gepubliceerd op 14 december 2000
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen
16 NOVEMBER 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 25 juli 1991 met betrekking tot de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, inzonderheid op artikel 21, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 17 december 1992;
Gelet op het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, inzonderheid op artikelen 2, 4, 2°, 6, 12, 18, 25 tot 27, 31, 55 en 64;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering betreffende de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een maximumtermijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, L.30.068/2, gegeven op 21 juni 2000, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen;2° Minister : de Minister van het Waalse Gewest die bevoegd is voor financiën;3° ontvanger : de ambtenaar die belast voor de invordering van belastingvorderingen ten gunste van het Waalse Gewest.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder "personeelsleden" de personeelsleden van het Ministerie van het Waalse Gewest. HOOFDSTUK II. - Aangifte van belasting
Art. 3.De in artikel 2 van het decreet bedoelde personeelsleden die belast zijn met het in ontvangst nemen en het nazien van de aangiften, bestaan uit : 1° voor de toepassing van de belasting op de automaten, de ambtenaren van niveau 1 van de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie;2° voor de toepassing van de belasting op de afvalstoffen, de ambtenaren van niveau 1 van de Directie Economische Middelen van de "Office wallon des Déchets" (Waalse Dienst voor Afvalstoffen).
Art. 4.Het in artikel 6 van het decreet bedoelde aangifteformulier betreffende de belasting op de automaten wordt gevoegd bij dit besluit.
In afwijking van het vorige lid zijn de aangifteformulieren betreffende de belasting op de afvalstoffen dezelfde als degene die gevoegd zijn bij het besluit van de Waalse Regering van 23 december 1998 tot vastlegging van de nadere regels voor de aangifte van de belasting op de afvalstoffen.
Art. 5.De in artikel 6 van het decreet bedoelde dienst die belast is met de aflevering van het aangifteformulier, bestaat uit : 1° voor de toepassing van de belasting op de automaten, de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie;2° voor de toepassing van de belasting op de afvalstoffen, de Directie Economische Middelen van de "Office wallon des Déchets" (Waalse Dienst voor Afvalstoffen).
Art. 6.De in artikel 12 van het decreet bedoelde dienst bestaat uit : 1° voor de toepassing van de belasting op de automaten, de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie;2° voor de toepassing van de belasting op de afgedankte bedrijfsruimten, de Directie Operationele Inrichting van de Afdeling Inrichting en Stedenbouw;3° voor de toepassing van de belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest, de Directie Kwaliteit van het Woonmilieu van de Afdeling Huisvesting;4° voor de toepassing van de belasting op de afvalstoffen, de Directie
Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belastingen op de huishoudelijke afvalstoffen, de Directie Economische Middelen van de "Office wallon des Déchets" wat betreft de belasting op de niet-huishoudelijke afvalstoffen die onder het strafheffingsstelsel vallen. HOOFDSTUK III. - Kohieren
Art. 7.De in artikel 18 bedoelde kohieren worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie voor de toepassing van de belasting op de automaten.
Ze worden opgesteld door de inspecteur-generaal van de Afdeling Inrichting en Stedenbouw en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belasting op de afgedankte bedrijfsruimten.
Ze worden opgesteld door de inspecteur-generaal van de Afdeling Huisvesting en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belasting op de verlaten woningen.
Ze worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belasting op de huishoudelijke afvalstoffen; ze worden opgesteld door de inspecteur-generaal van de "Office wallon des Déchets" en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belasting op de huishoudelijke afvalstoffen die onder het strafheffingsstelsel vallen en de belasting op de niet-huishoudelijke afvalstoffen.
Art. 8.De belastingen worden op de rol geplaatst ten name van de betrokken belastingplichtigen.
Wat betreft de belastingen ten laste van overleden belastingplichtigen, ze worden ingekohierd ten name van deze, voorafgegaan door het woord "Erfopvolging" en gevolgd door de eventuele vermelding van de persoon of personen die zich bekend hebben gemaakt bij de ambtenaar belast met de vestiging van de belasting als erfopvolger, legataris, begiftigde of bijzondere gemachtigde.
De identiteit van de personen wordt gedetailleerd. Als één van de erfopvolgers uitdrukkelijk werd aangewezen om bij plaatsvervulling op te komen, wordt de inkohiering uitgevoerd overeenkomstig de volgende formule : "Erfopvolging X . , de plaats van de erfopvolgers vervuld door . " HOOFDSTUK IV. - Rechtsmiddelen
Art. 9.De ambtenaar die moet beslissen over de in artikelen 25 tot 27 van het decreet bedoelde beroepen bestaat uit : 1° voor de toepassing van de belasting op de automaten, de directeur van de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie;2° voor de toepassing van de belasting op de afgedankte bedrijfsruimten, de directeur van de Directie Operationele Inrichting van de Afdeling Inrichting en Stedenbouw;3° voor de toepassing van de belasting op de verlaten woningen, de directeur van de Directie Kwaliteit van het Woonmilieu van de Afdeling Huisvesting;4° voor de toepassing van de belasting op de afvalstoffen, de directeur van de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie wat betreft de belasting op de huishoudelijke afvalstoffen, de directeur van de Directie Economische Middelen van de "Office wallon des Déchets" wat betreft de belasting op de niet-huishoudelijke afvalstoffen en de belasting op de huishoudelijke afvalstoffen die onder het strafheffingsstelsel vallen. HOOFDSTUK V. - Interest
Art. 10.Geheel of gedeelte van de nalatigheidsinterest mag vrijgesteld worden door de directeur van de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie onder voorwaarden die hij vaststelt. HOOFDSTUK VI. - Betalingen en kwijtingen
Art. 11.De belasting moet aan de ontvanger worden betaald.
Art. 12.§ 1. De belasting moet aan de ontvanger worden betaald d.m.v. : 1° hetzij een storting of een overschrijving op de rekening-courant van de ontvanger;2° hetzij een postwissel ten gunste van de ontvanger;3° hetzij een gecertificeerde of betaalcheque, vooraf gekruist, getrokken ten gunste van een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een clearinginstelling van het land. § 2. De belastingplichtige moet de aard van de op grond van het kohierartikel betaalde belasting vermelden op het betalingsformulier. § 3. Behoudens tegenbewijs wordt bewijs van de betaling opgeleverd door de volgende stukken : 1° wat betreft de stortingen of postwissels, de door de Post gedateerde ontvangbewijzen;2° wat betreft de overschrijvingen en cheques, de rekeningafschriften en de desbetreffende bijlagen. Wanneer de Minister een andere betalingswijze toestaat, stelt hij de bewijskrachtige elementen daarvan vast.
Art. 13.De belasting waarvan de betaling, op verzoek van de ontvanger, vervolgd wordt door een gerechtsdeurwaarder, mag, in afwijking van artikelen 11 en 12, betaald worden in handen van die gerechtsdeurwaarder.
Art. 14.De betaling van de belasting heeft uitwerking met ingang van : 1° de door de Post vermelde datum voor de betalingen die uitgevoerd worden d.m.v. een storting of een mandaat; 2° de datum waarop de cheque werd gekregen door de ontvanger, voor de betalingen die uitgevoerd worden d.m.v. een gecertificeerde of gewaarborgde cheque; 3° de datum waarop de gelden afgegeven werden in handen van de gerechtsdeurwaarder, voor de in artikel 13 bedoelde betalingen en de beslagprodukten;4° de datum van het rekeningafschrift van de ontvanger waarbij een betalingskrediet wordt verleend, voor de overschrijvingen. Wanneer de Minister een andere betalingswijze toestaat, stelt hij de datum vast waarop de betaling uitwerking heeft.
Art. 15.De persoon die verschillende belastingen verschuldigd is, mag, bij elke betaling, vermelden welke belasting hij wenst te betalen.
Bij gebrek aan die vermelding worden de betalingen toegerekend naar keuze van de ontvanger, onverminderd de toepassing van artikel 16.
Hetzelfde geldt als het toe te rekenen bedrag voortkomt hetzij uit een terugbetaling van de belasting, interest en kosten, hetzij uit een toekenning van moratoriumsinteresten.
Art. 16.De in artikel 15 bedoelde betalingen, terugbetalingen en moratoriumsinteresten worden bij voorkeur toegerekend : 1° op alle kosten, ongeacht de belastingen waarop ze betrekking hebben;2° op de nalatigheidsinteresten betreffende de belastingen die de belastingplichtige verklaart te betalen of die de ontvanger wil aanzuiveren.
Art. 17.Elk bedrag dat moet worden teruggegeven of betaald aan een belastingplichtige overeenkomstig de bepalingen m.b.t. gewestelijke belastingen of krachtens de regels van het burgerlijk recht betreffende de terugvordering van het niet-verschuldigde bedrag mag, zonder vormen, door de ontvanger aangewend worden, overeenkomstig artikelen 15 en 16, voor de aanzuivering van de hoofdbelasting, met interesten en kosten die door die belastingplichtige verschuldigd zijn.
Art. 18.De ontvanger rekent de hem gestorte bedragen toe overeenkomstig de in artikelen 15 en 16 vastgestelde regels. Hij stelt de belastingplichtige schriftelijk in kennis daarvan en geeft hem het eventuele overschot terug.
Art. 19.De ontvangkantoren der belastingen en retributies zijn toegankelijk voor het publiek op de eerste vijf weekdagen van 9 tot 12 uur, met uitzondering van de officiële verlofdagen in de gewestelijke Besturen. HOOFDSTUK VII. - Invordering Afdeling 1. - Vervolgingskosten
Art. 20.De in artikel 4, 2°, van het decreet bedoelde vervolgingskosten worden vastgesteld overeenkomstig de regels die gelden voor daden van gerechtsdeurwaarders inzake burgerlijke en handelsaangelegenheden.
Art. 21.De vervolgingskosten zijn ten laste van de belastingplichtigen met betaalachterstand. Afdeling 2. - Gevolg van het beroep voor de invordering
Art. 22.De in artikel 55 van het decreet bedoelde ambtenaar is de directeur van de Directie Ontvangsten van de Afdeling Thesaurie. HOOFDSTUK VIII. - Administratieve straffen
Art. 23.De in artikel 64 van het decreet bedoelde afgevaardigde van de Regering die mag beslissen over verzoeken die de kwijtschelding van fiscale boeten ten doel hebben en die transacties aangaat met de belastingplichtigen, is de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie. HOOFDSTUK IX. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 24.Artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 19 november 1993 betreffende de betaling bij maandelijkse voorschotten van de belasting op niet-huishoudelijke afvalstoffen ten laste van de gemachtigde exploitant, wordt opgeheven.
Art. 25.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 tot vaststelling, voor het jaar 1992, van de interest bedoeld in artikel 34 van het decreet van 25 juli 1991 met betrekking tot de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, wordt opgeheven.
Art. 26.Opgeheven worden in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 betreffende de inning van de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1998 : 1° artikel 1;2° artikel 2, §§ 1, 2 en 3. HOOFDSTUK X. - Slotbepaling
Art. 27.De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 16 november 2000.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 november 2000 tot uitvoering van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen.
Namen, 16 november 2000.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN