Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 31 augustus 2000
gepubliceerd op 27 september 2000

Besluit van de Waalse Regering betreffende de vormingscursussen in de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2000027405
pub.
27/09/2000
prom.
31/08/2000
ELI
eli/besluit/2000/08/31/2000027405/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 2000. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de vormingscursussen in de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


De Waalse Regering, Gelet op de artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op het decreet II van de Waalse Gewestraad van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht op het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises » (Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen), gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 4 mei 1995, inzonderheid op artikel 5, 2°, 3° en 4°;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises », gegeven op 18 maart 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises », de permanente vormingscentra van de middenstand, de afgevaardigden voor het toezicht, de bedrijfsleiders, de leerlingen en de stagiairs hoe dan ook op de hoogte moeten zijn van de nieuwe bepalingen die betrekking hebben op de cursussen in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen vóór het nieuwe vormingsjaar op 1 september 2000 van start gaat;

Overwegende dat dit besluit derhalve zo spoedig mogelijk moet worden bekendgemaakt en in werking moet treden;

Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Vorming, Besluit : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1.Het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises », hierna het Instituut genoemd, erkent de cursus en de cursussencyclus die voldoen aan de in dit besluit bepaalde algemene voorwaarden en aan de fundamentele doelstellingen van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 2.Voor de toepassing van artikel 1 wordt verstaan onder « cursussen », de in de artikelen 14 en 40 bedoelde cursussen die gedurende één vormingsjaar worden georganiseerd.

Onder cursussencyclus wordt verstaan de in de artikelen 14 en 40 bedoelde cursussen georganiseerd gedurende één of meer vormingsjaren aan het einde waarvan een eindeleertijdsevaluatie of een evaluatie op het einde van de vorming als bedrijfsleider wordt georganiseerd.

Art. 3.De permanente vormingscentra van de middenstand, hierna « centra » genoemd, organiseren de in dit besluit bedoelde cursussen.

Art. 4.Voor de erkenning van de in de artikelen 14 en 40 bedoelde cursussen beroepskennis, van de in dezelfde artikelen bedoelde geïntegreerde cursussen en van de in artikelen 23 en 51 bedoelde taalcursussen, die de bepalingen van dit besluit conform zijn, komen de volgende factoren in aanmerking : 1° het gewestelijke karakter van de cursus.Onder gewestelijke cursus wordt verstaan een cursus die ofwel in één enkel centrum, ofwel beurtelings in twee centra, wordt georganiseerd; 2° als de vorming een beroep beoogt dat een beperkt aantal ondernemingen zou kunnen betreffen, bepaalt het Instituut de lijst van deze beroepen;3° als het gaat om een centrum van klasse I of van klasse II, wordt verstaan onder : a) centrum van klasse I, een centrum waarvan de bedrijfszetel is gelegen in een administratief arrondissement met een bevolkingsdichtheid kleiner dan die van het gewestelijke gemiddelde;b) centrum van klasse II, een centrum waarvan de bedrijfszetel is gelegen in een administratief arrondissement met een bevolkingsdichtheid hoger dan of gelijk aan die van het gewestelijke gemiddelde; 4° het al dan niet cyclische karakter van de cursus, d.w.z. als de cursussenjaren al dan niet achtereenvolgens worden georganiseerd.

Art. 5.In geval van fusie van twee of meer vormingscentra met behoud van hun activiteiten op verschillende vormingsplaatsen, die « sites » worden genoemd, kan een globalisering van het personeelsbestand door het Instituut in overleg met het centrum besloten worden op voorwaarde dat : 1° de bepalingen van de artikelen 31, 32, 61 en 62 voor elke site van toepassing blijven;2° het gemiddelde aantal cursisten per klas niet hoger is dan de in de artikelen 34 en 64 bedoelde maxima die voor elke site afzonderlijk worden berekend en die : a) 10 % voor de cursussen beroepskennis of voor de geïntegreerde cursussen waarvan sprake in de artikelen 14 en 40 bedragen;b) 20 % voor de cursussen algemene kennis of voor de cursussen bedrijfsbeheer bedragen.

Art. 6.Het Instituut coördineert de pedagogische activiteiten van het net door de nodige impulsen te geven en door elk initiatief te ontwikkelen dat daartoe nodig is.

Het Instituut bepaalt de lokalisatie van de cursussen in overleg met de centra.

De centra moeten de beslissingen overnemen die het Instituut gedurende deze overlegvergaderingen heeft genomen.

Art. 7.Een cursus omvat uitsluitend de cursisten van hetzelfde vormingsjaar.

In afwijking van het eerste lid en mits een gunstige beslissing van het Instituut kunnen de in een zelfde sectie ingeschreven cursisten in een zelfde cursus worden samengebracht op voorwaarde dat : 1° deze maatregel niet nadelig is voor het aanleren van het vak;2° het aantal lesuren vereist bij artikel 2, tweede lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht wordt nageleefd;3° de betrokken cursus het in artikel 4, 1°, bedoelde gewestelijke karakter heeft of een in artikel 4, 2°, bedoeld beroep betreft.

Art. 8.Een proefperiode van maximum zes weken die - behoudens afwijking van het Instituut - uiterlijk op 31 oktober afloopt, wordt vóór elke erkenning van een cursus opgelegd. Deze periode telt maximum : 1° ofwel 32 uren algemene cursussen bedoeld in artikel 14 of cursussen bedrijfsbeheer bedoeld in artikel 40 en 32 uren cursussen beroepskennis bedoeld in dezelfde artikelen;2° ofwel 64 uren geïntegreerde cursussen bedoeld in de artikelen 14 en 40. Het Instituut erkent de cursussen die de in hoofdstuk IX bedoelde voorwaarden voor het personeelsbestand vervullen, binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde proefperiode.

