gepubliceerd op 26 maart 2009
Decreet tot wijziging van Hoofdstuk II van Titel III van Boek II van Deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging
6 MAART 2009. - Decreet tot wijziging van Hoofdstuk II van Titel III van Boek II van Deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging (1)
Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Het is van toepassing in het Franse taalgebied.
Art. 2.De inhoudstafel van Hoofdstuk II van Titel III van Boek II van Deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging wordt als volgt opgesteld : HOOFDSTUK II. - Begraafplaatsen en lijkbezorging Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen
Afdeling 2. - Begraafplaatsen
Onderafdeling 1. - Begraafplaatsen en crematoria Onderafdeling 2. - Concessies Afdeling 3. - Begraafplaatsen, wijzen van lijkbezorging,
begrafenisceremioneel Onderafdeling 1. - Kisting en vervoer van lijken Onderafdeling 2. - Begraving Onderafdeling 3. - Crematie Onderafdeling 4. - Graftekens Afdeling 4. - Slotbepalingen
Art. 3.Hoofdstuk II van Titel III van Boek II van Deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt vervangen als volgt : "HOOFDSTUK II. - Begraafplaatsen en lijkbezorging Afdeling 1. - Begripsomschrijving
Art. L1232-1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° begraving : plaatsing in een al dan niet geconcedeerde grond van een doodskist die het stoffelijk overschot bevat, of van een asurn ofwel in de aarde, ofwel in een grafkelder of in een columbariumcel;2° crematie : handeling om de lijken in de as te leggen in een crematorium;3° traditionele begraafplaats : plaats beheerd door een openbare beheerder met tot doel elke wijze van lijkbezorging bedoeld in dit decreet op te nemen;4° asbegraafplaats : plaats beheerd door een openbare beheerder en bestemd voor de verstrooiing van as en voor de inhumatie van urnen;5° intergemeentelijke begraafplaats : traditionele of asbegraafplaats die voor verschillende gemeenten gemeen is;6° opgraving : wegname van een doodskist of van een asurn uit de begraafplaats;7° graf : plaats waar het stoffelijk overschot ligt voor de duur bepaald bij of krachtens dit decreet;8° wijze van lijkbezorging : wijze waarop het stoffelijk overschot vernietigd wordt, met name door natuurlijke ontbinding of crematie;9° belanghebbende : de houder van de concessie, zijn erfgenamen of begunstigden maar ook elke niet-verwante persoon, administraties, verenigingen betrokken bij een monument dat een historische of artistieke waarde heeft;10° persoon bevoegd om tot de begrafenis over te gaan : persoon die via testament door de overledene aangewezen is, of, zoniet, één van zijn erfgenamen of rechthebbenden of, zoniet, de persoon die gedurende de laatste periode van het leven van de overledene met hem nauwe en frequente affectiebanden heeft onderhouden zodat hij zijn laatste wil wat betreft zijn wijze van lijkbezorging heeft kunnen kennen;11° doodsbeenderhuisje;gesloten geheugensmonument gelegen in de begraafplaats waar de beenderen of as van de overledenen worden verzameld nadat hun graf beëindigd is; 12° herschikking : handeling om een openbare bestemming opnieuw te geven;13° grafkelder : bouwwerk bestemd om één of meer doodskisten of één of meer asurnen te bevatten;14° naaste familieleden : echtgenoot, wettelijke samenwonende, bloed- en aanverwanten of vrienden;15° thanatopraxie : hygiënische zorgen en opmaak van een overledene kort na zijn overlijden om diens lichaam en gezicht een natuurlijker uitzicht te geven in afwachting van de kisting;16° behoeftige : persoon die onbemiddeld is of die onvoldoende middelen heeft om zijn elementaire behoeften te dekken overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;17° openbare beheerder : een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf of een intercommunale;18° verwaarlozing : onderhoudsverzuim van een graf dat doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is of dat niet voorzien is van de graftekens vereist in het reglement goedgekeurd door de openbare beheerder. Afdeling 2. - Begraafplaatsen
Onderafdeling 1. - Gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen en crematoria Art. L1232-2. § 1. Elke gemeente beschikt over minstens een traditionele begraafplaats. Verschillende gemeenten kunnen zich evenwel verenigen om een intergemeentelijke begraafplaats te delen. Er kan een asbegraafplaats opgericht worden.
