Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 mei 2004
gepubliceerd op 30 juni 2004

Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiering van de uitwerking van gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de uitvoering van gemeentelijke mobiliteitsplannen en het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen

bron
waals ministerie van uitrusting en vervoer
numac
2004202016
pub.
30/06/2004
prom.
27/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/27/2004202016/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MEI 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiering van de uitwerking van gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de uitvoering van gemeentelijke mobiliteitsplannen en het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid, inzonderheid op de artikelen 15, 23, 26, § 2, en 33;

Gelet op het decreet van 1 april 2004 betreffende het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op het decreet van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest, inzonderheid op artikel 2, tweede lid, 3°;

Overwegende dat de nadere regels voor de financiering van de uitwerking van de gemeentelijke mobiliteitsplannen krachtens artikel 15 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid, evenals de nadere regels voor de financiering van de uitwerking van de maatregelen uit het gemeentelijk mobiliteitsplan zoals bepaald in artikel 23, § 1, van datzelfde decreet bepaald dienen te worden;

Overwegende dat de nadere regels voor de financiering van de uitvoering van de plannen inzake schoolverplaatsingen overeenkomstig artikel 29 van het decreet van 1 april 2004 betreffende het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen bepaald dienen te worden;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2004;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 11 maart 2004;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 7 april 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 2 april 2003;

Op de voordracht van de Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, Besluit : Titel 1. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.In dit besluit dient te worden verstaan onder : - gemeentelijk mobiliteitsplan : het document dat wordt opgemaakt overeenkomstig titel 3 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid; - plan inzake schoolverplaatsingen : het document dat wordt opgemaakt overeenkomstig het decreet van 1 april 2004 betreffende het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen; - minister : de Minister bevoegd voor Vervoer en Mobiliteit; - decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid : het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid; - mobiliteitsadviseur : de persoon bedoeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid; - driejarenprogramma voor werken : driejarenprogramma voor gesubsidieerde werken, aangenomen door de regering in de zin van het decreet van 29 april 2004 betreffende de subsidies toegekend door het Gewest aan bepaalde investeringen van openbaar nut.

Titel 2. - Uitwerking en herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan

Art. 2.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten komt elke gemeente die een gemeentelijk mobiliteitsplan uitwerkt vanwege de minister in aanmerking voor een subsidie die 75 % vertegenwoordigt van het ereloon van de projectontwerper of van de gemeentelijke personeelslasten voor de uitwerking van dat plan indien één of meerdere personen specifiek ingezet worden voor dat project, waaronder hoe dan ook één mobiliteitsadviseur, met een maximumbedrag van tweehonderdduizend euro. Dat bedrag wordt op tweehonderdvijftigduizend euro gebracht voor de gemeenten die meer dan vijftigduizend inwoners tellen.

De herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in artikel 26, § 2, 1° of 2°, wordt gelijkgesteld met een uitwerking. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de minister een subsidie toekennen aan een gemeente om een maximum van 75 % van de kosten te dekken met betrekking tot : - een studie ter aanvulling van het gemeentelijk mobiliteitsplan; - de begeleiding en de animatie van een raadplegings- of overlegronde met de burgers en de vertegenwoordigers van gestelde verenigingen, in verband met het gemeentelijk mobiliteitsplan of het hertalen van documenten uit het gemeentelijk mobiliteitsplan; - na advies van de opvolgingscommissie bedoeld in artikel 13 van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid, een studie voor het conformmaken van het gemeentelijk mobiliteitsplan bedoeld in artikel 33 van dat decreet.

Art. 3.De toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 2 wordt ondergeschikt gemaakt aan : 1° het bestaan van een adviesverlenende commissie op het vlak van ruimtelijke ordening, overeenkomstig artikel 7 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium of, in voorkomend geval, een plaatselijke commissie voor landelijke ontwikkeling overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 6 juni 1991 betreffende de landelijke ontwikkeling;2° de aanwezigheid van een mobiliteitsadviseur in het gemeentebestuur.

Art. 4.§ 1. Op grond van een motiveringsschrijven en een begrotingsraming kan de gemeente de minister om een beginselakkoord verzoeken over de financiering van een studie zoals bedoeld in artikel 2. De minister beantwoordt het verzoek van de gemeente binnen de twee maanden volgend op de ontvangst van dat verzoek. De gemeente kan voor technische bijstand van het Directoraat-generaal Vervoer in aanmerking komen, meer bepaald om een projectontwerper aan te wijzen, een modelbestek te krijgen of een overeenkomst tussen de gemeente en de projectontwerper op te stellen. § 2. Het dossier van de subsidieaanvraag, gericht aan de minister, wordt door het college van burgemeester en schepenen ingediend bij het Directoraat-generaal Vervoer, dat het dossier behandelt. Het dossier bevat : 1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit van de tot uitwerking, herziening of aanvulling van het gemeentelijk mobiliteitsplan;2° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van een projectontwerper met, als bijlage, het aanbestedingsverslag;3° in voorkomend geval, een afschrift van de overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de aangewezen projectontwerper;4° op grond van een verantwoordingsstuk, het bedrag van het ereloon van de projectontwerper en, in voorkomend geval, de gedetailleerde gemeentelijke personeelslasten voor de opmaak en de uitwerking van het gemeentelijk mobiliteitsplan, de prestaties van een mobiliteitsadviseur die in aanmerking komt voor een subsidie overeenkomstig artikel 23, § 3, van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid uitgesloten. § 3. Er wordt een overeenkomst gesloten tussen de minister en de gemeente ter regeling van de bijzonderheden in het gebruik van de subsidie met betrekking tot de studie. § 4. Voor de uitwerking, de herziening of het conformmaken van een gemeentelijk mobiliteitsplan wordt de projectontwerper bedoeld in § 2, 2°, erkend overeenkomstig artikel 14 van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.

Art. 5.De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt : 1° dertig percent van de subsidie bij goedkeuring van het dossier voor de subsidieaanvraag door de minister;2° dertig percent van de subsidie op grond van verantwoordingsstukken waaruit het doel van het plan blijkt, met, in voorkomend geval, als bijlage, de verantwoordingsstukken inzake personeelskosten;3° veertig percent van de subsidie na goedkeuring van het gemeentelijk mobiliteitsplan door de gemeenteraad na afloop van de termijn bedoeld in artikel 21, § 2, van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.

Art. 6.Indien de groepering van gemeenten door de minister relevant wordt geacht, wordt het maximumbedrag bedoeld in artikel 2 vermenigvuldigd door het aantal gegroepeerde gemeenten.

Titel 3. - Uitvoering van de maatregelen uit het gemeentelijk mobiliteitsplan of het plan inzake de schoolverplaatsingen HOOFDSTUK I. - Investeringen van het Gewest uit hoofde van samenwerkingsverbanden

Art. 7.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de "Société régionale wallonne du Transport" (Gewestelijke Waalse Vervoermaatschappij) subsidies toewijzen ten belope van 100 % voor de verwezenlijking van investeringen die voldoen aan de drie hierna omschreven voorwaarden : 1° zij bekleden een nuttige plaats in een aangenomen gemeentelijk mobiliteitsplan;2° zij maken een samenwerkingsverband tussen verschillende opdrachtgevers nodig;3° zij beogen; - een gebruikersvriendelijke overgang tussen verschillende vervoersmodi; of - een verbeterde totstandkoming voor het openbaar vervoer, het carpoolen, het fietsen of het stappen of voor de toegankelijkheid voor personen met beperkte beweeglijkheid; of - een betere verkeersveiligheid.

Art. 8.De "Société régionale wallonne du Transport" legt jaarlijks na overleg met het Directoraat-generaal Autowegen en Wegen en het Directoraat-generaal Vervoer een investeringsprogramma over meerdere jaren waarin alle subsidiabele investeringsprogramma's bedoeld in artikel 7 over de betrokken periode opgenomen zijn, ter goedkeuring aan de minister voor.