De cursussen worden tot het einde van het lopende halfjaar erkend.

In de loop van de maand januari gaat het Instituut na of de voorwaarden voor het personeelsbestand nog vervuld worden.

Wanneer een centrum een cursus die de voorwaarden voor het personeelsbestand niet meer vervult, blijft organiseren, worden de erkenning ervan tot het einde van het vormingsjaar alsmede de betaling van de vormingswerkers gehandhaafd; de forfaitaire toelagen per lesuur die bedoeld zijn in het financiële reglement van het Instituut worden afgeschaft.

Art. 9.De kandidaten voor wie geen mondelinge cursus beroepskennis wordt georganiseerd, kunnen een pedagogische hulp genieten die door het centrum of door de vormingswerker die in bedrijven actief is, onder de coördinatie van het Instituut georganiseerd wordt, op voorwaarde dat het aantal lesuren vereist bij artikel 2 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht wordt nageleefd.

Art. 10.De cursussen worden gegeven door vormingswerkers die de door het Instituut bepaalde aanwervingsvoorwaarden vervullen. De erkenning van de vormingswerker door het Instituut is één van de voor de erkenning van de cursussen vereiste voorwaarden.

Het Instituut kan een beslissing tot niet-erkenning van een cursus nemen, wanneer de vormingswerker(s) van deze cursus het voorwerp uitmaakt(uitmaken) van ongunstige verslagen door het Instituut.

Art. 11.Het Instituut kan de basisprogramma's, de daarmee overeenstemmende cursussen en hun organisatie wijzigen, wanneer deze wijzigingen tot doel hebben pedagogische of technische innovaties te bevorderen of zich ofwel in de vormingsprogramma's van de Europese Unie, ofwel in de programma's met een supranationale dimensie te integreren.

Art. 12.De in de artikelen 16 en 42 bedoelde programma's worden zodanig uitgewerkt dat de theoretische en praktische vormingen nauw worden verbonden.

Art. 13.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut homogene en afstandscursussen erkennen.

Een homogene cursus is een in artikel 14 bedoelde cursus algemene kennis of een in artikel 40 bedoelde cursus bedrijfsbeheer die een groep van cursisten verenigt, die ingeschreven zijn in vormingen m.b.t. beroepen van dezelfde beroepssector.

Het Instituut bepaalt de lijst van deze homogene cursussen.

Een afstandscursus is een cursus voor cursisten die een programma volgen zonder de continue aanwezigheid van een vormingswerker en die voornamelijk wordt gegeven buiten het vormingscentrum.

Deze cursussen moeten conform zijn aan de door het Instituut uitgewerkte vormingsprogramma's.

TITEL II. - Vorming onder leercontract HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 14.De cursussen onder leercontract worden verdeeld in cursussen algemene vorming, genoemd « algemene cursussen », en in cursussen beroepsvorming, genoemd « cursussen beroepskennis ».

Deze cursussen kunnen voor bepaalde beroepen, waarvan de lijst door het Instituut wordt bepaald, worden samengebracht in één enkele cursus, « geïntegreerde cursus » genoemd.

Deze cursussen kunnen aangevuld worden door de in de hoofdstukken IV tot VIII van deze titel bedoelde cursussen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden.

Art. 15.De cursussen moeten aan de door het Instituut uitgewerkte vormingsprogramma's conform zijn. HOOFDSTUK II. - Programma's

Art. 16.Het programma algemene kennis heeft betrekking op de vakken die noodzakelijk zijn voor het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes die de opvoeding en de ontwikkeling van de persoonlijkheid bevorderen.

Het programma beroepsvorming heeft betrekking op de leerinhouden die noodzakelijk zijn voor het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes die vereist zijn voor de uitoefening van het gekozen beroep en die de praktische vorming in de onderneming aanvullen.

Het Instituut organiseert zijn programma's met het oog op de overstapmogelijkheden naar andere vormingsnetten.

Art. 17.Het Instituut kan zijn programma's in verschillende modules verdelen die kapitaliseerbaar zijn om : 1° de vóór de leertijd eventuele verworven kennis te kunnen valoriseren;2° de beroeps- of schoolomschakelingen te vergemakkelijken. HOOFDSTUK III. - Cursisten

Art. 18.§ 1. Tot de cursussen wordt toegelaten : 1° de leerling verbonden door een leercontract erkend door het Instituut;2° de cursist die de volgende voorwaarden vervult : a) aan de voltijdse leerplicht hebben voldaan;b) in een onderneming de praktijk leren van een zelfstandig beroep voorkomend op de lijst van de beroepen die in aanmerking komen voor een leercontract;c) aan de voorwaarden voldoen inzake de voorafgaande vorming die vereist wordt om een leercontract in het gekozen beroep te sluiten. § 2. De inschrijving voor de cursussen geschiedt van 1 augustus tot 31 december.

Art. 19.§ 1. De in artikel 18, § 1, 1°, bedoelde cursist of zijn wettelijke vertegenwoordiger kiest het(de) centrum(centra) uit waar hij de cursussen zal volgen. § 2. Overeenkomstig het gezamenlijke opleidingsplan bedoeld in artikel 1 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het afwisselend opleidingsprogramma in de permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, schrijft het centrum de cursist voor de aangepaste cursussen in.

Wanneer het gaat om een in artikel 18, § 1, 1°, bedoelde cursist, brengt het centrum de afgevaardigde voor het toezicht en het Instituut op de hoogte van elke wijziging aangebracht na de inschrijving.

De cursussen en de activiteiten georganiseerd in het kader van de vorming zijn verplicht.

Het Instituut controleert het cursussenbezoek door de cursist.

Art. 20.Overeenkomstig het in artikel 17 bedoelde beginsel van de kapitaliseerbare eenheden, kan de cursist ofwel de cursussen algemene kennis, ofwel de cursussen beroepskennis volgen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden, met dien verstande dat het aantal lesuren vereist bij artikel 2, tweede lid, van bovenvermelde wet van 29 juni 1983 wordt nageleefd. HOOFDSTUK IV. - Bijscholingscursussen

Art. 21.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut bijscholingscursussen erkennen.

De bijscholingscursussen hebben tot doel : 1° de leemten te vullen die de cursisten hinderen in het verwerven van de in het programma bedoelde algemene kennis, rekening houdende met zijn leerritme;2° de cursisten te helpen om de eventuele moeilijkheden gedurende de vorming te overwinnen.

Art. 22.De bijscholingscursussen worden georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 35, 37 en 38 van dit besluit en de richtlijnen van het Instituut.

HOOFDSTU V. - Taalcursussen

Art. 23.Het Instituut kan taalcursussen erkennen die voorzien in behoeften van technische, economische aard of die in het kader passen van een uitwisselings-, mobiliteits- of samenwerkingsprogramma of van een gemeenschappelijke actie.

Onder taalcursus wordt verstaan een cursus basiskennis van een andere taal dan de moedertaal.

Art. 24.De in artikel 18 bedoelde cursist wordt toegelaten tot de taalcursussen. HOOFDSTUK VI. - Bijkomende cursussen

Art. 25.Overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de leerovereenkomsten erkend worden in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen kan het Instituut bijkomende cursussen beroepspraktijk erkennen.

Het Instituut bepaalt de voorwaarden waaraan deze cursussen moeten voldoen om erkend en gesubsidieerd te worden en de beroepen waarvoor ze kunnen worden georganiseerd. HOOFDSTUK VII. - Optiecursussen

Art. 26.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut optiecursussen erkennen. De optiecursussen zijn facultatieve cursussen die voorzien in specifieke behoeften van pedagogische, economische of technische aard.

Het Instituut bepaalt de voorwaarden waaronder deze cursussen worden erkend en gesubsidieerd, en de beroepen waarvoor ze kunnen worden georganiseerd. HOOFDSTUK VIII. - Onthaal, oriëntatie en bijlessen

Art. 27.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut onthaal- en oriëntatiecursussen en bijlessen erkennen : 1° de « kennismakingssessie » zijn cursussen die bedoeld zijn om de leerling of de kandidaat-leerling in kennis te stellen van de specificiteit van de binnen het net gegeven vorming, alsmede van de gedurende de vorming nagestreefde doelstellingen of van het doel ervan;2° de « oriëntatiesessies » zijn cursussen die bedoeld zijn om concepten te vormen uit de verwachtingen van de leerling of de kandidaat-leerling inzake vorming of beroepskeuze.Deze oriëntatiesessies kunnen verschillende vormen hebben : organisatie van testen, gesprekken of simulaties van beroepstoestand; 3° de « bijlessen » bestaan in cursussen die bedoeld zijn om enkele leemten te vullen in de vereiste voorkennis.De cursussen worden aan de kandidaten gegeven om hen voor te bereiden aan het bezoek van de leercursussen.

Het Instituut kan verlangen dat de kennismakingssessies en de bijlessen verplicht worden voor de leerling die gedurende het eerste halfjaar van het kalenderjaar een eerste leerovereenkomst van drie jaar heeft gesloten.

Art. 28.De bijlessen worden verdeeld in verschillende modules. Naar gelang van de vastgestelde leemten bepaalt het centrum de module(s) die de leerling moet volgen.

Art. 29.Elke module moet door ten minste acht cursisten gevolgd worden. HOOFDSTUK IX. - Organisatie van de cursussen

Art. 30.Om erkend te worden, moeten de algemene cursussen door minstens twaalf cursisten in de zin van artikel 35 worden gevolgd.

Art. 31.Indien een cursussencyclus voor de eerste keer of na een onderbreking van minimum twee jaar georganiseerd wordt, moet de erkenning van het eerste lesjaar aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° minimum 8 cursisten voor de cursussen beroepskennis, de geïntegreerde cursussen en de taalcursussen van de centra van klasse II;2° minimum 6 cursisten voor de cursussen beroepskennis, de geïntegreerde cursussen en de taalcursussen van de centra van klasse I. In afwijking van het eerste lid kan het Instituut van dit getal afwijken voor de in artikel 4, 1° en 2°, bedoelde cursussen.

Art. 32.Voor de cursussencyclussen die in de loop van het vorige jaar zijn georganiseerd, moet de erkenning aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° voor de cursussen beroepskennis of de geïntegreerde cursussen : minstens 4 cursisten per jaar. Wanneer deze cursussen in twee centra worden gegeven, bedraagt het globale personeelsbestand van de drie jaren minstens : a) 19 cursisten voor de centra van klasse II;a) 17 cursisten voor de centra van klasse I;2° voor de taalcursussen is het minimumaantal cursisten het volgende : a) 1e jaar : 8 cursisten;b) 2e jaar : 6 cursisten;c) 3e jaar : 4 cursisten.

Art. 33.Als het cursussen betreft die in de loop van het vorige jaar zijn georganiseerd, kan worden afgeweken : 1° van de in artikel 32, 1°, bedoelde voorwaarden gedurende maximum één jaar, voor zover elk cursusjaar door minstens vier cursisten is gevolgd. Deze afwijking kan voor dezelfde cyclus pas opnieuw worden verleend na een met de vormingsduur overeenstemmende periode.

De beschikking van artikel 31 zal worden toegepast op het vormingsjaar volgend op het jaar dat het voorwerp heeft uitgemaakt van de afwijking. 2° van de in artikel 32, 1°, bedoelde voorwaarden, wat het laatste jaar betreft. Deze afwijking kan voor dezelfde cyclus pas opnieuw worden verleend na een met de vormingsduur overeenstemmende periode.

De beschikking van artikel 31 zal worden toegepast op het vormingsjaar volgend op het jaar dat het voorwerp heeft uitgemaakt van de afwijking.

Art. 34.§ 1. Rekening houdende met de pedagogische behoeften kan de cursistengroep van een zelfde cursusjaar opgesplitst worden als volgt : 1° voor de door een centrum georganiseerde algemene cursussen, ongeacht hun lokalisatie, behoudens afwijking verleend door het Instituut overeenkomstig artikel 5 van dit besluit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Als de cursussen door meer dan 61 leerlingen worden gevolgd, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 20 bijkomende leerlingen.2° voor de bijscholingscursussen : - aantal leerlingen : 12; - maximumaantal klassen : 2.

Als de cursussen door meer dan 12 leerlingen worden gevolgd, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 8 bijkomende leerlingen. 3° voor de cursussen beroepskennis, de geïntegreerde cursussen en de taalcursussen gegeven : a) in gewone klassen : - aantal leerlingen : 21; - maximumaantal klassen : 2.

Als de cursussen door meer dan 21 leerlingen worden gevolgd, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 20 bijkomende leerlingen. b) in atelierklassen : - aantal leerlingen : 12; - maximumaantal klassen : 2.

Als de cursussen door meer dan 18 leerlingen worden gevolgd, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 17 bijkomende leerlingen. § 2. De cursistengroepen mogen gesplitst worden tot 31 januari. § 3. Het Instituut kan afwijken van de in § 1 bedoelde voorwaarden en een kleiner aantal cursisten per klas toelaten : 1° als het nodig is voor het vlotte pedagogische verloop van de cursussen;2° als het gaat om praktische demonstratielessen in de cursussen beroepskennis, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden;3° als het gaat om taalcursussen in een zelfde beroep of een groep van beroepen;4° als het gaat om vormingsprogramma's met keuzevakken.

Art. 35.Voor de toepassing van de in de artikelen 29 tot 34 bedoelde bepalingen, wordt rekening gehouden met de overeenkomstig de artikelen 18 en 19 ingeschreven cursist die de les minstens één keer op twee heeft gevolgd te rekenen vanaf de dag waarop hij is begonnen de cursussen te volgen.

Ook de cursist die afwezig is om een reden die volgens de sociale wetgeving de afwezigheid op het werk wettigt, komt in aanmerking.

Art. 36.De cursistengroep die de cursussen beroepskennis volgt, bestaat uit cursisten van een zelfde beroep.

Als het aantal cursisten van een zelfde beroep niet volstaat om een groep te vormen die aan de in de artikelen 29 en 31 tot 34 bedoelde voorwaarden voldoet, kan het Instituut, in afwijking van het eerste lid, cursussen erkennen voor de cursisten van twee of meer beroepen, die verwant zijn genoemd en die gemeenschappelijke vakken bieden.

Als het programma voor twee of meer beroepen voor een zelfde vormingsjaar in gemeenschappelijke vakken voorziet, kan het Instituut, in afwijking van het eerste lid, cursussen erkennen met een gemeenschappelijk vak en met vakken die eigen zijn aan elk beroep, hebben.

Art. 37.§ 1. Rekening houdende met de pedagogische behoeften en met de traditionele organisatie van de cursussen, worden het aantal uren algemene cursussen en cursussen beroepskennis en de verspreiding van deze uren per vak en per jaar door het Instituut als volgt bepaald : 1° algemene cursussen : a) 1e jaar : 180 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 120 uren per jaar;2° cursussen beroepskennis : a) 1e jaar : 180 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 120 uren per jaar;3° geïntegreerde cursussen : a) 1e jaar : 360 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 240 uren per jaar;4° taalcursussen : maximum 32 uren per jaar;5° bijscholingscursussen : a) 1e vormingsjaar : maximum 32 uren Frans en 32 uren wiskunde;b) 2e en 3e jaar : maximum 16 uren Frans en 16 uren wiskunde. § 2. Het Instituut kan afwijken van de in § 1 bedoelde bepalingen wegens de specificiteit en het technische karakter van het beroep of van de groep van beroepen die het voorwerp uitmaken van de cursus, alsmede wegens pedagogische behoeften. § 3. Voor de programma's van keuzecursussen, bijkomende cursussen en onthaal- en oriëntatiecursussen en bijlessen wordt het aantal uren door het Instituut vastgesteld.

