, voor de bij artikel 8bis, § 3, b) bedoelde prestaties, aan deze die, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs, hun ambt uitoefenen, in verhouding tot het aantal lestijden die verloren zijn gegaan in verband met dat stelsel;in voorkomend geval, wordt het personeelslid voor deze opnieuw aangesteld of aangeworven in het ambt dat het op 30 juni 2015 uitoefende. § 2. Als geen lestijden voor filosofische cursussen verloren gaan, binnen een inrichtende macht, in het officieel gesubsidieerd onderwijs, of binnen een inrichting, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, als gevolg van één of meer aanvragen om vrijstelling die werd(en) ingediend bij toepassing van dit decreet, en onverminderd de toepassing van de regels inzake terbeschikkingstelling en reaffectatie, worden de prestaties in verband met de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid van de voornoemde wet van 29 mei 1959, en de prestaties in verband met het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, toevertrouwd, in de volgende volgorde : a) voor de opdrachten waarvoor de personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn bij ontstentenis van betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies, zich ter beschikking moeten stellen van hun inrichtende macht, in het officieel gesubsidieerd onderwijs, of van de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, overeenkomstig artikel 8bis, § 7, van dezelfde wet van 29 mei 1959, door de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, en door de Regering, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, aan de andere leden van het onderwijspersoneel dan de leermeesters en leraars godsdienst of niet confessionele zedenleer, in de volgende volgorde : 1° aan de leden van het onderwijzend personeel, houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, voor de in artikel 8bis, § 3, a), b) en c) van de wet van 29 mei 1959 bedoelde prestaties;2° bij ontstentenis daarvan, voor de in artikel 8bis, § 3, b) van de wet van 29 mei 1959 bedoelde prestaties, aan de leden van het onderwijzend personeel die geen houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs;3° bij ontstentenis daarvan, voor de in artikel 8bis, § 3, b), van de wet van 29 mei 1959, aan de leden van het opvoedend hulppersoneel; bij ontstentenis daarvan, voor de in artikel 8bis, § 3, b), van de wet van 29 mei 1959, bedoelde prestaties, aan een persoon die door de inrichtende macht wordt aangewezen, in voorkomend geval, in het kader van de beschikbare lestijden.
Art. 19.De prestaties in verband met de alternatieve pedagogische begeleiding worden met vaste barema's uitgeoefend, zoals bepaald voor de ambten waarin het personeelslid lestijden heeft verloren of die het zou hebben kunnen uitoefenen. HOOFDSTUK XI. - Neutraliteit van de personen die worden belast met de pedagogische begeleiding
Art. 20.Iedere persoon die wordt aangewezen voor prestaties in verband met de alternatieve pedagogische begeleiding bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en voor prestaties in verband met het in artikel 8bis, § 1, derde lid, van dezelfde wet bedoelde toezicht, wordt onder het gezag van alleen de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, of van alleen het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor die prestaties.
De in het vorige lid bedoelde prestaties worden ook aan de Inspectie van de Franse Gemeenschap onderworpen. In het kader van die prestaties, moet iedere persoon die door de inrichtende macht wordt aangewezen, artikel 4 van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, of artikel 5 van het decreet van 17 december 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/12/2003 pub. 14/01/2004 numac 2004029001 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren houdende diverse bepalingen type decreet prom. 17/12/2003 pub. 24/02/2004 numac 2004029037 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 sluiten houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs, naargelang van het geval, in acht nemen. HOOFDSTUK XII. - Inwerkingtreding
Art. 21.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2015 en treedt buiten werking op 31 augustus 2016.
Het kan bij een besluit van de Regering met één jaar worden verlengd voor het lager en secundair onderwijs of alleen voor het secundair onderwijs.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 14 juli 2015.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen en Promotie van Brussel, R. MADRANE De Minister van Sport, R. COLLIN De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor Sociale Promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, Mevr. I. SIMONIS _______ Nota (1) Zitting 2014-2015 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 156-1. - Commissieamendementen, nr. 156-2. - Verslag, nr. 156-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 14 juli 2015.