Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 23 oktober 2008
gepubliceerd op 27 november 2008

Besluit van de Waalse Regering betreffende de algemene preventieve maatregelen die toepasselijk zijn op de Natura 2000-locaties

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008204259
pub.
27/11/2008
prom.
23/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/23/2008204259/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 OKTOBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de algemene preventieve maatregelen die toepasselijk zijn op de Natura 2000-locaties


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, hierna "de wet" genoemd, inzonderheid op artikel 28, § 2, en § 4, derde lid;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 oktober 2008 tot vastlegging van bepaalde modaliteiten van het preventief stelsel dat toepasselijk is op de Natura 2000-locaties;

Gelet op het advies 45.191/4 van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 september 2008;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 oktober 2008;

Overwegende dat de Europese Gemeenschap de lidstaten al meer dan dertig jaar verplicht maatregelen te nemen met het oog op de instandhouding van bepaalde soorten wilde fauna en flora en van bepaalde types natuurlijke habitats ingevolge de aanneming van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (meer bepaald artikel 4) en van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, inzonderheid artikel 6; Overwegende dat de Europese Commissie een mededeling COM(2000)1 betreffende de toepassing van het voorzorgsbeginsel inzake milieubescherming heeft bekendgemaakt;

Overwegende dat het Waalse Gewest die richtlijnen heeft omgezet via herzieningen van de wet van van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en dat het het voorzorgsbeginsel inzake milieubescherming heeft bekrachtigd in artikel van Boek I van het Milieuwetboek;

Overwegende dat alle Natura 2000-locaties die onder een aanwijzingsbesluit vallen het voorwerp moeten uitmaken van algemene preventieve maatregelen ter voorkoming van beschadiging van de natuurlijke habitats en van soorten, alsook van een ernstige verstoring van de soorten waarvoor die sites worden aangewezen;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Besluit :

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan : - landbouwdomein : de totale oppervlakte bestaande uit akkerland, permanent grasland, braakland, weiland en de oppervlakten bestemd voor permanente teelt, zoals aangegeven bij het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor de campagne voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit of, bij gebreke daarvan, de oppervlakten waarvan door elk rechtsmiddel bewezen is dat ze die bestemming hadden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit en, in voorkomend geval, de landbouwgebouwen; - bosmilieu : de bossen en wouden in de zin van het Boswetboek, alsook de bossen en wouden die de Staat voor militaire of penitentiaire doeleinden beheert en de bossen en wouden die op het gewestplan opgenomen zijn als deel van een parkgebied, woongebied of woongebied met een landelijk karakter; - instandhoudingseiland : bosperceel dat in kaart gebracht moet worden op een plan dat bij de administratie verkrijbaar is en waar elke vorm van exploitatie uitgesloten is zodat het woud oud kan worden en de natuurlijke dynamieken zich kunnen uitdrukken; de bomen worden er na hun natuurlijke dood behouden tot ze in staat van ontbinding verkeren; alleen controle op het wild, de beveiliging van de wegen en de organisatie van het onthaal van het publiek zijn er toegelaten; de integrale reservaten vastgelegd krachtens artikel 71, tweede lid, van het Boswetboek worden beschouwd als een instandhoudingseiland in de zin van dit besluit; - eigendom van meer dan vijf hectare woud : elk terrein of groep van al dan niet aaneenliggende terreinen toebehorend aan dezelfde eigenaar of deel uitmakend van dezelfde mede-eigendom en waarvan de totale bosoppervlakte in dezelfde Natura 2000-locatie meer dan vijf hectare bedraagt; - baan : voor het verkeer opengestelde weg met een koolwaterstofhoudende, gebetonneerde of geplaveide bedekking, waarvan de ondergrond aangelegd is voor het verkeer van voertuigen in het algemeen.