Art. 38.De verplichte cursussen worden overdag georganiseerd en eindigen uiterlijk op 18 uur, behoudens afwijking verleend door het Instituut.

Art. 39.Het centrum behoudt de gegevens betreffende de cursisten die aan de leerplicht onderworpen zijn, tot het afgeven van het getuigschrift.

TITEL III. - Vorming als bedrijfsleider HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 40.De cursussen voor de vorming als bedrijfsleider omvatten cursussen algemene kennis, « cursussen bedrijfsbeheer » genoemd, en cursussen beroepskennis.

De cursussen bedrijfsbeheer en de cursussen beroepskennis kunnen samengebracht worden in één enkele cursus, « geïntegreerde cursus » genoemd. Het Instituut bepaalt de lijst van de beroepen waarvoor geïntegreerde cursussen kunnen worden georganiseerd.

De cursussen kunnen door andere cursussen bedoeld in de hoofdstukken IV tot VIII van deze titel aangevuld worden overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden.

Art. 41.De cursussen moeten conform zijn aan de door het Instituut uitgewerkte vormingsprogramma's. HOOFDSTUK II. - Programma's

Art. 42.Het programma bedrijfsbeheer heeft betrekking op alle vakken van technische, commerciële, financiële of administratieve aard m.b.t. het management van een kleine of middelgrote onderneming.

Het programma beroepsvorming heeft betrekking op de theoretische kennis die nodig is voor de uitoefening van een zelfstandig beroep en voor het beheer van een K.M.O. in het gekozen beroep. Het vult de praktische beroepsvorming aan.

De programma's stemmen op zijn minst overeen met de reglementeringen voor de uitoefening van deze beroepen.

Art. 43.Het Instituut kan zijn programma's in verschillende modules verdelen die kapitaliseerbaar zijn om : 1° de vóór de vorming als bedrijfsleider eventuele verworven kennis te kunnen valoriseren;2° de beroeps- of schoolomschakeling van de cursist te vergemakkelijken;3° de cursist in staat te stellen zijn vorming te kunnen plannen en enkele « theoretische » cursussen over een door het Instituut bepaalde duur te kunnen spreiden. HOOFDSTUK III. - Cursisten

Art. 44.§ 1. Tot de cursussen wordt toegelaten, de cursist die aan de leerplicht en aan één van de hiernavermelde voorwaarden van voorvorming voldoet : 1° titularis zijn van een leertijdsgetuigschrift;2° titularis zijn van een getuigschrift van het lager secundair onderwijs of van het secundair onderwijs van de tweede graad in de algemene, technische of kunstsecties;3° titularis zijn van een getuigschrift van het secundair onderwijs van de derde graad van het beroepsonderwijs en, in dit geval, het kwalificatiegetuigschrift bezitten;4° titularis zijn van een attest waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor het gedeelte van het examen einde leertijd dat betrekking heeft op de algemene vorming, voor zover de bepalingen van het vormingsplan het mogelijk maken.Deze cursisten kunnen slechts de vorming inzake beheer volgen; 5° titularis zijn van een attest waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor de proeven algemene kennis en beroepskennis in leertijd, voor zover het vormingsplan het mogelijk maakt.De cursist kan toegelaten worden in het eerste jaar van de vorming als bedrijfsleider. Hij wordt slechts in het tweede jaar toegelaten na voor de praktische proef van het einde van de leertijdsvorming te zijn geslaagd. § 2. De titularissen van een vóór 1998 afgegeven getuigschrift van het lager secundair beroepsonderwijs worden geacht aan de in § 1 toelatingsvoorwaarden te voldoen. § 3. De leerling die voor de proeven algemene kennis niet is geslaagd, wordt tot de vorming als bedrijfsleider niet toegelaten. § 4. Overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden beoordeelt het centrum of er moet worden voldaan aan de aanvraag van de cursist die zich voor de derde keer in hetzelfde vormingsjaar wil inschrijven.

Art. 45.Het Instituut organiseert een examen voor de cursist die één van de in artikel 44 bedoelde voorwaarden niet vervult. Het centrum maakt de lijst van deze cursisten aan het Instituut over.

De inschrijving voor de cursussen hangt van het slagen voor het in het eerste lid bedoelde examen af.

Art. 46.De bedrijfsleider of de zelfstandige die bij de inschrijving voor de cursussen actief is, wordt ervan vrijgesteld aan de in artikel 44 bedoelde voorwaarden te voldoen.

De bedrijfsleider of de zelfstandige die binnen de vijf jaar vóór zijn toelating tot de cursussen gedurende minstens één jaar actief is geweest, wordt ervan vrijgesteld aan de in artikel 44 bedoelde voorwaarden te voldoen.

Art. 47.De toelating tot de cursussen wordt tot 31 oktober toegelaten op voorwaarde dat ze binnen de zes eerste lesweken geschiedt behalve : 1° in geval van overmacht beoordeeld door het centrum, mits toestemming van het Instituut;2° als de cursist een beroep heeft ingesteld tegen een beslissing tot inschrijvingsweigering waarvan het centrum uiterlijk 31 oktober kennis heeft gegeven.In dit geval moet het Instituut binnen één maand te rekenen van het instellen van het beroep beslissen, en zowel het Centrum als de betrokkene, daarvan op de hoogte brengen. Na afloop van deze termijn zal de inschrijving als geldig worden beschouwd.

