gepubliceerd op 24 juni 2019
Decreet betreffende het Onderwijs XXIX
5 APRIL 2019. - Decreet betreffende het Onderwijs XXIX (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet betreffende het Onderwijs XXIX HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991
Art. 2.Aan artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2018, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering kan in het basisonderwijs de ambten bepalen voor een personeelscategorie van pedagogisch ondersteunend personeel.".
Art. 3.Aan artikel 23bis van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een paragraaf 17 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 17. Als een scholengemeenschap bestaat uit instellingen van meerdere inrichtende machten, wisselen die inrichtende machten binnen de scholengemeenschap met betrekking tot de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur zijn aangesteld de gegevens uit die relevant zijn voor het naleven van de rechten en verplichtingen die opgenomen zijn in dit artikel. Het gaat daarbij om volgende gegevens van een personeelslid: 1° de identificatiegegevens;2° de opdracht(en) en betrekking(en);3° de dienstanciënniteit;4° de school en het schoolbestuur;5° verslagen van functionerings- of evaluatiegesprekken;6° verslagen in functie van de beoordeling. Verslagen over de beoordeling, functionerings- of evaluatiegesprekken worden alleen uitgewisseld tussen die instellingen van de scholengemeenschap waarvoor het personeelslid diensten presteert.
De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om specifieke bepalingen uit te werken omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke transparante verwerking.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991
Art. 4.In artikel 2 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan paragraaf 3 een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering kan in het basisonderwijs de ambten bepalen voor een personeelscategorie van het pedagogisch ondersteunend personeel.".
Art. 5.Aan artikel 21bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een paragraaf 15 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 15. Als een scholengemeenschap bestaat uit instellingen van meerdere inrichtende machten, wisselen die inrichtende machten binnen de scholengemeenschap met betrekking tot de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur zijn aangesteld de gegevens uit die relevant zijn voor het naleven van de rechten en verplichtingen die in dit artikel opgenomen zijn. Het gaat daarbij om volgende gegevens van een personeelslid: 1° de identificatiegegevens;2° de opdracht(en) en betrekking(en);3° de dienstanciënniteit;4° de school en het schoolbestuur;5° verslagen van functionerings- of evaluatiegesprekken;6° verslagen in functie van de beoordeling. Verslagen over de beoordeling, functionerings- of evaluatiegesprekken worden alleen uitgewisseld tussen die instellingen van de scholengemeenschap waar het personeelslid diensten presteert.
De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om specifieke bepalingen uit te werken omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke transparante verwerking.". HOOFDSTUK 4. -Wijzigingen van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
Art. 6.In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt punt 8° vervangen door wat volgt: "8° bevolkingsdichtheid van een gemeente: het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, vermeld in artikel 125quinquies, beschikbaar is;".
Art. 7.In artikel 15 van hetzelfde decreet, vervangen door het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015, 17 juni 2016 en 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 37 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding" vervangen door de zinsnede "artikel 7 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding";2° aan paragraaf 2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en met een individueel aangepast curriculum wil starten in het gewoon onderwijs moet in afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van paragraaf 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2°, 4°, 6° of 7°."; 3° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 met een inschrijvingsverslag ingeschreven waren in een school voor buitengewoon of gewoon onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of bij overgang van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs of omgekeerd."; 4° in paragraaf 8 worden tussen de woorden "gewoon basisonderwijs" en de zinsnede ", dan" de woorden "of omgekeerd" ingevoegd;5° in paragraaf 9 wordt de zinsnede "artikel 172quinquies" vervangen door de zinsnede "artikel 172quinquies en artikel 172quinquies/1".
Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde decreet, vervangen door het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 6 juli 2018, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "artikel 172quinquies" vervangen door de zinsnede "artikel 172quinquies en artikel 172quinquies/1".
Art. 9.Artikel 34 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 34.§ 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis. § 2. De regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis. De regering maakt hierbij een onderscheid tussen een veelvuldige afwezigheid omwille van een chronische ziekte en een langdurige afwezigheid.
Een afwezigheid van minder dan eenentwintig kalenderdagen is geen langdurige afwezigheid voor de toepassing van dit artikel tenzij het gaat om een veelvuldige afwezigheid vanwege een chronische ziekte. § 3. De regering bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt, welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren en de voorwaarden tot het verkrijgen van lestijden tijdelijk onderwijs aan huis, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan.
De betrekkingen die worden ingericht op basis van de lestijden, vermeld in het eerste lid, komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen. § 4. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op tijdelijk onderwijs aan huis te informeren over het recht op, en de mogelijkheden en de modaliteiten van het tijdelijk onderwijs aan huis. § 5. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren.
De verplichting om tijdelijk onderwijs aan huis in te richten, vervalt voor de school ten aanzien van de leerling of de kleuter gedurende zijn verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of bij zijn opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs. § 6. Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis kan gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs als bedoeld in artikel 36/1.".
Art. 10.In hoofdstuk IV, afdeling 2, van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling C/1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling C/1. Synchroon internetonderwijs".
Art. 11.In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling C/1, ingevoegd bij artikel 10, een artikel 36/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 36/1.§ 1. Synchroon internetonderwijs, verder in deze onderafdeling SIO te noemen, biedt leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school de mogelijkheid om op afstand, via digitale toepassingen, rechtstreeks en in interactie met de leerkrachten en klasgenoten de lessen te volgen.
SIO ondersteunt het leerproces, beperkt de leerachterstand en bereidt de terugkeer naar school voor. Door SIO blijft de band van de afwezige leerling met de school, leerkrachten en medeleerlingen behouden. § 2. Leerlingen komen in aanmerking voor SIO als aan volgende voorwaarden voldaan is: 1° de leerling wordt minstens 5 jaar vóór 1 januari van het lopende schooljaar;2° de school beschikt over bewijsstukken voor de afwezigheid van de leerling ten gevolge van ziekte of ongeval;3° het gebruik van SIO is verenigbaar met de medische toestand van de leerling.De ouders brengen de behandelende arts op de hoogte; de school informeert de CLB-arts; 4° SIO is voor de betrokken leerling haalbaar en zinvol: a) SIO komt tegemoet aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling conform paragraaf 1, tweede lid.SIO wordt niet aangewend als permanent alternatief voor onderwijs op school; b) op basis van het ziektebeeld en de inschatting van het ziekteverloop mag aangenomen worden dat de leerling die langdurig of veelvuldig afwezig zal zijn, het SIO zal gebruiken voor een periode van minimaal 36 halve lesdagen;c) de leerling en de school maken er optimaal gebruik van.Het CLB is betrokken.
De regering kan bijkomende criteria met betrekking tot zinvolheid en haalbaarheid voor de leerling vastleggen. § 3. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op SIO te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van SIO. § 4. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om SIO te organiseren. § 5. Het recht op SIO kan gecombineerd worden met het recht op tijdelijk onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 34, een verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of met een opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Het recht op SIO kan niet gecombineerd worden met permanent onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 35.".
Art. 12.Aan artikel 44, § 4, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "In afwijking van paragraaf 3 en 5 kan de regering de bestaande ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs herordenen en technisch aanpassen.".
Art. 13.Artikel 53 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2018, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 53.Het schoolbestuur van een erkende school kan, op voordracht en na beslissing van de klassenraad, een getuigschrift basisonderwijs uitreiken aan de regelmatige leerlingen in het gewoon lager onderwijs, die vóór 1 januari van het lopende schooljaar al acht jaar geworden zijn.
De klassenraad oordeelt hierbij autonoom of een leerling in voldoende mate de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, heeft bereikt.".
Art. 14.In artikel 54 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juni 2017, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 15.Artikel 54bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 54bis.Leerlingen in het gewoon en het buitengewoon lager onderwijs die het getuigschrift basisonderwijs niet behalen, ontvangen een verklaring met het aantal en soort gevolgde jaren lager onderwijs, een schriftelijke motivering waarom het getuigschrift basisonderwijs niet uitgereikt werd, alsook aandachtspunten voor de toekomst.".
Art. 16.In artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014 en 16 juni 2017, worden de woorden "de getuigschriften" vervangen door de woorden "het getuigschrift".
Art. 17.In artikel 78 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 juni 2007, 4 juli 2008 en 6 juli 2012, wordt in paragraaf 1, 2°, punt g) opgeheven.
Art. 18.Artikel 85quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 85quater.B_SchK zoals bepaald in artikel 85ter, § 3, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 3, 4, 5, en 6: 1° voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld: a) buitengewoon kleuteronderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 3) 9 punten;b) buitengewoon kleuteronderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 4) 11 punten;c) buitengewoon lager onderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 5) 13 punten;d) buitengewoon lager onderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 6) 15 punten. Met dien verstande dat in het buitengewoon kleuteronderwijs het aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari wordt gewogen met volgend percentage: 94,5 %; 2° voor alle scholen wordt per schoolkenmerk, vermeld in punt 1°, het aantal leerlingen, geteld zoals bepaald in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht;3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK te noemen.".
Art. 19.In hoofdstuk VII, afdeling 2, onderafdeling D, 3°, van hetzelfde decreet worden titel C.2. Berekening van de integratietoelage per school en de artikelen 86bis, 86ter en 86quater opgeheven.
Art. 20.Artikel 86bis/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 86bis/1. § 1. Er worden jaarlijks werkingsmiddelen toegekend aan de schoolbesturen van scholen buitengewoon onderwijs die met toepassing van artikel 172quinquies en 172quinquies/1 ondersteuning bieden. § 2. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1, § 3, 2°, worden de voormelde werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) berekend door het aantal aan de schoolbesturen toegekende begeleidingseenheden, extra lestijden en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1, § 3, 2°, in voorkomend geval na overdrachten, te vermenigvuldigen met een bedrag per begeleidingseenheid, lestijd of uur.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, werd berekend door het budget dat op de onderwijsbegroting voor 2018 voorzien was voor de toekenning van werkingsmiddelen voor het ondersteuningsmodel te delen door het totaal aantal toegekende begeleidingseenheden, extra lestijden, extra lesuren en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel voor het schooljaar 2017-2018.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2. § 3. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 172quinquies/1, § 3, 1°, die op een van de teldagen, vermeld in artikel 172quinquies/1, § 4, begeleid worden, krijgt de begeleidende school voor buitengewoon onderwijs de volgende werkingsmiddelen toegekend: 1° voor het kleuteronderwijs: a) type 2, 6 of 7: 360,66 euro per leerling;b) type 4: 548,07 euro per leerling;2° voor het lager onderwijs: a) type 2, 6 of 7: 645,48 euro per leerling;b) type 4: 843,80 euro per leerling. De werkingsmiddelen toegekend aan de school voor buitengewoon onderwijs op basis van de leerlingen op de eerste schooldag van oktober, worden gegarandeerd voor het volledige schooljaar.
Als op basis van de telling op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar en met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, een hoger bedrag aan werkingsmiddelen wordt bekomen voor een school voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met de werkingsmiddelen toegekend op basis van de telling van de eerste schooldag van oktober, dan ontvangt deze school dit verschil aan werkingsmiddelen. In geval van een daling behoudt de school voor buitengewoon onderwijs de werkingsmiddelen berekend op basis van de eerste schooldag van oktober.
In geval een school voor gewoon basisonderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon secundair onderwijs, dan worden de werkingsmiddelen bepaald met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, toegekend aan die school voor buitengewoon secundair onderwijs. § 4. De bedragen, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° en 2°, worden jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1; 2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2.".
Art. 21.In artikel 87 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2008, wordt paragraaf 6 opgeheven.
Art. 22.In artikel 115 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 9 juli 2010 en gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "voor het buitengewoon onderwijs ook" opgeheven;2° in paragraaf 2 worden de woorden "voor het buitengewoon onderwijs ook" opgeheven.
Art. 23.Artikel 125quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, vervangen bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2016 en 15 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 125quinquies.§ 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht: 1° bij beslissing als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;2° bij overeenkomst als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen. De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap. § 2. Vanaf 1 september 2020 treedt de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september en geldt ze telkens voor een periode van zes schooljaren.
Elke volgende periode van zes schooljaren start zes jaar of een veelvoud van zes jaar na 1 september 2020.
De beslissing of overeenkomst wordt telkens van rechtswege voor dezelfde periode verlengd als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de scholengemeenschap beantwoordt nog aan de criteria om scholengemeenschappen te vormen;2° er is geen beslissing of overeenkomst om de scholengemeenschap niet te verlengen of te wijzigen;3° de samenstelling van de scholengemeenschap blijft ongewijzigd;4° geen enkel schoolbestuur meldt voor 1 mei voorafgaand aan de start van een periode van zes schooljaren aan de andere schoolbesturen dat ze de beslissing of overeenkomst niet wil verlengen. Scholengemeenschappen die op 31 augustus 2020 bestaan, kunnen op 1 september 2020 onder de voorwaarden van het derde lid van rechtswege worden verlengd voor een periode van zes schooljaren. § 3. In afwijking van paragraaf 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen, vermeld in paragraaf 1, die in werking treden in de loop van een periode van zes schooljaren als vermeld in paragraaf 2, tweede lid, op het einde van de zes schooljaren in kwestie. § 4. Tijdens de periode, vermeld in paragraaf 2, kan de beslissing of overeenkomst over de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, zodat een school alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de scholengemeenschap kan stappen.
Een school kan uit de scholengemeenschap stappen in een van de volgende gevallen: 1° de scholengemeenschap telt minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen als vermeld in artikel 125septies, op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar;2° een school wordt overgenomen door een schoolbestuur van een andere groep als vermeld in artikel 3, 21°, op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren tot de scholengemeenschap, ermee instemmen dat de school uit de scholengemeenschap stapt. Wijzigingen van een beslissing of overeenkomst treden in werking op 1 september na de datum waarop de wijziging tot stand is gekomen. § 5. Elke beslissing of overeenkomst met betrekking tot de vorming of de wijziging van een scholengemeenschap wordt, voor 15 juni van het schooljaar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid. Ook een verlenging van rechtswege wordt uiterlijk op voormelde datum aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid.".
Art. 24.In artikel 125septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003 en gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2011, 25 april 2014 en 17 juni 2016, worden de volgende wijzigen aangebracht: 1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.De telling om na te gaan of er voldaan wordt aan de norm van scholengemeenschap, geldt voor een periode van zes schooljaren.
Voor scholengemeenschappen die opgericht worden in de loop van een periode van zes schooljaren, geldt de norm tot op het einde van de zes schooljaren in kwestie."; 2° paragraaf 5 wordt opgeheven.
Art. 25.In artikel 125decies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003 en gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2008, 20 maart 2009, 8 mei 2009 en 9 juli 2010, wordt de zinsnede "artikel 125quinquies, § 4ter, 1° en 2°, " vervangen door de zinsnede "artikel 125quinquies, § 4, tweede lid, 1° en 2°, ".
Art. 26.In artikel 153quaterdecies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het onderwijs, ingevoegd door het decreet van 6 juli 2018, wordt de zinsnede "Tijdens het schooljaar 2018-2019" vervangen door de zinsnede "Tijdens het schooljaar 2018-2019 en het schooljaar 2019-2020".