Voor elk project wordt er een dossier opgesteld dat een algemene presentatie, de noodzakelijke samenwerkingsverbanden, de financiële studie, de uitvoeringskalender, de programmering van de noodzakelijke overheidsopdrachten, de financiële programmering van de vastleggingen en betalingen inhoudt.

Art. 9.§ 1. Op grond van het meerjarenprogramma legt de "Société régionale wallonne du Transport" de minister jaarlijks uiterlijk op 15 juli het tijdens het daaropvolgend begrotingsjaar te subsidiëren overheidsopdrachtenprogramma voor.

Voor elk project wordt een dossier opgesteld waarin de omschrijving en de verantwoording van de in het vooruitzicht gestelde verrichtingen wordt opgenomen, meer bepaald tegenover het gemeentelijk mobiliteitsplan van de betrokken gemeente, alsmede een ramend bestek en een programma van uitvoering ervan en de verdeling van het bouwheerschap van de projecten met het Directoraat-generaal Autowegen en Wegen. § 2. De minister stelt het jaarlijks programma vast en neemt het op in het verantwoordingsprogramma van het begrotingsdecreet.

Binnen de dertig dagen na goedkeuring van het jaarlijks programma en ten vroegste op 15 januari van het betrokken begrotingsjaar worden de subsidies vastgelegd en daarvan wordt aan de "Société régionale" kennis gegeven. § 3. Na afloop van de termijn van drie jaar vermeld in artikel 10 wordt het deel van de overeenstemmende vastlegging door de minister tenietgedaan indien er niet kennis is gegeven van een overheidsopdracht bepaald in het programma. De minister kan die termijn met één jaar verlengen.

Art. 10.Tijdens de periode van drie jaar volgend op de datum van goedkeuring van een jaarlijks programma kan de "Société régionale" na overleg met het Directoraat-generaal Autowegen en Wegen en het Directoraat-generaal Vervoer wijzigingen in dat programma, met inachtneming van het bedrag en de procedure bedoeld in de artikelen 8 en 9, ter goedkeuring aan de minister voorleggen.

Art. 11.De subsidies worden als volgt vereffend : 1° de helft van het aanvankelijk bedrag van de overheidsopdracht wordt vereffend binnen de maand van de aanvraag van de "Société régionale", op grond van de datum van het bevel om de prestaties aan te vangen;2° het overblijvend bedrag van de overheidsopdracht wordt vereffend op grond van de eindafrekening van de prestaties. HOOFDSTUK II. - Aanvullende gemeentelijke financieringen

Art. 12.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de gemeenten die over een aangenomen of een globaal sinds minder dan twaalf jaar herzien gemeentelijke mobiliteitsplan dan wel over een plan inzake schoolverplaatsingen waarvan de minister sinds minder dan vijf jaar akte genomen heeft, beschikken, een subsidie toewijzen voor de verwezenlijking van projecten die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° zij bekleden een nuttige plaats in het aangenomen gemeentelijk moibiliteitsplan of in een plan inzake schoolverplaatsingen;2° zij beogen - een gebruikersvriendelijke overgang tussen verschillende verplaatsingswijzen;of - een verbeterde totstandkoming voor het openbaar vervoer, het carpoolen, het fietsen of het stappen of voor de toegankelijkheid voor personen met beperkte beweeglijkheid; of - een betere verkeersveiligheid; 3° zij zijn niet inbegrepen in of zijn niet teruggetrokken uit het driejarenprogramma voor werken. § 2. De subsidie dekt 75 % van het bedrag van het project en wordt beperkt tot 150.000 euro voor de gemeenten met minder dan 10 000 inwoners, tot 200.000 euro voor de gemeenten die van 10 000 tot minder dan 50 000 inwoners tellen en tot 250.000 euro voor de gemeenten met meer dan 50 000 inwoners.

Art. 13.§ 1. De dossiers worden door de gemeenten tegen 1 december ingediend bij het Directoraat-generaal Vervoer ter attentie van de minister. Elk dossier bevat minstens : - de gedetailleerde omschrijving van het project, met inbegrip van meer bepaald de doelstellingen, het verband met het gemeentelijk mobiliteitsplan of het plan inzake schoolverplaatsingen; - de samenwerkingsverbanden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project en de eventuele banden met andere maatregelen of projecten die opgenomen zijn in het gemeentelijk mobiliteitsplan; - de cijfermatige raming van het project, evenals het tijdschema dat voor de verwezenlijking van het project bepaald wordt.

Art. 14.§ 1. Op voorstel van het Directoraat-generaal Vervoer richt de minister tegen 1 februari een belofte tot subsidie aan de in aanmerking genomen gemeenten. § 2. Die belofte wordt verbonden aan de voorwaarde dat de gemeente het Directoraat-generaal Vervoer binnen de acht maanden volgend op de kennisgeving van de belofte tot subsidiëring en uiterlijk tegen 1 oktober een aanvullend dossier overmaakt met minstens : - het bestek, de opmetingsstaten en de plannen voor de in het vooruitzicht gestelde inrichting, evenals de gedetailleerde financiële ramingen; - een nota waarin bevestigd wordt dat de gemeente eigenaar is van de betrokken gronden, in voorkomend geval, of dat de eigenaar van de betrokken gronden de verwezenlijking van de werken aanvaardt of nog de beslissing van de gemeenteraad tot onteigening van de betrokken gronden; - het advies van de adviesverlenende commissie op het vlak van ruimtelijke ordening of, in voorkomend geval, van de plaatselijke commissie voor landelijke ontwikkeling; het uitblijven van dat advies in het dossier wordt gemotiveerd; - het geprogrammeerde tijdsschema voor de uitvoering van de immateriële projecten. § 3. Indien er een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt er een overlegvergadering met de gemachtigd ambtenaar belegd. Het verslag van die vergadering wordt bij het aanvullend dossier gevoegd. § 4. De subsidiebelofte tegenover een gemeente zoals bedoeld in § 1 wordt op datum van 1 oktober ondergeschikt gemaakt, in voorkomend geval, aan : - het opstarten van de werken met betrekking tot een subsidie zoals bedoeld in artikel 12, die toegewezen wordt in het voorgaande begrotingsjaar; of - het zich niet voordoen van een vertraging die langer duurt dan 50 % van het tijdschema voor de verwezenlijking van een immaterieel project met betrekking tot een subsidie bedoeld in artikel 12, die toegewezen wordt in het voorgaande begrotingsjaar.

Als deel uitmakend van de subsidies bedoeld in artikel 12 worden de subsidies beschouwd die aan de gemeenten zijn toegekend als "impulskredieten" voor de jaren 1999 tot en met 2004.

Art. 15.De subsidie wordt vereffend als volgt : - 15 % onmiddellijk na goedkeuring van het subsidiebesluit door de minister; - 35 % op grond van de beslissing van de gemeenteraad tot toewijzing van de overheidsopdracht, met als bijlage het aanbestedingsverslag en de kennisgeving van de opdracht; - het overblijvend bedrag op grond van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken, in voorkomend geval, en van de eindafrekening.

Art. 16.Na afloop van een termijn van twee jaar te rekenen van de kennisgeving van de subsidie door de minister en indien het overblijvend gedeelte van de subsidie niet vereffend wordt, verliest de subsidiegerechtigde het recht op subsidie voor het niet-uitgevoerde gedeelte. De minister kan die termijn met een beperkte periode verlengen.

Art. 17.§ 1. Het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid treedt in werking op 1 november 2004. § 2. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2004.

Art. 18.De minister van Vervoer en Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS

^