gepubliceerd op 29 juni 2004
Besluit van de Waalse Regering houdende het statuut van de personeelsleden van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises"
27 MEI 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende het statuut van de personeelsleden van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals instituut voor alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen)
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2003 houdende oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises";
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 maart 2004;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 11 maart 2004;
Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 10 maart 2004;
Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises", gegeven op 29 maart 2004;
Gelet op het onderhandelingsprotocol nr. 432 van het sectorcomité XVI, opgemaakt op 2 april 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 36.945/2, gegeven op 4 mei 2004, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit die voorzien in afwijkingen of in bijzondere toepassingsmodaliteiten is het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode, hierna "Code" genoemd, van toepassing op de personeelsleden en op de stagiairs van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises", hierna "het Instituut" genoemd.
Art. 2.De bepalingen waarbij de Waalse Regering bepalingen van de Code wijzigt, aanvult of vervangt, zijn van rechtswege van toepassing op de personeelsleden van het Instituut, behalve als ze inwerken op bepalingen van dit besluit die in afwijkingen of in bijzondere toepassingsmodaliteiten voorzien.
Art. 3.Behalve andersluidende bepaling worden de in onderstaande linkerkolom opgenomen termen uit de Code door de in de rechterkolom opgenomen termen vervangen in de bepalingen die hen geen reglementaire bevoegdheid toewijzen en behalve de bevoegdheden toegewezen aan de Regering en aan de Minister in het kader van Boek II van het Wetboek betreffende het mandaatstelsel voor de ambtenaren-generaal wat betreft de mandaten van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vervangingen van de termen, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, zijn niet van toepassing op de bepalingen van Titel VI van Boek I van de Code, onder voorbehoud van de artikelen 20 tot 24 van dit besluit, noch op artikel 19 van Titel X van Boek I. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen Afdeling 1. - Statuut van de personeelsleden van het Instituut
Art. 4.In afwijking van artikel LI.TII.6 van de Code kunnen de betrekkingen van directeur door werving ingevuld worden tot maximum één derde van de betrekkingen van rang A4 waarin de personeelsformatie van het Instituut voorziet.
De betrekkingen betreffende het beroep van afgevaardigde voor het toezicht, zoals bepaald in artikel 7, § 3, eerste lid, kunnen rechtstreeks door werving in rang B2 ingevuld worden wanneer de in artikel 8, § 3, bedoelde voorwaarden vervuld zijn.
De betrekkingen betreffende het beroep van psycho-pedagogisch consulent, zoals bepaald in artikel 7, § 3, tweede lid, kunnen rechtstreeks door werving in rang A5 ingevuld worden.
Art. 5.In afwijking van artikel LI.TII.8., § 1, zevende lid, van de Code wordt verstaan onder "hiërarchische overste" elke ambtenaar-generaal, elk personeelslid van rang A4, A5, A6 of B1 belast met het beheer van een dienst.
Art. 6.In afwijking van artikel LI.TII.11 van de Code wordt een betrekking van directeur achtereenvolgens ingevuld bij : 1° verandering van aanstelling op verzoek van een ambtenaar van dezelfde graad die behoort tot de personeelsformatie waarin de betrekking vacant is;2° bevordering door verhoging in graad van een ambtenaar die behoort tot de personeelsformatie waarin de betrekking vacant is;3° mutatie op verzoek van een ambtenaar van dezelfde graad die behoort tot de personeelsformatie waarin de betrekking vacant is;4° aanwerving overeenkomstig artikel 4.
Art. 7.§ 1. In afwijking van artikel LI.TII.12, § 1 en § 2, van de Code wordt voor het beroep van psycho-pedagogisch consulent een betrekking achtereenvolgens ingevuld bij : 1° verandering van aanstelling op verzoek van een ambtenaar die behoort tot de personeelsformatie waarin de betrekking vacant is;2° aanwerving. § 2. In afwijking van artikel LI.TII.12, § 1 en § 2, van de Code wordt voor het beroep van afgevaardigde voor het toezicht een betrekking achtereenvolgens ingevuld bij : 1° verandering van aanstelling op verzoek van een personeelslid dat deel uitmaakt van de personeelsformatie waarin de betrekking vacant is;2° aanwerving. Voor het beroep van afgevaardigde voor het toezicht vormen de betrekkingen van de graden van eerste gegradueerde, eerstaanwezend gegradueerde en gegradueerde een vlakke loopbaan en loopt de ene in de andere over onder de voorwaarden bedoeld in artikel 13. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder beroep van afgevaardigde voor het toezicht, het beroep dat bestaat in de begeleiding van de leerling of de stagiair, enerzijds, en de bedrijfsleider, anderzijds, met het oog op het sluiten tussen hen van een contract voor afwisselende opleiding en om tijdens de vorming te zorgen voor de kwaliteit van de praktische vorming op de werkvloer, voor de coherentie ervan ten opzichte van het vormingsprogramma, voor de nakoming van de contractuele verplichtingen van de partijen en voor de vlotte opvolging van de theoretische vorming in samenspraak met het/de betrokken centrum/centra.