Art. 27.In artikel 153viciesquater van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 6 juli 2018, wordt de zinsnede "vanaf 2019-2020" opgeheven.
Art. 28.In artikel 168 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 21 december 2012 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° ze bezorgt jaarlijks een verslag over de afgelopen subsidieperiode;".
Art. 29.In artikel 169 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 21 december 2012 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt aan de vzw een subsidie toegekend van maximaal 28.000 euro per 12 maanden voor het project de rijdende kleuterschool Vlaanderen. Vanaf 2019 wordt de subsidie toegekend op kalenderjaarbasis."; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen" vervangen door de woorden "de gezondheidsindex";4° in paragraaf 5 wordt de tweede zin vervangen door wat volgt: "De subsidie wordt de eerste keer toegekend voor de periode van 1 september 2015 tot en met 31 december 2020, vervolgens telkens voor een periode van vijf kalenderjaren.Het verlof wegens bijzondere opdracht wordt telkens toegekend voor een periode van vijf schooljaren.".
Art. 30.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk XI. Projecten, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017, als volgt gewijzigd: "Afdeling 4. Invoering van regionale ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs en van een mechanisme voor de ondersteuning van scholen voor gewoon basisonderwijs met leerlingen met een gemotiveerd verslag, verslag of inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7".
Art. 31.In artikel 172quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° 18.013,5 begeleidingseenheden, waarvan 11.163 voor het basisonderwijs en 6.850,5 voor het secundair onderwijs;"; 2° paragraaf 2 en paragraaf 2/1, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, worden opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: " § 3.Het budget, vermeld in paragraaf 1, wordt door de Vlaamse Regering toegewezen aan ondersteuningsnetwerken en volledig toegekend aan de scholen buitengewoon onderwijs, voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van dit decreet of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type basisaanbod, 3 of 9, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van dit decreet of artikel 259, § 1, 1°, 3° en 8°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, waarbij: 1° 70 % wordt verdeeld op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk;2° 30 % wordt verdeeld op basis van het gemiddeld aantal leerlingen met een verslag, gemotiveerd verslag of inschrijvingsverslag in de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk op de eerste schooldag van februari van de zes voorafgaande schooljaren;3° in afwijking van punt 2° gelden als teldagen: a) voor het schooljaar 2017-2018: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2011-2012 tot en met 2016-2017;b) voor het schooljaar 2018-2019: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2012-2013 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van het schooljaar 2017-2018; c) voor het schooljaar 2019-2020: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2013-2014 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019."; 4° in paragraaf 3, laatste lid, wordt de zinsnede "artikel VI.1, § 2, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften" vervangen door de zinsnede "artikel 21/1 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs"; 5° aan paragraaf 3 wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Middelen voor coördinatie van een ondersteuningsnetwerk van het overleg kleine onderwijsverstrekkers kunnen worden georganiseerd vanuit het begeleidingskorps dat aan de kleine onderwijsverstrekkers werd toegekend in toepassing van artikel VI.1, § 4, van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften."; 6° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "bedoeld in paragraaf 2" vervangen door de zinsnede "bedoeld in artikel 172quinquies/1"; 7° in paragraaf 5 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking hiervan worden de in paragraaf 1, 1°, vermelde 18.013,5 begeleidingseenheden door de Vlaamse Regering rechtstreeks terug verdeeld naar de scholen voor buitengewoon onderwijs die in het schooljaar 2016-2017 begeleidingen deden in het kader van het geïntegreerd onderwijs naar rato van: 1° 100 % in het schooljaar 2017-2018;2° 66 % in het schooljaar 2018-2019; 3° 33 % in het schooljaar 2019-2020."; 8° in paragraaf 8 wordt het vierde lid opgeheven;9° paragraaf 8/1 wordt vervangen door wat volgt: " § 8/1.In elk ondersteuningsnetwerk wordt ten minste één personeelslid aangesteld in een school voor buitengewoon onderwijs, dat belast wordt met coördinerende taken. Een voltijdse betrekking wordt steeds toegekend hetzij aan één personeelslid, hetzij aan twee personeelsleden die elk met een halftijdse betrekking worden belast.
Met behoud van de toegekende middelen voor coördinatie, vermeld in paragraaf 3, negende en tiende lid, kan tot een door de Vlaamse Regering te bepalen maximumpercentage van het totale budget van een ondersteuningsnetwerk aangewend worden voor coördinatieopdrachten voor het ondersteuningsnetwerk. Dit kan enkel wanneer het ondersteuningsnetwerk kan aantonen dat de toegekende middelen voor coördinatie ontoereikend zijn. Deze middelen mogen enkel ingezet worden voor coördinatietaken.
Paragraaf 6, 7 en 8 zijn van toepassing op de personeelsleden, vermeld in het eerste en tweede lid.".
Art. 32.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een artikel 172quinquies/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 172quinquies/1. § 1. Scholen voor gewoon basisonderwijs kunnen vanuit scholen buitengewoon basis- of secundair onderwijs, die over de vereiste handicapspecifieke expertise beschikken, ondersteuning ontvangen voor: 1° leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7, waarover deze leerlingen beschikken omdat ze vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2;2° leerlingen met een gemotiveerd verslag type 2, 4, 6 of 7, vermeld in artikel 16;3° leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 of 7, vermeld in artikel 15. § 2. De school voor gewoon basisonderwijs deelt per leerling, vermeld in paragraaf 1, die nood heeft aan ondersteuning en die geteld wordt op de teldagen, vermeld in paragraaf 4, aan AGODI mee welke school voor buitengewoon onderwijs de ondersteuning voor het betrokken schooljaar opneemt. De school betrekt de ouders van de betrokken leerlingen en het CLB bij deze keuze. De school voor gewoon onderwijs is verantwoordelijk om voor de leerlingen die al gekend zijn die keuze voor het einde van het voorafgaande schooljaar mee te delen aan de scholen voor buitengewoon onderwijs waarmee ze zal samenwerken.
De scholen voor gewoon basisonderwijs kunnen netoverschrijdende samenwerkingen aangaan met scholen voor buitengewoon onderwijs. De aangeduide scholen voor buitengewoon onderwijs zijn bepalend voor de toekenning van lestijden, uren en begeleidingseenheden aan die scholen. § 3. De lestijden, uren en begeleidingseenheden worden als volgt bepaald: 1° voor leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 en 7 in het gewoon basisonderwijs en leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2 in het gewoon basisonderwijs: a) type 2: 3,225 lestijden en 3,9 uren;b) type 4: 3,225 lestijden en 5,0 uren;c) type 6: 4,170 lestijden en 2,1 uren;d) type 7: 4,170 lestijden en 2,9 uren;2° voor leerlingen met een inschrijvingsverslag type 4, 6 of 7 in het gewoon basisonderwijs of een gemotiveerd verslag type 2, 4, 6 of 7 in het gewoon basisonderwijs: a) type 2: 2 begeleidingseenheden;b) type 4: 2 begeleidingseenheden;c) type 6: 3,56 begeleidingseenheden;d) type 7: 2,10 begeleidingseenheden. De lestijden, de uren en de begeleidingseenheden worden per school voor buitengewoon onderwijs telkens per type en afzonderlijk voor punt 1° en 2° opgeteld en in geval van een decimaal getal naar de hogere eenheid afgerond. In functie van extra ondersteuningsnoden voor leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 of 7 of met een inschrijvingsverslag type 2 bovenop de lestijden die ze genereren in een school voor gewoon onderwijs of het behoud van expertise en tewerkstelling in een school voor buitengewoon onderwijs die het aanbod heeft voor leerlingen conform artikel 10, § 1, 2° en/of 4°, en/of 6°, en/of 7°, kan, met toepassing van de omzettingstabel als vermeld in artikel 139septies decies, § 9, een omzetting gebeuren van lestijden naar uren of omgekeerd om voormelde leerlingen, indien de situatie het vereist, beter te ondersteunen. Deze omzetting is afhankelijk van het akkoord van de ouders en van de lokale onderhandelingscomités van de school voor gewoon en buitengewoon onderwijs. § 4. De teldagen voor de toekenning van lestijden, uren en begeleidingseenheden aan scholen voor buitengewoon onderwijs zijn: 1° de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar;2° de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar. De lestijden, uren en begeleidingseenheden toegekend op basis van de telling op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar vormt het gegarandeerde basispakket voor het volledige schooljaar.
Als op basis van de berekening, vermeld in paragraaf 1, paragraaf 2 en paragraaf 3, op de eerste schooldag van februari een hoger aantal lestijden, uren of begeleidingseenheden per type gegenereerd wordt voor een school voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met het aantal dat op de eerste schooldag van oktober werd toegekend, ontvangt deze school dit verschil aan lestijden, uren of begeleidingseenheden per type met ingang van de eerste schooldag van februari. In geval van een daling behoudt de school voor buitengewoon onderwijs de lestijden, uren en begeleidingseenheden per type berekend op basis van de eerste schooldag van oktober. § 5. Scholen voor buitengewoon onderwijs ontvangen de lestijden, uren en begeleidingseenheden voor de leerlingen van de scholen voor gewoon basisonderwijs waarmee ze samenwerken.
In geval een school voor gewoon basisonderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon secundair onderwijs worden de lestijden, vermeld in paragraaf 3, 1°, door AGODI toegekend als lesuren.
Begeleidingseenheden kunnen naargelang de aard van de ondersteuning die nodig is, omgezet worden in lestijden of uren. § 6. De lestijden en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden, worden voor scholen buitengewoon basisonderwijs beschouwd als extra lestijden en extra uren zoals bedoeld in artikel 3, 14° en 14° bis, van dit decreet en als extra lesuren en uren in scholen voor buitengewoon secundair onderwijs indien de school voor gewoon basisonderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon secundair onderwijs.
Paragraaf 6, 7 en 8 van artikel 172quinquies zijn van toepassing op de personeelsleden die aangesteld worden in de extra lestijden en extra uren. § 7. Scholen voor buitengewoon onderwijs werken netoverschrijdend samen om aan expertisedeling te doen in functie van hun ondersteunende opdracht naar scholen voor gewoon onderwijs. § 8. De scholen voor gewoon basisonderwijs hebben recht op ondersteuning van scholen voor buitengewoon onderwijs. In onderling overleg en met betrokkenheid van de ouders, waar mogelijk de leerling en met het CLB wordt bepaald hoe de lestijden, uren en begeleidingseenheden die de leerlingen met toepassing van paragraaf 3 en op basis van de teldagen, vermeld in paragraaf 4, inbrengen, worden ingezet naargelang de vastgestelde ondersteuningsnoden.
De ondersteuning kan binnen de school voor gewoon basisonderwijs en over scholen voor gewoon basisonderwijs heen flexibel aangewend worden voor leerlinggerichte, leerkrachtgerichte of teamgerichte ondersteuning op basis van de ondersteuningsnoden die er zijn. Er kunnen geen lestijden, uren of begeleidingseenheden, toegekend in toepassing van dit artikel, aangewend worden voor ondersteuning in toepassing van artikel 172quinquies.
De scholen voor buitengewoon onderwijs starten met ondersteuning vanaf de eerste schooldag van het lopende schooljaar en in voorkomend geval ook vanaf de eerste schooldag van februari voor de leerlingen met een inschrijvingsverslag, gemotiveerd verslag of verslag type 2, 4, 6 of 7 die al gekend zijn en waarvoor er nood is aan ondersteuning. § 9. De onderwijsinspectie voert gerichte kwaliteitscontroles uit op de handelingsgerichte diagnostische trajecten die leiden tot de opmaak van verslagen en gemotiveerde verslagen type 2, 4, 6 en 7. § 10. Het toezicht door de onderwijsinspectie en de administratie en de evaluatie en monitoring als vermeld in artikel 172quinquies, § 9 en § 10, zijn ook van toepassing op de uitvoering van dit artikel. § 11. Voor de toepassing van dit artikel wordt school begrepen als een gefinancierde of gesubsidieerde school.".
Art. 33.In artikel 173ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. In afwijking van artikel 3, 8°, wordt in paragraaf 1 verstaan onder bevolkingsdichtheid: het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de start van het schooljaar beschikbaar is.". HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen"
Art. 34.In artikel 13, § 3, eerste lid, 2° en 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen" worden tussen het woord "vier" en het woord "leden" telkens de woorden "effectieve en vier plaatsvervangende" ingevoegd. HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap
Art. 35.Aan artikel 24, § 2, van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 4 juli 2008, worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid komt een student die minder dan 27 studiepunten opneemt, in aanmerking voor een studietoelage als het voor die student om medische redenen onmogelijk is om in te schrijven voor 27 studiepunten of meer.
De ziekte van de student wordt aangetoond aan de hand van doktersattesten waarbij een arts attesteert dat de student wegens ziekte niet in staat is meer studiepunten op te nemen. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten waarop deze gegevens worden meegedeeld.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs
Art. 36.In artikel 2, 47° bis, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018, worden de woorden "door de VDAB vastgesteld traject naar werk" vervangen door de woorden "traject naar werk of een gepast opleidingsaanbod vastgesteld door VDAB".
Art. 37.Aan artikel 24, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 1 juli 2011, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt: "6° als de opleiding naar een beroepskwalificatie leidt waarvoor een deelkwalificatie is afgebakend, de afbakening van de module of modules die het samenhangende geheel van de competenties van de deelkwalificatie bevatten.".
Art. 38.In hetzelfde decreet wordt een artikel 26bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 26bis.In afwijking van artikel 26, § 4, kunnen de centra geïntegreerd onderwijs organiseren waarbij voor eenzelfde groep cursisten een deel van de module gelijktijdig met een of twee modules van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 georganiseerd wordt, zonder dat het totale aantal te organiseren lestijden de som bedraagt van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24.
Gelijktijdig geïntegreerd onderwijs voldoet ten minste aan de volgende criteria: 1° het voldoet aan de bepalingen van dit decreet;2° het aantal gelijktijdig georganiseerde lestijden van de modules van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 omvat maximaal de helft van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24;3° het totale aantal lestijden dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidiëring of financiering, bedraagt de som van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24;4° de gelijktijdig georganiseerde lessen worden door ten minste twee leraren gegeven; 5° de gelijktijdig georganiseerde lessen zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.".
Art. 39.In artikel 32, vierde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2010 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "opleiding Bedrijfsbeheer" worden vervangen door het woord "opleidingen"; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° ingeschreven zijn als leerling in de derde graad van het secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een centrum voor deeltijdse vorming, of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;".
Art. 40.In artikel 40, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: " § 1. In het volwassenenonderwijs bestaan de volgende studiebewijzen: 1° een deelcertificaat;2° een certificaat;3° een bewijs van deelkwalificatie;4° een getuigschrift; 5° een diploma.".
Art. 41.In artikel 41 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009, 8 mei 2009, 1 juli 2011, 12 juli 2013, 19 juni 2015, 23 december 2016 en 4 mei 2018, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1bis. Een bewijs van deelkwalificatie bekrachtigt een samenhangend geheel van competenties uit eenzelfde beroepskwalificatie en biedt uitstroomkansen in een smaller deel van de arbeidsmarkt dan de volledige beroepskwalificatie.".
