Etaamb.openjustice.be
Bijakte
gepubliceerd op 09 november 2011

Aanhangsel nr. 6 bij het Protocolakkoord nr. 3 gesloten op 13 juni 2006 tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 en 138 van de Grondwet, betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid : voortzetting en uitbreidi Gelet op de respectieve bevoegdheden van de federale Staat en van de overheden bedoeld in de artike(...)

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2011024305
pub.
09/11/2011
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN


Aanhangsel nr. 6 bij het Protocolakkoord nr. 3 gesloten op 13 juni 2006 tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 en 138 van de Grondwet, betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid : voortzetting en uitbreiding van het moratorium Gelet op de respectieve bevoegdheden van de federale Staat en van de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, hierna de gemeenschappen/gewesten genoemd, wat betreft het te voeren ouderenzorgbeleid;

Gelet op het protocol van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type protocol prom. 13/06/2005 pub. 23/11/2005 numac 2005022889 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Protocol van 1 januari 2003 gesloten tussen de Federale Overheid en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid type protocol prom. 13/06/2005 pub. 23/11/2005 numac 2005022888 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Protocolakkoord nr. 2 gesloten op 1 januari 2003 tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikelen 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet, betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid, inzake de gemeenschappelijke definitie van de notie van kortverblijf type protocol prom. 13/06/2005 pub. 23/11/2005 numac 2005022887 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Protocol 2 gesloten op 1 januari 2003 tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 en 138 van de Grondwet, betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid, inzake de prijzen die toegepast worden in de instellingen voor opvang of huisvesting van bejaarden sluiten gesloten tussen de federale regering en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid en de aanhangsels 1, 2, 3 en 5 bij het bovengenoemde protocol;

Overwegende het derde protocolakkoord dat, in hoofdstuk 2, punt 2, bepaalt dat de gemeenschappen en de gewesten zich ertoe verbinden om tot en met 30/09/2011 het moratorium in acht te nemen;

Overwegende dat op de vergrijzing van de bevolking en de toename van het aantal zorgbehoevende ouderen enkel in het kader van een beleid van samenwerking tussen de Federale Staat en de gemeenschappen en gewesten een passend antwoord kan worden gegeven;

Overwegende dat een dergelijk gecoördineerd beleid rekening moet houden met de gedifferentieerde demografische evoluties tussen de gemeenschappen/gewesten;

Overwegende dat de opname van buitenlandse residenten binnen de Belgische voorzieningen in de programmatie begrepen is;

Overwegende dat sinds de invoegetreding van het moratorium de capaciteit en de bezetting binnen de residentiële sector toeneemt, Overwegende dat sinds de invoegetreding van het moratorium initiatieven werden ontwikkeld via de centra voor kortverblijf ter ondersteuning van de thuissituatie, Overwegende dat het onderhavig aanhangsel dient gekaderd te worden in een globaal ouderenbeleid waarbij de gemeenschappen en gewesten en de federale overheid samen willen werken aan de uitbouw van een vierde protocolakkoord.

De bovenstaande criteria lopen op geen enkele wijze vooruit op de criteria die zullen worden gebruikt bij het vierde protocolakkoord.

Hiervoor worden de resultaten afgewacht tegen het einde van 2011 van de studie van het KCE op de toekomstige behoeften op het vlak van zorg voor ouderen, zowel residentiële als in termen van ondersteuning voor de thuissituatie.

Wordt overeengekomen wat volgt : 1. Toestand van het moratorium Het moratorium is bepaald op basis van protocol 1 van 09/06/1997, aangevuld door protocol 2 van 01/01/2003 en waarbij de definitie en de laatste geactualiseerde versie terug te vinden is in aanhangsel 3 bij protocol 2 betreffende de geprogrammeerde structuren. De grenzen die van toepassing zijn op het moratorium worden als volgt vastgelegd :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het moratorium werd in protocol 3 gedefinieerd als de grens waarboven de gemeenschappen en gewesten zich ertoe verbinden om « geen nieuwe principeakkoorden of nieuwe voorafgaande vergunningen meer -toe te kennen, behalve in geval van eenzelfde vermindering of een overdracht van een voorafgaande vergunning of principeakkoord die omstandig worden gemotiveerd en die door de bevoegde overheid van de gemeenschap of van het gewest worden goedgekeurd ».

Voor zover de gemeenschappen en gewesten binnen hun regelgeving kunnen garanderen dat bij een groot aantal voorafgaande vergunningen het aantal erkenningen kan worden ingeperkt tot het in het moratorium vastgelegde cijfer, kunnen in de definitie van het moratorium de woorden « principeakkoorden of nieuwe voorafgaande vergunningen » vervangen worden door « erkenningen ».

Op basis van die definitie zijn de plaatsen in de centra voor dagverzorging niet in de cijfers inbegrepen, maar wel alle bedden van de rustoorden voor bejaarden (erkende rustoorden voor bejaarden en principeakkoorden) en van de rust- en verzorgingstehuizen, met inbegrip van de bedden die bestemd zijn voor patiënten in een neurovegetatieve status en de zogenaamde « pure RVT-bedden ».