Enkel een openbare beheerder kan een crematorium rechtstreeks of in het kader van een openbaar-privaat partnerschap oprichten, uitbaten en beheren.
Elke openbare beheerder houdt een register van de begraafplaatsen waarin alle verrichtingen bepaald bij of krachtens dit decreet worden opgenomen.
De Regering bepaalt het model en de inhoud van het register van de begraafplaatsen. § 2. De openbare beheerder behoudt de controle inzake oprichting, uitbating en beheer van de crematoria ongeacht de gebruikte wijze van contractueel of institutioneel partnerschap. In dit laatste geval beschikt de openbare beheerder over het voorzitterschap en over de meerderheid van de mandaten binnen de beheersorganen, aangezien laatstgenoemden slechts kunnen beraadslagen als de openbare vertegenwoordigers onder de aanwezige mandatarissen in de meerderheid zijn. § 3. Elk crematorium beschikt over een perceel voor de inhumatie van de asurnen, over een asweide en over een columbarium.
Elke traditionele begraafplaats beschikt over een perceel voor de begraving van de asurnen, over een asweide en over een doodsbeenderhuisje. De openbare beheerder zorgt voor hun onderhoud.
Alleen een openbare beheerder wordt ertoe gemachtigd om een columbarium dat een openbare infrastructuur vormt, te vestigen en te beheren. § 4. De openbare beheerder legt een stille kinderweide voor tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap doodgeboren foetussen en voor kinderen. Hij kan eveneens een perceel inrichten voor het naleven van het ceremonieel van begrafenissen en lijkvorming van de erkende erediensten. Die percelen worden in de begraafplaats opgenomen; er is geen fysische scheiding mogelijk tussen laatstgenoemden en de rest van de begraafplaats.
Elke begraving of crematie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van dit decreet. § 5. Behalve toekenning van een concessie is de inhumatie, het verstrooien van as en het plaatsen in columbarium kosteloos voor de behoeftigen, voor de personen opgenomen in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente.
Art. L1232-3. De oprichting of de uitbreiding van een traditionele begraafplaats of een asbegraafplaats wordt bij beslissing van de gemeenteraad of van het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van het bevoegde orgaan van de intercommunale voorgesteld aan de provinciegouverneur. Het dossier omvat een liggingsplan, een intern plan van aanleg alsmede een ontwerp van reglement.
Als de oprichting of de uitbreiding van een traditionele begraafplaats gepaard gaat met een herbestemming van de oude begraafplaats, bezorgt de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of het bevoegde orgaan van de intercommunale ook een herbestemmingsplan ervan.
De beslissing van de provinciegouverneur wordt gegrond op de adviezen van de organen die de Waalse Regering aanwijst. Onder de aangewezen organen wijst de Waalse Regering degene aan waarvan het vereiste advies eensluidend moet zijn.
Voor het vestigen van een crematorium gelden dezelfde voorwaarden.
De Regering bepaalt de criteria voor de oprichting en de uitbating van de crematoria. Ze organiseert de controle op de naleving van deze criteria.
Art. L1232-4. De begraafplaatsen en de crematoria worden zo omheind dat de doorgang en het zicht voor zover mogelijk belemmerd worden.
Art. L1232-5. Gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria vallen onder het gezag, de ordehandhaving en het toezicht van de gemeenteoverheden, die erop toeziet dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat er geen opgraving plaatsheeft zonder verlof van de burgemeester, overeenkomstig artikel 133, tweede lid, van de Nieuwe Gemeentewet.
Op de intergemeentelijke begraafplaatsen en in de intergemeentelijke crematoria worden de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uitgeoefend door de overheid van de gemeente waar de begraafplaats of het crematorium ligt.
Art. L1232-6. § 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonoom gemeentebedrijf of van de intercommunale de datum vanaf welke de begraving en verstrooiingen in de oude begraafplaatsen gestopt zullen worden.
Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden; gedurende ten minste vijf jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.
De beslissing tot staking van begravingen en verstrooiingen wordt bij de ingang van de begraafplaats tot zijn uiteindelijke sluiting aangeplakt. § 2. Bij het verstrijken van de in § 1 bepaalde termijn beslist de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale een herbestemming te geven aan de gronden van de oude begraafplaatsen. Dat besluit wordt onderworpen aan de bepalingen van artikel L1232-3. § 3. Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet langer meer begraven wordt, kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonoom gemeentebedrijf of van de intercommunale eveneens beslissen een herbestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste vijf jaar zijn verlopen na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begraafplaatsregister als bewijs geldt.
In dit geval kan het besluit van de gemeenteraad of de beslissing van het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale om een herbestemming te geven aan de begraafplaats, eerst in werking treden een jaar nadat het besluit of de beslissing is genomen en voor zover een afschrift ervan gedurende een jaar bij de ingang van de begraafplaats is aangeplakt.
De bepalingen van § 2 zijn eveneens van toepassing.
Onderafdeling 2. - Concessies Art. L1232-7. De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale kan concessies toekennen in de traditionele begraafplaatsen of in de asbegraafplaatsen. De concessies kunnen betrekking hebben op : 1° een perceel in volle grond;2° een perceel met grafkelder;3° een bestaand graf waarvan de concessie verstreken is of waarvan de verwaarlozing vastgesteld is overeenkomstig artikel L1232-12;4° een columbariumcel. De concessies zijn onoverdraagbaar.
Wanneer het gaat om een gemeentelijke begraafplaats, kan de gemeenteraad die bevoegdheid aan het gemeentecollege opdragen.
De titularis van de concessie kan tijdens zijn leven of bij schriftelijke of testamentaire beschikkingen de lijst van de begunstigden van de concessie opmaken en wijzigen. Deze lijst wordt overgemaakt aan het gemeentebestuur om in het register van de begraafplaatsen te worden opgenomen.
Na het overlijden van de titularis van de concessie kunnen de begunstigden in onderlinge overeenstemming de bestemming van de niet-aangeduide plaatsen of van de aangeduide plaatsen die vrij zijn geworden, bepalen. Bij gebrek aan overeenstemming kunnen de rechthebbenden van de titularis van de concessie de bestemming van de niet-aangeduide plaatsen of van de aangeduide plaatsen die vrij zijn gekomen, bepalen.
De rechthebbenden van de overledenen die in het geconcedeerde graf rusten, kunnen het stoffelijk overschot van verschillende lijken die sinds meer dan dertig jaar begraven zijn, in eenzelfde doodskist laten verzamelen. Ze kunnen ook as die sinds meer dan tien jaar begraven is, laten verzamelen. In beide gevallen wordt de toestemming van de burgemeester vereist en wordt ze in het register van de begraafplaatsen overgeschreven.
Bij gebrek aan lijst van de begunstigden van de concessie mag éénzelfde concessie slechts dienen voor de titularis, zijn echtgenoot, zijn wettelijke samenwonende, zijn bloed- of aanverwanten tot de vierde graad.
Eenzelfde concessie mag slechts dienen voor de leden van een of meer religieuze gemeenschappen, evenals voor de personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid.
Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.
De concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van derden.
Art. L1232-8. § 1. De concessies worden voor minstens tien jaar en voor hoogstens dertig jaar verleend. § 2. Minstens één jaar vóór het einde van de concessie of van de verlenging ervan, maakt de burgemeester of zijn gemachtigde of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale een akte op waarbij erop gewezen wordt dat hem voor de datum die hij bepaalt een aanvraag om hernieuwing moet worden gericht.
Een afschrift van de akte wordt toegezonden aan de titularis van de concessie of, als hij overleden is, aan zijn erfgenamen of rechthebbenden.
Een afschrift van de akte blijft minstens een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. § 3. Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt vóór de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan.