Art. 42.In artikel 87 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2008, 1 juli 2011, 19 juni 2015, 16 juni 2017 en 16 maart 2018, wordt een paragraaf 2ter ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2ter. Vanaf het schooljaar 2019-2020 worden jaarlijks 3826 aanvullende punten aan de centra voor basiseducatie toegekend voor het extra tewerkstellingsbeleid.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende punten, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende punten als het aandeel aan punten waarop het centrum volgens de berekening van paragraaf 1 recht heeft volgens de berekening, vermeld in paragraaf 2bis.
Het personeelslid dat met deze aanvullende punten wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid.".
Art. 43.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019, wordt een artikel 89bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 89bis.Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt jaarlijks een bedrag van 1.621.466,46 euro aan de centra voor basiseducatie toegekend voor de ondersteuning van het Netwerk Basiseducatie en de eigen werking.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale te verdelen bedrag, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan werkingsmiddelen waarop het centrum volgens de berekening van artikel 89 recht heeft.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.".
Art. 44.In artikel 90 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "de vorige referteperiode" vervangen door de woorden "het vorige referentiepunt";2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Het eerste referentiepunt is gelijk aan het aantal gewogen financieringspunten in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019.Bij elke daling of stijging van het aantal gewogen financieringspunten wordt er een nieuw referentiepunt vastgelegd dat gelijk is aan het vorige referentiepunt plus of min het groeipercentage.".
Art. 45.In artikel 100 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.De vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten directeurs die op 31 augustus titularis zijn van een betrekking en die na een fusieoperatie niet opnieuw als directeur worden aangesteld, worden aangesteld in het ambt van adjunct-directeur. Ze behouden hun salarisschaal, tenzij ze door het besluit van de Vlaamse Regering dat de salarisschalen regelt, recht hebben op een gunstiger salaris."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Aan de puntenenveloppe waarop het centrum volgens artikel 105, § 3, recht heeft, worden voor de toepassing van paragraaf 3 per betrekking van directeur 130 punten toegevoegd. Als er voor 1 september 2019 een einde komt aan de aanstelling van de vastbenoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur behoudt het centrum de toegevoegde punten tot 31 augustus 2019. Als er vanaf 1 september 2019 een einde komt aan de aanstelling van de vastbenoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur dan worden de 130 punten toegevoegd aan het totale beschikbare volume aan punten voor het volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 105, § 3.".
Art. 46.In artikel 107, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 maart 2018, worden de woorden "de vorige referteperiode" vervangen door de woorden "het vorige referentiepunt".
Art. 47.In artikel 112, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het getal "112" vervangen door het getal "108".
Art. 48.Aan artikel 113novies, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 4 wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt: "11° ingeschreven zijn voor de opleiding Ondernemerschap en tegelijk ingeschreven zijn als leerling in de derde graad van het secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een centrum voor deeltijdse vorming, of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen."; 2° in paragraaf 6, 1°, wordt de zinsnede "paragraaf 3" vervangen door de zinsnede "paragraaf 4".
Art. 49.Aan artikel 120 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Indien het centrum voor volwassenenonderwijs onderwijsbevoegdheid heeft voor opleidingen waarbij cursisten in aanraking komen met voedingswaren, vermeldt het centrumreglement dat de cursist die deelneemt aan een opleiding waarbij deze in aanraking komt met voedingswaren, in voorkomend geval, het centrum onmiddellijk op de hoogte brengt van het feit dat zijn medische toestand een risico inhoudt op (on)rechtstreekse verontreiniging van levensmiddelen, met als gevolg dat na beslissing van het centrum de cursist hetzij tijdelijk bepaalde programmaonderdelen niet mag volgen, hetzij de opleiding in zijn geheel niet langer mag volgen. Daarbij wordt eveneens vermeld dat de gegevens over de medische toestand worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de centrumdirecteur en dat de centrumdirecteur en de personeelsleden van het centrum die deze gegevens over de medische toestand verwerken, gehouden zijn tot geheimhouding over deze gegevens.".
Art. 50.In artikel 196septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 tot en met 3, eerste lid, 1°, wordt telkens de volgende zinsnede toegevoegd: "waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt;"; 2° aan paragraaf 1 tot en met 3, tweede lid, 1°, wordt telkens de volgende zinsnede toegevoegd: "waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt en de lesurencursist gerealiseerd in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend;"; 3° aan paragraaf 1 en 2, eerste lid, 2°, wordt telkens de volgende zinsnede toegevoegd: "waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 en vermenigvuldigd met 3,33."; 4° aan paragraaf 1 en 2, tweede lid, 2°, wordt telkens de volgende zinsnede toegevoegd: "waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 en vermenigvuldigd met 3,33."; 5° in paragraaf 3, eerste lid, 3° tot en met 5°, worden tussen het woord "van" en het woord "de" telkens de woorden "het gemiddelde van" ingevoegd;6° in paragraaf 3, tweede lid, 3° tot en met 5°, wordt tussen het woord "centrum" en het woord "in" telkens het woord "gemiddeld" ingevoegd;7° aan paragraaf 3, tweede lid, 1°, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: "waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 wordt gehanteerd en de lesurencursist die gerealiseerd zijn in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend";8° in paragraaf 4, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede "2018-2019" telkens vervangen door de zinsnede "2019-2020";9° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord "vte" telkens vervangen door het woord "leraarsuren".
Art. 51.In artikel 196octies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018, wordt de zinsnede "referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 december 2019" vervangen door de zinsnede "referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 en de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap
Art. 52.In artikel 6, § 1, derde lid, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap wordt in punt 3° het woord "brugproject" vervangen door het woord "aanloopcomponent".
Art. 53.Artikel 83 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven.
Art. 54.In artikel 84bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt punt 4° opgeheven.
Art. 55.In artikel 84ter, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt punt 4° opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur
Art. 56.In artikel 14 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 2°, b), opgeheven; 2° in het eerste lid wordt aan punt 2° een punt c) toegevoegd, dat luidt als volgt: "c) de eindtermen tweede graad arbeidsmarktfinaliteit en een of meer erkende beroepskwalificaties of deelkwalificaties;"; 3° in het eerste lid wordt punt 3°, a), opgeheven; 4° in het eerste lid wordt aan punt 3° een punt b) toegevoegd, dat luidt als volgt: "b) de eindtermen voor het tweede leerjaar derde graad arbeidsmarktfinaliteit en een of meer erkende beroepskwalificaties, al dan niet aangevuld met een of meer deelkwalificaties;"; 5° in het eerste lid wordt punt 4°, e), opgeheven;6° in het eerste lid wordt in punt 4°, h), de zinsnede "a)" opgeheven;7° in het eerste lid worden in punt 4° de punten a), b), c), d), en h) opgeheven;8° in het eerste lid wordt punt 4°, g), opgeheven;9° in het eerste lid worden aan punt 4° de punten i), j) en k) toegevoegd, die luiden als volgt: "i) de eindtermen derde graad doorstroomfinaliteit en specifieke eindtermen voor de domeinoverschrijdende (aso) en domeingebonden (tso/kso) doorstroomrichtingen van de derde graad doorstroomfinaliteit;j) de eindtermen derde graad dubbele finaliteit en specifieke eindtermen voor de richtingen van de derde graad dubbele finaliteit (tso/kso) en een of meer erkende beroepskwalificaties, al dan niet aangevuld met een of meer deelkwalificaties; k) de eindtermen van het structuuronderdeel se-n-se in het derde leerjaar derde graad dat volgt op structuuronderdelen van het eerste en tweede leerjaar derde graad arbeidsmarktfinaliteit en waarmee een diploma behaald kan worden dat toegang verleent tot een bacheloropleiding;"; 10° het tweede lid wordt opgeheven;11° in het derde lid worden de woorden "competenties en" en de zinsnede "zoals bedoeld in artikel 145 en 265 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs en" opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs
Art. 57.In artikel 15, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Jaarlijks rapporteren de pedagogische begeleidingsdiensten aan de Vlaamse Regering over de activiteiten van het vorige schooljaar. De stukken ter verantwoording van de ontvangen werkingsmiddelen moeten op de zetel van de pedagogische begeleidingsdiensten worden bewaard, waar ze voor controle ter beschikking zijn van de bevoegde diensten.".
Art. 58.In artikel 16, § 7, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2016 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt de zinsnede "het schooljaar 2018-2019" vervangen door de zinsnede "het schooljaar 2019-2020".
Art. 59.In artikel 39, § 5, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de eerste zin wordt vervangen door wat volgt: " § 5.Voor de hele instelling of voor een afzonderlijk structuuronderdeel, en dit eventueel binnen een vestigingsplaats, zijn de volgende adviezen mogelijk:"; 2° aan punt 2° wordt de volgende zin toegevoegd: "Een ongunstig advies voor een structuuronderdeel binnen een vestigingsplaats, kan nooit automatisch leiden tot de intrekking van de erkenning van dat structuuronderdeel als datzelfde structuuronderdeel ook aangeboden wordt op andere vestigingsplaatsen.".
Art. 60.In deel III van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VI/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk VI/1. Vastbenoemde personeelsleden die tijdelijk belast zijn met een andere opdracht".
Art. 61.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk VI/1, ingevoegd bij artikel 60, een artikel 105/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 105/1.Een vastbenoemd personeelslid van de inspectie kan, met zijn instemming, geheel of gedeeltelijk afzien van de uitoefening van de opdracht waarvoor het vastbenoemd is om tijdelijk belast te worden met een andere opdracht waarvoor het niet vastbenoemd is. Het vastbenoemde personeelslid vraagt daarvoor aan de inspecteur-generaal een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen. De inspecteur-generaal kan dat verlof toestaan.
Het personeelslid kan het verlof, vermeld in het eerste lid, ook aanvragen aan de inspecteur-generaal om een opdracht op te nemen in een wervings-, selectie- of bevorderingsambt in een instelling als vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of in artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, in een centrum voor basiseducatie, in een hogeschool of bij de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken. De inspecteur-generaal kan dat verlof toestaan.
Tijdens de periode waarin het personeelslid tijdelijk belast wordt met een andere opdracht en voor de beëindiging ervan, gelden de regels die voor de tijdelijke personeelsleden van toepassing zijn op het ambt waarin het personeelslid tijdelijk aangesteld is.
In afwijking van het derde lid wordt het vastbenoemde personeelslid tijdens de periode van tijdelijke aanstelling verder beschouwd als vastbenoemd personeelslid voor de toepassing van de reglementaire bepalingen over: 1° het bevallingsverlof;2° het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming;3° het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, met inbegrip van arbeidsongevallen, van ongevallen op de weg van en naar het werk en van beroepsziekten;4° de anciënniteit voor het bepalen van het recht op verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;5° de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten. Dit lid is niet van toepassing op het personeelslid dat een tijdelijke opdracht uitoefent bij een hogeschool.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regeling van de administratieve en geldelijke toestand van de vastbenoemde personeelsleden van de inspectie die een verlof nemen om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen.". HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010
Art. 62.In artikel 22/3 van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt de zinsnede "Tijdens het schooljaar 2018-2019" vervangen door de zinsnede "Tijdens het schooljaar 2018-2019 en het schooljaar 2019-2020".
Art. 63.In artikel 22/13 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt de zinsnede "vanaf 2019-2020" opgeheven.
Art. 64.In artikel 35 van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Na overleg binnen de schoolraad bepalen de schoolbesturen de lijst van bijdragen die aan de betrokken personen kunnen worden gevraagd, evenals de afwijkingen die op deze bijdrageregeling worden toegekend.
De bijdrageregeling wordt door middel van het school- of centrumreglement aan de betrokken personen meegedeeld. Zowel de bijdrageregeling als de schoolfacturen vermelden dat gespreide betaling mogelijk is evenals een contactpersoon tot wie de betrokken personen die dergelijke gespreide betaling wensen, zich kunnen richten.".
Art. 65.Artikel 51 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2017 en 15 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 51.Scholengemeenschappen komen vrijwillig tot stand voor een periode van zes schooljaren vanaf 1 september volgend op de datum van de beslissing of de schriftelijke overeenkomst tot vorming van die scholengemeenschap. Indien de scholengemeenschap bestaat uit een of meer scholen van hetzelfde schoolbestuur, dan gebeurt de vorming ervan bij beslissing van dat schoolbestuur. Indien de scholengemeenschap bestaat uit scholen van verschillende schoolbesturen, dan gebeurt de vorming ervan bij schriftelijke overeenkomst tussen die schoolbesturen. Als onmiddellijk na voormelde periode de samenstelling van de scholengemeenschap niet wijzigt, wordt de scholengemeenschap van rechtswege verlengd voor een nieuwe periode van zes schooljaren.
Scholengemeenschappen die op 31 augustus 2020 bestaan, kunnen op 1 september 2020 onder de voorwaarden van het eerste lid van rechtswege worden verlengd voor een periode van zes schooljaren.
Tijdens voormelde periode kan de beslissing of overeenkomst inzake de vorming van een scholengemeenschap worden gewijzigd, in die zin dat een school alsnog tot een scholengemeenschap kan toetreden of uit een scholengemeenschap kan stappen. Een uitstap uit de scholengemeenschap kan alleen in volgende gevallen: 1° indien de scholengemeenschap minder dan 900 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke tellingsdatum;2° indien de school wordt overgenomen door een schoolbestuur van een ander onderwijsnet, waarbij voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft een onderscheid wordt gemaakt tussen elke erkende godsdienst en het niet-confessioneel onderwijs, op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren tot de scholengemeenschap ermee instemmen dat de school uit de scholengemeenschap stapt;3° indien de school met een vereniging van gemeenten als schoolbestuur wordt overgenomen door een schoolbestuur dat geen vereniging van gemeenten is. Elke beslissing of overeenkomst met betrekking tot de vorming of de wijziging van een scholengemeenschap wordt uiterlijk 31 maart van het schooljaar voorafgaand aan de inwerkingtreding getroffen, aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en schriftelijk aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid gemeld. Ook een verlenging van rechtswege wordt uiterlijk op voormelde datum aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en schriftelijk aan de bevoegde diensten gemeld.
Een scholengemeenschap neemt al dan niet een rechtspersoonlijkheid of een rechtsvorm aan.".
Art. 66.In artikel 110/30, § 1, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 67.Aan artikel 112, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2016 en 27 april 2018, wordt een punt 18° toegevoegd, dat luidt als volgt: "18° de vermelding dat de betrokken personen, in voorkomend geval, de school onmiddellijk op de hoogte brengen van het feit dat de medische toestand van de leerling die is ingeschreven in een opleiding waar voedingsmiddelen worden verwerkt, een risico inhoudt op (on)rechtstreekse verontreiniging van levensmiddelen, met als gevolg dat na beslissing van de school de leerling hetzij tijdelijk bepaalde programmaonderdelen niet mag volgen, hetzij de opleiding in zijn geheel niet langer mag volgen en naar een andere opleiding moet overstappen. Daarbij wordt eveneens vermeld dat de gegevens over de medische toestand worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de schooldirecteur en dat de schooldirecteur en de personeelsleden van de school die deze gegevens over de medische toestand verwerken, gehouden zijn tot geheimhouding over deze gegevens.".