Art. 2.Binnen de omtrek van een Natura 2000-locatie die het voorwerp van een aanwijzingsbesluit heeft uitgemaakt krachtens artikel 26, § 1, van de wet zijn de volgende handelingen verboden : 1° in de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, alle grondwerken, met inbegrip van ploeg- en freeswerken, alsook het omzetten in teelten, met inbegrip van de kunstmatige teelten en wildakkers bestemd voor het wild, met uitzondering van de gerichte en oppervlakkige herstelwerken in weiden en van de werken die uitgevoerd moeten worden in het kader van handelingen voor de natuurlijke regeneratie in de bossen;2° in de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, het aanleggen van intensieve kunstmatige wildakkers waarbij grondwerken, het gebruik van herbiciden of meststoffen, de aanplanting of het kunstmatig inzaaien van niet inheemse soorten nodig is;3° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woudoppervlakte, op de veenachtige, paraveenachtige en hydromorfe bodems met een permanente grondwatertafel zoals afgebakend op de pedologische kaart, de aanplanting, de heraanplanting en de kunstmatige inzaaiing van niet inheemse loof- of naaldboomsoorten, met uitzondering van de heraanplanting van populieren;4° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woudoppervlakte, de aanplanting, de heraanplanting en de kunstmatige inzaaiing van naaldboomsoorten over een breedte van twaalf meter aan weerskanten van alle waterlopen;die afstand bedraagt vijfentwintig meter op de alluviale en hydromorfe bodems met tijdelijke grondwatertafel zoals afgebakend op de pedologische kaart; 5° buiten het landbouwdomein, het gebruik van alle ongediertebestrijdingsmiddelen en fungiciden, behalve voor de gelokaliseerde curatieve bestrijding van soorten die een risico inhouden voor de veiligheid en de gezondheid van de personen, dieren of planten, alsook voor de gelokaliseerde verzorging van de bomen;6° het gebruik van alle pesticiden op minder dan zes meter van de kruinen van de oevers van de waterlopen, watervlakken, grachten, dolines en chantoirs, behalve voor de gelokaliseerde behandeling van distels, rumex en brandnetels met selectieve producten;7° het gebruik van herbiciden in het permanente grasland van de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijke waarde, behalve voor de gelokaliseerde behandeling van distels, rumex en brandnetels met selectieve producten, alsook voor de bescherming van de in bedrijf zijnde elektrische omheiningen;8° in de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijke waarde waarvoor de site aangewezen is, de transformatie en de verrijking van inheemse loofbosbestanden door exotische soorten op oppervlakten van meer dan twee hectare;9° het omploegen van landbouwgronden op minder dan zes meter van een oppervlaktewater;10° het strooien van alle grondverbeteringsmiddelen en van alle minerale of organische meststoffen, met inbegrip van mest, drek, gier, zuiveringsslib en slijk uit septische putten op minder dan zes meter van de kruinen van de oevers van de waterlopen, watervlakken, dolines en chantoirs;11° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, het kappen en het weghalen van elke dode boom, liggend of staand, in de prioritaire types natuurlijke boshabitats;12° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, buiten de zones bedoeld in punt 11° en in de loofbestanden, het kappen en het weghalen van dode bomen waarbij niet gezorgd zou worden voor het behoud van liggende of staande dode bomen naar rato van minimum twee dode bomen met een doorsnede van meer dan veertig centimeter per hectare;deze bepaling wordt niet geactiveerd voor bomen die een risico inhouden voor de veiligheid van de personen of voor de bomen met een hoge economische eenheidswaarde die minstens hoger is dan die van het brandhout; 13° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, in de naaldboombestanden, het kappen en het weghalen van dode bomen waarbij niet gezorgd zou worden voor het behoud van de gebroken boomstammen en van de verdroogde bomen, met inbegrip van de kaalgeslagen oppervlakte ten belope van twee bomen per hectare;14° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, het kappen van bomen waarbij niet gezorgd wordt voor het behoud van minstens één boom met een biologische waarde in de zin van artikel 71 van het Boswetboek per oppervlakte van twee hectare;15° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, alle exploitatie in de instandhoudingseiland die afgebakend moeten worden naar rato van drie procent van de loofoppervlakte;16° binnen de eigendommen van meer dan vijf hectare woud, de aanplanting of heraanplanting aan de rand van de bosgroepering waarbij niet gezorgd wordt voor het behoud of het creëren van een loofstruiksingel van minstens tien meter breed voor de nieuwe verjongingen.