Art. 48.Mits toestemming van het Instituut kan het centrum de cursist die geen stageovereenkomst heeft gesloten, ervan vrijstellen het geheel of een deel van één of meer cursussen te volgen, als hij bewijst een voldoende kennis van het betrokken vak te hebben.

Voor de cursist die een stageovereenkomst heeft gesloten, bepaalt het vormingsplan de te volgen cursussen overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende het plan voor afwisselende opleiding in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen of het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998.

Art. 49.De Minister kan, op advies of op met redenen omkleed voorstel van het Instituut, de in artikel 44 bedoelde toelatingsvoorwaarden wijzigen voor enkele beroepen of groep van beroepen. In dit geval zijn de artikelen 45 en 46 niet van toepassing.

Art. 50.Volgens het in artikel 43 bedoelde principe van de kapitaliseerbare eenheden kan de cursist ofwel voor de cursussen beheer, ofwel voor de cursussen beroepskennis ingeschreven zijn overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Taalcursussen

Art. 51.Het Instituut kan taalcursussen bepaald in artikel 23 erkennen, wanneer ze in behoeften van pedagogische, technische, of economische aard voorzien of die in het kader van een uitwisselings-, mobiliteits- of samenwerkingsprogramma of van een gemeenschappelijke actie passen.

Tot de taalcursussen wordt toegelaten : 1° de cursist van de cursussen vorming als bedrijfsleider;2° de titularis van een attest waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor de cursussen vorming als bedrijfsleider of een diploma van bedrijfsleider;3° de gevestigde bedrijfsleider en zijn naaste medewerkers. HOOFDSTUK V. - Bijkomende cursussen

Art. 52.Overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote onderneming kan het Instituut bijkomende praktische cursussen erkennen.

Het Instituut bepaalt zowel de voorwaarden die deze cursussen moeten vervullen om erkend en gesubsidieerd te worden als de beroepen waarvoor ze kunnen worden georganiseerd.

De cursisten die toegelaten zijn tot de cursussen vorming als bedrijfsleider van enkele beroepen, kunnen ook de bijkomende praktische cursussen volgen. HOOFDSTUK VI. - Optiecursussen

Art. 53.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut keuzecursussen erkennen. De optiecursussen zijn facultatieve beroepscursussen die in specifieke behoeften van pedagogische, economische of technische aard voorzien.

Het Instituut bepaalt de voorwaarden die deze optiecursussen moeten vervullen om erkend en gesubsidieerd te worden en de beroepen waarvoor ze kunnen worden georganiseerd. HOOFDSTUK VII. - Bijscholingscursussen

Art. 54.Naar gelang van de behoeften kan het Instituut bijscholingscursussen erkennen.

De bijscholingscursussen richten zich tot de cursisten in het eerste jaar vorming als bedrijfsleider, de cursisten van de cursussen beheer en beroepskennis betreffende de intellectuele beroepen van dienstverleners. Zij hebben tot doel in de leemten te voorzien en de cursist te helpen om de verwerkingsmoeilijkheden te overwinnen.

De bijscholingscursussen kunnen worden verdeeld in verschillende modules waarvoor de cursist zich inschrijft naar gelang van de vastgestelde leemten.

Elke module wordt gevolgd door minstens zes cursisten. Deze cursussen worden gelijktijdig of vóór de cursussen van het eerste jaar als bedrijfsleider georganiseerd.

Art. 55.Het Instituut bepaalt het programma, de inhoud van de bijscholingscursussen en de voorwaarden van de organisatie ervan. HOOFDSTUK VIII. - Voorbereidend jaar

Art. 56.Het Instituut kan beroepscursussen, voorbereidende cursussen genoemd, o.a. voor de kandidaten-stagiairs erkennen, voor wie het vormingsplan in een bijkomend jaar voorziet overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende het plan voor afwisselende opleiding in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

De voorbereidende cursussen hebben tot doel deze kandidaten de nodige beroepskennis te geven om de cursussen vorming als bedrijfsleider later te kunnen volgen.

Art. 57.Het programma van de voorbereidende cursussen wordt door het Instituut uitgewerkt. Het wordt met name gebaseerd op de vakken bedoeld in de programma's beroepskennis van het 2e en 3e jaar leertijd.

Art. 58.Het Instituut bepaalt de voorwaarden die de voorbereidende cursussen moeten vervullen om erkend en gesubsidieerd te worden en de beroepen waarvoor ze kunnen worden georganiseerd. Ze moeten minstens door zes cursisten worden gevolgd. HOOFDSTUK IX. - Organisatie van de cursussen

Art. 59.De cursussen vorming als bedrijfsleider beginnen tussen 1 september en uiterlijk 15 oktober, behoudens afwijking voorafgaand verleend door het Instituut.

Art. 60.Om erkend te worden, moeten de cursussen beheer door minstens twaalf cursisten in de zin van artikel 65 gevolgd worden.

Art. 61.Indien een cursussencyclus voor de eerste keer of na een onderbreking van minimum twee jaar wordt georganiseerd, moet de erkenning van het eerste jaar cursussen beroepskennis, geïntegreerde cursussen of taalcursussen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° minstens 10 cursisten in de centra van klasse II;2° minstens 8 cursisten in de centra van klasse I. Het Instituut kan afwijken van dit getal voor de in artikel 4, 1°, bedoelde gewestelijke cursussen, zonder evenwel minder dan zes cursisten te tellen.