Art. 68.In artikel 116 van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt tussen het getal "120" en het woord "wordt" de zinsnede "en artikel 122/1" ingevoegd;2° punt 2° wordt opgeheven.
Art. 69.Artikel 117 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 117.§ 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om secundair onderwijs te volgen in hun school hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis. De regering maakt hierbij een onderscheid tussen een veelvuldige afwezigheid omwille van een chronische ziekte en een langdurige afwezigheid.
Een afwezigheid van minder dan eenentwintig kalenderdagen is geen langdurige afwezigheid voor de toepassing van dit artikel tenzij het gaat om een veelvuldige afwezigheid vanwege een chronische ziekte. § 3. De regering bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt, welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren en de voorwaarden tot het verkrijgen van uren-leraar en lesuren tijdelijk onderwijs aan huis, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan. § 4. Het schoolbestuur is verplicht om de betrokken personen bij leerlingen die recht hebben of zullen hebben op tijdelijk onderwijs aan huis te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van het tijdelijk onderwijs aan huis. § 5. De uitdrukkelijke vraag van de betrokken personen voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren.
De verplichting om tijdelijk onderwijs aan huis in te richten, vervalt voor de school ten aanzien van de leerling gedurende zijn verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of bij zijn opname in een dienst als bedoeld in artikel IV.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs. § 6. Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis kan gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs als bedoeld in artikel 117/1.".
Art. 70.In dezelfde codex wordt artikel 117/1, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011 en vervangen bij het decreet van 25 april 2015, vervangen door wat volgt: "Art 117/1. § 1. Synchroon internetonderwijs, verder in dit hoofdstuk SIO te noemen, biedt leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school de mogelijkheid om op afstand, via digitale toepassingen, rechtstreeks en in interactie met de leerkrachten en klasgenoten de lessen te volgen.
SIO ondersteunt het leerproces, beperkt de leerachterstand en bereidt de terugkeer naar school voor. Door SIO blijft de band van de afwezige leerling met de school, leerkrachten en medeleerlingen behouden. § 2. Leerlingen komen in aanmerking voor SIO als aan volgende voorwaarden voldaan is: 1° de school beschikt over bewijsstukken voor de afwezigheid van de leerling ten gevolge van ziekte of ongeval;2° het gebruik van SIO is verenigbaar met de medische toestand van de leerling.De betrokken personen brengen de behandelende arts op de hoogte; de school informeert de CLB-arts; 3° SIO is voor de betrokken leerling haalbaar en zinvol: a) SIO komt tegemoet aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling conform paragraaf 1, tweede lid.SIO wordt niet aangewend als permanent alternatief voor onderwijs op school; b) op basis van het ziektebeeld en de inschatting van het ziekteverloop mag aangenomen worden dat de leerling die langdurig of veelvuldig afwezig zal zijn, het SIO zal gebruiken voor een periode van minimaal 36 halve lesdagen;c) de leerling en de school maken er optimaal gebruik van.Het CLB is betrokken.
De regering kan bijkomende criteria met betrekking tot zinvolheid en haalbaarheid voor de leerling vastleggen. § 3. Het schoolbestuur is verplicht om de betrokken personen bij leerlingen die recht hebben of zullen hebben op SIO te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van SIO. § 4. De uitdrukkelijke vraag van de betrokken personen voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om SIO te organiseren. § 5. Het recht op SIO kan gecombineerd worden met het recht op tijdelijk onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 117, een verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of met een opname in een dienst bedoeld in artikel IV.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Het recht op SIO kan niet gecombineerd worden met permanent onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 118.".
Art. 71.In dezelfde codex wordt in artikel 122/1, ingevoegd bij het decreet van 4 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, het tweede lid vervangen door wat volgt: "Onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 117, hebben desbetreffende leerlingen recht op tijdelijk onderwijs aan huis. Onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 117/1, hebben desbetreffende leerlingen recht op SIO.".
Art. 72.In artikel 139, § 2, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 26 januari 2018, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De eindtermen voor de eerste graad die worden geformuleerd in functie van competenties in andere talen als vermeld in het eerste lid, 3°, worden in de B-stroom ten minste in het Frans gerealiseerd.".
Art. 73.Aan artikel 147/1, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De onderwijsinspectie baseert zich bij de doorlichting op de doelen die van toepassing zijn tijdens het schooljaar van de doorlichting en op die van het daaraan voorafgaande schooljaar. Waar echter een curriculumdossier nog niet of nog niet volledig van toepassing is, wordt de doorlichting gebaseerd op de volgende, naargelang van het structuuronderdeel of structuuronderdelen, toepasbare doelen: de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen, de specifieke eindtermen, de doelen leidend tot erkende beroepskwalificaties en de leerplannen.".
Art. 74.In artikel 179, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 20 april 2018, wordt tussen de woorden "derde leerjaar van de derde graad" en de woorden "dat door de Vlaamse Regering" de zinsnede ", met uitzondering van het naamloos leerjaar BSO" ingevoegd.
Art. 75.In artikel 179/1, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 20 april 2018, wordt tussen de woorden "derde leerjaar van de derde graad BSO" en de woorden "dat door de Vlaamse Regering" de zinsnede ", met uitzondering van het naamloos leerjaar" ingevoegd.
Art. 76.In artikel 179/2, § 1, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 20 april 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Tot en met het schooljaar 2024-2025 kan het derde leerjaar van de derde graad BSO, ingericht als naamloos leerjaar, vrij worden geprogrammeerd. De programmatie wordt opgevat als een voorbereiding op de lokale invulling van het gemoderniseerd secundair studieaanbod.".
Art. 77.In artikel 242, § 1, 2°, van dezelfde codex wordt punt c) opgeheven.
Art. 78.In artikel 245, eerste lid, van dezelfde codex wordt de zinsnede "schoolkenmerk V1, V2 en SK_Gon" vervangen door de zinsnede "schoolkenmerk V1 en V2".
Art. 79.In artikel 249 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2016 en 8 juli 2017, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "schoolkenmerk V1, V2 en SK_Gon" vervangen door de zinsnede "schoolkenmerk V1 en V2".
Art. 80.In artikel 252 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1/1.In afwijking van paragraaf 1, a), 1), is ook regelmatige leerling, de leerling waarvoor aan volgende gezamenlijke voorwaarden is voldaan: 1° het niet beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden wordt door de school in kwestie of door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij verificatie vastgesteld, ten vroegste twee maanden na de start van de effectieve lesbijwoning door de leerling;2° in deze particuliere en uitzonderlijke gevallen, wordt de beslissing om de leerling als regelmatige leerling te beschouwen, genomen door de directeur van de school in kwestie, na kennisname van het advies van de begeleidende klassenraad van het structuuronderdeel dat de leerling volgt;3° de beslissing van de directeur is alleszins gebaseerd op volgende elementen: het vlot verloop van het studiecurriculum, de gunstige tussentijdse evaluatieresultaten en de regelmatige schoolaanwezigheid;4° de schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de directeur en het advies van de begeleidende klassenraad worden opgenomen in het leerlingendossier. Als blijkt dat de directie van de school in kwestie herhaaldelijk of op een andere wijze oneigenlijk gebruik of misbruik maakt van haar beslissingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, kan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap die beslissingsbevoegdheid opheffen.
De leerling, bedoeld in het eerste lid, wordt niet in aanmerking genomen bij toepassing van de bepalingen van artikel 169."; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "het onder a) of b) gestelde" vervangen door de zinsnede "paragraaf 1 of paragraaf 1/1".
Art. 81.In artikel 256/3 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2, eerste lid, bestaat, voor wat betreft de examens tot het behalen van een getuigschrift van de eerste graad, het examenprogramma uit de basisvorming van de A- stroom of de basisvorming van de B-stroom, naargelang van de keuze van de kandidaat.".
Art. 82.In artikel 260/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2016 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de derde zin vervangen door wat volgt: "Regelmatige leerling zijn in een bepaalde school sluit niet uit dat een deel van de vorming van de opleidingsvorm en in voorkomend geval ook opleiding of studierichting waarin de leerling is ingeschreven, wordt verstrekt door leraars van een andere school voor buitengewoon secundair onderwijs dan de school waarin de leerling is ingeschreven en dit op een vestigingsplaats van die andere school.Dit is mogelijk: a) bij leerlingen ingeschreven in opleidingsvorm 1, 2 of 3: zowel in dezelfde administratieve groep als in een andere administratieve groep; b) bij leerlingen ingeschreven in opleidingsvorm 4: zowel in dezelfde administratieve groep en dezelfde opleidingsvorm als in een andere administratieve groep en dezelfde opleidingsvorm."; 2° aan punt 7° wordt de zinsnede ", en dat gedurende maximum een gedeelte van één lopend schooljaar" toegevoegd.
Art. 83.In dezelfde codex wordt in deel V, titel II, hoofdstuk 1, afdeling 1, een artikel 260/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 260/2.De leerling die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden moet, om regelmatige leerling te zijn, van zodra met de effectieve lesbijwoning wordt gestart, de vorming van het structuuronderdeel waar hij is ingeschreven volledig en daadwerkelijk volgen in de school waar hij is ingeschreven, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid. De leerling die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt een vrije leerling.
Regelmatige leerling zijn in opleidingsvorm 1, 2 of 3 in een bepaalde school, sluit niet uit dat een deel van de vorming van de opleidingsvorm en in voorkomend geval ook opleiding waarin de leerling is ingeschreven, wordt verstrekt door leraars van de eigen school voor buitengewoon secundair onderwijs in een andere administratieve groep, dan die waarin de leerling is ingeschreven.
Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: 1° de regeling wordt in het schoolreglement van de school waar de leerling is ingeschreven opgenomen;2° de regeling wordt voorafgaand onderhandeld in de lokale comités, bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden, van de betrokken school;3° de leraars van de andere administratieve groep die aan de leerling vorming geven, maken stemgerechtigd deel uit van de bevoegde klassenraden;4° de leerling kan maximaal halftijds een deel van de vorming bijwonen in de andere administratieve groep van het buitengewoon secundair onderwijs, dit wil zeggen maximaal voor de helft van de wekelijkse lesuren van het structuuronderdeel van het buitengewoon onderwijs waar hij is ingeschreven, en dit gedurende maximum een gedeelte van 1 lopend schooljaar; 5° deze regeling is in hoofde van een leerling gedurende hetzelfde schooljaar niet combineerbaar met hetgeen in artikel 136/1 is opgenomen.".
Art. 84.Artikel 281 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 17 juni 2016 en 20 april 2018, wordt opgeheven.
Art. 85.Artikel 282 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014 en 20 april 2018, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 282.De vrijwillige afbouw van een opleiding in opleidingsvorm 3 gebeurt leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laagste.
Scholen die op 1 september 2019 een of meer opleidingen in afbouw hebben, omdat ze op 1 oktober van een jaar voorafgaand aan 2019 niet aan de toenmalige rationalisatienormen voor de opleidingen voldeden, zetten die afbouw voort na 1 september 2019.".
Art. 86.In artikel 289 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 17 juni 2016, 20 april 2018 en 6 juli 2018 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 3°, worden de woorden "die beantwoordt aan de rationalisatienorm" opgeheven;2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Een bestaande school die opleidingsvorm 3 organiseert die aan de rationalisatienorm voldoet, kan een of meer bijkomende opleidingen inrichten.
Om een programmatieaanvraag in te dienen voor de oprichting van een of meer bijkomende opleidingen in opleidingsvorm 3, stelt het schoolbestuur een oprichtingsdossier samen, dat ten minste de volgende elementen bevat: 1° de identificatiegegevens van het schoolbestuur, de school en de vestigingsplaats;2° het schooljaar waarop de programmatie betrekking heeft;3° de benaming van de opleiding of opleidingen, bepaald door de Vlaamse Regering, waarop de programmatie betrekking heeft, samen met een grondige motivering waarom zij deze opleiding of opleidingen wenst te programmeren;4° per opleiding een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één school voor gewoon voltijds secundair onderwijs met een gelijkaardig studieaanbod in de buurt uit het beroepssecundair onderwijs;5° bewijsstukken, namelijk: a) de samenwerkingsovereenkomst met een of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs met een gelijkaardig aanbod in het beroepssecundair onderwijs;b) in voorkomend geval, het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. De Vlaamse Regering houdt bij haar beslissing rekening met al de volgende criteria: 1° de eventuele beperkingen of voorwaarden die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van de opleiding zijn gekoppeld;2° de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;3° de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;4° de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de scholengemeenschap;5° de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van de geprogrammeerde opleiding;6° de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;7° de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod. Het schoolbestuur stuurt een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk op 30 november van het tweede schooljaar voorafgaand aan de programmatie. Het dossier kan zowel structuuronderdelen van hetzij de opleidingsfase, hetzij de kwalificatiefase en de integratiefase bevatten als structuuronderdelen van desbetreffende fasen samen.
Voormelde termijn geldt als vervaltermijn. Aanvragen die later worden ingediend, zijn onontvankelijk.
Indien de voormelde aanvraag betrekking heeft op de programmatie per 1 september 2021 of 2022 van een niet-gemoderniseerd structuuronderdeel van de kwalificatiefase en de integratiefase, dan moet de aanvraag eveneens de toekomstige concordantie naar het gemoderniseerde structuuronderdeel bevatten om ontvankelijk te zijn.
Niet-gemoderniseerde structuuronderdelen zijn niet programmeerbaar in de opleidingsfase en vanaf 1 september 2023 in de kwalificatiefase en de integratiefase.
De Vlaamse Onderwijsraad, de Onderwijsinspectie en het Agentschap voor Onderwijsdiensten brengen binnen een redelijke termijn en uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de aanvragen, vakantieperioden niet inbegrepen, een advies uit aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, legt een voorstel van beslissing voor aan de Vlaamse Regering.
Een bijkomende opleiding kan op 1 september in een school alleen worden opgericht na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk op 30 april van het schooljaar van de aanvraag.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten deelt de beslissing van de Vlaamse Regering binnen een periode van twee weken schriftelijk mee aan het schoolbestuur."; 3° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 3/1.In aanvulling op artikel 286 moet een schoolbestuur bij de programmatie van een nieuwe school met opleidingsvorm 3 eveneens een programmatieaanvraag en een oprichtingsdossier indienen voor de oprichting van een of meer nieuwe opleidingen in opleidingsvorm 3 en een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering krijgen om deze te kunnen oprichten. Hierbij moeten de bepalingen van paragraaf 3 toegepast worden op de nieuwe opleidingen in de nieuw op te richten opleidingsvorm 3 in een nieuwe school en niet op bijkomende opleidingen in een opleidingsvorm 3 dat aan de rationalisatienorm voldoet in een bestaande school."; 4° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 6.In aanvulling op paragraaf 1, 5° en 6°, en paragrafen 2, 4 en 5, moet een schoolbestuur dat opleidingsvorm 3 wil oprichten eveneens een programmatieaanvraag en een oprichtingsdossier indienen voor de oprichting van een of meer nieuwe opleidingen in opleidingsvorm 3 en een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering krijgen om deze te kunnen oprichten. Hierbij moeten de bepalingen van paragraaf 3 toegepast worden op de nieuwe opleidingen in de nieuw op te richten opleidingsvorm 3 in een bestaande school en niet op bijkomende opleidingen in een opleidingsvorm 3 dat aan de rationalisatienorm voldoet in een bestaande school.".