De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien de belanghebbende onvoldoende financiële waarborgen voor het onderhoud van de concessie kan voorleggen of als de verwaarlozing vastgesteld is overeenkomstig artikel L1232-12 op het moment van de hernieuwingsaanvraag.
De regering kan verenigingen met rechtspersoonlijkheid, opgericht met het doel de financiële waarborgen voor te leggen, erkennen en kan regels met betrekking tot die waarborgen vaststellen.
Geen hernieuwing mag voor langere tijd dan de oorspronkelijke concessie worden toegestaan. § 4. Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt vóór de bepaalde tijd verstreken is, begint een nieuwe periode met dezelfde duur te lopen vanaf elke nieuwe begraving in de concessie. Ingeval er geen hernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van vijf jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.
Art. L1232-9. De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale bepaalt het tarief en de voorwaarden voor de toekenning van de concessies en hun hernieuwing.
In de gevallen bedoeld in artikel L1232-8, § 3, eerste lid en § 4, wordt de retributie, die door de openbare beheerder gevorderd kan worden, proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige periode overschrijdt.
Art. L1232-10. De altijddurende concessie die vóór de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging verleend worden, vervallen op 31 december 2010 en komen aan de gemeente toe, die daarover opnieuw kan beschikken, behalve hernieuwingsaanvraag overeenkomstig artikel L1232-8 en onverminderd de toepassing van artikel L1232-12.
De hernieuwingen geschieden kosteloos.
Art. Art. L1232-11. Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel L1232-6, wordt een perceel van dezelfde grootte als het geconcedeerde op de nieuwe begraafplaats voorbehouden als enige belanghebbende daartoe een aanvraag indient voor de datum bedoeld in het eerste lid van dat artikel.
De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale bepaalt de voorwaarden voor de overdracht.
Art. L1232-12. Het onderhoud van de graven op geconcedeerde grond behoort tot elke belanghebbende bedoeld in artikel L1232-1, 9°.
De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde, of van het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale. Een afschrift van de akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.
Bij niet-herstelling bij het verstrijken van die termijn komt het graf aan de openbare beheerder toe die daarover opnieuw kan beschikken. Afdeling 3. - Begraafplaatsen, wijzen van lijkbezorging en
begrafenisceremonieel Onderafdeling 1. - Kisting en vervoer van lijken Art. L1232-13. De lijken worden in een doodskist geplaatst.
Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Regering bepaalde gevallen toegelaten worden.
In geval van thanatopraxie garanderen de thanatochemische stoffen de lijkrotting van het stoffelijk overschot binnen tien jaar na het overlijden of maken zijn crematie mogelijk.
Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.
De regering omschrijft de in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan de doodskisten beantwoorden.
Art. L1232-14. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.
Art. L1232-15. Het vervoer van de lijken wordt op waarde en decente wijze uitgevoerd met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen Het vervoer kan worden uitgevoerd zodra de arts die het overlijden vastgesteld heeft, een attest heeft opgemaakt, waarin wordt verklaard dat het gaat om een natuurlijk overlijden en dat er geen risico voor de menselijke gezondheid bestaat.
Het toezicht op lijkstoeten berust in ieder geval bij de gemeenteoverheid, die zorg draagt dat zij ordelijk, welvoeglijk en met de aan doden verschuldigde eerbied verlopen.
Art. L1232-16. De begraafplaatsen van de behoeftigen moeten decent zijn en overeenstemmen met de laatste wil bedoeld in artikel L1232-17, § 2.
De kosten van de burgerlijke verrichtingen met uitzondering van de niet-confessionele culturele of filosofische plechtigheden van de behoeftigen zijn ten laste van de gemeente van het Franse taalgebied waarin de overledene ingeschreven is in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente of, bij gebrek, waarin het overlijden is gebeurd.