Art. 3.Binnen de omtrek van een Natura 2000-locatie die het voorwerp van een aanwijzingsbesluit heeft uitgemaakt krachtens artikel 26, § 1, van de wet worden de volgende handelingen onderworpen aan een voorafgaande machtiging in de zin van artikel 28, § 4, tweede lid, van de wet : 1° het graven, het plaatsen en het weer in bedrijf stellen van afwateringsbuizen, greppels en putten, met uitzondering van de greppels aan de rand van de weg en van het gewone onderhoud van bestaande of toegelaten functionele greppels en afwateringsbuizen, de boringen en proefboringen, de opzettelijke inundatie van een terrein, de aanleg van elke ondergrondse leiding met meer dan twintig centimeter doorsnede, alsook alle delvings- en grondwerken met als gevolg een wijziging van het niveau van een ondergronds waterbekken dat de site bevoorraadt;2° de buitengewone werken voor de verbetering en de wijziging van de bevaarbare waterwegen, van de onbevaarbare waterlopen en van de waterlopen die niet ingedeeld zijn in de zin van de wet van 28 december 1967 betreffende de bevaarbare waterlopen, met uitzondering van de door de dringende noodzakelijkheid gemotiveerde werken voor de stabilisatie van de oevers van die waterlopen;3° het verkeer van motorvoertuigen in de brongebieden;4° de toegang tot de oevers van de waterlopen voor het vee, behalve op de plekken ingericht om het te drinken te geven;5° buiten de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, alle grondwerk in het permanente grasland, met inbegrip van ploeg- en freeswerken, alsook de omzetting in teelten, met inbegrip van de teelten bestemd voor het wild, met uitzondering van de punctuele en oppervlakkige herstelwerken;6° buiten de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, de oprichting van intensieve kunstmatige wildakkers waarbij grondwerk, het gebruik van herbiciden of meststoffen, de aanplanting of het inzaaiien van niet inheemse plantsoorten nodig zijn;7° in de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, de transformatie en de verrijking van inheemse loofbosbestanden door exotische soorten op oppervlakten van twee hectaren of minder;8° de wijziging of het onderhoud van de heggen tussen 15 april en 1 juli; 9° het gebruik van alle herbiciden op een strook van drie meter aan weerskanten van de voet de heggen, behalve voor de gelokaliseerde behandeling van distels, rumex en brandnetels d.m.v. selectieve producten; 10° het gebruik van herbiciden in het permanente grasland, buiten de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang, behalve voor de gelokaliseerde behandeling van distels, rumex en brandnetels met selectieve producten, alsook voor de bescherming van de in bedrijf zijnde elektrische omheiningen;11° buiten het landbouwdomein, het gebruik van herbiciden, behalve in het kader van de bestrijding van de adelaarsvaren en de doornstruiken, alsook voor de bescherming van de in bedrijf zijnde elektrische omheiningen en van de jonge bosplanten tegen grasgewassen;12° de installatie van dierparken;13° het onderhoud, met inbegrip van het maaien en van het vermalen met tolbrekers, van de vegetatie aan de rand van de openbare wegen, tussen 15 maart en 31 juli, met uitzondering van een strook van één meter vanaf de buitenrand van de weg of wanneer het wegens de veiligheid van het publiek gerechtvaardigd is;14° het plukken van fruit, bloemen en andere planten, behalve voor persoonlijk gebruik of door de eigenaar, de landbouwexploitant of hun rechthebbenden;15° buiten het bosmilieu, de organisatie van groeps-, recreatieve, sport- of vrijetijdsactiviteiten, waarbij gebruik gemaakt wordt van motorvoertuigen buiten de banen;16° de gemechaniseerde voorbereidende aanplantingswerken in loof- of gemengde bossen, het wegruimen en hakken van bomen tussen 1 april en 30 juni, behalve voor het hakken van de telgen en voor het maaien van de adelaarsvarens en de doornstruiken 17° buiten de gevallen bedoeld in artikel 2, 5°, 6° en 7°, het gebruik van pesticiden op minder dan twaalf meter van de kruinen van de oevers van de waterlopen, watervlakken, grachten, dolines en chantoirs, behalve voor de gelokaliseerde behandeling van distels, rumex en brandnetels met selectieve producten;18° buiten de gevallen bedoeld in artikel 2, 9°, het omploegen van landbouwgronden op minder dan twaalf meter van een oppervlaktewater;19° buiten de gevallen bedoeld in artikel 2, 10°, het strooien van alle grondverbeteringsmiddelen en van alle minerale of organische meststoffen, met inbegrip van mest, drek, gier, zuiveringsslib en slijk uit septische putten op minder dan twaalf meter van de kruinen van de oevers van de waterlopen, watervlakken, dolines en chantoirs. De handelingen bedoeld in de punten 4°, 5°, 8°, 9°, 10°, 17°, 18° en 19° van het vorige lid worden niet aan een machtiging onderworpen indien een verbintenis die verder reikt dan de handelingen die onder dit machtigingsstelsel vallen, aangegaan wordt in het kader van de wetgeving betreffende de toekenning van agro-milieusubsidies.

Art. 4.Binnen de omtrek van een Natura 2000-locatie die het voorwerp van een aanwijzingsbesluit heeft uitgemaakt krachtens artikel 26, § 1, van de wet worden de volgende handelingen onderworpen aan een voorafgaande kennisgeving in de zin van artikel 28, § 4, derde lid, van de wet : 1° buiten het bosmilieu, de organisatie van groeps-, recreatieve, sport-, vrijetijds-, wandel-, rijactiviteiten of van activiteiten waarvoor gebruik gemaakt wordt van niet-gemotoriseerde voertuigen buiten de bestaande banen, wegen en paden;2° het lozen van water van stuwdammen of van vijvers waardoor het ogenblikkelijk debiet van de opvangende waterlopen minstens verdubbeld wordt;3° in de natuurlijke habitats met een gemeenschappelijk belang waarvoor de site aangewezen is, de oprichting van gebieden voor het vetmesten van grof wild in de zin van de wet van 28 februari 1882 op de jacht, alsook de instandhouding van gebieden voor het vetmesten van grof wild in de zin van de wet van 28 februari 1882 op de jacht, van voedingsteelten voor wild en van kunstmatige wildakkers die bestaan op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot aanwijzing van bedoelde site Natura 2000;4° buiten het landbouwdomein, het gebruik van alle ongediertebestrijdingsmiddelen en fungiciden, behalve voor de gelokaliseerde curatieve bestrijding van soorten die een risico inhouden voor de veiligheid en de gezondheid van de personen, dieren of planten, alsook voor de gelokaliseerde verzorging van de bomen.De kennisgeving wordt evenwel niet vereist in het kader van een bestrijdingsplan opgemaakt door de overheid.

Art. 5.De maatregel bedoeld in artikel 3, 4°, van dit besluit is op de Natura 2000-locaties van toepassing één jaar na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit waarbij ze aangewezen worden.

Art. 6.De Minister bevoegd voor het Natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 23 oktober 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^