Art. 87.In artikel 293 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt in paragraaf 3 de zinsnede "artikel 314/8" vervangen door de zinsnede "artikel 314/8 en artikel 314/9".
Art. 88.In artikel 294 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 37 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding," vervangen door de zinsnede "artikel 7 van het decreet van 27 april 2018 over de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding,";2° aan paragraaf 3 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en met een individueel aangepast curriculum wil starten in het gewoon onderwijs moet in afwijking van paragraaf 2, 1°, a) en b), en 2°, a) en b), worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van paragraaf 2, 1°, e), en 2°, f), bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 259, § 1, 2°, 4°, 6° of 7°."; 3° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt: " § 6.Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 met een inschrijvingsverslag ingeschreven waren in een school voor buitengewoon of gewoon onderwijs geldt paragraaf 2 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of bij overgang van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs of omgekeerd."; 4° in paragraaf 9 wordt tussen de woorden "gewoon secundair onderwijs" en de zinsnede ", dan" de woorden "of omgekeerd" ingevoegd; 5° in paragraaf 10 wordt de zinsnede "artikel 314/8" vervangen door de zinsnede "artikel 314/8 en artikel 314/9.".
Art. 89.In dezelfde codex wordt het opschrift van onderafdeling 3/4 van deel V, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 1, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017, als volgt gewijzigd: "Onderafdeling 3/4. Invoering van regionale ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs en van een mechanisme voor de ondersteuning van scholen voor gewoon secundair onderwijs met leerlingen met een gemotiveerd verslag, verslag of inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7".
Art. 90.In artikel 314/8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° 18.013,5 begeleidingseenheden, waarvan 11.163 voor het basisonderwijs en 6850,5 voor het secundair onderwijs;"; 2° de paragrafen 2 en 2/1, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, worden opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: " § 3.Het budget, vermeld in paragraaf 1, wordt door de Vlaamse Regering toegewezen aan ondersteuningsnetwerken en volledig toegekend aan de scholen buitengewoon onderwijs, voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van deze codex en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type basisaanbod, 3 of 9, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of artikel 259, § 1, 1°, 3° en 8°, van deze codex, waarbij: 1° 70 % wordt verdeeld op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk;2° 30 % wordt verdeeld op basis van het gemiddeld aantal leerlingen met een verslag, gemotiveerd verslag of inschrijvingsverslag in de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk op de eerste schooldag van februari van de zes voorafgaande schooljaren;3° in afwijking van punt 2° gelden als teldagen: a) voor het schooljaar 2017-2018: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2011-2012 tot en met 2016-2017;b) voor het schooljaar 2018-2019: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2012-2013 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van het schooljaar 2017-2018; c) voor het schooljaar 2019-2020: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2013-2014 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019;"; 4° in paragraaf 3 wordt in het laatste lid de zinsnede "artikel VI.1, § 2, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften" vervangen door de zinsnede "artikel 21/1 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs"; 5° in paragraaf 3 wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Middelen voor coördinatie van een ondersteuningsnetwerk van het overleg kleine onderwijsverstrekkers kunnen worden georganiseerd vanuit het begeleidingskorps dat aan de kleine onderwijsverstrekkers werd toegekend in toepassing van artikel VI.1, § 4, van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften."; 6° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "bedoeld in paragraaf 2" vervangen door de zinsnede "bedoeld in artikel 314/9"; 7° in paragraaf 5 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking hiervan worden de in paragraaf 1, 1°, vermelde 18.013,5 begeleidingseenheden door de Vlaamse Regering rechtstreeks terug verdeeld naar de scholen voor buitengewoon onderwijs die in het schooljaar 2016-2017 begeleidingen deden in het kader van het geïntegreerd onderwijs naar rato van: 1° 100 % in het schooljaar 2017-2018;2° 66 % in het schooljaar 2018-2019; 3° 33 % in het schooljaar 2019-2020."; 8° in paragraaf 8 wordt het zesde lid opgeheven;9° paragraaf 8/1 wordt vervangen door wat volgt: " § 8/1.In elk ondersteuningsnetwerk wordt ten minste één personeelslid aangesteld in een school voor buitengewoon onderwijs, dat belast wordt met coördinerende taken. Een voltijdse betrekking wordt steeds toegekend hetzij aan één personeelslid, hetzij aan twee personeelsleden die elk met een halftijdse betrekking worden belast.
Met behoud van de toegekende middelen voor coördinatie, vermeld in paragraaf 3, negende en tiende lid, kan tot een door de Vlaamse Regering te bepalen maximumpercentage van het totale budget van een ondersteuningsnetwerk aangewend worden voor coördinatieopdrachten voor het ondersteuningsnetwerk. Dit kan enkel wanneer het ondersteuningsnetwerk kan aantonen dat de toegekende middelen voor coördinatie ontoereikend zijn. Deze middelen mogen enkel ingezet worden voor coördinatietaken.
Paragraaf 6, 7 en 8 zijn van toepassing op de personeelsleden, vermeld in het eerste en tweede lid.".
Art. 91.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 3/4, een artikel 314/9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 314/9.§ 1. Scholen voor gewoon secundair onderwijs kunnen vanuit scholen buitengewoon onderwijs, die over de vereiste handicapspecifieke expertise beschikken, ondersteuning ontvangen voor: 1° leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7, waarover deze leerlingen beschikken omdat ze vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2;2° leerlingen met een gemotiveerd verslag type 2, 4, 6 of 7, vermeld in artikel 352;3° leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 of 7, vermeld in artikel 294. § 2. De school voor gewoon secundair onderwijs deelt per leerling, vermeld in paragraaf 1, die nood heeft aan ondersteuning en die geteld wordt op de teldagen vermeld in paragraaf 4, aan het agentschap voor onderwijsdiensten mee welke school voor buitengewoon onderwijs de ondersteuning opneemt voor het betrokken schooljaar. De school betrekt de ouders van de betrokken leerlingen en het CLB bij deze keuze. De school voor gewoon onderwijs is verantwoordelijk om voor de leerlingen, die al gekend zijn die keuze voor het einde van het voorafgaande schooljaar mee te delen aan de scholen voor buitengewoon onderwijs waarmee ze zal samenwerken.
De scholen voor gewoon secundair onderwijs kunnen netoverschrijdende samenwerkingen aangaan met scholen voor buitengewoon onderwijs. De aangeduide scholen voor buitengewoon onderwijs zijn bepalend voor de toekenning van lesuren, uren en begeleidingseenheden aan die scholen. § 3. De lesuren, uren en begeleidingseenheden worden als volgt bepaald: 1° voor leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 en 7 in het gewoon secundair onderwijs en leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2 in het gewoon secundair onderwijs: a) type 2: 4 lesuren en 1,5 uren;b) type 4: 3,420 lesuren en 3,5 uren;c) type 6: 4,436 lesuren en 1,5 uren;d) type 7: 3,850 lesuren en 1,6 uren;2° voor leerlingen met een inschrijvingsverslag type 4, 6 of 7 in het gewoon secundair onderwijs of een gemotiveerd verslag type 2, 4, 6 of 7 in het gewoon secundair onderwijs: a) type 2: 2 begeleidingseenheden;b) type 4: 2 begeleidingseenheden;c) type 6: 3,51 begeleidingseenheden;d) type 7: 2,38 begeleidingseenheden. De lesuren, de uren en de begeleidingseenheden worden per school voor buitengewoon onderwijs telkens per type en afzonderlijk voor punt 1° en 2° opgeteld en in geval van een decimaal getal naar de hogere eenheid afgerond.
In functie van extra ondersteuningsnoden voor leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 of 7 of met een inschrijvingsverslag type 2 bovenop de lesuren die ze genereren in een school voor gewoon onderwijs of het behoud van expertise en tewerkstelling in een school voor buitengewoon onderwijs die het aanbod heeft voor leerlingen conform artikel 259, § 1, 2° en/of 4°, en/of 6°, en/of 7°, kan, met toepassing van de omzettingstabel als vermeld in artikel 22/20, 2°, tweede lid, 1°, 2° en 3°, een omzetting gebeuren van lesuren naar uren of omgekeerd om voormelde leerlingen, indien de situatie het vereist, beter te ondersteunen. Deze omzetting is afhankelijk van het akkoord van de ouders en van de lokale onderhandelingscomités van de school voor gewoon en buitengewoon onderwijs. § 4. De teldagen voor de toekenning van de lesuren, uren en begeleidingseenheden aan scholen voor buitengewoon onderwijs zijn: 1° de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar;2° de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar. De lesuren, uren en begeleidingseenheden toegekend op basis van de telling op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar vormt het gegarandeerde basispakket voor het volledige schooljaar.
Als op basis van de berekening, vermeld in paragraaf 1, 2, en 3, op de eerste schooldag van februari een hoger aantal lesuren, uren of begeleidingseenheden per type gegenereerd wordt voor een school voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met het aantal dat op de eerste schooldag van oktober werd toegekend, ontvangt deze school dit verschil aan lesuren, uren of begeleidingseenheden per type met ingang van de eerste schooldag van februari. In geval van een daling behoudt de school voor buitengewoon onderwijs de lesuren, uren en begeleidingseenheden per type berekend op basis van de eerste schooldag van oktober. § 5. Scholen voor buitengewoon onderwijs ontvangen de lesuren, uren en begeleidingseenheden voor de leerlingen van de scholen voor gewoon secundair onderwijs waarmee ze samenwerken.
In geval een school voor gewoon secundair onderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon basisonderwijs worden de lesuren, vermeld in paragraaf 3, 1°, door het agentschap voor onderwijsdiensten toegekend als lestijden.
Begeleidingseenheden kunnen naargelang de aard van de ondersteuning die nodig is, omgezet worden in lesuren of uren. § 6. De lesuren en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden, worden voor scholen buitengewoon secundair onderwijs beschouwd als extra lesuren en extra uren en als extra lestijden en uren in scholen voor buitengewoon basisonderwijs, zoals bedoeld in artikel 3, 14° en 14° bis, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, indien de school voor gewoon secundair onderwijs voor ondersteuningen samenwerkt met een school voor buitengewoon basisonderwijs. De lesuren en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden kunnen in afwijking van artikel 19, 20 en 313, § 2, netoverschrijdend en na 1 november overgedragen worden en in afwijking van artikel 2, § 3, overgedragen worden van een school van buitengewoon secundair onderwijs naar een school van buitengewoon basisonderwijs.
De lesuren en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden, kunnen, in afwijking van artikel 21 en artikel 313, § 1, niet overgedragen worden naar het daaropvolgende schooljaar.
Paragraaf 6, 7 en 8 van artikel 314/8 zijn van toepassing op de personeelsleden die aangesteld worden in de extra lesuren en extra uren. § 7. Scholen voor buitengewoon onderwijs werken netoverschrijdend samen om aan expertisedeling te doen in functie van hun ondersteunende opdracht naar scholen voor gewoon onderwijs. § 8. De scholen voor gewoon secundair onderwijs hebben recht op ondersteuning van de scholen voor buitengewoon onderwijs. In onderling overleg en met betrokkenheid van de ouders, waar mogelijk de leerling en met het CLB wordt bepaald hoe de lesuren, uren en begeleidingseenheden die de leerlingen met toepassing van paragraaf 3 en op basis van de teldagen vermeld in paragraaf 4 inbrengen, worden ingezet naargelang de vastgestelde ondersteuningsnoden.
De ondersteuning kan binnen de school voor gewoon secundair onderwijs en over scholen voor gewoon secundair onderwijs heen flexibel aangewend worden voor leerlinggerichte, leerkrachtgerichte of teamgerichte ondersteuning op basis van de ondersteuningsnoden die er zijn. Er kunnen geen lesuren, uren of begeleidingseenheden toegekend in toepassing van dit artikel aangewend worden voor ondersteuning in toepassing van artikel 314/8.
De scholen voor buitengewoon onderwijs starten met ondersteuning vanaf de eerste schooldag van het lopende schooljaar en in voorkomend geval ook vanaf de eerste schooldag van februari voor de leerlingen met een inschrijvingsverslag, gemotiveerd verslag of verslag type 2, 4, 6 of 7 die al gekend zijn en waarvoor er nood is aan ondersteuning. § 9. De onderwijsinspectie voert gerichte kwaliteitscontroles uit op de handelingsgerichte diagnostische trajecten die leiden tot de opmaak van verslagen en gemotiveerde verslagen type 2, 4, 6 en 7. § 10. Het toezicht door de onderwijsinspectie en de administratie en de evaluatie en monitoring, als vermeld in artikel 314/8, § 9 en § 10, zijn ook van toepassing op de uitvoering van dit artikel. § 11. Voor de toepassing van dit artikel wordt school begrepen als een gefinancierde of gesubsidieerde school.".
Art. 92.In artikel 323 van dezelfde codex wordt punt c) opgeheven.
Art. 93.In artikel 326 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de tekst van punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° voor de leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld:";2° in de tabel in punt 1° worden de rijen 3 tot en met 8 opgeheven.
Art. 94.In artikel 329 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 8 juli 2011, 23 december 2016 en 16 juni 2017, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Per school wordt het totale aantal punten berekend door het aantal leerlingen, geteld op de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172, te vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor schoolkenmerken, met uitzondering van schoolkenmerk V1, V2.".
Art. 95.In dezelfde codex wordt in deel V, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, het opschrift van onderafdeling 5 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 5. Berekening van de werkingsmiddelen voor scholen buitengewoon onderwijs actief in het kader van het ondersteuningsmodel".
Art. 96.Artikel 330 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt opgeheven.
Art. 97.Artikel 330/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2016 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt opgeheven.
Art. 98.Artikel 330/2 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2017, wordt opgeheven.
Art. 99.Artikel 330/3 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt vervangen door wat volgt: "Art 330/3. § 1. Er worden jaarlijks werkingsmiddelen toegekend aan de schoolbesturen van scholen buitengewoon onderwijs die met toepassing van artikel 314/8 en 314/9 ondersteuning bieden. § 2. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 314/8 en 314/9, § 3, 2°, worden de voormelde werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) berekend door het aantal aan de schoolbesturen toegekende begeleidingseenheden, extra lesuren, en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel, vermeld in artikel 314/8 en 314/9, § 3, 2°, in voorkomend geval na overdrachten, te vermenigvuldigen met een bedrag per begeleidingseenheid, lesuur of uur.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, werd berekend door het budget dat op de onderwijsbegroting voor 2018 voorzien was voor de toekenning van werkingsmiddelen voor het ondersteuningsmodel te delen door het totaal aantal toegekende begeleidingseenheden, extra lestijden, extra lesuren en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel voor het schooljaar 2017-2018.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2. § 3. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 314/9, § 3, 1°, die op een van de teldagen, vermeld in artikel 314/9, § 4, begeleid worden, krijgt de begeleidende school voor buitengewoon onderwijs de volgende werkingsmiddelen toegekend: 1° type 2, 6 of 7: 355,06 euro per leerling;2° type 4: 529,26 euro per leerling. De werkingsmiddelen toegekend aan de school voor buitengewoon onderwijs op basis van de leerlingen op de eerste schooldag van oktober, worden gegarandeerd voor het volledige schooljaar.