Onder beroep van psycho-pedagogisch consulent wordt verstaan het beroep dat erin bestaat vormingsreferentiemodellen uit te werken, de vormingswerkers advies te geven en zowel op technisch als op pedagogisch vlak te beoordelen en de kwaliteit te evalueren van de vorming die verstrekt wordt in de vormingscentra bedoeld in artikel 2, 10°, van bovenvermeld decreet van 17 juli 2003.
Art. 8.§ 1. In afwijking van artikel LI.TIII.CI.1, 5°, van de Code is de kandidaat die in de graad van directeur geworven wordt, houder van een diploma of van een studiegetuigschrift dat toegang geeft tot niveau 1 en heeft hij acht jaar beroepservaring in de openbare sector, in de privé-sector of als zelfstandige. § 2. Voor het beroep van psycho-pedagogisch consulent zijn de voorwaarden voor de toegang tot de betrekking, zoals bedoeld in artikel LI.TIII.CI.1, 6°, hoe dan ook de volgende : 1° vier jaar beroepservaring hebben inzake vorming of onderwijs;2° houder zijn van één van de volgende pedagogische of gelijkwaardige titels : a) geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;b) getuigschrift pedagogische bekwaamheid;c) getuigschrift pedagogische bekwaamheid aangepast aan het hoger onderwijs;d) door het Instituut afgegeven pedagogisch getuigschrift. § 3. Naast de toelaatbaarheidsvoorwaarden bedoeld in artikel LI.TIII.CI.1 van de Code levert de kandidaat het bewijs van vier jaar nuttige beroepservaring om rechtstreeks in rang B2 geworven te worden voor het beroep van afgevaardigde voor het toezicht.
In de zin van deze paragraaf wordt verstaan onder nuttige beroepservaring, de ervaring verworven inzake vorming, onderwijs, socio-professionele inschakeling, begeleiding van personen in vorming of adviesverlening i.v.m. beroepsoriëntering.
Art. 9.Artikel LI.TIII.CII.3, § 1 en § 2, van de Code dient te worden gelezen als volgt : "§ 1. De evaluatieverslagen van de stagiairs van de niveaus 1 en 2+ worden collegiaal opgesteld door de ambtenaar van minstens rang A4 onder wie de stagiair ressorteert en de directeur human resources van het Instituut of zijn afgevaardigde.
De evaluatieverslagen van de stagiairs van rang A4 worden collegiaal opgesteld door de administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en door de ambtenaar van rang A3 onder wie hij ressorteert. § 2. De evaluatieverslagen van de stagiairs van de niveaus 2, 3 en 4 worden opgesteld door de ambtenaar van minstens rang A4 onder wie de stagiair ressorteert.
De ambtenaar van minstens rang A4 maakt de evaluatieverslagen aan de directeur human resources van het Instituut over.
De directeur human resources van het Instituut kan zijn samenwerking verlenen aan de ambtenaren die belast zijn met de evaluatie van de stagiairs van de niveaus 2, 3 en 4."
Art. 10.Artikel LI.TIII.CII.7, § 1 en § 2, van de Code dient als volgt te worden gelezen als volgt : "Indien uit één van de verslagen blijkt dat de stagiair niet aan de stage voldoet, kan het directiecomité nog voor de stage afloopt : 1° beslissen de stage te verlengen met een duur die de helft van de aanvankelijke stageduur niet mag overschrijden;2° beslissen een poolverandering in dezelfde personeelsformatie uit te voeren;3° aan het beheerscomité voorstellen de stagiair kennis te geven van zijn ontslag, waarbij de beslissing bij het comité ligt. Bij verlenging van de stage wordt uiterlijk één maand vóór het einde van de stage een verslag overgemaakt.
Verandering van aanstelling houdt van rechtswege in dat de stage verlengd wordt met een duur die de helft van de aanvankelijke stageduur niet mag overschrijden."