De bedden voor kortverblijf die gecreëerd zijn op basis van de RVT-equivalenten die in het kader van protocollen 2 en 3 ter beschikking zijn gesteld, komen echter niet in aanmerking. Op 1 juli 2011 had enkel het Waalse Gewest van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Een gedetailleerd overzicht van de cijfers is te vinden in de tabel in bijlage 1. 2. Uitbreiding van het moratorium Rekening houdend met de bestaande toestand en in afwachting van de resultaten van de studie van het KCE die bedoeld is om te bepalen hoeveel plaatsen in residentiële structuren er voor ouderen nodig zijn, wordt overeengekomen om het moratorium met 1 233 eenheden uit te breiden.Die uitbreiding zal van toepassing zijn tot 31 december 2012.

De reconversieregels die in het protocol 3 en zijn vorige aanhangsels werden voorzien blijven gelden in het kader van deze uitbreiding.

Voor de verdeling van die 1 233 extra bedden zal rekening gehouden worden met de demografische evoluties binnen de verschillende gewesten en gemeenschappen, maar ook met het relatieve gewicht van de opname van buitenlandse patiënten en met de inspanningen van gemeenschappen en gewesten om structuren voor kortverblijf te creëren : - 600 bedden zullen verdeeld worden op basis van demografische factoren; - 400 bedden zullen verdeeld worden op basis van het relatieve gewicht van de opname van buitenlandse bewoners; - 200 bedden zullen verdeeld worden in functie van de inspanningen van gemeenschappen en gewesten om structuren voor kortverblijf te creëren; - 33 bijkomende bedden zullen worden toegekend aan de Vlaamse Gemeenschap omwille van een grotere vergrijzinggraad binnen deze gemeenschap. 2.1 Rekening houdend met de demografie Wat de 600 bedden betreft die verdeeld moeten worden op basis van demografische factoren, wordt overeengekomen om zich te baseren op de cijfers van bevolkingsprognoses tegen 2012 voor ouderen van 60 jaar en ouder (zie bijlage 2).

Op basis van die gegevens kan men de 600 bedden als volgt tussen de gemeenschappen en de gewesten verdelen :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2 Rekening houdend met buitenlandse residenten Wat de 400 bedden betreft die verdeeld moeten worden op basis van het relatieve gewicht van de opname van buitenlandse patiënten, wordt overeengekomen dat er rekening zal worden gehouden met twee factoren, waarvan de tabellen in bijlage 3 te vinden zijn : - het aandeel buitenlandse residenten die binnen de verschillende gemeenschappen en gewesten worden opgenomen in de rustoorden voor bejaarden ten opzichte van het totale aantal buitenlandse residenten die in de Belgische rustoorden voor bejaarden worden opgenomen : 367 bedden; - het aandeel buitenlandse residenten die binnen de verschillende gemeenschappen en gewesten worden opgenomen in de rustoorden voor bejaarden ten opzichte van het totale aantal ouderen opgenomen in een rustoord in die gemeenschap of dat gewest : 33 bedden.

Het begrip van buitenlandse residenten dekt hier de residenten die tot een ander sociaal zekerheidstelsel dan het Belgische stelsel behoren.

Op basis van die gegevens kan men de 400 bedden als volgt tussen de gemeenschappen en de gewesten verdelen :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3 Rekening houdend met de plaatsen voor kortverblijf Wat de 200 bedden betreft die verdeeld moeten worden op basis van de inspanningen van gemeenschappen en gewesten om structuren voor kortverblijf te creëren, wordt overeengekomen dat men zich zal baseren op het aantal bedden die op 15/06/2011 in elke gemeenschap of elk gewest gecreëerd zijn.

Die verdeling is opgenomen in de tabel in bijlage 4.

Op basis van die gegevens kan men de 200 bedden als volgt tussen de gemeenschappen en de gewesten verdelen :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Moratorium van toepassing tot 31 december 2012 Rekening houdend met het initiële moratorium met betrekking tot de rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen en met de bovengenoemde uitbreidingen, zijn de nieuwe referentiegegevens voor het moratorium dat tot 31 december 2012 van toepassing is :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De gemeenschappen en gewesten verbinden zich ertoe dit moratorium te respecteren. Dit moratorium is de eerste fase van een uitbreiding van het derde protocolakkoord inzake het ouderenbeleid, waarvan ook een nieuw akkoord inzake bijkomende RVT-equivalenten deel zal uitmaken.

Dit aanhangsel treedt in werking op 1 oktober 2011.

Aldus overeengekomen te Brussel op 12 september 2011.

Voor de Federale Regering : De Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX Voor de Vlaamse Regering : De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN Für die Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft Der Minister für Familie, Gesundheit und Soziales H. MOLLERS Pour le Gouvernement wallon : La Ministre de la Santé, de l'Action sociale et de l'Egalité des Chances, Mme E. TILLIEUX Pour le Collège de la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale : Le Membre du Collège, compétent pour la Formation professionnelle, la Culture, le Transport scolaire, l'Action sociale, la Famille, les Sports et les Relations internationales, E. KIR Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, Financiën, Begroting en Internationale Betrekkingen, J.-L. VANRAES Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen en Openbaar Ambt, Mevr. B. GROUWELS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^