Als op basis van de telling op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar en met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, een hoger bedrag aan werkingsmiddelen wordt bekomen voor een school voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met de werkingsmiddelen toegekend op basis van de telling van de eerste schooldag van oktober, dan ontvangt deze school dit verschil aan werkingsmiddelen. In geval van een daling behoudt de school voor buitengewoon onderwijs de werkingsmiddelen berekend op basis van de eerste schooldag van oktober.
In geval een school voor gewoon secundair onderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon basisonderwijs, dan worden de werkingsmiddelen bepaald met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, toegekend aan die school voor buitengewoon basisonderwijs. § 4. De bedragen, vermeld in paragraaf 3, eerst lid, 1° en 2°, worden jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1; 2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2.".
Art. 100.In artikel 352 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 6 juli 2018, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "artikel 314/8" vervangen door de zinsnede "artikel 314/8 en artikel 314/9".
Art. 101.Artikel 356 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 102.In artikel 357/9, § 4, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018, worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Een personeelslid kan met het oog op de verplichting, vermeld in het tweede lid, en onverminderd de daar gestelde verplichting om in een passende compensatieregeling te voorzien, op vrijwillige basis de jaarlijkse vakantie, die van kracht is in de school of het centrum waar hij is aangesteld, in een andere periode van het schooljaar opnemen met inachtneming van de organisatie van de school en onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de school of het centrum in het gemeenschapsonderwijs of van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs. In het bevoegde lokaal comité of in de ondernemingsraad worden daarover verdere criteria en afspraken onderhandeld, waarbij alleszins rekening wordt gehouden met het volgende: 1° de termijn van aanvraag om als personeelslid in een andere periode vakantie op te nemen;2° de periode van afwijking van de jaarlijkse vakantie in de school of het centrum. De jaarlijkse vakantie als vermeld in het derde lid, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.".
Art. 103.Aan artikel 357/23 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018, worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Een personeelslid kan met het oog op de verplichting, vermeld in het tweede lid, en onverminderd de daar gestelde verplichting om in een passende compensatieregeling te voorzien, op vrijwillige basis de jaarlijkse vakantie, die van kracht is in de school of het centrum waar hij is aangesteld, in een andere periode van het schooljaar opnemen met inachtneming van de organisatie van de school of het centrum en onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de school in het gemeenschapsonderwijs of van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs. In het bevoegde lokaal comité of in de ondernemingsraad worden daarover verdere criteria en afspraken onderhandeld, waarbij alleszins rekening wordt gehouden met het volgende: 1° de termijn van aanvraag om als personeelslid in een andere periode vakantie op te nemen;2° de periode van afwijking van de jaarlijkse vakantie in de school of het centrum. De jaarlijkse vakantie als vermeld in het derde lid, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.".
Art. 104.Bijlage 1 bij dezelfde codex wordt vervangen door de bijlage die bij dit decreet is toegevoegd. HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013
Art. 105.Aan artikel II.79 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. De Universiteit Hasselt kan in het administratief arrondissement Hasselt de educatieve masteropleiding Wetenschappen en Technologie aanbieden en de desbetreffende graad van master uitreiken in het studiegebied Wetenschappen. Zij sluit hiertoe een samenwerkingsovereenkomst af met een andere Vlaamse universiteit die bevoegd is om deze masteropleiding te organiseren.".
Art. 106.In artikel II.170, § 2, derde lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° indien van toepassing het studiegebied, een deel van het studiegebied of studiegebieden waarbinnen een opleiding wordt ondergebracht;".
Art. 107.In artikel II.187, § 3, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Dubbel gerangschikte kandidaten die voor beide toelatingsexamens in aanmerking komen voor een gunstige rangschikking, worden uitsluitend gunstig gerangschikt voor de opleiding van hun keuze, vermeld in paragraaf 8.".
Art. 108.Aan artikel II.187, § 8, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, worden een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Kandidaten voor beide toelatingsexamens melden bij hun inschrijving uitdrukkelijk voor welke opleiding ze een voorkeur hebben.
De keuze, vermeld in het tweede lid, is bindend. Door die keuze worden kandidaten als ze voor een dubbele gunstige rangschikking in aanmerking komen, alleen opgenomen als gunstig gerangschikte kandidaat op de lijst, vermeld in paragraaf 3, zesde lid, voor de opleiding van hun keuze.".
Art. 109.In artikel II.210, § 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De bepalingen in het eerste en tweede lid gelden niet voor een inschrijving in een bachelor-na-bacheloropleiding en een master-na-masteropleiding.".
Art. 110.In artikel II.261, § 4, van dezelfde codex wordt het woord "met" vervangen door het woord "niet".
Art. 111.Aan artikel II.277 van dezelfde codex wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor wat betreft de examens houdt de openbaarheid van bestuur in dat studenten een recht op inzage in en toelichting bij de door hen afgelegde examens hebben. Indien na de toelichting blijkt dat de betrokken student een kopie wil van het door hen afgelegde examen, dan heeft deze student kopierecht. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de student.".
Art. 112.Aan artikel II.314 van dezelfde codex wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. In samenspraak met de studentenraad werkt de instelling een beleidskader uit voor studentenparticipatie. Het beleidskader is een generieke beschrijving van de beleidskeuzes van de instelling over studentenparticipatie. Het bevat de visie van de instelling op studentenparticipatie en de strategische doelstellingen die ze daarbij vooropstelt.".
Art. 113.Aan artikel II.332, eerste lid, van dezelfde codex wordt een vierde punt toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de bepaling dat als de studentenraad meent dat de instelling haar decretale verplichtingen inzake studentenparticipatie zoals beschreven in artikel II.314 tot en met II.334 niet nakomt, de studentenraad het Regeringscommissariaat daarvan kan op de hoogte stellen.".
Art. 114.Aan artikel II.334 van dezelfde codex worden een paragraaf 4 en 5 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 4. Het statuut van studentenvertegenwoordiger, vermeld in paragraaf 1, wordt automatisch toegekend voor een mandaat dat onder de toepassing van het statuut valt vanaf het ogenblik dat de studentenvertegenwoordiger het mandaat effectief opneemt. § 5. De faciliteiten, vermeld in paragraaf 1, kunnen worden ingezet voor alle mandaten die de studentenvertegenwoordiger effectief opneemt in interne en externe raden en organen. Ze kunnen ook tijdens stages ingezet worden, op voorwaarde dat de stagegever daarmee akkoord gaat.
De instelling ziet erop toe dat de studentenvertegenwoordigers de toegekende faciliteiten ook effectief kunnen opnemen.".
Art. 115.Aan artikel V.16 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 15 juni 2018, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Wanneer de totale omvang van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, na toepassing van de reductie, vermeld in het tweede lid, meer dan 120 % bedraagt, wordt de omvang van de opdracht die het personeelslid nog uitoefent aan de universiteit gereduceerd tot 45 %.".
Art. 116.In artikel V.17/1, vierde lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "derde".
Art. 117.Aan artikel V.21 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kan het universiteitsbestuur op grond van een omstandige motivering ook personen die op een andere manier dan met een diploma van master blijk geven van de vereiste deskundigheid, binnen dezelfde loonvoorwaarden, aanstellen tot praktijkassistent.".
Art. 118.In artikel V.46 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden het vijfde en het zesde lid vervangen door wat volgt: "Als het eindoordeel van twee opeenvolgende evaluaties `onvoldoende' is of driemaal `onvoldoende' is in de loop van de beroepscarrière, kan het universiteitsbestuur het personeelslid in kwestie ontslaan. In die gevallen kent het universiteitsbestuur een opzeggingstermijn toe. De opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor het personeelslid dat minder dan vijf jaar anciënniteit heeft aan de universiteit. De termijn wordt verhoogd met drie maanden per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit. Het universiteitsbestuur en het personeelslid in kwestie kunnen een langere of kortere opzeggingstermijn overeenkomen.
De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van het ontslag. Het ontslag wordt betekend met een aangetekende brief en heeft uitwerking op de derde dag na de verzending.
Het universiteitsbestuur kan beslissen dat het ontslag onmiddellijk ingaat. In dat geval betaalt het universiteitsbestuur een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van de berekende opzeggingstermijn.
Met het oog op de opname van het personeelslid in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de nodige werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Als die bijdragen niet volstaan, betaalt de universiteit de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.".
Art. 119.In artikel V.62 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden het vijfde, zesde en zevende lid vervangen door wat volgt: "Als de prestaties van een personeelslid als ondermaats of als onvoldoende worden beoordeeld, kan het universiteitsbestuur het personeelslid op zijn verzoek terugzetten in een lagere graad.
Als het eindoordeel van twee opeenvolgende evaluaties `onvoldoende' is of driemaal `onvoldoende' is in de loop van de beroepscarrière, kan het universiteitsbestuur het personeelslid in kwestie ontslaan. In die gevallen kent het universiteitsbestuur een opzeggingstermijn toe. De opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor het personeelslid dat minder dan vijf jaar anciënniteit heeft aan de universiteit. De termijn wordt verhoogd met drie maanden per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit. Het universiteitsbestuur en het personeelslid in kwestie kunnen een langere of kortere opzeggingstermijn overeenkomen.
De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van het ontslag. Het ontslag wordt betekend met een aangetekende brief en heeft uitwerking op de derde dag na de verzending.
Het universiteitsbestuur kan beslissen dat het ontslag onmiddellijk ingaat. In dat geval betaalt het universiteitsbestuur een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van de berekende opzeggingstermijn.
Met het oog op de opname van het personeelslid in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de nodige werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Als die bijdragen niet volstaan, betaalt de universiteit de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.".
Art. 120.In artikel V.108, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt tussen het woord "Een" en de woorden "benoemd personeelslid" de woorden "tijdelijk of" ingevoegd; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Een tijdelijk of benoemd personeelslid of personeelslid als bedoeld in artikel V.264, 2°, dat door ambtswijziging een andere aanstelling krijgt in de hogeschool, behoudt zijn aanstelling of benoeming of zijn overgangsrechten in zijn vorige ambt zolang het niet benoemd wordt in het andere ambt in die hogeschool."; 3° in het derde lid wordt tussen het woord "De" en de woorden "benoemde personeelsleden" de woorden "tijdelijke of" ingevoegd en worden tussen de woorden "waarin zij" en de woorden "benoemd zijn" de woorden "voor de ambtswijziging aangesteld of" ingevoegd.
Art. 121.Aan dezelfde codex wordt een artikel V.110/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. V.110/1. In uitvoering van artikel V.170 reduceert het hogeschoolbestuur ambtshalve en zonder opzegging de aanstelling van een lid van het onderwijzend personeel als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° het personeelslid heeft aan de hogeschool ten minste een halftijdse benoeming of aanstelling binnen een of meer ambten van het onderwijzend personeel;2° het personeelslid oefent naast de opdracht aan de hogeschool nog een andere bezoldigde activiteit of beroepsactiviteit uit; 3° de totale omvang van de opdrachten, vermeld in punt 1° en 2°, bedraagt meer dan 120 %.".
Art. 122.In artikel V.111, § 2, van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "In de gevallen, vermeld in het eerste lid, kent het hogeschoolbestuur een opzeggingstermijn toe. De opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor het personeelslid dat minder dan vijf jaar anciënniteit heeft in de hogeschool in kwestie of haar rechtsvoorganger. De termijn wordt verhoogd met drie maanden per begonnen schijf van vijf jaar anciënniteit. Het hogeschoolbestuur en het personeelslid in kwestie kunnen een langere of kortere opzeggingstermijn overeenkomen.
De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van het ontslag. Het ontslag wordt betekend met een aangetekende brief en heeft uitwerking op de derde dag na de verzending.
Het hogeschoolbestuur kan beslissen dat het ontslag onmiddellijk ingaat. In dat geval betaalt het hogeschoolbestuur een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van de berekende opzeggingstermijn.
Met het oog op de opname van het personeelslid in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de nodige werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Als die bijdragen niet volstaan, betaalt de hogeschool de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.".
Art. 123.Aan dezelfde codex wordt een artikel V.111/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. V.111/1. In uitvoering van artikel V.170 reduceert het hogeschoolbestuur ambtshalve en zonder opzegging de benoeming van een lid van het onderwijzend personeel als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° het personeelslid heeft aan de hogeschool ten minste een halftijdse benoeming of aanstelling binnen een of meer ambten van het onderwijzend personeel;2° het personeelslid oefent naast de opdracht aan de hogeschool nog een andere bezoldigde activiteit of beroepsactiviteit uit;3° de totale omvang van de opdrachten, vermeld in punt 1° en 2°, bedraagt meer dan 120 %; 4° er is geen verdere ambtshalve reductie van een aanstelling als lid van het onderwijzend personeel mogelijk.".
Art. 124.In artikel V.116/1, eerste lid, 3°, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 15 juni 2018 en vervangen bij het decreet van 21 december 2018, wordt de zinsnede ", OCMW-voorzitter" opgeheven.
Art. 125.In artikel V.116/2 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 15 juni 2018 en vervangen bij het decreet van 21 december 2018, worden de woorden "of van" vervangen door de zinsnede "van de gemeente Voeren of van een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 of voorzitter van".
Art. 126.Artikel V.140 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 127.In artikel V.148, § 3, van dezelfde codex wordt tussen het woord "eveneens" en de woorden "het brevet" de zinsnede "ofwel een STCW-vaarbevoegdheidsbewijs van master voor zeeschepen met een bruto tonnage van 3000 of meer ofwel" ingevoegd.
Art. 128.Aan artikel V.170 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 15 juni 2018, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Wanneer de totale omvang van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, na toepassing van de reductie, vermeld in het tweede lid, meer dan 120 % bedraagt, wordt de omvang van de opdracht die het personeelslid nog uitoefent aan de hogeschool gereduceerd tot 45 %.".
Art. 129.Artikel V.171 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 15 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt: "Art. V.171. In afwijking van artikel V.170 wordt de opdracht van het personeelslid dat belast is met ten minste een halftijdse opdracht van artistiek gebonden onderwijsactiviteiten in de studiegebieden Audiovisuele en beeldende kunst, en Muziek en podiumkunsten, vermeld in artikel V.164, § 1, en dat daarnaast een andere bezoldigde activiteit of beroepsactiviteit uitoefent, niet beperkt tot 120 % als deze nevenactiviteiten van artistieke aard zijn en verband houden met de onderwijsactiviteiten die het personeelslid verstrekt. Deze afwijking geldt eveneens voor nevenactiviteiten in het kunstonderwijs.
De principes van de uitoefening van nevenactiviteiten in het kunstonderwijs worden verder uitgewerkt in het hogeschoolonderhandelingscomité.".