Art. 62.Als het cursussencyclussen betreft die in de loop van het vorige jaar zijn georganiseerd, moet de erkenning van de cursussen de volgende voorwaarden vervullen : 1° cursussen beroepskennis en geïntegreerde cursussen waarvan de duur twee jaar is : a) voor de centra van klasse II : - 1e jaar : minstens 8 cursisten; - 2e jaar : minstens 4 cursisten.

Wanneer het bovenvermelde personeelsbestand niet wordt bereikt, kunnen de afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale personeelsbestand van deze twee jaren met een minimum van zes cursisten in het eerste jaar wordt bereikt. b) voor de centra van klasse I, voor de cursussen georganiseerd in de in artikel 4, 2°, bedoelde beroepen, voor de cursussen die op cyclische wijze worden georganiseerd : - 1e jaar : minstens 6 cursisten; - 2e jaar : minstens 4 cursisten.

Wanneer het bovenvermelde personeelsbestand niet wordt bereikt, kunnen twee afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale personeelsbestand van deze twee jaren met een minimum van vijf cursisten in het eerste jaar wordt bereikt. c) voor de gewestelijke cursussen - 1e jaar : minstens 5 cursisten; - 2e jaar : minstens 4 cursisten. 2° cursussen beroepskennis en geïntegreerde cursussen waarvan de duur drie jaar is : a) voor de centra van klasse II : - 1e jaar : minstens 10 cursisten; - 2e jaar : minstens 6 cursisten; - 3e jaar : minstens 4 cursisten.

Wanneer het bovenvermelde personeelsbestand niet wordt bereikt, kunnen de afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale personeelsbestand van deze met een minimum van negen cursisten in het eerste jaar en minstens vier in elk van de andere jaren wordt bereikt. b) voor de centra van klasse I, voor de gewestelijke cursussen, voor de cursussen georganiseerd in de in artikel 4, 2°, bedoelde beroepen, of voor de cursussen die op cyclische wijze worden georganiseerd : - 1e jaar : minstens 10 cursisten; - 2e jaar : minstens 5 cursisten; - 3e jaar : minstens 4 cursisten.

Wanneer het bovenvermelde personeelsbestand niet wordt bereikt, kunnen de afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale personeelsbestand van deze met een minimum van 9 cursisten in het eerste jaar en minstens 4 in het 2e en 3e jaar wordt bereikt. 3° In geval van een cyclus van één jaar zal de cursus erkend worden op voorwaarde dat hij door minstens 8 cursisten wordt gevolgd.4° Taalcursussen - 1e jaar : minstens 8 cursisten; - 2e jaar : minstens 6 cursisten; - 3e jaar : minstens 6 cursisten.

Art. 63.Als een cursus in de loop van het vorige jaar is georganiseerd, kan afgeweken worden : 1° van de voorwaarden bedoeld in artikel 62, gedurende maximum één jaar, voor zover elk cursusjaar door minimum 4 cursisten wordt gevolgd. Voor dezelfde cyclus kan deze afwijking pas opnieuw verleend worden na afloop van een periode waarvan de duur overeenstemt met die van de vorming; 2° van de voorwaarden bedoeld in artikel 62, wat het laatste jaar betreft. Voor dezelfde cyclus kan deze afwijking pas opnieuw verleend worden na afloop van een periode waarvan de duur overeenstemt met die van de vorming.

De bepaling van artikel 61 wordt toegepast op het vormingsjaar volgend op het jaar waarop de afwijking slaat.

Art. 64.§ 1. Rekening houdende met de pedagogische behoeften, kan de cursistengroep van een zelfde cursusjaar opgesplitst worden als volgt : 1° Cursussen voor beheerskennis die door een Centrum worden georganiseerd, ongeacht waar, behalve door het « Institut » verleende afwijking, overeenkomstig artikel 5 van dit besluit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Als het eerste jaar beheer of het tweede jaar homogeen beheer gevolgd wordt door meer dan 61 cursisten, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten. Als het tweede jaar beheer gevolgd wordt door meer dan 81 cursisten, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 25 bijkomende cursisten.

Cursussen voor beroepskennis, geïntegreerde cursussen, taalcursussen gegeven a) in gewone klassen : Aantal cursisten : 21 Maximumaantal klassen : 2 Als een groep meer dan 21 cursisten telt, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten;b) uitsluitend in atelier-klassen : Aantal cursisten : 18 Maximumaantal klassen : 2 Als een groep meer dan 18 cursisten telt, wordt het aantal klassen verhoogd met één eenheid per groep van 17 bijkomende cursisten. § 2. De cursistengroepen mogen gesplitst worden tot aan het einde van de proefperiode bedoeld in artikel 8, behalve als het « Institut » een afwijking verleent. § 3. Het « Institut » kan van § 1 afwijken door een lager aantal cursisten per klas toe te laten : 1° als het gaat om cursussen voor beroepskennis of om geïntegreerde cursussen waarvoor de cursisten een stageovereenkomst hebben gesloten;2° als het nodig is voor het vlotte pedagogische verloop van de cursussen;3° als het gaat om praktische demonstratielessen in de cursussen voor beroepskennis, overeenkomstig de door het « Institut » bepaalde voorwaarden en modaliteiten; 4° als het gaat om taalcursussen m.b.t. hetzelfde beroep of dezelfde categorie van beroepen; 5° als het gaat om vormingsprogramma's met keuzevakken.