Art. L1232-17. § 1. De wijzen van lijkbezorging zijn de volgende : 1° de begraving;2° het verstrooien of bewaren van de as na crematie;3° elke ander wijze van lijkbezorging bepaald door de Waalse Regering. § 2. Tijdens zijn leven kan elke persoon de ambtenaar van de burgerlijke stand vrijwillig en schriftelijk in kennis stellen van zijn laatste wilsbeschikking. De akte van de laatste wilsbeschikking kan de wijze van lijkbezorging, de bestemming van de as na de crematie, het al dan niet-confessionele ceremonieel voor de bijzetting alsmede het bestaan van een uitvaartcontract betreffen.
Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om verlof tot crematie voorzien in artikel L1232-23, § 1, eerste lid, of met de akte voorzien in artikel L1232-23, § 2.
Indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de in het eerste lid bedoelde laatste wilsbeschikking overzenden.
Bij gebrek aan akte van de laatste wilsbeschikking van de overledene rust de keuze van de wijze van lijkbezorging, van de bestemming van de as na de crematie en van het confessionele of filosofische ceremonieel voor de bijzetting op de persoon bevoegd om te voorzien in de bijzetting. § 3. Levenloos geboren foetussen, die geboren zijn tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap, worden op verzoek van de ouders hetzij begraven op de stille kinderweide, hetzij gecremeerd. In geval van crematie wordt de as verstrooid op de stille kinderweide. Het vervoer van de foetussen naar de begravings- of verstrooiingsplaats gebeurt op decente wijze.
Onderafdeling 2. - Begravingen Art. L1232-17bis. Wanneer het overlijden in een gemeente van het Franse taalgebied plaatsvindt, wordt een kosteloze vergunning voor de begraving van het stoffelijk overschot verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden vastgesteld is of door de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waarin het graf of het hoofdverblijf van de overledene gelegen is als het overlijden in het buitenland is gebeurd.
Wat betreft de begraving van het stoffelijk overschot van een persoon overleden in een gemeente van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, van het Nederlandstalige taalgebied of het Duitstalige taalgebied, vervangt de begravingvergunning verleend door de overheid die bevoegd is om de begravingvergunning toe te kennen, de begravingvergunning in de zin van het vorige lid.
Art. L1232-18. § 1. Enkel op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven. § 2. Op particuliere begraafplaatsen die bestaan op het tijdstip waarop dit decreet in werking treedt voor zover begraven werd sinds de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, mag echter verder worden begraven.
Voor particuliere begraafplaatsen gelden de artikelen L1232-4, L1232-5, L1232-19 eerste lid, en L1232-20. § 3. Afwijkingen van het bepaalde in § 1 kunnen worden toegestaan door de Regering, op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben.
De Regering mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van salubriteit zulks niet toelaten.
Art. L1232-19. In volle grond worden de doodskisten horizontaal begraven in een afzonderlijke kuil, op een diepte van ten minste vijftien decimeter. In volle grond worden de urnen begraven in een afzonderlijke kuil, op een diepte van ten minste acht decimeter.
De gemeenteraad, het autonome gemeentebedrijf of de intercommunale bepaalt de tussenruimte tussen de kruilen.
Art. L1232-20. De doodskisten en urnen worden in grafkelders bijgezet op een diepte van ten minste zes decimeter.
Het aanleggen van graven boven de grond is verboden.
Bijzetting in bouwwerken boven de grond die bestaan op het tijdstip waarop dit decreet in werking treedt, mag nochtans verder plaatshebben zoals in het verleden.
Art. L1232-21. Een niet-geconcedeerd graf wordt gedurende minstens vijf jaar bewaard.
Het niet-geconcedeerde graf mag slecht weggenomen worden nadat een afschrift van de beslissing tot wegneming gedurende één jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt is.
Onverminderd de akte van de laatste wilsbeschikking bedoeld in artikel L1232-17, beslist de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke resten. De stoffelijke overschotten worden ofwel in een doodsbeenderhuisje neergezet, ofwel gecremeerd en de as wordt ofwel in het daartoe bestemde perceel verstrooid ofwel in een doodsbeenderhuisje neergezet. De gemeente vermeldt deze verrichtingen in het register van de begraafplaatsen.
Onderafdeling 3. - Crematie Art. L1232-22. § 1. Voor crematie is een verlof vereist, dat wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand die het overlijden heeft vastgesteld, indien dat overlijden in een gemeente van het Franse taalgebied heeft plaatsgehad, of door de procureur des Konings van het arrondissement waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaats gehad in het buitenland.
Wat betreft de crematie van het stoffelijk overschot van een persoon overleden in een gemeente van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, van het Nederlandstalige taalgebied of het Duitstalige taalgebied, vervangt de crematievergunning verleend door de overheid die bevoegd is om de crematievergunning toe te kennen, de crematievergunning in de zin van het vorige lid. § 2. Voor crematie na opgraving is het bij artikel L1232-5 bedoelde verlof tot opgraving vereist.
Na het verlenen van het verlof tot opgraving wordt de behoorlijk gemotiveerde aanvraag om verlof tot crematie door de ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is gevestigd, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is.
Bij deze aanvraag om verlof dient in voorkomend geval een attest van registratie in de bevolkingsregisters van de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging gevoegd te worden.
De procureur des Konings aan wie de vraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77 of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde attest bevat, over te zenden. Indien dit attest ontbreekt, wordt daarvan door de betrokken ambtenaar de reden opgegeven.
Het verlof tot crematie wordt geweigerd of toegestaan door de procureur des Konings aan wie de vraag tot crematie gericht is.
Art. L1232-23. § 1. Iedere aanvraag om verlof wordt ondertekend door degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien of door zijn gemachtigde.
Een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking, waarbij de overledene de uitdrukkelijke wens te kennen geeft zijn stoffelijk overschot te doen verbranden, kan als aanvraag om verlof gelden. § 2. Het verlof wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door de procureur des Konings geweigerd als de overledene in een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van de akten van uiterste wil, zijn voorkeur voor een andere wijze van teraardebestelling te kennen heeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen van het verzoek bedoeld in § 4 van dit artikel. § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2 van artikel L1232-24, mag het verlof niet verleend worden voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig uren na opmaking van het attest bedoeld in artikel L1232-15. § 4. Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van het verlof in de zin van artikel L1232-1, 9°, belang heeft, kan daartoe bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een verzoek indienen.
De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar de vergunningsaanvraag is ingediend. Van het verzoek wordt kennis gegeven aan de partijen, die bij het verlenen of de weigering van het verlof belang hebben, alsmede aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de procureur des Konings, bij wie de aanvraag om verlof werd ingediend.
Het verzoek wordt behandeld en beoordeeld als in kort geding, het openbaar ministerie gehoord.
Art. L1232-24. § 1. Bij de aanvraag om verlof wordt een attest gevoegd waarin de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
Geldt de aanvraag het lijk van een in een gemeente van het Franse taalgebied overleden persoon, en heeft de in het bovenstaand lid bedoelde geneesheer bevestigd dat het een natuurlijk overlijden betreft, dan wordt bovendien het verslag bijgevoegd van een beëdigd geneesheer door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan, in welk verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangestelde geneesheer vallen ten laste van de gemeente van het Franse taalgebied waarin de overledene in het bevolkingsregister, in het vreemdelingenregister of in het wachtregister ingeschreven is, of zoniet, in de gemeente waarin het overlijden gebeurd is. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het dossier aan de procureur des Konings van het arrondissement wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadig of verdacht of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de geneesheer in een van de onder § 1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn.
In dat geval kan verlof tot crematie eerst worden verleend nadat de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.
Art. L1232-25. De procureur des Konings handelt zoals voorgeschreven is in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek.
De familie of de persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een geneesheer van haar of zijn keuze.
Art. L1232-26. § 1. De as van de gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats : 1° ofwel begraven worden in een niet-geconcedeerde grond, in een geconcedeerde grond of in een bestaand graf waarvan de concessie verstreken is of waarvan de verwaarlozing vastgesteld is overeenkomstig artikel L1232-12;2° hetzij in een columbarium worden bijgezet. De as van gecremeerde lijken kan : 1° hetzij worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats;2° hetzij worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale wateren. De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden. § 2. Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd, of bij gebrek aan schriftelijke aanvraag van de overledene, op verzoek van de persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de as van gecremeerde lijken : 1° uitgestrooid worden op een andere plaats dan de begraafplaats.Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid.
De asuitstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie; 2° begraven worden op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 1°.Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid.
De begraving gebeurt aansluitend op de crematie; 3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. In de hypothesen bedoeld in het vorige lid, is een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vóór de uitstrooiing of de begraving van de as vereist wanneer het terrein waarop de as van de overledene uitgestrooid of begraven wordt, niet in zijn eigendom is.
Bij gebrek aan de voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein of indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden.
De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.
De regering kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de in § 2 bedoelde bewaringen, begravingen of uitstrooiingen voldoen. § 3. Onverminderd de bepalingen van de §§ 1 en 2 kan een symbolisch gedeelte van de as van de overledene op hun verzoek aan de echtgenote, de wettelijke samenwonende, de bloed- of aanverwanten in de eerste graad toevertrouwd worden. Deze as wordt in een gesloten vak neergelegd en op waardige en decente wijze vervoerd. Die bepaling is niet van toepassing op de foetussen.
Onderafdeling 4. - Graftekens Art. L1232-27. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.
De gemeenteraad, het autonome gemeentebedrijf of het bevoegde orgaan van de intercommunale regelt de uitoefening van dat recht en inzonderheid alles wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen.
Art. L1232-28. Wanneer aan een grafconcessie een einde wordt gemaakt of geen aanvraag om overbrenging als bedoeld in artikel L1232-11 is ingediend, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken eigendom van de openbare beheerder.
Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begravingen moeten worden gebruikt, wordt door middel van een aan de toegangen tot die gronden en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt bericht aan de belanghebbenden kennis gegeven van de termijn gedurende welke zij de graftekens mogen wegnemen; bij het verstrijken van die termijn of van de verlenging besloten door het gemeentecollege, het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale, worden de materialen eigendom van de openbare beheerder.
Voor de graven die vóór 1945 bestonden, wordt eerst een toestemming aangevraagd aan de Directie die binnen het Waalse Gewest bevoegd is voor erfgoed.
De in het tweede lid bedoelde termijn wordt bepaald of verlengd door de openbare beheerder die de begraafplaats beheert. Wat betreft de gemeente, is het gemeentecollege het bevoegde orgaan.
Alleen het gemeentecollege regelt de bestemming van het aan de gemeente toevallend materiaal.
Art. L1232-39. Het gemeentecollege of het bevoegde orgaan van het autonome gemeentebedrijf of van de intercommunale maakt een lijst van de graven met een plaatselijk historisch belang op, die als elementen van het onroerend vermogen beschouwd kunnen worden. Bij overlijden van de titularis en van de begunstigden van de concessie en in afwezigheid van erfgenamen, worden de graven gedurende dertig jaar bewaard en onderhouden door de openbare beheerder. Die termijn kan worden verlengd. Afdeling 4. - Slotbepalingen
Art. L1232-30. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de gebruiken in verband met de bijzetting van leden van het vorstenhuis en in verband met de bijzetting van de hoofden van bisdommen in hun kathedraal, noch aan de bepalingen betreffende de graven van militairen.
Art. L1232-31. De regering kan van de bepalingen van deze wet afwijken, ofwel met het oog op de uitvoering van internationale verdragen, ofwel met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen.
Art. L1232-32. Onverminderd andere wettelijke bepalingen en met name de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek, worden de overtredingen van de bepalingen van dit hoofdstuk gestraft met politiestraffen of administratieve geldboeten bepaald door de gemeenteraad. ».
Art. 4.De wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 15bis, § 2, tweede lid, en 23bis.
Art. 5.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 6 maart 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme B. LUTGEN Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Waals Parlement, 879 (2008-2009). Nrs. 1 tot 19.
Volledig verslag, openbare vergadering van 4 maart 2009.
Bespreking - Stemmingen.