Art. 130.In artikel V.172/1, vierde lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "derde". HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen
Art. 131.In artikel 7, § 1, eerste lid, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden na het woord "worden" de woorden "of te blijven" ingevoegd;2° in punt 1° : a) worden aan punt a) de woorden "zoals dat blijkt uit een uittreksel uit het strafregister dat niet langer dan één jaar tevoren werd afgegeven" toegevoegd; b) wordt er een punt c) toegevoegd, dat luidt als volgt: "c) een mentoropleiding moet volgen;".
Art. 132.Artikel 19 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 19.De leerling volgt de schoolvakantieregeling zoals bepaald in artikel 12 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. In afwijking hiervan: 1° kan het sectoraal partnerschap in de betrokken sector, of bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren op verzoek van een onderneming, omwille van seizoensgebonden activiteiten een structurele afwijking op de schoolvakantieregeling vastleggen die door de Vlaamse Regering wordt goedgekeurd;2° kunnen de partijen overeenkomen dat de leerling omwille van een leeropportuniteit wordt opgeleid tijdens een schoolvakantie;3° kan het sectoraal partnerschap, of bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren op verzoek van een onderneming, in consensus de schoolvakantieregeling in een opleiding van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd, de kwalificatiefase en integratiefase van het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3, in het eerste en tweede leerjaar van de derde graad van het voltijds secundair onderwijs verminderen tot twaalf schoolvakantieweken.De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor criteria op voorstel van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren. In sectoren waar er een sectoraal partnerschap is, doet het Vlaams Partnerschap Duaal Leren het voorstel na advies van dit Sectoraal partnerschap; 4° wordt de schoolvakantie gereduceerd tot acht schoolvakantieweken op schooljaarbasis voor leerlingen in een duaal structuuronderdeel ingericht op niveau van Se-n-Se of het derde leerjaar van de derde graad van het voltijds secundair onderwijs, al dan niet ingericht in de vorm van een specialisatie. De leerling die met toepassing van het eerste lid, 1° of 2°, wordt opgeleid tijdens een schoolvakantie, moet deze opleidingsdagen recupereren tijdens de lesweken op dagen waarop hij volgens het uurrooster in de onderneming moet worden opgeleid en dit binnen hetzelfde schooljaar.
De vakantiedagen zijn onbetaald met uitzondering van de vakantiedagen die de leerling opbouwt conform de regelgeving inzake betaalde vakantie die op hem van toepassing is.
De in het derde lid vermelde betaalde vakantiedagen moeten worden opgenomen tijdens de schoolvakanties.".
Art. 133.Artikel 20 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 20.In afwijking van artikel 18, tweede lid, is de onderneming in de volgende gevallen geen leervergoeding verschuldigd: 1° bij arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval en beroepsziekte; 2° bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte voor arbeidsongeschiktheidsdagen die samenvallen met onbetaalde vakantiedagen zoals vermeld in artikel 19, derde lid.".
Art. 134.In artikel 28 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 19," vervangen door de zinsnede "artikel 19, eerste lid, 3° ".
Art. 135.Artikel 29 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016
Art. 136.In artikel III.27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs wordt het getal "6,3" bij 3. secundair onderwijs en bij 9. secundair onderwijs telkens vervangen door het getal "7,3".
Art. 137.In artikel IV.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt: "10° centrale organisatie synchroon internet onderwijs.".
Art. 138.In deel IV van dezelfde codificatie wordt een hoofdstuk 11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 11. Centrale organisatie synchroon internetonderwijs".
Art. 139.In dezelfde codificatie wordt in hoofdstuk 11, ingevoegd bij artikel 138, een artikel IV.52 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. IV.52. De regering garandeert de centrale organisatie van het synchroon internetonderwijs, verder in dit hoofdstuk SIO te noemen, zoals vermeld in artikel 36/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 117/1 van de Codex Secundair Onderwijs.
De regering bepaalt de opdracht van de centrale organisator.
De subsidieovereenkomst heeft maximaal een duurtijd van vier schooljaren.
De centrale organisator neemt een vertegenwoordiging van de regering op in zijn bestuursorganen.".
Art. 140.In dezelfde codificatie wordt in hoofdstuk 11, ingevoegd bij artikel 138, een artikel IV.53 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. IV.53. Een organisatie die de taak van centrale organisator wil opnemen, al dan niet in samenwerking met andere partners voor specifieke deelopdrachten, moet daarvoor, na oproep door de Vlaamse Regering, een aanvraagdossier indienen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanstelling van de centrale organisator en de manier waarop de organisatie haar samenwerking met andere partners voor specifieke deelopdrachten moet beschrijven.".
Art. 141.In dezelfde codificatie, wordt aan deel IV een hoofdstuk 12 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 12. Netwerk Islamexperten".
Art. 142.In dezelfde codificatie wordt in hoofdstuk 12, ingevoegd bij artikel 141, een artikel IV.52 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. IV.52. Binnen de beschikbare kredieten subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks de door het Executief van de Moslims van België erkende vzw die optreedt als erkende instantie van het islamitische godsdienstonderwijs in de Vlaamse Gemeenschap.
De subsidie strekt ertoe om de loonkost van de medewerkers in kwestie en de werkingskost van het ingediende project te dekken. Dat project moet activiteiten omvatten op het vlak van levensbeschouwelijke diversiteit, polarisering, radicalisering en extremisme binnen de werking van onderwijsinstellingen, vormingscentra en centra voor leerlingenbegeleiding die door de Vlaamse Gemeenschap zijn erkend.
De Vlaamse Regering sluit met vermelde vzw een beheersovereenkomst telkens voor maximaal vier jaren waarin opzet en doelstellingen, invulling, evaluatie en aanwending van de subsidie nader zijn omschreven.".
Art. 143.In artikel V.1, 6°, van dezelfde codificatie wordt de zinsnede "artikel 127, § 1, 1° en 2° van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs" vervangen door de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie".
Art. 144.In artikel V.2 van dezelfde codificatie worden de woorden "of voor de basiseducatie tot elke functie" opgeheven.
Art. 145.In artikel V.4 van dezelfde codificatie worden de woorden "of voor de basiseducatie voor een functie" opgeheven.
Art. 146.In artikel VI.5, § 2, van dezelfde codificatie wordt de zinsnede "artikel 125quinquies, § 3 of § 6, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, van artikel 51, derde lid, van de Codex Secundair Onderwijs," vervangen door de zinsnede "artikel 125quinquies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, van artikel 51 van de Codex Secundair Onderwijs,".
Art. 147.Aan deel VI van dezelfde codificatie wordt een hoofdstuk 4 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 4. Digitale verantwoording van de aanwending van middelen".
Art. 148.In hetzelfde decreet wordt aan hoofdstuk 4, toegevoegd bij artikel 143, een artikel VI.9 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. VI.9. Instellingen die gefinancierd of gesubsidieerd worden door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming of het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs kunnen verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de te verantwoorden subsidie op elektronische wijze beschikbaar stellen en kunnen de analoge documenten die ze opmaken of ontvangen bij de toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen, vervangen door elektronische kopieën.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor die vervanging.
Elektronische kopieën die worden opgemaakt en bewaard conform het eerste lid, behouden dezelfde geldigheid als de originelen voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen, vermeld in het eerste lid.". HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie
Art. 149.In artikel 29 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "behoort tot het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel" vervangen door de zinsnede "aangesteld is in het ambt van directeur, adjunct-directeur, stafmedewerker of leraar basiseducatie";2° in het derde lid wordt de zinsnede "behoort tot een andere personeelscategorie dan de personeelscategorie, vermeld in het tweede lid" vervangen door de zinsnede "aangesteld is in het ambt van beleidsondersteunend administratief medewerker, uitvoerend administratief medewerker of ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting,";3° in het vierde lid worden de woorden "dat behoort tot het bestuurs- en onderwijzend personeel" vervangen door de woorden "aangesteld in het ambt van leraar basiseducatie".
Art. 150.In artikel 70, § 1, van hetzelfde decreet wordt punt 6° opgeheven. HOOFDSTUK 1 6. - Wijzigingen van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs
Art. 151.In artikel 3 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018 betreffende het onderwijs XXVIII, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 13° wordt vervangen door wat volgt: "13° bijzondere vestigingsplaats: een gebouw of een gebouwencomplex waarin een orgel of beiaard tot het onroerend patrimonium behoort en waar uitsluitend orgel of beiaard gegeven worden of met moeilijk verplaatsbare slagwerkinstrumenten waar uitsluitend het vak slagwerk wordt gegeven die eigendom zijn van een socio-culturele vereniging, van een school voor secundair onderwijs of van een School of Arts en waar uitsluitend slagwerk gegeven wordt, of een gevangenis of een gesloten federaal centrum gelegen in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of een vestigingsplaats die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 118bis;"; 2° in punt 48° worden de woorden "de vierde graad van het domein beeldende en audiovisuele kunsten" vervangen door de woorden "de vierde graad van een studierichting in het domein beeldende en audiovisuele kunsten" en worden de woorden "de vierde graad van het domein muziek" vervangen door de woorden "de vierde graad van een studierichting in het domein muziek";3° in punt 54° worden de woorden "en het inschrijvingsgeld betaald heeft" opgeheven.
Art. 152.Aan artikel 4, derde lid, van hetzelfde decreet wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° organisatie van verdiepende leeractiviteiten voor studenten hoger onderwijs op advies van een instelling voor hoger onderwijs, met het oog op het versterken van hun artistieke en culturele competenties.".
Art. 153.Aan artikel 6 van hetzelfde decreet wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de kwaliteitscontrole met het oog op de erkenning en de doorlichting, vermeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het verwerven van de basiscompetenties, de competenties van de beroepskwalificatie of de competenties van het specifieke gedeelte van de onderwijskwalificatie.".
Art. 154.In artikel 27, § 2, van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° een met redenen omkleed advies aan de Vlaamse Regering verlenen over de aanvragen van de academies voor de programmatie van domeinen en structuuronderdelen, conform de voorwaarden, vermeld in artikel 115 tot en met 118, en de aanvragen van de academies voor onderwijsbevoegdheid, vermeld in artikel 130;".
Art. 155.In artikel 32 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° na het eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kan de directeur op advies van de betrokken leerkrachten een leerling die de instrumenttechnische competenties van de tweede graad muziek niet volledig verworven heeft toch toelaten tot de derde graad muziek onder de volgende voorwaarden: 1° de leerling heeft alle overige competenties verworven;2° de leerling volgt een instrumentvak in de tweede graad; 3° de leerling is vrijgesteld voor het instrumentvak in de derde graad."; 2° in het tweede lid, dat nu het derde lid wordt, wordt het woord "wooordkunst-drama" vervangen door het woord "woordkunst-drama";3° het derde lid, dat nu het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "Om toegelaten te worden tot de derde graad voor jongeren van het domein beeldende en audiovisuele kunsten moet de leerling voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de basiscompetenties van de tweede graad van het domein beeldende en audiovisuele kunsten verworven hebben of de leeftijd van twaalf jaar bereikt hebben op de dag van 31 december die volgt op de aanvang van het schooljaar; 2° niet ouder zijn dan zeventien jaar op de dag van 31 december die volgt op de aanvang van het schooljaar.".
Art. 156.Aan artikel 33, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kan de directeur op advies van de betrokken leerkrachten een leerling die de instrumenttechnische competenties van de derde graad muziek niet volledig verworven heeft toch toelaten tot de vierde graad muziek onder de volgende voorwaarden: 1° de leerling heeft alle overige competenties verworven;2° de leerling volgt een instrumentvak in de derde graad; 3° de leerling is vrijgesteld voor het instrumentvak in de vierde graad.".
Art. 157.In artikel 35 van hetzelfde decreet wordt in het tweede lid de zinsnede "vermeld in artikel 29 tot en met 33" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 29 en 33".
Art. 158.In artikel 37, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Als een academie voor een bepaalde opleiding verschillende trajecten aanbiedt, kan de leerling kiezen in welk traject hij de opleiding volgt.Een leerling kan na toestemming van de directeur van traject veranderen. Als de leerling daardoor de globale studieomvang, vermeld in artikel 12 tot en met 20, overschrijdt, wordt dat beschouwd als een verlenging van het leertraject, vermeld in artikel 62, tweede lid."; 2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Een leerling die voor de inwerkingtreding van dit decreet is afgestudeerd in een opleiding van de oude structuur, kan zich niet meer opnieuw inschrijven in de overeenkomstige opleiding van de nieuwe structuur, tenzij de leerling bijkomende competenties verwerft.De Vlaamse Regering bepaalt de overeenstemming tussen de opleidingen van de oude en de nieuwe structuur.".
Art. 159.In artikel 38 van hetzelfde decreet worden de punten 1°, 2° en 3° vervangen door wat volgt: "1° zich akkoord verklaard hebben met het academiereglement; 2° zich akkoord verklaard hebben met het eigen artistiek-pedagogische project van de academie.".
Art. 160.In artikel 39 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "30 juni" vervangen door de zinsnede "15 juli".
Art. 161.Aan artikel 46 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid deelt een schoolbestuur dat de inschrijving van een leerling weigert op grond van artikel 44, tweede lid, zijn beslissing schriftelijk of elektronisch mee ten laatste op 30 september van het schooljaar waarvoor de vraag tot inschrijving geldt.".
Art. 162.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden in het tweede lid de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt het woord "bepaling" vervangen door het woord "bepalingen";2° in punt 3° wordt de zinsnede " § 2" vervangen door de zinsnede "paragraaf 2 en 3 en artikel 30".
Art. 163.In artikel 54 van hetzelfde decreet wordt in paragraaf 1 de zinsnede "heeft het inschrijvingsgeld, vermeld in de artikelen 90 tot en met 92, betaald en" opgeheven.
Art. 164.Aan artikel 58, tweede lid, wordt een punt 14° toegevoegd, dat luidt als volgt: "14° de uiterste datum waarop de leerling het inschrijvingsgeld betaalt conform artikel 90 en in voorkomend geval de mogelijkheden tot gespreide betaling.".
Art. 165.Aan artikel 73, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", verplaatsen of vervangen door extra-murosactiviteiten." toegevoegd.
Art. 166.In artikel 90 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs wordt in het eerste lid de zinsnede "1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 november".
Art. 167.In artikel 110 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Elke regelmatige leerling telt in elk domein en in elke vestigingsplaats van een academie voor één teleenheid.".
Art. 168.In artikel 114 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Een nieuwe academie kan in plaats van de eerste graad van een domein het structuuronderdeel domeinoverschrijdende initiatieopleiding oprichten of zowel de eerste graad van een domein als de domeinoverschrijdende initiatieopleiding oprichten."; 2° in paragraaf 2 wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° een twaalfde van de programmatienormen van de door haar opgerichte domeinen, vermeld in artikel 119 en 120, bereiken;"; 3° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de nieuwe academie gedurende elf schooljaren na het oprichtingsjaar telkens op de teldag van het lopende schooljaar de programmatienormen bereiken van de door haar opgerichte domeinen, vermeld in artikel 119 en 120, a rato van het aantal schooljaren dat de nieuwe academie al in oprichting is.".
Art. 169.In artikel 115 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden het derde en het vierde lid vervangen door wat volgt: "Een academie moet dit domein uiterlijk in het achtste schooljaar na de oprichting volledig uitgebouwd hebben.Daarbij kan ze de structuuronderdelen van een domein gelijktijdig oprichten, voor zover ze elk structuuronderdeel leerjaar per leerjaar opricht. De leerjaren van de structuuronderdelen van de eerste graad kan ze evenwel in één tijd oprichten.