Art. 65.Bij de toepassing van de bepalingen van de artikelen 54, 58 en 60 tot 64, wordt rekening gehouden met de overeenkomstig de artikelen 44 tot 47 en 49 behoorlijk ingeschreven cursisten die de cursussen ten minste één keer op twee volgen, te rekenen vanaf de dag waarop zij de cursussen beginnen te volgen.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de cursist die afwezig is om een reden die afwezigheid op het werk wettigt krachtens de sociale wetgeving.

Art. 66.De groep cursisten die de cursussen voor beroepskennis volgt, bestaat uit cursisten van hetzelfde beroep.

In afwijking van het eerste lid, als het aantal cursisten van hetzelfde beroep niet volstaat om een groep te vormen die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 61 tot 64, kan het « Institut » voor cursisten van twee of meer (zogenaamd aanverwante) beroepen cursussen erkennen die gemeenschappelijke vakken bieden.

In afwijking van het eerste lid, als het programma voor één of meer beroepen, in dezelfde veronderstelling, voor hetzelfde vormingsjaar in gemeenschappelijke vakken voorziet, kan het « Institut » cursussen erkennen met een gemeenschappelijk vak en met vakken eigen aan elk beroep.

Art. 67.§ 1. Rekening houdende met de pedagogische behoeften en de traditionele organisatie van de cursussen worden het aantal uren van de cursussen voor beheers- en beroepskennis en de verspreiding ervan per vak en jaar als volgt bepaald door het « Institut » : 1° cursussen beheer : a) 1ste jaar : 128 uren;b) 2de jaar : 128 uren;2° cursussen beroepskennis : 128 uren per jaar;3° geïntegreerde cursussen : 256 uren per jaar;4° taalcursussen : maximum 96 uren per jaar. § 2. Het « Institut » kan afwijken van de bepalingen bedoeld in § 1 wegens de specificiteit en de technische graad van het beroep of groep van beroepen waarop de cursus slaat, alsmede omwille van pedagogische behoeften. § 3. Een opleiding tot ondernemingshoofd over één jaar is ook mogelijk. § 4. Het aantal uren voor de programma's van de keuzevakken, de aanvullende cursussen, de bijscholingscursussen en het voorbereidende jaar, wordt door het « Institut » bepaald. HOOFDSTUK X. - Organisatie van snelcursussen

Art. 68.§ 1. Al naar gelang de behoeften bedoeld in § 2, kan het « Institut » haar erkenning verlenen voor de organisatie van versnelde cursussen beheerskennis en snelcursussen voor opleidingen betreffende intellectuele dienstverstrekkende beroepen.

Die cursussen zijn opgenomen in de programma's omschreven in artikel 42. § 2. De snelcursussen moeten voldoen aan pedagogische, technische, economische of wetgevende eisen. § 3. De cursussen voor beroepskennis mogen, met de instemming van het « Institut » in de vorm van snelcursussen gegeven worden als ze deel uitmaken van opleidingen waarvoor de cursussen zelf in voldoende praktijk voorzien en, met name, als ze opgenomen zijn in de opleidingsprogramma's van de Europese Unie. § 4. Deze snelcursussen mogen gevolgd worden door cursisten die het bewijs leveren van beroepspraktijk die vereist is voor een erkend beroep.

Art. 69.De snelcursussen duren minimum drie maanden. Het aantal uren per programma mag niet lager zijn dan het aantal bedoeld in artikel 67.

Art. 70.Cursisten die ingeschreven zijn voor een overeenkomstig artikel 68 georganiseerde snelcursus moeten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 44.

Art. 71.Zodra een snelcursus wordt georganiseerd, maakt het Centrum de lessenrooster over aan het « Institut ».

Om erkend te worden moeten de cursussen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 60 tot 64.

Als het vereiste aantal cursisten niet bereikt is na 8 uren les, wordt de cursus opgeheven.

In afwijking van het eerste lid, kan het « Institut » van deze voorwaarden afwijken voor opleidingen die georganiseerd worden overeenkomstig artikel 68, § 3.

Art. 72.De eerste achtentwintig lesuren worden beschouwd als proefperiode. Na afloop van de proefperiode mag het Centrum geen cursist meer toelaten.

Art. 73.De cursistengroep die een reeks snelcursussen volgt, kan opgesplitst worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 64.

Hij mag niet gesplitst worden na afloop van de proefperiode bedoeld in artikel 72.

Art. 74.Na afloop van de proefperiode bedoeld in artikel 72, worden de snelcursussen erkend totdat ze eindigen.

Ze worden erkend binnen de week na afloop van de proefperiode.

Art. 75.Bij de toepassing van de bepalingen van de artikelen 71 en 73 wordt rekening gehouden met de behoorlijk ingeschreven cursisten die de cursussen ten minste twee keer op drie bijwonen tijdens de proefperiode bedoeld in artikel 72, te rekenen vanaf de dag waarop de cursussen beginnen.

Art. 76.De snelcursussen voor beheerskennis worden om de vier weken gegeven.

Art. 77.Bij de toepassing van de bepalingen van artikel 73 mogen de cursisten die de snelcursussen volgen, niet opgeteld worden met de cursisten bedoeld in artikel 64.

TITEL IV. - Eindbepalingen

Art. 78.Het « Institut » bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit besluit.

Art. 79.Het besluit van de Executieve van de Franse gemeenschap van 22 oktober 1991 betreffende de cursussen voor opleiding in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 80.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.

Art. 81.De Minister van Tewerkstelling en Vorming wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 31 augustus 2000.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA

^