Art. 11.§ 1. In afwijking van artikel LI.TIII.CII.8 wordt een specifieke stagecommissie voor het Instituut ingesteld.
Ze is samengesteld uit ambtenaren-generaal van het Instituut of uit hun afgevaardigde, uit de directeur human resources en de ambtenaar van minstens rang A4 onder wie de stagiair ressorteert.
De algemeen bestuurder neemt het voorzitterschap van de Commissie waar. § 2. Indien uit de evaluatieverslagen blijkt dat de stagiair niet aan de stage voldoet, wordt zulks door de directeur human resources bij de commissie aanhangig gemaakt.
Na de stagiair te hebben gehoord, kan de Commissie beslissen de stage te verlengen of de stagiair een andere aanstelling toe te wijzen.
De Commissie kan het beheerscomité voorstellen de stagiair te ontslaan, na hem te hebben gehoord. De administrateur-generaal geeft de stagiair onmiddellijk kennis van het voorstel tot ontslag.
De stagiair kan beroep instellen bij de kamer van beroep bedoeld in artikel LI.TXI.CI.1.van de Code.
Het beheerscomité beslist binnen veertig dagen na ontvangst van het advies van de kamer van beroep, uitgebracht binnen de termijn bedoeld in artikel LI.TXI.CII.9. van de Code. Het uitblijven van een beslissing binnen die termijn wordt geacht de stagiair gunstig te zijn.
Art. 12.In afwijking van artikel LI.TIII.CV.4., eerste lid, 2°, 3° en 4°, van de Code zijn de ambtenaren die de beroepen van psycho-pedagogisch consulent of van afgevaardigde voor het toezicht uitoefenen niet inbegrepen in het totaal van de ambtenaren om het aantal bevorderingsbetrekkingen te bepalen.
Art. 13.In afwijking van artikel LI.TIII.CV.6., tweede lid, van de Code is de vlakke loopbaan, wat betreft het beroep van afgevaardigde voor het toezicht, ook van toepassing op de bevorderingen van rang B3 naar rang B2 en van rang B2 naar rang B1 als de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° na vier jaar dienstanciënniteit in het betrokken beroep voor de bevordering van rang B3 naar rang B2 en na acht jaar dienstanciënniteit in rang B2 in het betrokken beroep voor de bevordering van rang B2 naar rang B1;2° niet getroffen zijn door een definitieve en niet-geschrapte tuchtmaatregel;3° het voorwerp hebben uitgemaakt van een gunstige evaluatie waarvan de modaliteiten door het beheerscomité zijn bepaald.
Art. 14.In afwijking van de artikelen LI.TIII.CV.8, 12 en 16 van de Code moet in plaats van het college van de leidend ambtenaren-generaal het directiecomité worden verstaan.
In afwijking van artikel LI.TIII.CVII.1, tweede lid, van de Code moet in plaats van de directeur-generaal het directiecomité worden verstaan.
Art. 15.Artikel LI.TIII.CVII.3. van de Code dient te worden gelezen als volgt : "De wijziging van aanstelling die een wijziging van administratieve standplaats teweegbrengt : 1° vereist de instemming van de ambtenaar indien de opdrachten van het Instituut niet gewijzigd worden;2° vereist de instemming van de ambtenaar niet indien de opdrachten van het Instituut via een reglement, een decreet of een beslissing van het beheerscomité gewijzigd worden. De ambtenaar wordt evenwel reaffecteerd in een vacante betrekking van dezelfde rang of van hetzelfde beroep in de administratieve standplaats die zich het dichtst bij zijn vorige betrekking bevindt."