Een nieuw domein in een academie kan vanaf 1 september in de financierings- of subsidiëringsregeling opgenomen worden, als het op de teldag van het oprichtingsjaar een achtste van de programmatienormen, vermeld in artikel 119 en 120, bereikt."; 2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Voor een verdere financiering of subsidiëring moet het nieuwe domein gedurende zeven schooljaren na het oprichtingsjaar telkens op de teldag van het lopende schooljaar de programmatienormen bereiken, vermeld in artikel 119 en 120, naar rato van het aantal schooljaren dat het nieuwe domein al in oprichting is."; 3° in paragraaf 3 wordt het woord "zevende" vervangen door het woord "negende".
Art. 170.Aan artikel 116 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Onder de oprichting van een structuuronderdeel, vermeld in het tweede lid en in artikel 117, wordt de oprichting van een nieuw structuuronderdeel van een domein waarvan de academie al een of meer structuuronderdelen organiseert in een bestaande of nieuwe vestigingsplaats verstaan."; 2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de structuuronderdelen van een nieuw opgericht domein, conform artikel 115, die in het negende bestaansjaar van het nieuw opgerichte domein nog in oprichting zijn, gelden de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117 en 118 tot de structuuronderdelen volledig zijn opgericht.".
Art. 171.In hetzelfde decreet wordt een artikel 118bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 118bis.De Vlaamse Regering kan een schoolbestuur toestaan een bijzondere vestigingsplaats zoals bedoeld in artikel 3, 13°, in gebruik te nemen, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het schoolbestuur toont aan dat de infrastructuur van de vestigingsplaats, haar specifieke toerusting of de aard van de leerlingenpopulatie die er verblijft, verantwoordt dat de rationalisatie- en programmatienormen niet op de vestigingsplaats van toepassing zijn;2° er is een protocol van de onderhandelingen in het bevoegde lokale comité over het in gebruik nemen van de vestigingsplaats. Een aanvraag kan op elk moment in het schooljaar worden ingediend.
De Vlaamse Regering kan verdere modaliteiten vastleggen voor de manier waarop de aanvragen moeten worden ingediend en de wijze waarop ze worden beoordeeld.".
Art. 172.Aan artikel 124, § 2, van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De vestigingsplaatsen van structuuronderdelen, vermeld in artikel 129, waarop de rationalisatienorm niet van toepassing is, worden in het tweede lid niet in rekening gebracht.".
Art. 173.In artikel 130 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Een academie die gedurende drie opeenvolgende schooljaren geen enkele optie uit de clusters van opties, geen enkel muziekinstrument uit de clusters van muziekinstrumenten georganiseerd heeft, een optie of een muziekinstrument niet georganiseerd heeft, verliest vanaf het daaropvolgende schooljaar de onderwijsbevoegdheid voor die cluster van opties, cluster van muziekinstrumenten, optie of dat muziekinstrument.".
Art. 174.In artikel 134 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Een academie of een volledige vestigingsplaats of een of meer structuuronderdelen in een vestigingsplaats kunnen definitief van adres wijzigen, waarbij alle leerlingen op hetzelfde moment naar het nieuwe adres verhuizen.Bij de verhuizing van een volledige academie, een volledige vestigingsplaats of een volledig structuuronderdeel zijn de programmatienormen niet van toepassing."; 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° na het derde lid, dat het tweede lid wordt, wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Een schoolbestuur kan bij het begin van het schooljaar een deel van de leerlingen van een volledig opgericht structuuronderdeel overbrengen naar een nieuwe vestigingsplaats omwille van infrastructurele noodwendigheden.De programmatienormen zijn niet van toepassing. De rationalisatienormen zijn wel van toepassing. Het schoolbestuur meldt de uitbreiding van een bestaand structuuronderdeel naar een nieuwe vestigingsplaats uiterlijk 30 september aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.".
Art. 175.Aan artikel 139 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In een samenwerkingsinitiatief dat in 2019 of 2020 is goedgekeurd, maar omwille van een ontoereikend globaal beschikbaar volume van punten en werkingsmiddelen, vermeld in artikel 140, paragraaf 1 en 2, niet weerhouden is, kan een schoolbestuur gedurende maximaal 3 schooljaren personeelsleden aanstellen ten laste van de werkingsmiddelen of van eigen middelen, conform artikel 82. Artikel 144 is van toepassing. De bepalingen, vermeld in artikel 143, 1° en 2°, zijn niet van toepassing.".
Art. 176.In artikel 153, vierde lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de bepalingen in artikel 76, 77, tweede lid en 78" vervangen door de zinsnede "de bepalingen in artikel 74, eerste en tweede lid". HOOFDSTUK 1 7. - Wijzigingen van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 177.In het tweede lid van artikel 6, § 4, van het decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 27 april 2018 wordt de zin "Ouders dienen hiervoor toestemming te geven." opgeheven.
Art. 178.In het vierde lid van artikel 9, § 2, van hetzelfde decreet wordt de zin "Ouders dienen hiervoor toestemming te geven." opgeheven.
Art. 179.In artikel 10, derde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "wetgeving tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" vervangen door de woorden "regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens".
Art. 180.Aan artikel 16 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. De centra maken netoverstijgend afspraken om onafhankelijke bemiddeling mogelijk te maken voor leerlingen of ouders over het ondersteuningsaanbod in functie van de leerling met specifieke onderwijsbehoeften.
De bemiddeling wordt ingezet op verzoek van leerlingen of ouders als ze klachten hebben over: 1° redelijke aanpassingen door de school;2° ondersteuning door het ondersteuningsnetwerk of een school voor buitengewoon onderwijs;3° een gemotiveerd verslag of een verslag door het centrum. De bemiddeling kan alleen ingezet worden als de leerling of de ouders de klacht eerst rechtstreeks met de betrokken medewerker van het centrum hebben besproken: 1° bij klachten over redelijke aanpassingen wordt eerst de betrokken school voor gewoon onderwijs aangesproken, met ondersteuning van de betrokken medewerker van het centrum;2° bij klachten over ondersteuning wordt eerst het betrokken ondersteuningsnetwerk en de school voor buitengewoon onderwijs aangesproken, met ondersteuning van de betrokken medewerker van het centrum;3° bij klachten over een gemotiveerd verslag of een verslag wordt eerst de betrokken medewerker van het centrum aangesproken waarbij de klachtenprocedure van het centrum wordt gevolgd. Een medewerker van een ander centrum die niet betrokken is bij de school waar de leerling ingeschreven is en de betrokken school voor buitengewoon onderwijs die voorziet in een ondersteuningsaanbod en de begeleiding van de leerling, treedt op als onafhankelijke bemiddelaar.
Met behoud van de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt vanaf 1 september 2023 bemiddeling opgenomen als bijkomend thema voor de netoverstijgende regionale ondersteuningscel.".
Art. 181.In artikel 17, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "regelgeving over de bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens" vervangen door de woorden "regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens".
Art. 182.In hetzelfde decreet wordt een artikel 39/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 39/1.Een centrum dat de samenwerking met een school stopzet vanuit de intentie om minder leerlingen te begeleiden met de gegarandeerde omkadering, vermeld in artikel 39, verliest 10 % van die gegarandeerde omkadering die het voor de omkaderingsperiode 2014-2017 gekregen heeft. Het verlies van 10 % is recurrent als de samenwerking met die school uitblijft op jaarbasis. Het verlies van 10 % is cumulatief per school waarmee het centrum niet meer samenwerkt. De bevoegde dienst van de Vlaamse overheid beslist tot verlies van omkadering nadat de bemiddelingscommissie, vermeld in artikel 14, § 4, de bemiddelingsprocedure tot samenwerken heeft ingezet.".
Art. 183.In artikel 42, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "voor de permanente ondersteuningscel" vervangen door de woorden "in de permanente ondersteuningscel"; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De betrekkingen die met de overgedragen omkaderingsgewichten worden opgericht voor de regionale ondersteuningscel of netoverstijgende regionale ondersteuningscel, worden administratief verbonden aan een of meer van de centra die deel uitmaken van deze regionale ondersteuningscel of netoverstijgende regionale ondersteuningscel.".
Art. 184.In artikel 48, § 2, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "of van de Vlaamse ondersteuningspremie, uitgekeerd door de VDAB," vervangen door de zinsnede "van de Vlaamse ondersteuningspremie, uitgekeerd door de VDAB, of van subsidies toegekend door het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,". HOOFDSTUK 1 8. - Wijzigingen van het decreet van 30 november 2018 betreffende het duaal leren in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 en 4
Art. 185.Artikel 3 van het decreet van 30 november 2018 betreffende het duaal leren in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 en 4 wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 3.In artikel 308/1, § 1, eerste lid, en § 2, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt het woord "tuinbouwarbeider" telkens vervangen door de zinsnede "tuinbouwarbeider, de opleiding medewerker groen- en tuinbeheer duaal en de opleiding assistent plantaardige productie duaal.". HOOFDSTUK 1 9. - Inwerkingtreding
Art. 186.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2019, met uitzondering van: 1° artikel 6, 23, 24, 25, 33, 65, 104 en 146, die in werking treden op 1 september 2020;2° artikel 56, 2°, dat in werking treedt op 1 september 2021;3° artikel 56, 1°, dat in werking treedt op 1 september 2022;4° artikel 56, 4° en 9°, die in werking treden op 1 september 2023;5° artikel 56, 3° en 7°, die in werking treden op 1 september 2024;6° artikel 56, 5°, dat in werking treedt op 1 september 2025;7° artikel 127, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002;8° artikel 110, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2013;9° artikel 109, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2014;10° artikel 17, 18, 19, 21, 77, 78, 79, 92 tot en met 98, en 101, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2018;11° artikel 34, 73, 116, 121, 123, 129, 130, 162, 170, 174, 176 en 183, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2018;12° artikel 12, 28, 29, 106, 120, 124, 125 en 126, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2019;13° artikel 45, 141 en 142, die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2019. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 5 april 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1876 - Nr.1 - Amendementen : 1876 - Nrs. 2 en 3 - Verslag : 1876 - Nr. 4 - Amendementen na indiening van het verslag : 1876 - Nr. 5 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1876 - Nr. 6 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 27 maart 2019.
Bijlage bij het decreet: Indeling in onderwijszones Bijlage bij het decreet van 5 april 2019 betreffende het Onderwijs XXIX als vermeld in artikel 104 Bijlage 1 - Indeling in onderwijszones Zonenummer / Gemeenten 1. Antwerpen, Wommelgem, Zwijndrecht 2.Aartselaar, Boom, Bornem, Hemiksem, Niel, Puurs-Sint-Amands, Rumst, Schelle, Willebroek 3. Geel, Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Laakdal, Lille, Olen, Vorselaar, Westerlo 4.Essen, Kalmthout, Kapellen, Stabroek, Wuustwezel, 5. Berlaar, Heist-op-den-Berg, Lier, Lint, Nijlen, Ranst 6.Baarle-Hertog, Brasschaat, Brecht, Hoogstraten, Malle, Merksplas, Rijkevorsel, Schilde, Schoten, Wijnegem, Zandhoven, Zoersel 7. Bonheiden, Boortmeerbeek, Duffel, Haacht, Kampenhout, Keerbergen, Mechelen, Putte, Rotselaar, Sint-Katelijne-Waver, Tremelo, Zemst 8.Balen, Dessel, Meerhout, Mol 9. Boechout, Borsbeek, Edegem, Hove, Kontich, Mortsel 10.Arendonk, Beerse, Kasterlee, Oud-Turnhout, Ravels, Retie, Turnhout, Vosselaar 11. Aarschot, Begijnendijk, Herselt, Holsbeek, Hulshout, Tielt-Winge 12.Affligem, Asse, Dilbeek, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Ternat, Wemmel 13. Alle gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad 14.Bekkevoort, Diest, Halen, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo 15. Beersel, Drogenbos, Gooik, Halle, Herne, Lennik, Linkebeek, Pepingen, SintGenesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw 16.Bertem, Bierbeek, Herent, Leuven, Lubbeek, Oud-Heverlee 17. Boutersem, Geetbets, Glabbeek, Hoegaarden, Kortenaken, Linter, Tienen, Zoutleeuw 18.Grimbergen, Hoeilaart, Huldenberg, Kortenberg, Kraainem, Machelen, Overijse, Steenokkerzeel, Tervuren, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem 19. Beringen, Ham, Hechtel-Eksel, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen, 20.As, Genk, Houthalen-Helchteren, Zutendaal 21. Alken, Diepenbeek, Hasselt, Herk-de-Stad, Zonhoven 22.Bocholt, Bree, Hamont-Achel, Lommel, Oudsbergen, Pelt, Peer 23. Dilsen-Stokkem, Kinrooi, Maaseik, Maasmechelen, 24.Gingelom, Heers, Landen, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Wellen 25. Bilzen, Borgloon, Herstappe, Hoeselt, Kortessem, Lanaken, Riemst, Tongeren, Voeren 26.Aalst, Erpe-Mere, Lede 27. Aalter, Deinze, Dentergem, Meulebeke, Nazareth, Kruisem, Oostrozebeke, Pittem, Ruiselede, Tielt, Wingene, Zulte 28.Buggenhout, Dendermonde, Hamme, Lebbeke, 29. Assenede, Eeklo, Kaprijke, Maldegem, Sint-Laureins, Zelzate, Lievegem 30.De Pinte, Destelbergen, Evergem, Gent, Lochristi, Melle, Merelbeke, Moerbeke-Waas, Sint-Martens-Latem, Wachtebeke 31. Bever, Galmaarden, Geraardsbergen, Lierde 32.Berlare, Laarne, Lokeren, Oosterzele, Waasmunster, Wetteren, Wichelen, Zele 33. Denderleeuw, Haaltert, Liedekerke, Ninove, Roosdaal 34.Gavere, Horebeke, Kluisbergen, Maarkedal, Oudenaarde, Ronse, Wortegem-Petegem, Zwalm 35. Beveren, Kruibeke, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse 36.Brakel, Herzele, Sint-Lievens-Houtem, Zottegem 37. Beernem, Blankenberge, Brugge, Damme, De Haan, Jabbeke, Knokke-Heist, Oostkamp, Zuienkerke 38.Heuvelland, Ieper, Langemark-Poelkapelle, Mesen, Poperinge, Vleteren, Zonnebeke 39. Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Menen, Spiere-Helkijn, Wervik, Wevelgem, Zwevegem 40.Bredene, Gistel, Middelkerke, Oostende, Oudenburg 41. Ardooie, Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Ledegem, Lendelede, Moorslede, Roeselare, Staden 42.Ichtegem, Koekelare, Kortemark, Lichtervelde, Torhout, Zedelgem 43. Alveringem, De Panne, Diksmuide, Houthulst, Koksijde, Lo-Reninge, Nieuwpoort, Veurne 44.Anzegem, Avelgem, Waregem, Wielsbeke Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 5 april 2019 betreffende het Onderwijs XXIX.