Art. 16.De hoofdstukken I en II van Titel V van Boek I van de Code dienen te worden gelezen als volgt : HOOFDSTUK I. - De directie Human Resources van het Instituut en de directie Vorming van het Ministerie van het Waalse Gewest Art. LI.TV.CI.1. § 1. Het beheerscomité neemt de doelstellingen van de voortgezette vorming van het personeel van het Instituut aan. § 2. Er bestaat binnen het Instituut een directie Human Resources die bevoegd is : 1° voor de evaluatie, de opvolging en het administratief beheer van de dossiers van de stagiairs van het Instituut;2° voor de erkenning en de organisatie van specifieke vormingsacties, op eigen initiatief of op verzoek van de directies van het Instituut;3° in het kader van de vordering van de loopbaan en in samenspraak met de ambtenaar van rang A3 onder wie de betrokken ambtenaren ressorteren, voor het bedenken en het voeren van vormingsacties, het voorbereiden van de validering van de vaardigheden, voor de validering van de vaardigheden, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent. § 3. De directie Vorming van het Ministerie van het Waalse Gewest is bevoegd voor : 1° het bedenken en uitvoeren van de opleidingen waarin het stageprogramma voorziet, met uitzondering van de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent;2° de totstandbrenging en de coördinatie van een netwerk van vormingscorrespondenten en stageleiders aangewezen door de administrateur-generaal op voorstel van de betrokken directeur human resources van het Instituut;3° in het kader van de vordering van de loopbaan, voor het bedenken en het voeren van vormingsacties, het voorbereiden van de validering van de vaardigheden, voor de validering van de vaardigheden;4° het bedenken en uitvoeren van een algemeen vormingsprogramma dat inspeelt op de vormingsbehoeften die gemeenschappelijk zijn aan alle diensten en instellingen van het Gewest. Art. LI.TV.CI.2. De directeur human resources zorgt voor het administratieve beheer van de individuele dossiers van de stagiairs voor wier evaluatie en opvolging hij instaat. HOOFDSTUK II. - De directeur human resources van het Instituut Art. LI.TV.CII.1. De directeur human resources van het Instituut voert de specifieke vormingsprogramma's van het Instituut uit en begeleidt de stagiairs. Bij de begeleiding van de stagiairs wordt hij bijgestaan door stageleiders die instaan voor de vlotte integratie en de opvolging van de stagiair."
Art. 17.In hoofdstuk III van Titel V van Boek I van de Code wordt verstaan onder de "directie Vorming", de Directie Human Resources van het Instituut en onder "vormingsdirecteur", de directeur human resources van het Instituut of zijn afgevaardigde.
Art. 18.Artikel LI.TV.CIII.6, § 1, van de Code dient te worden gelezen als volgt : "De ambtenaar krijgt een dienstvrijstelling om een door het Instituut, een ministerie of een instelling georganiseerde opleiding te volgen."
Art. 19.Artikel LI.TV.CIII.9. van de Code dient te worden gelezen als volgt : "De vorming op initiatief van de ambtenaar houdt verband ofwel met zijn tegenwoordig beroep, ofwel met een ander beroep dat hij in het Instituut, in een ministerie of een instelling zou kunnen uitoefenen."
Art. 20.In afwijking van artikel LI.TVI.CI.3., § 1, van de Code worden de programma's voor de vergelijkende wervings- en overgangsexamens, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent, vastgelegd in samenwerking met de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of hun afgevaardigde.
Art. 21.In afwijking van artikel LI.TVI.CIII.1., eerste lid van de Code, wordt de voorbereiding op de examens voor de validatie van de verworven bekwaamheden, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent, georganiseerd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of hun afgevaardigde.
Art. 22.In afwijking van artikel LI.TVI.CIII.2., eerste lid van de Code, worden de examens voor de validatie van de verworven bekwaamheden, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent, georganiseerd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of hun afgevaardigde.
Art. 23.In afwijking van artikel LI.TVI.CIII.5. van de Code, kondigt de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent, de organisatie van elke proef af waarvoor elk personeelslid dat andere bevorderingsvoorwaarden vervult dan de goede uitslag van het examen, zich kan inschrijven.
Art. 24.In afwijking van artikel LI.TVI.CIII.6. van de Code wordt de jury, wat betreft de beroepen van afgevaardigde voor het toezicht en van psycho-pedagogisch consulent, voor elk examen aangewezen door het directiecomité.
De administrateur-generaal bepaalt het huishoudelijk reglement voor de organisatie van het examen en zorgt voor de toepassing daarvan. De directeur human resources van het Instituut stelt het proces-verbaal met de lijst van de geslaagden op. De administrateur-generaal deelt de uitslag mee aan de kandidaten.
Art. 25.Artikel LI.TVIII.6., § 1, van de Code dient te worden gelezen als volgt : "De ambtenaren van rang A4 worden om de twee jaar geëvalueerd door de ambtenaren-generaal van het Instituut, die van rang A5 en A6 door de hiërarchische meerdere van rang A4 en die van niveau 2+, 2, 3 en 4 door de hiërarchische meerdere van minstens rang A5 of A6.
De ambtenaar-generaal of de ambtenaar die de evaluatie uitvoert, is het voorwerp van een gunstige evaluatie."
Art. 26.De administrateur-generaal van het Instituut maakt deel uit van het college van de leidend ambtenaren-generaal, zoals bepaald in de artikelen LI.TIX.CI.1 tot LI.TIX.CI.5. van de Code.
Art. 27.De ambtenaren van rang A5 die een beroep van psycho-pedagogisch consulent uitoefenen, zoals bedoeld in artikel 30, genieten de loonschaal die overeenstemt met de graad van de functie.
Die bezoldiging wordt verhoogd met 5.141 wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° acht jaar dienstanciënniteit hebben in het betrokken beroep;2° niet getroffen zijn door een definitieve en niet-geschrapte tuchtmaatregel;3° het voorwerp hebben uitgemaakt van een gunstige evaluatie waarvan de modaliteiten door het beheerscomité zijn bepaald. Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990.
Art. 28.Artikel LI.TXVIII.CI.1. van de Code is niet toepasselijk op het Instituut.
Art. 29.Wat het Instituut betreft, wordt artikel LIII.CXII.1. aangevuld als volgt : 1° in § 1 in fine wordt het volgende lid toegevoegd : "Met inachtneming van artikel 41 van het Samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 gesloten tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest voor de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de K.M.O.'s en de voogdij over het Instituut voor die permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de K.M.O.'s, zoals gewijzigd door het Samenwerkingsakkoord van 4 juni 2003, kan een ambtenaar van het Instituut ter beschikking worden gesteld van het "Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises"; 2° er wordt een § 4 toegevoegd, luidend als volgt : "Voor de toepassing van het vierde lid van § 1 van dit artikel behoudt de ter beschikking gestelde ambtenaar de betrekking die hij bekleedde in zijn dienst van herkomst en kan hij er zijn titels voor de bevordering en de mutatie laten gelden.Zijn administratieve woonplaats wordt vastgelegd op de zetel van het "Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises". Afdeling 2. - Slotbepalingen
Art. 30.Wat het Instituut betreft, wordt bijlage nr. II bij de Code aangevuld met een afdeling 1bis met als opschrift "Lijst van de aan het Instituut specifieke beroepen", luidend als volgt : "Afdeling 1bis - Lijst van de aan het Instituut specifieke beroepen De volgende beroepen kunnen binnen het Instituut uitgeoefend worden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ".
Art. 31.Wat het Instituut betreft, wordt bijlage nr. II van de Code aangevuld met een afdeling IIbis, met het opschrift "Proeven betreffende de vergelijkende wervingsexamens voor psycho-pedagogische consulenten en afgevaardigden voor het toezicht", luidend als volgt : "Afdeling IIbis - Proeven betreffende de wervingsexamens voor psycho-pedagogische consulenten en afgevaardigden voor het toezicht : Naast de bekwaamheden bedoeld in afdeling II van deze bijlage worden de volgende bekwaamheden geëvalueerd op grond van de vergelijkende wervingsexamens voor psycho-pedagogische consulenten en afgevaardigden voor het toezicht a) niveau 1 : 1° bekwaamheid om de vormingswerkers op pedagogisch, didactisch en technisch gebied te evalueren en advies te verlenen;2° bekwaamheid om het gebrek aan bevoegdheden of de behoeften aan vorming aan het licht te brengen;3° bekwaamheid om een referentiesysteem van bevoegdheden te bedenken; 4° bekwaamheid om een vormingsproces te bedenken vanaf een referentiesysteem i.v.m. een beroep of bevoegdheden; 5° bekwaamheid om partnerschappen te ontwikkelen met verschillende gewestelijke of supranationale organisaties (beroeps-, sectorale organisaties, vormingsoperatoren,...); b) niveau 2+ : 1° bekwaamheid om de oorsprong, de context en de inzet van een aanvraag om tegemoetkoming te identificeren;2° bekwaamheid om via een individueel onderhoud het eventuele gebrek aan bevoegdheden op te sporen dat bij een aanvrager vormingsbehoeften teweegbrengt;3° bekwaamheid om de geïdentificeerde vormingsbehoeften te formaliseren en in een vormingsplan vast te leggen rekening houdende met de bekwaamheden, de streefdoelen en de individuele doelstellingen van de aanvrager, alsmede met de sociaal-economische omgeving en meer bepaald met de arbeidsmarkt; 4° bekwaamheid om de persoon die een afwisselende opleiding volgt op te volgen, en haar vooruitgang collegiaal met de andere interveniënten te beoordelen."
Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2004.
Namen, 27 mei 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD