gepubliceerd op 04 november 2019
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wat bepalingen betreft met betrekking tot de ouderen
16 MEI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wat bepalingen betreft met betrekking tot de ouderen
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet-aangeboren hersenletsels;
Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 december 2018;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 13 december 2018;
Gelet op de beslissing van 11 februari 2019 van het inter-Franstalig overlegorgaan om geen advies uit te brengen over het besluit;
Gelet op het advies van de "Commission wallonne des Aînés" (Waalse commissie voor senioren), gegeven op 29 januari 2019;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië), gegeven op 19 april 2018;
Gelet op het rapport van 13 december 2018, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 4 april 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, lid 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
Art. 2.Artikel 1 van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt gewijzigd als volgt: 1° punt 1° wordt opgeheven;2° er wordt een 2/1° ingevoegd, luidend als volgt: "2/1° Agentschap: het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen).
Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt titel VI van boek II van het eerste deel, dat artikel 7 bevat, opgeheven.
Art. 4.In het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 1 van titel I van boek VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt het woord "60" vervangen door het woord "70".
Art. 5.Artikel 1396 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt vervangen als volgt: "
Art. 1396.§ 1. De huisvesting of de opvang in een senioreninrichting is, tegen 90% van de erkende plaatsen per inrichting, voorbehouden aan personen van minstens zeventig jaar oud.
In afwijking van lid 1 wordt de huisvesting of de opvang van personen die jonger dan 70 jaar zijn, in een inrichting voor de huisvesting of de opvang van senioren, bij overschrijding van het percentage bedoeld in lid 1, aan de vergunning door de Minister of diens gemachtigde onderworpen, op grond van een gemotiveerde aanvraag die de inrichting voor de opname van de persoon indient. § 2. In afwijking van paragraaf 1 worden gemachtigd: 1° de huisvesting van bejaarde personen van minder dan 70 jaar in de plaatsen van rust-en verzorgingstehuizen die in aanmerking komen voor een bijzondere erkenning als centrum voor niet-aangeboren hersenletsels in de zin van de artikelen 1140/1 tot 1140/10 en, meer bepaald, de bepalingen houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet-aangeboren hersenletsels;2° de huisvesting van senioren, jonger dan zeventig jaar, in serviceflats, dagopvangcentra en dagverzorgingscentra, voor zover de betrokken senioren hun zestigste verjaardag hebben bereikt; 3° de huisvesting van senioren, jonger dan zeventig jaar, in het kader van de overeenkomsten ondertekend met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) betreffende de organisatie en de financiering van een programme tot verzorging van patiënten die lijden aan multiple sclerose of amyotrofische laterale sclerose in een gevorderd stadium en/of betreffende de organisatie en de financiering van een programma tot verzorging van patiënten die lijden aan de ziekte van Huntington in een gevorderd stadium.".
Art. 6.In artikel 1398, 2°, en artikel 1399, leden 1, 3, 4 en 5, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014 worden de woorden "het bestuur" telkenmale vervangen door de woorden "het Agentschap".
Art. 7.In artikel 1400 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "bestuur" vervangen door het woord "Agentschap".2° in lid 2 worden de woorden "niet moet worden toegelaten" vervangen door de woorden "niet wordt toegelaten".
Art. 8.In afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel I van boek IV van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 1/1, bevattende de artikelen 1402/1 tot 1402/10 ingevoegd, luidend als volgt: "Onderafdeling 1/1. Normen betreffende de prijzen
Art. 1402/1.Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder : 1° inrichting: de inrichting voor bejaarden omschreven in artikel 334, 2°, a) tot g), van het decreetgevend Wetboek;2° diensten: alle verstrekkingen van diensten onder uitsluiting van diensten verstrekt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een tewerkstellingsovereenkomst, een leercontract of een arbeidsovereenkomst voor huispersoneel;3° leveringen: de producten, stoffen, waren en goederen;4° marge: verschil tussen verkoopprijs en aankoopprijs van een levering of een dienst, uitgedrukt in percentage op de aankoopprijs;5° aangestelde ambtenaren: de ambtenaren bedoeld in artikel 366, § 2, van het decreetgevend Wetboek;6° dag: kalenderdag, namelijk alle dagen van de week, weekends en feestdagen inbegrepen;7° eerste prijs: de rechtstreekse facturatie aan de bewoner van de basisprijs voor de opvang in de inrichting, supplementen inbegrepen.
Art. 1402/2.§ 1. Elke inrichting geeft kennis ter informatie van zijn eerste prijs, op basis van een uiteenzettend dossier voor iedere nieuwe inrichting, uitbreiding of nieuwe voorwaardenbepaling. De eerste prijs kan geen enkele aanleiding geven tot een korting tijdens de eerste zes maanden volgend op de kennisgeving van de eerste prijs aan het Agentschap. § 2. Een inrichting kan geen enkele prijs- of margeverhoging toepassen, dan na voorafgaandelijke aanvraag aan het Agentschap.
Art. 1402/3.§ 1. Elke aanvraag tot prijs- of margeverhoging wordt bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan het Agentschap gestuurd. § 2. Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag volgende informatie: 1° het ondernemingsnummer, de rechtsvorm, de naam en het adres van de beheerder, omschreven in artikel 334, lid 1, 3°, van het decreetgevend Wetboek;2° het nummer van de werkingstitel, het nummer van de exploitatie-eenheid, de benaming en het adres van de inrichting;3° de aard en de specificaties van de diensten en leveringen en de dienovereenkomstige omzet;4° de huidige en aangevraagde prijzen en hun datum van toepassing;5° de toegekende kortingen;6° een overzicht van het tewerkgestelde personeel op het ogenblik van de aanvraag en een overzicht van het personeel tewerkgesteld in de drie jaar voorafgaande aan de aanvraag, in voltijdsequivalenten;7° de omstandige verantwoording op grond van cijfers, van commentaar voorzien, van de aangevraagde verhoging;8° de jaarrekeningen van de inrichting voor de drie laatste afgesloten boekjaren en, in voorkomend geval, de exploitatierekeningen van de betrokken afdeling;9° een omstandig overzicht van alle interventies en subsidies toegekend door de federale, gewestelijke en Gemeenschapsoverheden;10° het aantal dagen huisvesting of opvang, gefactureerd aan de bewoners over de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag. Om de aanvraag tot verhoging in te dienen, gebruikt de beheerder het formulier beschikbaar op de website van het Agentschap en op de website socialsante.wallonie.be.
Wanneer de aanvraag onvolledig is, licht het Agentschap de beheerder daar per aangetekend schrijven over in, binnen de vijftien dagen volgend op de datum van ontvangst van de aanvraag met opgave van de ontbrekende stukken. De in artikel 1402/4 bedoelde termijn van 60 dagen gaat pas in op de datum waarop het Agentschap alle vereiste gegevens ontvangt. § 3. De verhoging van de prijs van de huisvesting of de opvang mag in een kalenderjaar niet meer dan vijf procent hoger zijn dan de indexering van de consumentenprijzen sinds de laatste prijsverhoging
Art. 1402/4.§ 1. Binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige aanvraag, blijkens het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 1402/3, § 1, wordt de beslissing van de Minister over de verhoging van de huisvestings- of opvangprijzen en -marges per aangetekende brief aan de aanvrager meegedeeld § 2. De inrichting stelt de bewoners, de opgevangen personen of hun vertegenwoordigers in kennis van de prijzen voor huisvesting of opvang, de toegestane margepercentages en de datum van toepassing ervan. Zij zendt een afschrift van deze kennisgeving aan het Agentschap. Zij kan de toegestane verhoging van de prijzen en marges van de huisvesting of van de opvang ten vroegste op de dertigste dag na de kennisgeving van de verhoging toepassen. § 3. Indien binnen 60 dagen na ontvangst van het volledige verzoek geen beslissing wordt meegedeeld, kan de instelling de gevraagde verhoging van de prijzen en marges voor huisvesting of opvang toepassen onder de in paragraaf 2 genoemde voorwaarden.
Art. 1402/5.§ 1. In afwijking van artikel 1402/2 en artikel 1402/3, punten 1 en 2, stelt de beheerder het Agentschap per aangetekende brief in kennis van de verhoging van de prijzen voor huisvesting of opvang en van de door de inrichting toe te passen toeslagen, wanneer deze verhoging beperkt blijft tot een percentage dat overeenkomt met een lineaire aanpassing van de prijs aan het indexcijfer van de consumentenprijzen over een periode van ten hoogste 36 maanden voorafgaand aan de maand waarin de kennisgeving wordt ontvangen.
De termijn van zesendertig maanden is beperkt tot de maand voorafgaand aan het laatste besluit van de minister of de ontvangst van de laatste kennisgeving in de zin van dit artikel. Bij ontstentenis van een besluit van de Minister wordt de periode van zesendertig maanden beperkt door de datum van kennisgeving van de door de instelling toegepaste prijzen § 2. De kennisgeving vermeldt de prijzen van de huisvesting of de opvang en de toeslagen en de datum van toepassing, de nieuwe prijzen van de accommodatie of de receptie en de datum van toepassing, alsmede het percentage van de verhoging, afgerond op twee cijfers na de komma.
De kennisgeving wordt gedaan door middel van een standaardbrief die beschikbaar is op de website socialsante.wallonie.be.
Indien het Agentschap niet binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving weigert, stelt de inrichting het Agentschap, de bewoners of hun families of de opgevangen personen of hun vertegenwoordigers in kennis van de verhoging en de datum van de aanvraag. Zij kan de gemelde verhoging ten vroegste op de dertigste dag na de dag van kennisgeving toepassen.
Art. 1402/6.§ 1. De prijzen van diensten en leveringen die als nieuw kunnen worden beschouwd, worden uiterlijk 15 dagen voor de uitvoering ervan aan het Agentschap meegedeeld.
Deze kennisgeving geschiedt bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, met vermelding van de woorden "kennisgeving van nieuwe diensten" of "kennisgeving van nieuwe leveringen".
Indien het Agentschap niet binnen 15 dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving een weigering van de dienst of levering weigert, wordt deze als nieuw beschouwd. § 2. Kunnen niet als nieuw worden beschouwd: 1° diensten of leveringen die een soortgelijke of overeenstemmende dienst of levering in de inrichting hebben;2° het verrichten van diensten of leveringen die het voorwerp uitmaken van een overdracht van activiteiten of een hervatting van activiteiten na de vereffening of het faillissement van een inrichting.
Art. 1402/7.Voor elke prijsverhoging die wordt toegepast op bewoners die worden overgebracht naar een nieuw gebouw, een nieuwe uitbreiding of een verbouwd bestaand gebouw is ofwel een verzoek om een prijsverhoging op basis van de artikelen 1402/2 en 1402/3, ofwel een kennisgeving van prijsverhoging op basis van artikel 1402/5 vereist.
Art. 1402/8.Op verzoek van het Agentschap verstrekt de inrichting alle informatie met betrekking tot de ontwikkeling van de prijzen.
Art. 1402/9.Overtredingen van de bepalingen van deze onderafdeling worden onderzocht, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 366, § 2, 369 tot en met 377 van het decreetgevende deel van het Wetboek en de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen.
Art. 1402/10.Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op het beroep bij de Raad van State, kan een instelling die de beslissing van de Minister wil aanvechten, een verzoek tot herziening van de ministeriële beslissing indienen bij het Agentschap op basis van nieuwe informatie. Het verzoek wordt dan als nieuw beschouwd en overeenkomstig de artikelen 1402/3 en 1402/4 behandeld.".
Art. 9.In artikel 1403 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014 en bij het decreet van 21 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1 worden de woorden "en de rust- en verzorgingstehuizen" ingevoegd tussen de woorden "op de rustoorden" en de woorden ", de serviceflats";2° in lid 2 worden de woorden ", aan cognitieve stoornissen lijdende of dement gediagnosticeerde" ingevoegd tussen de woorden "gedesoriënteerde" en de woorden "bejaarde personen".
Art. 10.In artikel 1404, lid 1, 3° en 4°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "bedden" telkenmale vervangen door de woorden "plaatsen".
Art. 11.In artikel 1405 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 4 december 2014 en bij het decreet van 18 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1 worden de woorden "kan de Minister na gunstig advies van het bestuur en van de Commissie toestaan dat van de normen betreffende het gebouw bedoeld in de bijlagen 120, met uitzondering van de punten 13.2 en 15.5, 121 en 122 wordt afgeweken" vervangen door de woorden "aanvaardt het Agentschap een verschil kleiner dan of gelijk aan tien percent van de normen betreffende de oppervlaktes en de opmetingsstaten van de gebouwen, zoals vastgesteld in de bijlagen 120 tot 122 op het totale gebouw en per kamer"; 2° in lid worden de woorden "na gunstig advies van het bestuur en van de Commissie" opgeheven; 3° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : "In afwijking van lid 1 kan de Minister afwijkingen toestand, hoger dan de normen betreffende het gebouw, vastgesteld in bijlage 120, uitgezonderd de punten 13.2 en 15.5, de bijlagen 121 en 122 op grond van een advies van het Agentschap." ; 4° in lid 2, 4°, wordt het woord "bedden" opgeheven;5° in lid 4 wordt het woord "bestuur" vervangen door het woord "Agentschap". 6° het vijfde lid wordt vervangen als volgt: "Het Agentschap behandelt de aanvraag binnen een termijn van drie maanden volgend op de indiening van de aanvraag vanaf het ogenblik waarop deze volledig is en maakt zijn advies aan de Minister over, die dan binnen de drie maanden beslist." ; 7° het zesde lid wordt opgeheven.
Art. 12.Afdeling 3 van hoofdstuk 1 van titel I van boek VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek, bevattende de artikelen 1406 tot 1409, wordt opgeheven.
Art. 13.In artikel 1410 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen"; 2° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Te rekenen van 1 januari 2019 en voor een periode van tien jaar wordt de maximumcapaciteit bedoeld in lid 1 verhoogd met 1.130 eenheden, jaarlijks op 1 januari. Een eenheid stemt overeen met één plaats in een rusthuis.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten vastgesteld door de Regering kan de Commissie voor de opvang en de huisvesting van bejaarde personen, ingesteld bij artikel 15, § 1, van het decreetgevend Wetboek, in het kader van de overeenkomst bedoeld in artikel 15, § 2, 1°, van hetzelfde Wetboek, gelijkwaardigheidsregels bepalen voor eenheden naar andere regelingen voor de opvang en de huivesting van bejaarde personen, evenals de verdeling van de eenheden tussen regelingen.".
Art. 14.In artikel 1411 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";2° het woord "vijfenzeventig" wordt telkenmale vervangen door het woord "tachtig";3° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Voor de berekening bedoeld in lid 2 wordt er voor de arrondissementen die grenzen aan Frankrijk, Duitsland, Nederland en het Groothertogdom Luxemburg, geen rekening gehouden in het aantal plaatsen die in aanmerking komen voor een werkingstitel of een beginselakkoord in het aangrenzend arrondissement, met de plaatsen ingenomen door een niet-Belgische onderdaan.De berekening van de plaatsen ingenomen door een niet-Belgische onderdaan wordt over een referentieperiode verricht, gaande van 1 juli tot 30 juni van het voorgaande jaar.".
Art. 15.In artikel 1412 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";1° de woorden « honderdvijftig » worden telkens vervangen door de woorden « tweehonderd ».
Art. 16.In artikel 1413 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen"; 2° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Te rekenen van 1 januari 2019 en voor een periode van tien jaar wordt de maximumcapaciteit bedoeld in lid 1 verhoogd met 48 eenheden, jaarlijks op 1 januari.".
Art. 17.In artikel 1414 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";2° het woord "vijfenzeventig" wordt telkenmale vervangen door het woord "tachtig".
Art. 18.In artikel 1415 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bedden" telkenmale vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 19.In artikel 1416 van hetzelfde Wetboek het woord "vijfenzeventig" vervangen door het woord "tachtig".
In artikel 1416 van hetzelfde Wetboek worden "3,9" vervangen door de woorden "6,1".
Art. 20.In artikel 1417 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "vijfenzeventig" wordt telkenmale vervangen door het woord "tachtig";2° het woord "drie" wordt vervangen door het woord "vijf".
Art. 21.In artikel 1418 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « bestuur » vervangen door het woord « Agentschap ».
Art. 22.In artikel 1419 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « bestuur » vervangen door het woord « Agentschap ».
Art. 23.In artikel 1420 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° in lid 1 worden de woorden "en maakt het volledige dossier samen met zijn opmerkingen over aan de Commissie" opgeheven.
Art. 24.In artikel 1421 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "bedden".
Art. 25.In artikel 1422 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";2° lid 1 wordt aangevuld met de woorden "en in paragraaf 2";3° leden 1 en 2 vormen paragraaf 1;4° in deze paragraaf 1 worden de woorden "kan de Minister onverminderd de programmeringregels vastgesteld in artikel 346, § 2, 1°, 3° en 4° en in artikel 346, § 3, 2° en 3°, van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek en gezien het aantal beschikbare bedden op grond van de in artikel 1427 bedoelde wachtlijst elk jaar op 1 april en 1 oktober beslissen" vervangen door de woorden "beslist de Minister onverminderd de programmeringregels vastgesteld in artikel 346, § 2, 1°, 3° en 4° en in artikel 346, § 3, 2° en 3°, van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek en gezien het aantal beschikbare bedden op grond van de in artikel 1427 bedoelde wachtlijst elk jaar op 1 april en 1 oktober";5° het wordt aangevuld met paragraaf 2 en 3, luidend als volgt : « § 2.Naast de criteria bedoeld in artikel 349 van het decreetgevend Wetboek wordt voor de toekenning van het beginselakkoord voor de gezamenlijke opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarden rekening gehouden met volgende criteria: 1° de plaats in de rangschikking van de arrondissementen ten opzichte van de coëfficiënt X bedoeld in artikel 1411, lid 2, 1°, van het Wetboek, gaande van het meest naar het minst deficitaire arrondissement;2° in elk arrondissement, met de anciënniteit van de aanvragen, gaande van de oudste tot de meest recente ;3° de inoverwegingname van het volgend arrondissement zodra het vorige niet meer deficitair is of bij ontstentenis zodra het aantal plaatsen toegekend in het arrondissement op de aanvragen is ingegaan. Het Agentschap onderzoekt de aanvragen op basis van een interpretatierooster dat alle criteria bepaald door de Regering opneemt. § 3. In afwijking van artikel 1411, lid 3, kan elke beheerder zijn plaatsen in een principeakkoord overdragen van één arrondissement naar een ander zelfs als het tweede arrondissement niet meer achterstand vertoont dan de eerste ten opzichte van de X coëfficiënt.".
Art. 26.In artikel 1423 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";2° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 27.In artikel 1424 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1 worden de woorden "bijlage 1 -Rust- en verzorgingstehuizen- bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels" vervangen door de woorden "bijlage 120";2° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";3° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 28.In artikel 1425 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° in lid 3 worden de woorden "van het advies uitgebracht door de "Commission wallonne des Aînés" vervangen door de woorden "van de ontvankelijkheid van de aanvraag".
Art. 29.In artikel 1426 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1, 1°, worden de woorden "bijlage 1 -Rust- en verzorgingstehuizen- bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels" vervangen door de woorden "bijlage 122, hoofdstuk IX en X";2° in lid 1, 2°, worden de woorden "een aantal" vervangen door de woorden "minstens één" en het woord "bewoners die sterk afhankelijk zijn of als dement gediagnosticeerd zijn" wordt vervangen door de woorden "bewoner die sterk afhankelijk is of als dement gediagnosticeerd is";3° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";4° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Het aantal aangevraagde plaatsen kan gelijk zijn aan of hoger zijn dan het aantal aanwezige, sterk afhankelijke of als dement gediagnosticeerde bewoners die een beperkt verlies aan lichamelijke zelfredzaamheid vertonen.De plaatsen die niet ingenomen zijn minstens zes maanden als jaargemiddelde of achttien maanden over een periode van drie opeenvolgende jaren worden teruggenomen. De nadere terugnameregels worden door de Minister bepaald.".
Art. 30.In artikel 1427 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "bedden of" opgeheven;2° in het tweede lid wordt het woord "bestuur" vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 31.Artikel 1428 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt vervangen als volgt: "
Art. 1428.In de gevallen bedoeld in artikel 351 van het decreetgevend deel van het Wetboek dient de beheerder een memorie bij het Agentschap in uiterlijk binnen zes maanden voor de vervaldatum van het principeakkoord; die memorie rechtvaardigt de noodzaak om het principeakkoord voor meer dan 5 jaar te verlengen.
Die memorie omvat minstens de volgende elementen: 1° de lijst van de administratieve stappen verricht sinds de toekenning van het principeakkoord;2° de omschrijving en de documenten betreffende de ten gevolge van die stappen reeds behaalde resultaten;3° de lijst van de stappen die nog ondernomen dienen te worden en de raming van het termijnen van uitvoering en voltooing;4° het geval van overmacht waarvoor de termijn van vijf jaar niet in acht kan worden genomen;5° de geplande datum voor de inbedrijfstelling. De administratieve stappen bedoeld in het eerste lid betreffen met name de adviezen of de in het kader van het toezicht vereiste voorafgaandelijke vergunningen, de aanvragen om toelagen aan de infrastructuren en de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning. Die memorie wordt bij aangetekend schrijven of elk middel waarbij een vaste datum aan de zending wordt verleend aan het Agentschap gericht.
Als de aanvraag niet vergezeld gaat van alle bewijsstukken of van alle gegevens bedoeld in het tweede lid, wordt de aanvrager daar door het Agentschap binnen één maand over ingelicht. In dat geval beschikt de aanvrager over een termijn van één maand om de ontbrekende documenten of gegevens mede te delen. Zo niet wordt de aanvraag geacht niet-ontvankelijk te zijn.
De Minister beslist binnen een termijn van 3 maanden vanaf het moment waarop de aanvraag ontvankelijk is.".
Art. 32.Artikel 1429 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt in de volgende lezing hersteld: "
Art. 1429.§ 1. Een beheerder vallend onder een sector in de zin van artikel 345, 3°, van het decreetgevend deel van het Wetboek kan een vereniging aangaan om het beheer van zijn plaatsen in een principeakkoord toe te vertrouwen aan een beheerder vallend onder een andere sector, door een samenwerkingsverband te sluiten en op voorwaarde dat de kwaliteit van de zorgverlening, de financiële toegankelijkheid en de sociale gemengdheid behouden blijven. § 2. Onverminderd hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor sociale actie en in overeenstemming met hoofdstuk IV, titel III van boek II van deel I van het wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie met betrekking tot de gemeentelijke vzw's, houdt de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de sectoren de oprichting in van een vereniging voor gezamenlijk beheer van de plaatsen waarvan het beheer wordt overgedragen.
De partnerschapsovereenkomst wordt opgesteld volgens het model in bijlage 118/1 en bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de bijdragen van de verschillende partners;2° de bestaande kadernormen binnen de nieuwe inrichting;3° de verplichting om de overeengekomen prijs en financiële toegankelijkheid na te leven;4° de sector waaronder de plaatsen vallen;5° de regels voor de uitstap uit het samenwerkingsverband. § 3. Het sluiten van een partnerschapsovereenkomst veroorzaakt geen overdracht van plaatsen tussen quota van verschillende sectoren.".
Art. 33.In artikel 1431 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "bedden".
Art. 34.In artikel 1432 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 35.In artikel 1435 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de woorden "doivent être réalisés", in de Franse versie, vervangen door de woorden "sont à réaliser".
Art. 36.In artikel 1436 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap"; 2° in lid 1, 1°, worden de woorden " en, in voorkomend geval, de federale normen m.b.t. de rust- en verzorgingstehuizen" opgeheven; 3° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 37.In artikel 1437 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap"; 2° het wordt aangevuld met een punt 11°, luidend als volgt: "11° de overeenkomsten vastgesteld met de medeëigenaars als de serviceflats een medeëigendom."
Art. 38.In artikel 1438/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de woorden « doit posséder », in de Franse versie, vervangen door de woorden « possède ».
Art. 39.In artikel 1439 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 40.In hoofdstuk IV van titel I van boek VV van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 5/1 ingevoegd, bevattende de artikelen 1440/1 tot 1440/9 ingevoegd, luidend als volgt: "Afdeling 6. Bepalingen met betrekking tot speciale goedkeuring "
Art. 1440/1.Bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis kan worden verleend aan instellingen die een gezondheidszorgstructuur bieden die zorgt voor sterk afhankelijke en zorgafhankelijke personen.
In aanmerking komen voor een speciale erkenning als rust- en verzorgingstehuis : 1° de rusthuizen;2° de serviceflats, omgeschakeld in de zin van artikel 170 van de ziekenhuiswet.
Art. 1440/2.Een speciale erkenning als dagzorgcentrum kan worden verleend: 1° hetzij voor de verzorging van zorgafhankelijke bejaarden zoals bedoeld in artikel 148bis, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet op de verplichte ziektekosten- en vergoedingsverzekeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° hetzij voor de opvang van personen die lijden aan een ernstige ziekte, zoals bedoeld in artikel 148bis, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996, namelijk personen die, ongeacht hun leeftijd, of die voldoen aan alle criteria vermeld in de punten 1° tot 5°, ofwel voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tussenkomst van de verplichte ziektekostenverzekering voor geneesmiddelen, zorguitrusting en hulpmiddelen voor palliatieve patiënten thuis, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte ziekte- en vergoedingsverzekering, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 1440/3.Een speciale erkenning als dagverblijf voor afhankelijke ouderen, bedoeld in artikel 1440/2, 1°, kan worden verleend aan instellingen die een gezondheidszorgstructuur aanbieden die overdag zorg verleent aan sterk afhankelijke zorgbehoevenden en die de nodige ondersteuning biedt om deze personen thuis te houden.
Een speciale erkenning als dagverblijf voor personen die lijden aan een ernstige ziekte als bedoeld in artikel 1440/2, 2°, kan worden verleend aan instellingen die een zorgstructuur aanbieden die voorziet in een dagopvang voor personen die lijden aan een ernstige ziekte die passende zorg nodig heeft en de nodige ondersteuning biedt om deze personen thuis te houden Voor de bijzondere erkenning als dagzorgcentrum als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt rekening gehouden met het volgende: 1° rusthuizen met een exploitatievergunning en met of zonder plaatsen als rust- en verzorgingstehuizen;2° omgebouwde woondiensten, met een bedrijfstitel als rust- en verzorgingstehuis.
Art. 1440/4.Een speciale erkenning als centrum voor niet-aangeboren hersenletsel kan worden verleend aan instellingen die een gezondheidszorgstructuur aanbieden die zorgt voor personen die sterk afhankelijk zijn van zorg met niet-aangeboren hersenletsel.
Voor een speciale erkenning als centrum voor niet-aangeboren hersenletsel komen in aanmerking: 1° rusthuizen met een exploitatievergunning en met of zonder plaatsen als rust- en verzorgingstehuizen;2° omgebouwde woondiensten, met een bedrijfstitel als rust- en verzorgingstehuis.
Art. 1440/5.Een speciale erkenning als rust- en verzorgingstehuis kan worden verleend voor: 1° ofwel de gezamenlijke plaatsen van een inrichting als bedoeld in artikel 1440;2° ofwel een deel ervan.
Art. 1440/6.De bijzondere erkenning als centrum voor niet-aangeboren hersenletsel kan betrekking hebben op een deel van de in artikel 1440/3, tweede lid, bedoelde inrichtingen
Art. 1440/7.De normen waaraan moet worden voldaan om een speciale erkenning als rust- en verzorgingstehuis te verkrijgen en in stand te houden, zijn in bijlage 120 opgenomen.
Art. 1440/8.De normen waaraan moet worden voldaan om een speciale erkenning als dagverblijf te verkrijgen en in stand te houden, zijn opgenomen in bijlage 122. Een speciale erkenning als dagverblijf voor afhankelijke ouderen wordt verleend en gehandhaafd, mits aan de normen van bijlage 122, hoofdstuk IX, wordt voldaan. Een speciale erkenning als dagverblijf voor personen met een ernstige ziekte wordt verleend en gehandhaafd, mits aan de normen van bijlage 122, hoofdstuk X, wordt voldaan.
De speciale erkenning als dagverblijf verschilt van de erkenningals rusthuis of speciale accreditatie als rust- en verzorgingstehuis.
Het aantal erkende plaatsen in een dagverblijf wordt vermeld in het erkenningsbesluit, dat ook specificeert of het gaat om een erkenning als dagverblijf voor afhankelijke ouderen of een erkenning als dagverblijf voor mensen met een ernstige ziekte.
Art. 1440/9.De aanvullende normen waaraan moet worden voldaan om een speciale erkenning als rust- en verzorgingstehuis te verkrijgen en in stand te houden, zijn in bijlage 120, hoofdstuk XVI, opgenomen.
Voor het gedeelte van de inrichting waarop de bijzondere erkenning betrekking heeft, moet het rust- en verzorgingstehuis voldoen aan de normen van bijlage 120, met uitzondering van de normen die zijn vastgesteld in de punten 24.1, 1° en 2°, 24.12 1°, j), B24, 2°, d), 24.2, 3°, a), 2) en 24.2 10°, c).
De speciale erkenning als centrum voor niet-aangeboren hersenletsel verschilt van de bedrijfstitel als rusthuis of de bedrijfstitel als rust- en verzorgingstehuis Het aantal goedgekeurde plaatsen in een centrum voor verworven hersenletsel wordt vermeld in het besluit van de bedrijfstitel.".
Art. 41.In titel I van boek VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van hoofdstuk V vervangen als volgt: "Kwaliteit, controle en sancties".
Art. 42.In hoofdstuk V van titel I van boek VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 0 ingevoegd, bevattende de artikelen 1440/1 ingevoegd, luidend als volgt: "Afdeling 0. Kwaliteit
Art. 1440/10.Elke onthaal- en huisvestingsinrichting voor senioren is betrokken bij een kwaliteitsaanpak en een voortdurende verbetering van de praktijken die tot uiting komen in het "Levensproject".
Om na te gaan of de doelstellingen in het kader van de kwaliteits- en continue verbeteringsaanpak zijn bereikt, worden twee vormen van evaluatie toegepast: 1° een zelfevaluatie van de kwaliteit binnen elke instelling;2° een evaluatie uit hoofde van artikel 1441 door de diensten van het Agentschap;deze evaluatie kan zich, in overleg met de sector, op specifieke thema's toespitsen.
De toepassing van de kwaliteitsaanpak komt tegemoet aan de behoeften van de bewoners om hun optimaal welzijn te garanderen en hun autonomie te ondersteunen.
De benadering van kwaliteit en voortdurende verbetering impliceert de permanente verbetering van de praktijken en alle diensten die ter beschikking worden gesteld van de bewoners en de beroepsbeoefenaars en betreft in het bijzonder de ergonomie van de leefruimten, de levenskwaliteit van de bewoners, de kwaliteit van het werk, de rol en de taken van de coördinerende arts.
Elke directeur van elke vestiging stelt om de twee jaar zijn of haar kwaliteitsplan op door in overleg met de beheerder, het personeel en de bewoners drie tot acht verbeterdoelstellingen vast te stellen. Deze laatste kunnen verzoeken om uitbreiding van het overleg tot een lid van hun gezin of entourage.
Bij de vaststelling van de doelstellingen wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken en bijzonderheden van elke inrichting.
Het plan gaat nader in op: 1° een uitsplitsing van de doelstellingen in acties en de termijnen waarbinnen deze moeten worden verwezenlijkt;2° de vaststelling van indicatoren om de verwezenlijking van de doelstellingen te beoordelen en te vergelijken en om te helpen bij de besluitvorming en het vaststellen van de doelstellingen. Elk jaar evalueert elke directeur de vooruitgang die bij de verwezenlijking van de doelstellingen wordt geboekt.
Om de twee jaar voert de directeur een evaluatie uit met de beheerder, het personeel en de bewoners en hun entourage. Het doel is na te gaan of het actieplan is uitgevoerd en of de verkregen resultaten in overeenstemming zijn met de oorspronkelijke doelstellingen. De doelstellingen die niet worden bereikt, worden het voorwerp van de in het vierde lid bedoelde raadpleging.
De Minister specificeert de modaliteiten en instrumenten van de procedure voor kwaliteitsverbetering en de evaluatie ervan.".
Art. 43.Artikel 1441 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt vervangen als volgt: "
Art. 1441.De Minister bepaalt het in artikel 365, eerste lid, van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde verslagmodel en de wijze waarop het overgemaakt wordt.
Dat verslag houdt verband met: 1° de naleving van de in de bijlagen 120 tot en met 123 beschreven werkingsnormen;2° het leefproject in een rust- en verzorgingstehuis en een rust- en verzorgingstehuis als bedoeld in artikel 43;3° de kwaliteit als bedoeld in afdeling 0. Het Agentschap zorgt voor de samenvatting en legt de Minister aanbevelingen voor.".
Art. 44.In artikel 1443 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° in lid 5 worden de woorden "en maakt het dossier binnen vijftien werkdagen aan de Commissie over, die haar advies uitbrengt" vervangen door de woorden "en legt het terd advies voor aan de Minister".
Art. 45.In artikel 1444 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° de woorden "na het advies van de Commissie" worden vervangen door de woorden "na opstellen van het advies en het verslag".
Art. 46.In artikel 1444/1 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 47.In artikel 1445 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 48.In artikel 1446 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 49.In artikel 1447 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 50.In artikel 1448 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 51.In artikel 1450 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° in lid 6 worden de woorden "en een advies" ingevoegd tussen de woorden "een verslag" en het woord "op" en vervallen de woorden "en maakt het dossier binnen vijftien werkdagen aan de Commissie over, die haar advies uitbrengt".
Art. 52.In artikel 1451 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° de woorden "na het advies van de Commissie" worden vervangen door de woorden "na opstellen van het advies en het verslag".
Art. 53.In artikel 1452 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 54.In artikel 1453 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bestuur" wordt telkenmale vervangen door het woord "Agentschap";2° in lid 7 worden de woorden "door het Agentschap" ingevoegd na het woord "dwangbevel"; 3° in lid 7 wordt de volzin "Daartoe wordt het dossier overgemaakt aan het Departement Thesaurie van het Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en Informatie- en Communicatietechnologieën van de Waalse Overheidsdienst met het oog op de inning van die boete." Opgeheven.
Art. 55.In artikel 1454 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 56.Artikel 1457 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 57.In Boek VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt titel II, bevattende de artikelen 1458 tot 1503, opgeheven op dezelfde datum als die, welke wordt vastgesteld ter uitvoering van artikel 32 van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de hulpverlening aan bejaarde personen en tot wijziging van Boek V van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.
Er kan geen enkele nieuwe aanvraag, berustend op de artikelen 1458 tot 1503 van hetzelfde Wetboek, geldig worden ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 58.In hoofdstuk VI van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling II/1 ingevoegd, bevattende de artikelen 1503/1 tot 1503/21 ingevoegd, luidend als volgt: "Titel II/1 - Financiering van infrastructuurvoorzieningen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1503/1.Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder : 1° de overeenkomst: de overeenkomst gesloten tussen de verzekeraars en de federaties zoals voorzien in artikel 1, 5°, van het decreetgevend Wetboek;2° de instelling voor de opvang en huisvesting van senioren: de instelling voor de opvang en huisvesting van senioren zoals bedoeld in artikel 410/1, 6°, van het decreetgevend deel van het Wetboek;3° de huurprijs: de prijs bedoeld in artikel 410/1, 13°, van het decreetgevend deel van het Wetboek ;4° de billijke prijs: de prijs bedoeld in artikel 410/1, 12°, van het decreetgevend deel van het Wetboek ;5° het aantal in aanmerking komende plaatsen: het theoretische aantal plaatsen voor de berekening van de billijke prijs en de verdeler van de huurprijs;6° de dag van verblijf: de dag van het verblijf van de bewoner in de onthaal- en huisvestingsinrichting voor senioren, in de zin van de tussen de beheerder en de bewoner gesloten huisvestingsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Billijke bouwprijs
Art. 1503/2.De billijke bouwprijs wordt jaarlijks tegen 1 januari berekend door de Minister.
Art. 1503/3.De billijke bouwprijs is gelijk aan de som van volgende bestanddelen: 1° het aantal plaatsen in rust- en verzorgingstehuizen en rust- en verzorgingstehuizen, met inbegrip van korte verblijven en aangepaste eenheden voor gedesoriënteerde mensen, vermenigvuldigd met een oppervlakte die overeenkomt met 50 m2 per plaats, tegen een tarief van 2.000 euro per m2; 2° het aantal plaatsen in de dagverblijven, met inbegrip van de plaatsen in de dagzorgcentra, vermenigvuldigd met een oppervlakte die overeenkomt met 40 m2 per plaats, tegen een tarief van 1.500 euro per m2.
Art. 1503/4.Het bedrag van de waarde per m2 van de in artikel 1503/3, 1° en 2° genoemde elementen wordt jaarlijks op 31 december geïndexeerd aan de hand van de volgende formule:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III.- Berekening van het aantal maximaal toelaatbare vierkante meter Art.1503/5 § 1. Het maximaal toegestane aantal vierkante meter in de opeenvolgende bouwplannen wordt per seniorenoptvang- en huisvestingsinrichting als volgt berekend: het maximaal toegestane aantal vierkante meter is het resultaat van de optelling van de vermenigvuldiging van elk type goedgekeurde ruimte met het overeenkomstige aantal vierkante meter, zoals bedoeld in artikel 1503/3, 1° en 2°. § 2. De gemiddelde prijs per vierkante meter wordt berekend door de overeenkomstig artikel 1503/3 berekende billijke prijs op het tijdstip van de bouw van het seniorentehuis en, rekening houdend met de in artikel 1503/4 bedoelde indexering, te delen door het overeenkomstig paragraaf 1 berekende aantal vierkante meter. HOOFDSTUK IV. - Berekening van de huurprijzen
Art. 1503/6.§ 1. Elk jaar stelt de Minister tegen 1 juli de huurprijs vast voor elke opvang- en huisvestingsinrichting voor senioren, berekend overeenkomstig de artikelen 410/4 en 410/5 van het decreetgevend deel van het Wetboek. § 2. Om de huurprijs te bepalen, wordt de volgende handeling uitgevoerd: 1° de eerste berekening komt overeen met de berekening van het bouwprijsgedeelte:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3.De referentierentevoet wordt door de Minister en de Minister van Begroting vastgesteld op basis van de gemiddelde marktrentevoet.
De gemiddelde marktrente wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de vaste rentetarieven van de vier belangrijkste bancaire instellingen die actief zijn in de sector van de ouderenzorg en -huisvesting, inclusief de bankmarge. § 4. Het totale aantal vierkante meter dat voor de berekening van de huurprijs in aanmerking wordt genomen voor de in de tweede, eerste en tweede lid bedoelde transacties, mag per instelling voor de opvang en huisvesting van senioren nooit meer bedragen dan het in artikel 1503/5 bepaalde maximumaantal vierkante meter. § 5. Een instelling voor ouderenzorg en -huisvesting die in opeenvolgende bouwplannen een aantal vierkante meters heeft ingevoerd dat overeenkomt met de maxima, zoals bepaald in artikel 1503/5, kan in de bouwplannen, bedoeld in artikel 1503/7, slechts nieuwe aanvragen indienen door de buitengebruikstelling van vierkante meters die in aanmerking worden genomen voor de berekening, bedoeld in de tweede paragraaf, 1°.
Wanneer het eerste lid van toepassing is, ontmantelt het Agentschap de oudste vierkante meter per sectie die in aanmerking wordt genomen voor de in lid 2 bedoelde berekening, 1°. HOOFDSTUK V. - Factureringscapaciteit en vereffening Art.1503/7. § 1. Op grond van artikel 410/11 van het decreetgevend deel van het Wetboek wordt de jaarlijkse huurprijs zoals berekend op basis van artikel 1503/6 gedeeld om een prijs te verkrijgen die per dag van bezetting kan worden gefactureerd. De deler is de som van de volgende elementen, berekend op basis van het laatst bekende boekjaar van het Agentschap. Het aantal erkende plaatsen vermenigvuldigd met de volgende index, die de bezetting van de plaatsen weergeeft: 95% x 365 voor de dagen dat de plaatsen bedoeld in artikel 1503/3, 1°, en 85% x 259 voor de plaatsen bedoeld in artikel 1503/3, 2°, bezet °. § 2. De deler wordt elk jaar op 1 juli door de Minister aangepast.
Art. 1053/8.§ 1. De inrichtingen voor de opvang en de huisvesting voor senioren berekenen de huurprijs per dag.
De wijze van facturering en de inachtneming van de dagen van bewoning zijn het voorwerp van een overeenkomst in de Commissie voor de opvang en de huisvesting van bejaarden, ingesteld bij artikel 15, § 1 van het decreetgevend deel van het Wetboek, in het kader van de overeenkomst bedoeld in artikel 15, § 2, 1° van hetzelfde Wetboek. § 2. Voor bewoners die onder een Waalse verzekeringsinstelling vallen, zijn de opvang- en huisvestingsverstrekkende instellingen voor bejaarden gemachtigd om via de Waalse verzekeringsinstellingen bedoeld in artikel 1, 3°, van het decreetgevend deel van het Wetboek de huurprijs aan de inwoners in rekening te brengen. § 3. Voor bewoners die niet gedekt zijn door een Waalse verzekeringsinstelling, voor wie geen tussenkomst kan worden gefactureerd op grond van paragraaf tweede, wordt de huurprijs aan de bewoner aangerekend.
De tussenkomst van de OCMW's om de huurprijs geheel of gedeeltelijk te dekken, kan rechtstreeks door de OCMW's of een andere instantie die daartoe door de Regering is gemachtigd, van het Agentschap worden teruggevorderd. § 4. De voorwaarden voor de facturering van de bewoners en de betaling van de huurprijs door de Waalse verzekeraars zijn afhankelijk van het sluiten, uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, van een overeenkomst tussen de opvang- en huisvestingsverstrekkende instellingen voor bejaarden en de Waalse verzekeraars, zoals voorzien in artikel 1, 5°, van het decreetgevend deel van het Wetboek. De overeenkomst in kwestie is goedgekeurd door de Minister. HOOFDSTUK VI. - Procedure voor de vaststelling van de bouwplannen
Art. 1503/9.Het bouwplan wordt goedgekeurd door de Regering. Elk plan omvat, per opvang- en huisvestingsinrichting voor senioren, de projecten die zijn geselecteerd voor integratie in de huurprijs en een tijdschema voor deze integratie.
Bij ministerieel besluit roept de Minister de opvang- en huisvestingsverstrekkende inrichtingen voor ouderen op om hun aanvragen in het bouwplan in te dienen, met vermelding van de uiterste termijn voor de indiening van de aanvragen.
Art. 1503/10 § 1. De inrichting voor de opvang en huisvesting van bejaarden die vierkante meters in het bouwplan wensen op te nemen, legt de Regering één enkel dossier ter goedkeuring voor met haar verzoeken, in de vorm van investeringsprogramma's. De instelling voor de opvang en huisvesting van bejaarden die in het bouwplan wensen op te nemen, legt de regering één enkel dossier ter goedkeuring voor met haar verzoeken.
Het dossier wordt elektronisch verstuurd § 2. Het dossier omvat: 1° de beraadslagingen van de beheerder van de inrichting voor de opvang en de huisvesting van de senioren over het programma;2° een verklaring op erewoord waaruit de aanbestedende dienst verklaart dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd;3° een gedetailleerd memorandum waarin de situatie van de opvang- en huisvestingsinstelling voor senioren wordt beschreven;4° voor elk investeringsprogramma, een beschrijving van de voorgenomen werkzaamheden, met name de aard van de werkzaamheden, een raming van de voor de uitvoering ervan noodzakelijke kosten, exclusief btw en kosten, de schetsen in de vorm van een plan, de betrokken meting en de voor de uitvoering ervan geplande fasering, met inbegrip van een raming van de tijd die nodig is voor de aanvragen voor projectovereenkomsten, de kennisgeving van de gunning van de opdracht voor elke partij en elke fase, het begin en het einde van de uitvoering;5° een kadastraal overzicht van de locatie van de opvang- en huisvestingsverstrekkende inrichting voor ouderen;6° een masterplan waarin de doelstellingen van de opvang- en huisvestingsverstrekkende inrichting voor senioren worden uiteengezet en waarin de redenen worden aangegeven die de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor de aanvraag wordt ingediend, rechtvaardigen ;7° een financieel plan met een gedetailleerde beschrijving van het aantal vierkante meter dat de inrichting voor de opvang en huisvesting van senioren in het plan wenst op te nemen en de wijze waarop de projecteigenaar zijn financiële bijdrage aan het project op lange termijn op zich neemt;8° het bewijs dat hij aan de voorwaarden van artikel 1503/17 voldoet. Het dossier gaat vergezeld van een toelichtende samenvatting, die is opgesteld volgens een door het Agentschap vastgesteld model.
Art. 1503/11.Binnen 40 dagen na ontvangst van het dossier verstrekt het Agentschap de aanvrager een ontvangstbevestiging waarin wordt bevestigd dat het dossier volledig is, indien het dossier volledig is, dan wel een advies waarin de aanvrager wordt verzocht zijn dossier binnen 30 dagen aan te vullen, met vermelding van de ontbrekende documenten en, indien nodig, met het verzoek om in een meer gedetailleerd technisch dossier bepaalde in artikel 1503/10 genoemde gegevens te vermelden.
Indien binnen de gestelde termijn geen ontvangstbevestiging wordt verzonden, wordt het dossier als volledig beschouwd. . Indien van toepassing geeft het Agentschap binnen 30 dagen na ontvangst van het in lid 1 bedoelde meer gedetailleerde technische dossier aan de aanvrager een ontvangstbevestiging indien het dossier volledig is, dan wel een negatief advies indien het dossier onvolledig is.
Indien niet binnen de gestelde termijn een ontvangstbewijs wordt verzonden, wordt het project als voltooid beschouwd.
Art. 1503/12.De Regering beslist over de in het kader van het bouwplan geselecteerde projecten. Het bouwplan omvat ten minste per opvang- en huisvestingsverstrekkende inrichting voor senioren, het aantal in aanmerking komende vierkante meters voor elk project en een raming van de fasering van de gevolgen van elk project voor de factureringscapaciteit van de ontvangende voorziening en de seniorenhuisvesting. HOOFDSTUK VII. - Factureringsmachtiging
Art. 1503/13.. De bouwheer legt elk in het bouwplan geselecteerd project ter goedkeuring voor aan de Minister, in de vorm van projecten, in percelen of fasen.
Zijn bij elk verzoek om overeenstemming over elk project gevoegd : 1° de beraadslaging van de verzoeker ;2° een stedenbouwkundig attest nr.2, indien van toepassing; 3° het geplande werkprogramma, dat in een masterplan is opgenomen, met gedetailleerde fasen;4° de keuze van de aanbestedingsmethode met, indien van toepassing, de aankondiging van de opdracht;5° de speciale specificaties en, indien van toepassing, de gedetailleerde meet- en uitvoeringsplannen;6° het verslag van de regionale brandweer, indien nodig;7° een memorandum met een beschrijving van de middelen die worden ingezet om bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, met name op het gebied van energiebesparing en, in het geval van de bouw van een nieuwe locatie, de integratie van het ziekenhuis in zijn sociale en economische omgeving;8° een memorandum met een beschrijving van de middelen die worden ingezet om een optimale toegankelijkheid voor alle categorieën gehandicapten, en met name voor personen met beperkte mobiliteit, te waarborgen. Het project en de documenten worden bij aangetekende brief of op een door de Regering vastgestelde wijze, waarbij een bepaalde datum van verzending wordt toegekend, aan het Agentschap toegezonden.
Art. 1503/14.§ 1. Binnen zeventig dagen na ontvangst van het dossier zendt het Agentschap de aanvrager hetzij een ontvangstbevestiging waarin wordt bevestigd dat het dossier volledig is, indien het dossier volledig is, hetzij een advies waarin de aanvrager wordt verzocht zijn dossier binnen dertig dagen te vervolledigen, met vermelding van de ontbrekende documenten en met het verzoek zijn project zo nodig te voltooien.
Indien binnen de gestelde termijn geen ontvangstbevestiging wordt verzonden, wordt het dossier als volledig beschouwd.
Indien nodig zendt het Agentschap de aanvrager binnen 40 dagen na ontvangst van het in de eerste alinea bedoelde meer gedetailleerde technische dossier een ontvangstbevestiging indien het dossier volledig is, dan wel een nieuwe aanvraag met vermelding van de ontbrekende elementen. De aanvrager heeft dertig dagen de tijd om zijn dossier aan te vullen. Totdat het dossier volledig is, is dit lid van toepassing.
Indien niet binnen de gestelde termijn een ontvangstbewijs wordt verzonden, wordt het project als voltooid beschouwd. § 2. Op voorwaarde dat het project voltooid is, doet het Agentschap zijn opmerkingen over de conformiteit van het project met de in het bouwplan opgenomen projecten en over de kwaliteit van het project aan de aanvrager en de Minister toekomen.
Art. 1503/15.. De Minister gaat na of het project in overeenstemming is met de projecten die in het bouwplan zijn opgenomen en stemt in met het project binnen een termijn van negentig dagen na de verzending van de ontvangstbevestiging van het dossier.
Art. 1503/16.§ 1er. De opvang- en huisvestingsverstrekkend inrichting voor senioren stelt de Minister in kennis van de projecten waarvoor het in zijn facturatiecapaciteit rekening wenst te houden met vierkante meters. Daartoe legt zij een kennisgeving voor van het besluit tot gunning van het contract, een certificaat van aanvang van de werkzaamheden ter plaatse en het eerste verslag over de organisatie van de veiligheidscoördinatie ter plaatse.
Na verificatie van de nakoming van de in de artikelen 1503/17 en 1503/18 bedoelde verplichtingen, past de Minister de huurprijs aan overeenkomstig artikel 1503/6, ten vroegste in het jaar dat is opgenomen in het door de Regering overeenkomstig artikel 1503/12 vastgestelde bouwplan, en stelt hij de Minister van Financiën daarvan in kennis. § 2. Maximaal vijf jaar na de aanvang van de werkzaamheden waarvoor de opvang- en huisvestingsinrichting voor ouderen om activering van zijn facturatiecapaciteit verzoekt, zendt ze het Agentschap het certificaat van voorlopige oplevering van het werk toe.
Werkzaamheden die niet zijn gestart binnen vijf jaar na de start van de factureringscapaciteit die in het bouwplan is opgenomen, kunnen bij de facturering niet meer worden geactiveerd.
De huurprijs kan dienovereenkomstig worden verlaagd voor werkzaamheden waarvoor de opvang- en huisvestingsinrichting voor ouderen het Agentschap niet overeenkomstig lid 1 het certificaat van definitieve oplevering van de werkzaamheden heeft toegezonden. § 3. Het Agentschap organiseert het toezicht op de instellingen voor ouderenzorg en -huisvesting met betrekking tot de werkzaamheden die op basis van dit systeem worden uitgevoerd, met name wat betreft de naleving van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten HOOFDSTUK VIII. - Verplichtingen van opvang- en huisvestingsinrichtingen voor senioren
Art. 1503/17.Opvang- en huisvestingsinrichtingen die toestemming vragen om de huurprijs van de kamer, zoals bedoeld in artikel 410/2 van het decreetgevende deel van het Wetboek, in rekening te brengen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen, voor zover zij deze prijs in rekening brengen: 1° een overeenkomst te sluiten;2° een totale personeelsbeheersratio hebben die de managementratio met ten minste tweeëntwintig procent overschrijdt ten opzichte van de normen die zijn vastgesteld in de verschillende verordeningen die van toepassing zijn op de sector.De Minister bepaalt de voorwaarden voor deze berekening ; 3° ten minste zeventig procent van de werknemers in vaste dienst te nemen en geen arbeidsovereenkomsten voor minder dan een halftijdse betrekking sluiten voor 80% van het personeel van de inrichting;4° twee dagen opleiding per jaar per personeelslid over een referentieperiode van vijf jaar mogelijk te maken. De Minister stelt de bovengenoemde referentieperiode vast; 5° ten minste tien procent van de begunstigden die een uitkering voor de Bijstand aan ouderen of de inkomensgarantie voor ouderen ontvangen, herbergen;6° op haar site over een erkenning of aanbod beschikken voor ten minste drie van de volgende diensten: een rusthuis, een rust- en verzorgingstehuis, een aangepaste eenheid voor gedesoriënteerde mensen, een kort verblijf, een dagopvangcentrum, een dagzorgcentrum, een serviceflat.
Art. 1503/18.§ 1. De instelling voor de opvang en huisvesting van ouderen zendt haar jaarrekening jaarlijks toe aan het Agentschap. § 2. Elke seniorenopvang- en huisvestingsverstrekkende inrichting registreert zijn investeringen in een register van investeringen in seniorenopvang- en huisvestingsverstrekkings- en opvanginrichtingen.
Het doel van dit kadaster is om de investeringen van de opvang- en residentiële inrichtingenvoor senioren te controleren en een algemene budgettaire opvolging mogelijk te maken..
De Minister stelt de inhoud van het investeringsregister vast. Het kadaster moet uit ten minste twee delen bestaan : 1° een deel over de boekhoudkundige investeringen, vastgesteld per kostenplaats;2° een deel over de kenmerken van de seniorenopvang en -huisvestingsinrichtingen, die alle erkenningen en exploitatievergunningen bevat, en waarin de seniorenopvang en -huisvestingsinrichtingen, het aantal in aanmerking genomen plaatsen van de senioren registreert. § 3. Overeenkomstig artikel 338 van het decreetgevend deel van het Wetboek maakt elke opvang- en huisvestingsinrichting voor senioren voor ouderen deel uit van een continu proces van kwaliteitsverbetering.
Art. 1503/19.§ 1. Een opvang- en huisvestingsverstrekkende inrichting voor senioren die de overeenkomst bedoeld in artikel 1503/17, 1°, niet naleeft, krijgt een schorsing opgelegd in verband met de factureringscapaciteit van de kamerhuurprijs voor de volledige periode waarin het deze overeenkomst niet naleeft..
De prijs van een seniorenopvang- en huisvestingsverstrekkende instelling die de verplichtingen bedoeld in de artikelen 1503/17, 2°, 4°, , 5° en 6° niet nakomt, wordt verminderd met 5%, vermenigvuldigd met het aantal van de bovenvermelde verplichtingen waaraan het niet voldoet, gedurende de volledige periode waarin het die verplichtingen niet heeft vervuld.
De sancties van leden 2 en 3 zijn cumulatief. § 2. De huurprijs van een bejaardentehuis en bejaardenhuis dat een valse verklaring indient of geen informatie verstrekt in het kader van het kadaster bedoeld in artikel 1503/18, wordt verminderd met twintig procent. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 1503/20.De resultaten van de berekeningen bedoeld in de artikelen 1503/4 tot 1503/6 worden naar de hogere eenheid afgerond.
Art. 1503/21.Het Agentschap richt in eigen rking een werkgroep op waarin experten uit de seniorensector bijeengebracht worden, belast met de opvolging van huidige regeling.".
Art. 59.De Regering stelt de datum van opheffing van titel III, bevattende de artikelen 1504 tot 1513, van boek VI van het tweede deel van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid vast.
Er kan geen enkele nieuwe aanvraag, steunend op de bepalingen van titel III van boek VI van het tweede deel van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid geldig worden ingediend na de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 60.In artikel 1514 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° na de woorden "het Agentschap :" wordt het woord "1° " ingevoegd;2° de woorden "Respect voor Senioren" worden ingevoegd na het woord "Agentschap";3° er wordt een punt 2 ingevoegd, luidend als volgt: "2° het "Agentschap": het Waals Agentschap Gezondheid, Sociale Bescherming, Handicap en Gezinnen".
Art. 61.In de artikelen 1515, 1517, 1518, 1519, 1520, 1521, 1522, 1524 en 1525 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "Respect voor Senioren" telkenmale na het woord "Agentschap" ingevoegd.
Art. 62.In artikel 1515, lid 1, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt a) wordt opgeheven;2° onder b) wordt het woord "vier" vervangen door het woord "acht".
Art. 63.In de artikelen 1516, 1524 en 1525 wordt het woord "bestuur" telkenmale vervangen door het woord "Agentschap".
Art. 64.Bijlage 118 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 65.In bijlage 119 van hetzelfde Wetboek, hoofdstuk III, punt 7.1.2 worden de woorden "één wordt gestuurd aan de Minister die bevoegd is voor de erkenning van rusthuizen voor bejaarden" opgeheven.
Art. 66.Het opschrift van artikel 120 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Normen toepasselijk op de rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen".
Art. 67.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden twee inleidende leden ingevoegd, luidend als volgt: "Het rust- en verzorgingstehuis is bestemd voor zorgbehoeftige personen wier zelfredzaamheid wegens een langdurige ziekte beperkt is, met dien verstand evenwel dat: 1° die personen de gezamenlijke actieve en reactiverende behandelingen hebben moeten ondergaan zonder dat deze uitgemond zijn in een volledig herstel van de functies nodig voor het dagelijks leven en zonder dat een dagelijks medisch toezicht en een permanente gespecialiseerde medische behandeling vereist zijn;2° de algemene gezondheidstoestand van deze personen vereist, naast de zorgen van de huisarts en de verpleegkundige zorgen, paramedische of kinesitherapeutische zorgen, evenals een bijstand bij de activiteiten van alledag;3° deze personen zijn in grote mate afhankelijk van de hulp van derden om de handelingen van het leven van alledag te stellen en moeten daarnaast voldoen aan één van de afhankelijkheidscriteria zoals verwoord in artikel 148, 3°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 houdende uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994. Elk rust- en verzorgingstehuis beschikt minstens over vijfentwintig plaatsen.".
Art. 68.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 1.1 gewijzigd als volgt: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Elk rustoord voor bejaarden en elk rust- en verzorgingstehuis moet een huishoudelijk reglement opstellen." ; 2° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "Een afschrift van het huishoudelijk reglement en alle latere wijzigingen ervan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de dienst van het Agentschap bevoegd voor de erkenning.".
Art. 69.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 1.2, de woorden "of in het rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "in het rustoord".
Art. 70.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 1.3, de woorden "of het rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "van het rustoord".
Art. 71.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 1.4. aangevuld met een streepje luidend als volgt: "- de voorwaarden van de organisatie van de acties van de verschillende actoren om een holistische en samenhangende begeleiding van de bewoners te garanderen.".
Art. 72.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° onder het eerste streepje worden de woorden "hun naasten" ingevoegd tussen de woorden "hun vertegenwoordiger" en de woorden "meegedeeld kunnen worden"; 2° het wordt aangevuld met een streepje, luidend als volgt: "- de vrije keuze van de arts of van zijn toegang tot de inrichting, volgens de bepalingen van het huishoudelijk reglement van de medische activiteit in het rust- en verzorgingstehuis.".
Art. 73.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 1.6, de woorden "of van het rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "van het rustoord".
Art. 74.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 2.1. de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Er wordt een overeenkomst in twee exemplaren gesloten, met een duidelijke en leesbare tekst, tussen het rustoord of het rust- en verzorgingstehuis en de bewoner of diens vertegenwoordiger;zij wordt door beide partijen gedateerd en ondertekend." ; 2° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "Alle overeenkomsten worden opgesteld volgens het model dat ter goedkeuring aan het Agentschap wordt voorgelegd.".
Art. 75.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 2.1.2, lid 3; de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt: "Deze prijs kan schommelen naar gelang van de bijzondere architecturale elementen en de uitrustingen van de bewoonde kamer onverminderd artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 mei 1987 genomen ter uitvoering van artikel 100bis, § 1, van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;dit gediversifieerd aanbod wordt evenwel beperkt tot tien verschillende basisprijzen; voor leke prijs worden de bijzondere elementen en uitrustingen duidelijk in de overeenkomst omschreven." ; 2° het negende streepje wordt aangevuld met de woorden "en de medische regelingen";3° het elfde streepje wordt vervangen als volgt: "- de telefoonaansluiting en een telefoontoestel in de kamer voor elke bewoner.De bewoner draagt enkel de kosten voor de communicaties;"; 4° er wordt een twaalfde streepje ingevoegd, luidend als volgt: "- de toegang tot internet in elke kamer;"; 5° er wordt een dertiende streepje ingevoegd, dat het veertiende streepje is geworden, luidend als volgt: "- de aansluiting en het abonnement op de teledistributie en de terbeschikkingstelling van de televisie en ieder ander audiovisueel materieel in elke kamer;"; 6° in het zesentwintigste streepje dat het negenentwintigste streepje is geworden, worden de woorden "als ze deel uitmaakt van het meubilair van de kamer" opgeheven;7° het wordt aangevuld met een streepje, luidend als volgt: "- drinkwater aan het bed van de bewoners, met inbegrip van flessen water".
Art. 76.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, onder punt 2.1.3. worden de woorden "in hoofdstuk VIII van deze bijlage" vervangen door de woorden "in de artikelen 1402/1 tot 1402/10 van het reglementair deel van het Wetboek".
Art. 77.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt het woord "bedden" telkenmale vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 78.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 2.2.1. aangevuld met een lid luidend als volgt: "De overeenkomst vermeldt indien mogelijk de aard van het kort verblijf, namelijk het respijt of de revalidatie.".
Art. 79.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een punt 2.9 ingevoegd, luidend als volgt: "2.9. De bewoner kan geenszins ertoe verplicht worden het beheer en de bewaring van zijn bestaansmiddelen of goederen toe te vertrouwen aan het rustoord of aan het rust- en verzorgingstehuis of aan een beheerder, aan de directeur of aan het personeelslid van de inrchting.
Het beheer of de bewaring van de bestaansmiddelen en/of goederen van de bewoner kunnen uitsluitend toevertrouwd wordenaan de directeur van de inrichting, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de bewoner zijn schriftelijke toestemming heeft gegeven en voor zover een supervisiecommissie, voorgezeten door een magistraat, een notaris of een bedrijfsrevisor, ingesteld wordt. De leden van die commissie zijn tot geheimhouding verplicht. Eventuele beheerskosten mogen in geen geval individueel gedragen worden door de bewoner. Zij kunnen, in voorkomend geval, in de huisvestingsprijs inbegrepen worden.".
Art. 80.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 3.1.1 vervangen als volgt: "3.1.1. De inzameling van de daarin opgetekende gegevens en hun verwerking gebeurt overeenkomstig Verordening (EU)2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.".
Art. 81.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 3.1.3 vervangen als volgt: "3.1.3. Er wordt een lijst bijgehouden van de personeelsleden die dat dossier mogen raadplegen, overeenkomstig genoemde verordening en genoemde wet.".
Art. 82.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een punt 3.1.5 ingevoegd, luidend als volgt: "3.1.5. Het individueel dossier van de bewoner omvat zijn administratief dossier en zijn zorgdossier.
Het administratief dossier van de bewoner omvat minstens de volgende gegevens: 2° de identiteit van de bewoner;2° informatie over zijn toestand in verband met de sociale zekerheid;3° naam, adres en telefoonnummer van de contactpersoon en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de bewoner;4° naam, adres en telefoonnummer van de huisarts, evenals de schikkingen die getroffen moeten worden wanneer deze afwezig is;5° in voorkomend geval, de melding dat de bewoner een beroep doet op een apotheker van zijn keuze waarmee de inrichting geen enkel samenwerkingscontract heeft ondertekend. Het zorgdossier van de bewoner omvat minstens de volgende documenten: 1° het medisch dossier, vastgesteld door de huisarts;2° de verbindingsfiche die de onontbeerlijke medische gegevens bevat bij spoedgevallen of een ziekenhuisopname;3° het verpleegkundig, paramedisch, kinesitherapeutisch of psychosociaal dossier wordt maandelijks bijgehouden.Het bevat met name volgende elementen: a) de anamnese en de levensgeschiedenis van de bewoner;b) de diagnose en het klinisch onderzoek bij de opname en tijdens het verblijf;c) de medische richtlijnen, namelijk: de datum van het doktersbezoek, de behandeling, in voorkomend geval de voorgeschreven geneesmiddelen en dosissen en het zorgplan, de gevraagde onderzoeken, het eventuele dieet en de eventuele afzonderings- en fixatiemaatregelen;i. de verpleegkundige instructies : het actieplan en de regelmatige bijwerking ervan onder andere volgens medische instructies; ii. de paramedische instructies in de kinesitherapie : de balans, de doelen, het actieplan en de regelmatige bijwerking ervan onder andere volgens medische instructies en de evaluatie van de acties; iii. de paramedische instructies in de ergotherapie : de balans, de doelen, het actieplan en de regelmatige bijwerking ervan onder andere volgens medische instructies en de evaluatie van de acties; iv. de paramedische instructies in de logopedie: voor de handelingen van het dagelijks leven; d) in voorkomend geval, de wensen uitgedrukt voor toekomstige zorgen.".
Art. 83.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 4.1.,de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "Deze aanplakking kan bij ieder aangepast communicatiemiddel uitgevoerd worden" worden ingevoegd na de woorden "waarvoor ze bestemd zijn:";2° onder het tweede streepje worden de woorden "of het rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "in het rustoord".4° het vierde streepje wordt opgeheven.
Art. 84.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden, onder punt 5.1, de volgende wijzigingen aangebracht: 1° twee leden, luidend als volgt, worden na lid één ingevoegd : "Het levensproject van de inrichting biedt de bewoners de mogelijkheid, een zinvol leven in de inrichting te behouden en, voor de mensen die er hun beroep uitoefenen, hun werk zinvol uit te voeren. Om de personeelsleden in de mogelijkheid te stellen, de manier waarop ze met de bewoners omgaan te baseren op wat de bewoners zelf als essentieel beschouwen, moeten deze bewoners hun wensen, moeilijkheden, gewoonten, waarden in comités en debatten kunnen uiten. Daarvoor vloeit het neerschrijven van een levensproject van de inrichting voort uit een collectieve en participatieve reflectie waarbij zowel bewoners, naasten en personeel betrokken worden.
Los van het feit dat de inrichting al dan niet over een aangepaste eenheid of een leefeenheid in dagopvang beschikt, worden door de werkteams in het levensproject specifieke doelen opgenomen voor bewoners met zware congitieve stoornissen of die als dement zijn gediagnosticeerd. Deze doelstellingen worden in tijdsgebonden acties uitgesplitst, samen met indicatoren die de beoordeling ervan mogelijk maken." ; 2° lid 1, lid 3 geworden, wordt aangevuld met volgende volzin: "De beheerder en de directeur stellen de nodige middelen voor de uitvoering van het levensproject ter beschikking.".
Art. 85.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 6.6 vervangen als volgt: "6.6. Drinkwater moet à volonté in het gehele gebouw ter beschikking staan, via leidingwater of flessenwater.".
Art. 86.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 6.7. aangevuld met een lid luidend als volgt: "De organisatie en het uurschema voor het wassen en baden en de verzorging worden afgestemd op de behoeften en verwachtingen van de bewoners en in overleg met hen, binnen de organisatiemogelijkheden van de dienst.".
Art. 87.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 6.7.1 vervangen als volgt: "6.7.1. Om de rust van de bewoners te vrijwaren, is het wassen, baden en verzorgen niet mogelijk tussen 22 uur en 7 uur 's ochtends behalve om medische redenen vermeld in het individuele zorgdossier of als de bewoner daar uitdrukkelijk om verzoek en dit motiveert, binnen de organisatiemogelijkheden van de dienst.".
Art. 88.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.1.3 vervangen als volgt: "8.1.3. De inzameling van de daarin opgetekende gegevens en hun verwerking gebeurt overeenkomstig Verordening (EU)2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.".
Art. 89.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.1.5 tot 8.1.10 ingevoegd, luidend als volgt: "8.1.5. Het individuel zorgdossier voorziet in een holistische visie van de bewoner en geeft inzicht in zijn behoeften, verwachtingen residuele capaciteiten in alle aspecten van de begeleiding. 8.1.6. De bewonergerelateerde observaties, opgetekend in het verslagschriftje of in een ander communicatiemiddel, worden overgeschreven en/of nader bepaald in het individuele zorgdossier van deze bewoner. 8.1.7. Het individuele dossier is een ondersteunend instrument voor de invoering van een bewonergeoriënteerd, continu kwaliteitsverbeterend dienstverlenings- en handelingenbeleid dat in verband staat met diens individueel project. Voor zover mogelijk en met de wil om de beslissingen die de bewoner betreffen door hemzelf te laten bepalen, heeft de bewoner inspraak bij de opbouw van zijn individueel project en de acties die er deel van uitmaken. 8.1.8. De gezamenlijke communicatiemiddelen kunnen ingekeken en gebruikt worden door het gehele zorgverlenend personeel. 8.1.9. Elk personeelslid dat een aantekening maakt of goedkeurt is duidelijk herkenbaar (een paraaf, een individuele log-in...). 8.1.10. De lijst van parafen of log-ins wordt bijgehouden en bijgewerkt.".
Art. 90.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.3 vervangen als volgt: "8.3. De individuele bereiding van de geneesmiddelen wordt door een verpleegkundige uitgevoerd volgens de geldende regels. De geneesmiddelen mogen niet meer dan zeven dagen op voorhand bereid worden. Geneesmiddelen in vloeibare vorm worden extemporaneus bereid.
Geneesmiddelen worden onder een blister voor bereide geneesmiddelen, in een meubel of een lokaal bewaard die daartoe voorzien, schoon en afgesloten zijn. Het bereidingsmateriaal is onderhouden en ligt eveneens achter slot.
De nadere opslagregels voor geneesmiddelen maken de inachtneming van de bewaringscondities mogelijk (max 25° ).
De inrichting voert een controleprocedure in voor een therapeutisch geneesmiddelenbeheer.".
Art. 91.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.7 vervangen als volgt: "8.7. In geval van tijdelijk of definitief vertrek wordt een verbindingsblad opgemaakt ter attentie van het zorgteam dat de opvolging neemt in de verzorging van de bewoner.".
Art. 92.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 9., de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "of rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "In elk rustoord";2° de woorden "of rust- en verzorgingstehuis" worden ingevoegd na de woorden "in het rustoord";3° de woorden "of bepalingen betreffende de gemeentelijke overheidsdiensten" ingevoegd na de woorden "in deze bepalingen".
Art. 93.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punten 9.1.1.1. tot 9.1.1.2., de woorden "of in het rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "in het rustoord".
Art. 94.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden punten 9.1.1.3. en 9.1.1.4. vervangen door hetgeen volgt: "9.1.1.3. De directeur van het rusthuis of van het rust- en verzorgingstehuis met minder dan vijftig plaatsen, met inbegrip van plaatsen voor een kort verblijf, voert prestaties uit die minstens gelijkstaan met een halftijdse betrekking.
Vanaf vijftig plaatsen, daaronder begrepen plaatsen voor een kort verblijf, beschikt het rusthuis over een voltijds werkende directeur. 9.1.1.4. In het geval van een rusthuis en een rust- en verzorgingstehuis, met vestigingen op meerdere sites, is een directeur op iedere site voldoende aanwezig. Als het rusthuis of het rust- en verzorgingstehuis met vestigingen op meerdere sites over vijftig plaatsen of meer beschikt, voert de directeur zijn voltijdse prestaties verplicht op de gezamenlijke sites uit.".
Art. 95.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 9.1.1.7. aangevuld met de woorden "en het rust- en verzorgingstehuis".
Art. 96.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 9.1.1.8 aangevuld met de zinssnede ", behoudens uitzondering bepaald door de Minister.".
Art. 97.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 9.1.2.1., in lid 2, de woorden "of van een rust- en verzorgingstehuis" ingevoegd na de woorden "van een rustoord".
Art. 98.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 9.1.2.4, de woorden "na advies van de Commissie" opgeheven.
Art. 99.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 9.1.3., de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bedden" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaatsen";2° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "De permanente vorming houdt verband met de verschillende thematische onderwerpen opgenomen in de doelstellingen die uitgesplitst zijn in het levensproject in een inrichting of wordt uitgevoerd in functie van de problematieken die zich op het terrein voordoen. De inrichting stelt een samenvattende tabel op met een overzicht van het volume, de aard van de vormingen en de identiteit van de werknemer voor iedere gevolgde vorming.
Per inrichting is er een vormingsplan opgesteld.
Onverminderd lid 5 wordt de verplichting tot het volgen van vormingen voor minder dan 3/4 van een voltijdse betrekking verhoudingsgewijs afgestemd op de daadwerkelijke prestatie.".
Art. 100.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 9.2. aangevuld met vier leden luidend als volgt: "De permanente vorming houdt verband met de verschillende thematische onderwerpen opgenomen in de doelstellingen die uitgesplitst zijn in het levensproject in een inrichting of wordt uitgevoerd in functie van de problematieken die zich op het terrein voordoen.
De inrichting stelt een samenvattende tabel op met een overzicht van het volume, de aard van de vormingen en de identiteit van de werknemer voor iedere gevolgde vorming.
Per inrichting is er een vormingsplan opgesteld.
Onverminderd lid 5 wordt de verplichting tot het volgen van vormingen voor minder dan 3/4 van een voltijdse betrekking verhoudingsgewijs afgestemd op de daadwerkelijke prestatie.".
Art. 101.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, worden onder punt 9.3.1., de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "bedoeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als" worden opgeheven;2° de woorden "rust- en verzorgingstehuis" worden vervangen door de woorden "in de rust en verzorgingstehuizen";3° de woorden "of als centrum" worden vervangen door de woorden "of als centra".
Art. 102.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt, onder punten 9.3.3. en 9.3.4., het woord "bedden" telkenmale vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 103.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 9.3.8. aangevuld met vier leden luidend als volgt: "De permanente vorming houdt verband met de verschillende thematische onderwerpen opgenomen in de doelstellingen die uitgesplitst zijn in het levensproject in een inrichting of wordt uitgevoerd in functie van de problematieken die zich op het terrein voordoen.
De inrichting stelt een samenvattende tabel op met een overzicht van het volume, de aard van de vormingen en de identiteit van de werknemer voor iedere gevolgde vorming.
Per inrichting is er een vormingsplan opgesteld.
Onverminderd lid 1 wordt de verplichting tot het volgen van vormingen voor minder dan 3/4 van een voltijdse betrekking verhoudingsgewijs afgestemd op de daadwerkelijke prestatie.".
Art. 104.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden punten 9.3.9. tot 3.3.15. ingevoegd, luidend als volgt: "9.3.9. In de rust- en verzorgingstehuizen bedraagt de personeelsnorm per dertig bewoners: 1° minstens vijf voltijds equivalente beoefenaars van de verpleegkunde, waaronder een hoofdverpleegkundige.Voorbij de drempel van de eerste dertig bewoners is een bijkomende hoofdverpleegkundige verplicht bij iedere overschrijding door de inrichting van iedere nieuwe schijf van dertig bewoners; 2° minstens vijf voltijds equivalenten verzorgend personeel of zorgkundig hulppersoneel, waaronder minstens 95% zorgkundigen;te rekenen van 1 januari 2015 komen enkel de zorgkundigen in aanmerking; 3° de voltijds equivalente kinesitehrapeut of ergotherapeut of logopedist, met dien verstande dat de eerste twee disciplines in ieder geval toereikend beschikbaar zijn in de inrichting en dat het personeel betreft dat in loondienst of in vast dienstverband werkt. Logopedie wordt aangeboden in functie van de behoeften van de bewoners; 4° 0.10 voltijds reactiveringsequivalenten met vaardigheden in palliatieve verzorging voor ondersteuning van terminale patiënten, met beschikking over één der volgende kwalificaties: graduaat of licenctie of master kinesitherapie, graduaat of baccalaureaat of licentie of master in logopedie, graduaat of baccalaureaat in ergotherapie, graduaat of baccalaureaat in arbeidstherapie, graduaat of baccalaureaat in heraanpassingswetenschappen, graduaat of baccalaureaat in dieetleer, graduaat of baccalaureaat of licentie of master in orthopedagogie, graduaat of baccalaureaat of post-graduaat of master in psychomotriciteit, licenciaat of master in psychologie, graduaat of baccalaureaat psychologie-assistent en gelijkgestelden, graduaat of baccalaureaat maatschappelijk assistent ou "sociaal werker of in de sociale gezondheidszorg" of sociaal verpleegkundige of verpleegkundige met specialisatie in communautaire gezondheid", graduaat of baccalaureaat gezinswetenschappen, licentie of master in gerontologie, graduaat of baccalaureaat opvoeder; 5° een voltijds equivalent beoefenaar van de verpleegkunde kan vervangen worden tegen maximum één voltijds equivalent per dertig bewoners, en voor zover de permanente dienst bedoeld onder 9.3.11 gevrijwaard wordt, door een persoon die bij voorkeur een van de volgende kwalificaties bezit: graduaat of baccalaureaat of licentie of master in kinesitherapie, graduaat of baccalaureaat of licentie of master in logopedie, graduaat of baccalaureaat in ergotherapie, graduaat of baccalaureaat in arbeidstherapie, graduaat of baccalaureaat in heraanpassingswetenschappen, graduaat of baccalaureaat in dieetleer, graduaat of baccalaureaat of licentie of master in orthopedagogie, graduaat of baccalaureaat of post-graduaat of master in psychomotriciteit, licenciaat of master in psychologie, graduaat of baccalaureaat psychologie-assistent en gelijkgestelden, graduaat of baccalaureaat maatschappelijk assistent of "sociaal werker of in de sociale gezondheidszorg" of sociaal verpleegkundige of verpleegkundige met specialisatie in communautaire gezondheid", graduaat of baccalaureaat gezinswetenschappen, licentie of master in gerontologie, graduaat of baccalaureaat opvoeder of, bij gebreke, door verzorgend waarvan de Minister bevoegd voor Volksgezondheid de minimale opleidingsvereisten vast kan stellen. 9.3.10. Wanneer het rust- en verzorgingstehuis meer dan vijfenzeventig bedden telt, wordt één van de hoofdverpleegkundigen aangesteld als coördinerend hoofdverpleegkundige.
De hoofdverpleegkundige(n) vervullen volgende opdrachten: 1° het dagelijks beheer van het verplegend en het verzorgend personeel waarborgen;2° het multidisciplinair werk van het verplegend en paramedisch personeel, het reactiveringspersoneel, de kinesitherapeuten en zorgkundigen coördineren;3° het verpleegkundig, paramedisch, kinesitherapeutisch en psychosciaal dossier van de bewoner bijhouden;4° in overleg met de coördinerende arts en adviseur en in voorkomend geval met de diëtist, de nutritionele toestand van de bewoner beoordelen;5° in overleg met de coördinerende arts en adviseur, voorstellen formuleren over de wijze van behandeling van patiënten met dementie, in voorkomend geval met de referent "dementie";6° de coördinerend arts en adviseur bijstaan in de uitoefening van zijn ambt. De hoofdverpleegkundige(n) zien erop toe dat de behoeften aan kinesitherapie, ergotherapie en logopedie, opgenomen in het zorgplan, zo snel mogelijk vervuld worden. 9.3.11. Een beoefenaar van de verpleegkundige is zowel 's nachts als overdag aanwezig in de rust- en verzorgingstehuizen. 9.3.12.1 In elk rust- en verzorgingstehuis wijst de beheerder een coördinerend arts en adviseur aan die uiterlijk twee jaar na zijn aanwijzing houder moet zijn van een getuigschrift dat hij verkregen heeft na het volgen van een specifieke vormingscyclus dat toegang verleent tot het ambt van coördinerend arts en adviseur.
Het getuigschrift dat toegang verleent tot het ambt van coördinerend arts en adviseur kan verkregen worden na een vormingscyclus van minstens 24 uur, erkend door het Agentschap, met vrucht te hebben afgesloten.
Deze vormingscyclus bevat minstens volgende elementen: 1° reglementeringen betreffende huisvestingsinrichtingen voor senioren, waaronder rust- en verzorgingstehuizen;2° specifieke kenmerken van de geriatrische geneeskunde;3° preventie van besmettingen en beheer van antibiotherapie;4° communicatietechnieken;5° palliatieve zorgen en levenseindebegeleiding. In de rust- en verzorgingstehuizen met vestigingen verspreid over verschillende sites of waarvan het belang de inzet van meerdere coördinerende artsen en adviseurs vereist, wordt door deze coördinerende artsen en adviseurs regelmatig overlegd gepleegd. De taakverdeling tussen de verschillende coördinerende artsen en adviseurs wordt schriftelijk vastgelegd. 9.3.12.2. In overleg met de hoofdverpleegkundige(n) voert de coördinerende arts en adviseur volgende taken uit: 1° zorgtaken: a) regelmatig multidisciplinair overleg organiseren;zorgverstrekkers verbonden met de inrichting nemen eraan deel en de huisartsen worden erbij betrokken; b) deelnemen aan het opstellen van een beleid voor een zorgverbonden besmettingsbeheersing, preventie van doorlig- en chronische wonden, mond- en tandzorgen, incontinentieproblemen en palliatieve zorgen;c) het zorgbeheer coördineren en het opstellen en bijhouden van het medisch-farmaceutisch formulier in overleg met de huisartsen;d) de medische activiteit coördineren in geval van risico voor de gezondheid van de bewoners en het personeel, in overleg met de huisartsen;e) de continuïteit van de medische zorgen coördineren;f) de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers coördineren.2° Vorming en permanente vorming: a) deelnemen aan de organisatie van de activiteiten voor de vorming en de permanente vorming op het gebied van gezondheidszorgen voor het personeel van het rust- en verzorgingstehuis.3° betrekkingen met de huisartsen: a) de directie van het rust- en verzorgingstehuis bijstaan in de betrekkingen met de huisartsen.4° Kwaliteitsprogramma: a) deelnemen aan de invoering van het kwaliteitsprogramma. 9.3.12.3. De aanwijzing van de coördinerende arts en adviseur gebeurt op volgende wijze : 1° wanneer een ambt van coördinerende arts en adviseur vacant is, licht de directie van het rust- en verzorgingstehuis de huisartsenkring van het gebied waarin het rust- en verzorgingstehuis gevestigd is daarover in, evenals de huisartsen die de bewoners verzorgen;2° minstens vijfenzeventig percent van de prestaties van de coördinerende arts en adviseur worden in het rust- en verzorgingstehuis afgewerkt.Tijdens de uren waarin zijn prestaties plaatsvinden kan hij het ambt van huisarts niet vervullen. 9.3.12.4. Als de coördinerende arts en adviseur meer dan dertig dagen afwezig is, voorziet hij in overleg met de directie van het rust- en verzorgingstehuis in zijn vervanging met het oog op de continuïteit van zijn ambt. 9.3.12.5. Om zijn kwalificatie als coördinerende arts en adviseur te behouden, volgt de betrokken arts jaarlijks minstens zes uren permanente vorming waarin minstens één van volgende thema's aan bod komt: 1° het voorschrijven van geneesmiddelen;2° ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie;3° voedingsleer;4° animatie;5° hygiëne;6° preventie en behandeling van doorligwonden;7° ethische aspecten van het levenseinde;8° continentie;9° evolutie van de reglementeringen. 9.3.13. De vrije keuze door de bewoner van de huisarts en het ziekenhuis indien nodig wordt gerespecteerd en kan op geen enkele wijze beïnvloed worden. 9.3.14. Het rust- en verzorgingstehuis beschikt over een algemeen reglement voor de medische activiteit met een omschrijving van de rechten en verplichtingen van de huisartsen die er actief zijn. Dat reglement wordt aan iedere huisarts overhandigd, en door diens ondertekening verbindt hij zich ertoe zo doeltreffend mogelijk mede te werken aan de medische organisatie en aan de medische zorgen van het rust- en verzorgingstehuis.
Het algemeen reglement van de medische activiteit omschrijft minstens volgende punten: 1° de verbintenis van de huisartsen om deel te nemen aan een coherent medisch beleid in het rust- en verzorgingstehuis, met name bij het voorschrijven van geneesmiddelen, het verstrekken van een kwaliteitszorg, multidisciplinair overleg met de coördinerende arts en adviseur;2° de normale openings- en bezoekuren (behoudens spoedgevallen);3° contacten met familie en naasten;4° overlegvergaderingen in het rust- en verzorgingstehuis;5° het houden van het medisch dossier van de bewoner;6° het gebruik van het medisch-farmaceutisch formulier en met name het voorschrijven van de goedkoopste geneesmiddelen evenals het gebruik van elektronische voorschriften;7° de nadere regels voor de facturering van erelonen;8° de informatie-overdracht bij overdraagbare ziektes. 9.3.15. De bedienaars van de erediensten en de afgevaardigden van de Centrale vrijzinnige raad gevraagd door de bewoners hebben vrije toegang tot de inrichting; zij vinden er het klimaat en de passende faciliteiten voor het uitvoeren van hun opdracht. Eenieders volledige vrijdom inzake filosofische, religieuze en politieke overtuigingen is gevrijwaard.".
Art. 105.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden onder punt 11.3 volgende wijzigingen ingevoegd: 1° het woord "585" wordt in gevoegd na het woord "uittreksel";2° de woorden "van type 1" worden opgeheven.
Art. 106.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 12.1 aangevuld met een lid luidend als volgt: "De naaste omgeving wordt regelmatig onderhouden, is toegankelijk voor minder mobiele personen en is beveiligd.".
Art. 107.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden onder punt 12.2 volgende wijzigingen ingevoegd: 1° tussen het eerste en het tweede lid worden drie leden ingevoegd, luidend als volgt : "In de inrichtingen waarvoor heropbouw- of verbouwwerkzaamheden worden uitgevoerd, evenals in de nieuwe gebouwen erkend sinds 2015, worden alle nodige schikkingen getroffen om in normale weersomstandigheden een temperatuur onder 27° C te bewaren. Bij een hittegolf wordt er een levensruimte afgekoeld of behouden op een temperatuur onder de 27° C en is in afmetingen voldoende ruim om de bewoners op te vangen.
Alle lokalen die toegankelijk zijn voor bewoners worden uitgerust met een binnen- of buitensysteem waarmee de bewoners beschermd kunnen worden tegen de zonnestralen"; 2° lid 2, dat lid 5 geworden is, wordt opgeheven.
Art. 108.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 12.5 vervangen door hetgeen volgt: "12.5. Wat betreft de gebouwen, opgetrokken na 2005, wordt er minstens in één aangepaste lift voorzien voor het vervoer van één bewoner en diens begeleider wanneer het gebouw minstens één verdieping telt die toegankelijk is voor de bewoners boven of onder de verdieping op de begaanbare grond.
De liften voldoen aan de toegankelijkheidsnormen voor minder mobiele personen.
In afwijking van de leden 1 en 2 wordt er, naar gelang het rusthuis voor het eerst in bedrijf is genomen voor of na 31 juli 1984, ofwel geen enkele lift of een ander verticaal transportsysteem vereist ofwel wordt er een lift voorzien als de inrichting minstens twee niveaus boven de begaanbare grond telt.".
Art. 109.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden onder punt 13.1 volgende wijzigingen ingevoegd: 1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "In alle lokalen worden alle bodemoneffenheden zoals treden, trappen of andere hindernissen vermeden.". ; 2° het wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "De gangen worden ingericht om de bewoners in de mogelijkheid te stellen om uit te rusten, voor zover mogelijk en met inachtneming van de evacuatieregels opgelegd door de brandweerdienst.".
Art. 110.In bijlage 120 van hetzelfde Wetboek wordt onder punt 13.2 het woord "woonplaats" vervangen door de woorden "voor de bewoners toegankelijke plaats".
Art. 111.In punt 13.3 van bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden de woorden "in alle lokalen toegankelijk voor de bewoners" ingevoegd na het woord "systeem".
Art. 112.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 14.2 vervangen door hetgeen volgt: "14.2. Sanitaire voorzieningen omvatten ten minste één toilet voor elke acht bewoners.
In inrichtingen die na 31 juli 1984 voor het eerst in gebruik worden genomen, moeten de sanitaire voorzieningen ten minste één toilet per verdieping omvatten dat toegankelijk is voor personen met beperkte mobiliteit.
Een van de toiletten is toegankelijk op één niveau per niveau van de te bedienen kamers.
Vanaf 1 januari 2018 zullen alle kamers in rust- en verzorgingstehuizen beschikken over een sanitaire ruimte met minstens één wastafel en één toilet. In geval van nieuwbouw moeten de kamers, zodra ze bezet zijn, aan deze voorwaarde voldoen. Ze beschikken ook over een douche.".
Art. 113.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden punten 15.1 tot 15.3 vervangen door hetgeen volgt: "15.1. Elke kamer is genummerd.
De naam van de bewoners staat op de buitenkant, tenzij de bewoner of zijn vertegenwoordiger daartegen bezwaar maak In de een- of tweepersoonskamer zijn de meubels minimaal voorzien van: een bed, een kledingkast, een warm en koud stromend water spoelbak met mengkraan of mengkraan, een tafel, een geschikte fauteuil, een koelkast, een televisie, een stoel, een nachtkastje met lade en een verlichtingsinstallatie die toegankelijk is vanuit het bed.
Voor nieuwbouw, uitbreiding of verbouwingen die het voorwerp uitmaken van een principiële overeenkomst na 1 januari 2020 of, indien de principiële overeenkomst niet vereist is, waarvan de bouwvergunning na 1 januari 2020 is afgegeven, zijn de koelkast en de televisie in de dagprijs van het verblijf inbegrepen.
In elke kamer is het mogelijk om een radio, televisie en telefoon aan te sluiten. Televisie en telefoon worden geleverd door de inrichting.
Indien de kamer meerdere bedden heeft, moet de ruimte tussen de bedden, in lengte en breedte, ten minste 0,90 m bedragen.
Bovendien moet elk bed zich ten minste 0,80 m van een raam bevinden. 15.2. De bewoner heeft, in zijn kamer, de mogelijkheid om te beschikken over persoonlijke eigendommen en meubilair. 15.3. De inrichting van de kamers is aangepast aan de toestand van de bewoner. De kamer is functioneel en in goede staat en zo georganiseerd dat de bewoner zich gemakkelijk kan verplaatsen en professionals, veilig kunnen werken.".
Art. 114.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek, 4, onder punt 15.5 wordt het woord "2017" vervangen door het woord "2019".
Art. 115.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punten 15.6, lid 2, vervangen door hetgeen volgt: Bij wijze van overgangsmaatregel en uiterlijk tot 1 januari 2020 voor rusthuizen, voor bestaande instellingen waarvoor op 31 juli 1984 bouw-, uitbreidings- of renovatieprojecten waren goedgekeurd of in uitvoering waren, mag de vereiste oppervlakte voor de huisvesting van bejaarden niet minder dan 11 m2 per persoon bedragen. Het wordt verkregen door de netto oppervlakken van alle een- en gemeenschappelijke ruimten, woon- en eetkamer toe te voegen en dit totaal te delen door het aantal ouderen.
Vanaf 1 januari 2018 moet de netto-oppervlakte per eenpersoonskamer voor rust- en verzorgingstehuizen ten minste 12 m2 bedragen, exclusief sanitaire voorzieningen. De oppervlakte is vergroot tot 18 m2 voor tweepersoonskamer. In geval van nieuwbouw moeten de kamers, zodra ze bezet zijn, aan deze voorwaarde voldoen.".
Art. 116.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 15.10 aangevuld met een lid luidend als volgt: "15.1. Elke kamer beschikt over voldoende kunstlicht, dat vanuit het bed toegankelijk is voor de bewoner en aangepast is aan de plaatselijke omstandigheden.".
Art. 117.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden onder punt 16.1 volgende wijzigingen ingevoegd: 1° de woorden "en alle rust- en verzorgingstehuizen" worden ingevoegd na de woorden "alle rustoorden";2° het woord "bedden" wordt vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 118.In bijlage 120 van hetzelfde Wetboek worden, onder punt 16.3, de woorden "of het rust- en verzorgingstehuis" worden ingevoegd na de woorden "het rustoord".
Art. 119.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 16.4, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2014, volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "bed" wordt telkenmale vervangen door het woord "plaats";2° in lid 1 worden de woorden "van het rusthuis" ingevoegd na de woorden "van het rust- en verzorgingstehuis"; 3° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "Als de inrichting is georganiseerd op basis van gescheiden woongroepen, moet er voldoende ruimte worden voorzien zodat de integratie in de normale leefomgeving gewaarborgd is."; 4° tussen het tweede en het derde lid, die het derde en het vierde lid geworden zijn, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "Alle ruimten die toegankelijk zijn voor bewoners zijn ruim genoeg om een persoon met beperkte mobiliteit gemakkelijk te kunnen verplaatsen.".
Art. 120.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden punt 16.6 tot 16.9 ingevoegd, luidend als volgt: "16.6 Elk rust- en verzorgingstehuis beschikt over ten minste één ruimte die is ingericht voor de collectieve praktijk van fysiotherapie, ergotherapie en animatie. 16.7. De lokalen van de inrichtingen bedoeld in artikel 1440, tweede lid, 2°, van dit Wetboek en bestemd voor de rust- en verzorgingstehuizen vormen een entiteit die los staat van elke andere ziekenhuisdienst; logistieke lokalen en interne verkeerswegen kunnen echter gemeenschappelijk zijn voor een erkende ziekenhuisdienst. 16.8. Het rust- en verzorgingstehuis beschikt over ten minste één verpleegkamer, een verzorgings- en onderzoeksruimte en een ruimte voor de opvang van de gezinnen van de bewoners. 16.9. Elke inrichting moet beschikken over ten minste één geschikt bad; na de eerste 30 inwoners is een extra geschikt bad verplicht wanneer de instelling meer dan de helft van een nieuwe tranche van 30 inwoners nodig heeft. Voor deze bijkomende aangepaste baden is het de verantwoordelijkheid van de Minister om een lijst van gelijkaardige materialen vast te stellen.".
Art. 121.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 17.1, de woorden "en de rust- en verzorgingstehuizen" ingevoegd na de woorden "het rustoord".
Art. 122.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 17.4 aangevuld met een lid luidend als volgt: "17.4 De boekhouding van het rust- en verzorgingstehuis wordt afzonderlijk en op basis van een gestandaardiseerd rekeningstelsel gevoerd. De boekhouding is onderworpen aan een audit door een auditor of een onafhankelijke externe audit, zoals gespecificeerd door de Regering. Wanneer het rust- en verzorgingstehuis is geïntegreerd in een ziekenhuis of wanneer het een gemengde structuur "rusthuis - rust- en verzorgingstehuis" is, zorgt een speciale kostenplaats voor het gescheiden beheer van dit laatste.
De Minister die gezondheid in zijn of haar bevoegdheden heeft, kan regels vaststellen die specificeren hoe rust- en verzorgingstehuizen aan deze bepaling voldoen.".
Art. 123.In het opschrift van hoofdstuk VII van bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden de woorden "of door ernstige cognitieve stoornissen of als dement gediagnosticeerde" ingevoegd na het woord "gedesoriënteerde".
Art. 124.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden de punten 18.1 en 18.3 tot 18.5, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 22 november 2018, vervangen door hetgeen volgt: "18.1. Bij de organisatie overdag of 's nachts binnen een specifieke architecturale eenheid, wordt de huisvesting van ouderen met desoriëntatie of ernstige cognitieve stoornissen of gediagnosticeerde dementie voorzien in een aangepaste eenheid met een capaciteit van 8 tot 30 bewoners en met respect voor de dynamiek van kleine groepen. De aangepaste eenheid garandeert een familiale leefomgeving met respect voor het levensritme, deelname van de bewoners aan huishoudelijke activiteiten en een warme leefomgeving, alsook een functionele leefomgeving waar de architectuur van de eenheid en de voorgestelde activiteiten zijn aangepast aan ouderen die gedesoriënteerd zijn of lijden aan ernstige cognitieve stoornissen of die dementie vertonen.
De aangepaste eenheid bevordert zowel de individuele autonomie door de deelname van de bewoners aan de dagelijkse activiteiten als de collectieve autonomie door de uitvoering van vrijetijds- en therapeutische activiteiten aangepast aan hun behoeften. 18.2. De aangepaste eenheid wordt in het rusthuis op een specifieke plaats georganiseerd en vormt een functionele eenheid die uitsluitend voor dit doel is bestemd. De oppervlakte van het terrein is minimaal 5 m2 per inwoner. De leefruimte is van nature voldoende licht en heeft uitzicht naar buiten toe. De toegang tot de buitenkant van gedesoriënteerde bewoners wordt beveiligd door passende technische middelen die de volledige bewegingsvrijheid van de bewoners binnen de aangepaste eenheid garanderen.
Een leefruimte is gepland en bestaat uit een toegankelijke en aangepaste keukenhoek, een enkele tafel of meerdere tafels om bewoners en personeel samen te brengen en een vriendelijke deelname aan maaltijden en groepsactiviteiten mogelijk te maken. Een vast of mobiel fornuis is beschikbaar om maaltijden te bereiden met en voor de bewoners van de unit. De aangepaste eenheid omvat ook een rustplaats met een voldoende aantal stoelen.
In de directe omgeving van de bewoners worden maatregelen genomen om hun functionele en ruimtelijk-temporele capaciteiten te vergemakkelijken en in stand te houden. Het doel is het einde van een doodlopende gang te vermijden, geanimeerde cirkelvormige ruimten voor te stellen, de eenheid in familiestijl te versieren, gemeenschappelijke ruimten aan te duiden met een pictogram op de deuren en de bewoners te voorzien van een bewonersaantal en functionele uitrusting om hun eigen activiteiten te bevorderen. 18.3. Het personeel Minstens één lid van het zorgpersoneel is aanwezig in de aangepaste eenheid van 07.00 tot 21.00 uur. Alle nodige regelingen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat de bewoners tijdens de lunchpauze worden begeleid. 18.4. Coördinatie van de activiteiten.
De coördinatie van de activiteiten in de leefruimte wordt dagelijks uitgevoerd door een van de medewerkers en bij voorkeur door of onder toezicht van de referent dementie. Eenmaal per week vindt er een multidisciplinaire bijeenkomst plaats, die gecoördineerd wordt door de referent dementie als deze functie binnen het rusthuis bestaat.".
Art. 125.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek worden punt 18.7 tot 18.9 ingevoegd, luidend als volgt: "18.7. De aangepaste eenheid kan ook overdag onderdak bieden aan bewoners van het rust- of verzorgingstehuis die voldoen aan de inclusiecriteria zoals bepaald door de Minister, waarvan de kamer zich niet in de aangepaste eenheid bevindt en die komen om deel te nemen aan de activiteiten De maximale capaciteit van het aantal bewoners dat deelneemt aan de activiteiten van de aangepaste eenheid is twee keer zo groot als het aantal bewoners van de aangepaste eenheid, met een absoluut maximum van veertig personen. 18.8. Het individuele levensproject.
Beoordeling van de overige bekwaamheden van de bewoner vindt plaats in de eerste maand na binnenkomst in een rust- en verzorgingstehuis door het reactiveringspersoneel, dat wil zeggen ten minste één fysiotherapeut, ergotherapeut of logopedist en de referent dementie indien de functie binnen de instelling bestaat en in het individuele zorgdossier is ingedeeld.
In multidisciplinaire vergaderingen maken de evaluaties het mogelijk om geïndividualiseerde doelstellingen vast te stellen enerzijds en de effecten daarvan anderzijds te evalueren. De capaciteiten van elke bewoner worden opnieuw beoordeeld wanneer de gezondheidstoestand van de persoon verandert. De frequentie van deze evaluaties wordt overgelaten aan het oordeel van de beroepsbeoefenaars. 18.9. Het specifieke levensproject Het specifieke levensproject van de aangepaste eenheid specificeert haar waarden, doelstellingen, het verloop van een typische dag, de prioriteiten voor actie die in de loop van de tijd zijn vastgesteld en de verblijfsomstandigheden door de criteria voor insluiting en uitsluiting van de bewoners te beschrijven.".
Art. 126.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt hoofdstuk VIII, bevattende punt 19, vervangen door hetgeen volgt: "HOOFDSTUK VIII. - Dagwoonunit 1 9.1. Wanneer het overdag wordt georganiseerd, tussen 11u en 17u, wordt de opvang van ouderen met ernstige cognitieve stoornissen of die als dement worden gediagnosticeerd, uitgevoerd in een specifieke leefruimte, maar geïntegreerd in het rust- en verzorgingstehuis. De dagwoonunit, met een maximale capaciteit van veertig bewoners, respecteert de dynamiek van kleine groepen.
De ondersteuning van deze bewoners gedurende de dag vindt plaats in een stimulerende en functionele gezinsomgeving. De eenheid dagverblijf bevordert zowel de individuele autonomie door de deelname van de bewoners aan de dagelijkse activiteiten als de collectieve autonomie door de uitvoering van vrijetijds- en therapeutische activiteiten die aangepast zijn aan cognitieve stoornissen of gediagnosticeerd zijn met dementie Op elk moment van de dag is de bewoner vrij om terug te keren naar zijn kamer. Het personeel zorgt ervoor dat dit uitgevoerd kan worden en vergezelt de bewoner indien deze daar niet alleen naartoe kan gaan Buiten deze uren voert de instelling acties uit die de integratie van deze doelgroep bij andere bewoners bevorderen. Deze acties worden gespecificeerd in het levensproject van de instelling.
De dagwoonunit van personen met ernstige cognitieve stoornissen of gediagnosticeerd met dementie kan niet in verband worden gebracht met een veilige, vrijheidsberovende eenheid. De beveiligde eenheid mag niet in een bejaardenwoning worden ondergebracht. 19.2. Het ontbijt en het avondeten worden samen met de andere bewoners genuttigd om de integratie van bewoners met ernstige cognitieve stoornissen of de diagnose dementie in de instelling te vergemakkelijken. In de dagwoonunit wordt elke bewoner gestimuleerd om activiteiten uit het dagelijks leven uit te voeren en deel te nemen aan therapeutische activiteiten met het reactiveringspersoneel en aan recreatieve activiteiten met het animatiepersoneel of met de verpleegkundige assistenten. Er is een keukenhoek voorzien, de deelname van de bewoners aan de bereiding van de maaltijd wordt aangemoedigd. Op zaterdag en zondag wordt de instelling aangemoedigd om haar eenheid voor overdag wonen te openen. 19.3. De wooneenheid voor overdag wordt georganiseerd binnen de inrichting en heeft een oppervlakte van minstens vijf m2 per inwoner De leefruimte is van nature voldoende licht en heeft uitzicht naar buiten toe.
De toegang tot de leefruimte staat open voor de rest van de rest van de rest van het rust- en verzorgingstehuis, zodat de bewoner op elk moment vrijelijk kan terugkeren naar zijn kamer of een andere leefruimte van de inrichting. 19.4. De aangepaste eenheid wordt in het rusthuis op een specifieke plaats georganiseerd en vormt een functionele eenheid die uitsluitend voor dit doel is bestemd. Een leefruimte is gepland en bestaat uit een toegankelijke en aangepaste keukenhoek, een enkele tafel of meerdere tafels om bewoners en personeel samen te brengen en een vriendelijke deelname aan maaltijden en groepsactiviteiten mogelijk te maken. De installatie van een vast of mobiel fornuis is optioneel.
Bij de receptie overdag is er ook een rustruimte met voldoende ligstoelen en minstens twee toiletten.
In de directe omgeving van de bewoners worden maatregelen genomen om hun functionele en ruimtelijk-temporele capaciteiten te vergemakkelijken en in stand te houden. Het doel is het einde van een doodlopende gang te vermijden, geanimeerde cirkelvormige ruimten voor te stellen, de eenheid in familiestijl te versieren, gemeenschappelijke ruimten aan te duiden met een pictogram op de deuren en de bewoners te voorzien van een bewonersaantal en functionele uitrusting om hun eigen activiteiten te bevorderen. 19.5. Ten minste één lid van het zorgpersoneel is permanent aanwezig en een tweede lid van het zorgpersoneel is aanwezig wanneer de eenheid tussen 11.00 uur en 17.00 uur vijftien of meer bewoners heeft. Alle nodige regelingen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat de bewoners tijdens de lunchpauze worden begeleid. 19.6. Het personeel van de eenheid die overdag bewoond wordt, neemt deel aan permanente opleidingsactiviteiten in verband met de ondersteuning van mensen met ernstige cognitieve stoornissen of met de diagnose dementie Deze opleiding omvat ten minste twee dagen per jaar en kan worden georganiseerd binnen of buiten het rusthuis waar de wooneenheid overdag wordt georganiseerd. 19.7. Beoordeling van de overige bekwaamheden van de bewoner vindt plaats in de eerste maand na binnenkomst in een rust- en verzorgingstehuis door het reactiveringspersoneel, dat wil zeggen ten minste één fysiotherapeut, ergotherapeut of logopedist en de referent dementie indien de functie binnen de instelling bestaat en in het individuele zorgdossier is ingedeeld.
In multidisciplinaire vergaderingen maken de evaluaties het mogelijk om geïndividualiseerde doelstellingen vast te stellen enerzijds en de effecten daarvan anderzijds te evalueren. De capaciteiten van elke bewoner worden opnieuw beoordeeld wanneer de gezondheidstoestand van de persoon verandert. De frequentie van deze evaluaties wordt overgelaten aan het oordeel van de beroepsbeoefenaars. 19.9. Het specifieke levensproject van de aangepaste eenheid specificeert haar waarden, doelstellingen, het verloop van een typische dag, de prioriteiten voor actie die in de loop van de tijd zijn vastgesteld en de verblijfsomstandigheden door de criteria voor insluiting en uitsluiting van de bewoners te beschrijven.".
Art. 127.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk IX ingevoegd, bevattende punten 20.1 en 20.8, luidend als volgt: "HOOFDSTUK IX. - Kwaliteitsnormen 2 0.1. Elk rusthuis en elk rust- en verzorgingstehuis moet bij de uitoefening van hun taken aan elke inwoner de nodige zorg en diensten verlenen. In dit verband ontwikkelt zij een kwaliteitsbeleid dat gebaseerd is op een systematische planning, evaluatie en verbetering van de kwaliteit van de zorg en de verleende diensten en de werking daarvan, wat met name tot uiting komt in het project voor het institutionele leven, dat is voorzien in 5.1.
Dit heeft minstens betrekking op: 1° het verstrekken van zorg en diensten die respect voor de menselijke waardigheid, privacy, ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen, het recht op klachten, informatie en participatie van de gebruiker, waarbij ook rekening wordt gehouden met de sociale context van de gebruiker;2° specifieke steun voor mensen met dementie of ernstige cognitieve stoornissen of met gediagnosticeerde dementie;3° de effectiviteit en efficiëntie van de zorg en de dienstverlening en de manier waarop deze wordt geboden en functioneert;4° de continuïteit van de zorg en dienstverlening;5° de levering, opslag en distributie van geneesmiddelen, in voorkomend geval in overleg met apothekers. 20.2. Elk rust- en verzorgingstehuis en elk rust- en verzorgingstehuis moet een kwaliteitsprogramma hebben waarin ten minste het kwaliteitsbeleid als bedoeld in punt 20.1 en de regelingen voor en de frequentie van de evaluatie van de kwaliteit van de zorg zijn vastgelegd.
Ten minste eenmaal per jaar stelt het hoofd van de verpleegkundige(n) in overleg met de coördinerende en adviserende arts een verslag over de beoordeling van de kwaliteit van de zorg op dat ten minste de in punt 20.3 genoemde elementen bevat. Dat verslag wordt ter beschikking gehouden van het personeel. 20.3. Het rust- of rust- en verzorgingstehuis houdt ten minste één registratie bij van de volgende gegevens: 1° het aantal gevallen van drukzweren;2° het aantal nosocomiale infecties;3° het aantal keren dat de bewoners een val hebben gemaakt;4° het aantal incontinente personen;5° de toepassing en de opvolging van contentie- of afzonderingsmaatregelen. Eerdere dossiers worden geanalyseerd om de effectiviteit van de geleverde zorg systematisch te beoordelen. De registers worden namelijk regelmatig geanalyseerd om er kwaliteitsindicatoren uit te halen, de sterke punten te definiëren, maar ook de punten die verbeterd moeten worden en de richtsnoeren die nog moeten worden vastgesteld. 20.4. Elk rusthuis en elk rust- en verzorgingstehuis heeft geschreven procedures voor handhygiëne en het isoleren van bewoners die lijden aan een infectie die een besmettingsrisico met zich meebrengt.
Zij beschikt over de producten die bedoeld zijn om een goede handhygiëne te waarborgen en over de uitrusting die nodig is om de in het eerste lid bedoelde procedures uit te voeren. 20.5. Elk rusthuis en elk rust- en verzorgingstehuis beschikt over schriftelijke procedures die moeten worden gevolgd in geval van de toepassing van dwangmaatregelen of isolatiemaatregelen. Dergelijke maatregelen mogen slechts bij wijze van uitzondering worden toegepast om de veiligheid te waarborgen van bewoners die een gevaar vormen voor henzelf of voor andere bewoners, overeenkomstig punt 1.1.
Voor elke bewoner wordt een formulier opgesteld indien hij onder contentoe wordt geplaatst en dat het volgende vermeldt: 1° naam en voornaam van de bewoner;2° aanvangsdatum van de beslissing;3° motieven en doelen;4° type contentie; 5° nadere toepassingsregel van de contentie : permanent, nacht...; 6° een voorafgaande informatieverstrekking aan de familie of de vertegenwoordiger van de bewoner;7° ondertekening huisarts;8° ondertekening verpleegkudnige;9° wekelijkse evaluatie. Voordat er contentie- of isolatiemaatregelen worden genomen, worden alternatieven door het gezondheidsteam in overweging genomen De gebruikte contentieuitrusting is aangepast aan de behoeften van de bewoner en is toereikend.
Er wordt een risicoanalyse uitgevoerd onder risicobewoners, met name door herhaalde valpartijen voor personen die geen contentie ondergaan. 20.6. Het rusthuis heeft een functionele koppeling met een geaccrediteerde geriatrische dienst (index G) of een geaccrediteerde dienst voor behandeling en functionele revalidatie voor patiënten met psychogeriatrische aandoeningen (index Sp-psycho geriatrie). Deze functionele koppeling is het onderwerp van een schriftelijke overeenkomst, waarin met name is vastgelegd dat afdeling G of Sp-psychogeriatrie en het rust- en verzorgingstehuis ten minste één bijeenkomst per jaar organiseren. De geplande vergaderingen zijn gericht op zowel overleg als permanente opleiding van het personeel van beide partners. Het bewijs van de uitvoering van deze schriftelijke overeenkomsten wordt geleverd. 20.7. Elk rusthuis en elk rust- en verzorgingstehuis moet de bewoners uitnodigen om in een open en ongedwongen klimaat hun mogelijke wensen voor toekomstige zorg en behandeling kenbaar te maken. Op verzoek van de bewoner worden deze wensen ook vermeld in het zorgdossier, met dien verstande dat zij te allen tijde kunnen worden herroepen en dat dit de zorgverlener niet ontslaat van zijn verplichting om steeds de werkelijke wensen van de patiënt te kennen. 20.8. Elk rusthuis en elk rust- en verzorgingstehuis stelt een opleidingsbeleid vast dat is aangepast aan elk vakgebied.".
Art. 128.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk X ingevoegd, bevattende punten 21.1 en 21.5, luidend als volgt: "HOOFDSTUK X. - Deelname aan en onderzoek van de suggesties en klachten van de bewoners 2 1. 1.Er wordt in elk rustoord en in elk rust- en verzorgingstehuis een bewonersraad opgericht die minstens één keer per kwartaal vergadert. Om de goede werking van deze raad te waarborgen, krijgt hij de steun van het personeel van het rusthuis of van het rust- en verzorgingstehuis. 21.2. Deze raad is samengesteld uit bewoners van het rusthuis of het rust- en verzorgingstehuis of hun gezinsleden. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de raad bijwonen. De bijgewerkte nominale lijst van de leden van de bewonerscommissie wordt op een zichtbare plaats geplaatst. 21.3. Deze raad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de directeur, een advies uitbrengen over alle aangelegenheden betreffende de algemene werking van het rusthuis of het rust- en verzorgingstehuis. Een verslag van de vergaderingen wordt geschreven en kan worden geraadpleegd door de bewoners of hun familieleden en hun vertegenwoordigers. 21.4. De ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen kunnen deze rapporten op elk moment raadplegen 21.5. Suggesties, opmerkingen of klachten kunnen door de bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn gezin worden geregistreerd in een register.
De klager wordt op de hoogte gesteld van het gevolg dat aan zijn of haar klacht is gegeven. Dit register wordt eenmaal per kwartaal op eenvoudig verzoek aan de bewonerscommissie voorgelegd.".
Art. 129.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk XI ingevoegd, met "Palliatieve zorgen" als opschrift, bevattende punten 22.1 en 22.3, luidend als volgt: "HOOFDSTUK XI. - Palliatieve zorgen 2 2.1. Ter ondersteuning van de zorg aan het einde van het leven in het rust- en verzorgingstehuis zijn de coördinerende en adviserende arts en de hoofdverpleegkundige(n) er verantwoordelijk voor om: 1° een cultuur van palliatieve zorg te ontwikkelen en het personeel bewust te maken van de noodzaak ervan;2° alliatieve zorgadviezen te geven aan verpleegkundigen, bewakers en paramedici, heractiveringspersoneel en kinesitherapeuten;3° het actualiseren van de kennis van de in punt 2 bedoelde personeelsleden met betrekking tot palliatieve zorg te verzekeren;4° de naleving te garanderen van de wetgeving inzake euthanasie en palliatieve zorg, alsmede inachtneming van de wensen van de bewoner met betrekking tot zijn of haar levenseinde of vroegtijdige verklaring met betrekking tot euthanasie. 22.2. Het rust- en verzorgingstehuis is functioneel verbonden met een dienst voor palliatieve zorg Sp, zoals bedoeld in rubriek IIIa "Specifieke normen per specialiteit", punt B "Specifieke normen voor de dienst Sp palliatieve zorg", bijzondere normen voor de gespecialiseerde dienst voor behandeling en revalidatie, index Sp, gehecht aan het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot vaststelling van de normen waaraan ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen. 22.3. Het rust- en verzorgingstehuis werkt samen met de vereniging in de palliatieve zorg in het betreffende geografische gebied en werkt samen met ten minste één verpleegkundige of ziekenhuishygiënist.".
Art. 130.In bijlage 120 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk XII ingevoegd, bevattende punten 23.1 en 23.5, luidend als volgt: "HOOFDSTUK XII. - Centrum voor niet-aangeboren hersenletsels 2 3. 1.Algemene normen 23.1. Het Centrum voor Verworven Hersenletsels is bedoeld voor mensen met een niet-aangeboren hersenbeschadiging, echter met dien verstande dat a) dat deze personen werden overgedragen door een "expertisecentrum voor comateuze patiënten", zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 juni 2008 tot vaststelling van de normen waaraan het "expertisecentrum voor comateuze patiënten" moet voldoen om te worden erkend, tenzij het gaat om personen die gedomicilieerd zijn in een gemeenschap of een gewest waar geen enkel "expertisecentrum" erkend is".Om dit zorgtraject te garanderen, worden deze personen overgebracht door een vergelijkbare afdeling waarin gedurende een beperkte periode intensieve en specifieke revalidatie heeft plaatsgevonden De overdracht wordt voorafgegaan door een overleg tussen de artsen van voornoemde afdeling en een "expertisecentrum voor comateuze patiënten" om tot een gunstig advies over de opname te komen. Bovendien worden deze personen binnen 3 dagen na hun opname onderzocht door een gespecialiseerde arts van het "expertisecentrum voor comateuze patiënten", die de externe verbindingsfunctie met het centrum garandeert; b) dat deze personen sterk afhankelijk zijn van de hulp van derden om de handelingen van het dagelijks leven te kunnen verrichten en dus behoren tot de categorie van de afhankelijkheid zoals bepaald in het laatste lid van artikel 148 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994.24. 2.Elk centrum voor verworven hersenbeschadiging heeft ten minste vijf bedden. 23.2. Architecturale normen De netto oppervlakte per eenpersoonskamer moet ten minste 12 m2 bedragen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen. De oppervlakte is vergroot tot 18 m2 voor tweepersoonskamer, sanitair niet inbegrepen.
In nieuwe gebouwen worden de bedden geïnstalleerd in een eenpersoonskamer met een minimale oppervlakte van 18 m2. 23.3. Functionele normen Het centrum beschikt over voldoende aangepaste zorguitrusting.
De volgende apparatuur is minstens beschikbaar: liften, verzadigers, matrassen ter voorkoming van "wisselende" drukzweren, baden en bedden met variabele hoogte, rolstoelen, bronchiale afzuigapparatuur en aangepaste revalidatieapparatuur. 23.4. Organisatienormen Voor elke 30 inwoners als bedoeld in punt 24.1, 1, is de personeelsnorm als volgt: a) 7 voltijdsequivalenten van verplegend personeel, waaronder één hoofdverpleegkundige;b) 12 voltijdse equivalenten van verzorgers en verzorgers, waarvan ten minste 95% verzorgers;vanaf 1 januari 2015 komen alleen verzorgers in aanmerking voor steun; c) 1 voltijds equivalent van fysiotherapeut of ergotherapeut of logopedist in voltijds equivalent;d) 1,5 voltijds equivalenten van het reactiveringspersoneel. Het centrum richt zich op het organiseren van de opleiding van zorgpersoneel, paramedici en verpleegkundigen in de zorg voor mensen met verworven hersenletsel. 23.5. Kwaliteitsnormen Het Centrum voor Verworven Hersenletsel wijst een aanspreekpunt aan voor ethische kwesties waarmee het personeel en de familie of de vertegenwoordiger van de patiënt te maken krijgen.
Elk centrum voor verworven hersenletsel werkt samen met een "expertisecentrum" dat erkend is voor comateuze patiënten, zoals bedoeld in het voormelde Koninklijk Besluit van 4 juni 2008. In het kader van deze samenwerking worden de modaliteiten bepaald waarmee het expertisecentrum zijn externe verbindingsfunctie met het centrum voor verworven hersenletsel garandeert. De juiste wijze wordt meer bepaald opgegeven voor: 1° het ontslag van de patiënt uit het expertisecentrum wordt in overleg voorbereid en gecontroleerd;2° de permanente opleiding van het personeel van het centrum voor verworven hersenletsel wordt verzorgd door het expertisecentrum;3° gespecialiseerd advies wordt uitgewisseld als antwoord op complexe individuele problemen; 4° het centrum kan een beroep doen op de ethische commissie van het ziekenhuis dat het expertisecentrum exploiteert.".
Art. 131.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek wordt de inleidende zin aangevuld met drie leden luidend als volgt: "De serviceflat wordt georganiseerd door een rechtspersoon.
In het geval van een serviceflat bedoeld in artikel 334, 2°, c), i), van het decreetgevend Wetboek, is deze rechtspersoon ofwel eigenaar van het woongebouw of heeft hij een mandaat van de eigenaar om het gebouw als serviceflat te exploiteren.
In het geval van een serviceflat bedoeld in artikel 334, 2°, c), i), van het decreetgevend Wetboek, heeft deze rechtspersoon ofwel eigenaar van het woongebouw of heeft hij een mandaat van de eigenaar om het gebouw als serviceflat te exploiteren. In dit verband zal de Minister de voor de toepassing van deze bepaling noodzakelijke modelovereenkomsten nader vaststellen.".
Art. 132.In bijlage 121 van hetzelfde Wetboek vervallen, in de Franse versie, onder punt 1.9 de woorden "de septante ans au moins".
Art. 133.In bijlage 121 van hetzelfde Wetboek worden, onder punt 2.1.3., de woorden "in hoofdstuk VI van deze bijlage" vervangen door de woorden "in de artikelen 1402/1 tot 1402/10 van dit Wetboek".
Art. 134.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek wordt een punt 2.1.8 ingevoegd, luidend als volgt: "2.1.8. Indien de beheerder bij afwezigheid van de bewoner in geval van ziekenhuisopname, weekend, vakantie of enige andere reden een korting op de verblijfskosten voorziet, stelt hij de voorwaarden in de overeenkomst vast. In het tegenovergestelde geval zou er niets in de overeenkomst moeten worden gespecificeerd. - ».
Art. 135.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 3.1.1 vervangen door hetgeen volgt: "3.1.1. Het verzamelen en verwerken van de daarin opgeslagen gegevens geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.".
Art. 136.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 3.1.3 vervangen door hetgeen volgt: "3.1.3.Een lijst van de personeelsleden die toegang hebben tot dit dossier, overeenkomstig de bovengenoemde verordeningen en wetgeving, wordt bijgewerkt.".
Art. 137.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek, onder punt 7.1.2. wordt het woord "bedden" vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 138.In bijlage 121 van hetzelfde Wetboek vervallen onder punt 8.6 de woorden "ouder dan zestig jaar" en wordt het woord "oudere" ingevoegd tussen het woord "andere" en het woord "personen".
Art. 139.In bijlage 121 bij hetzelfde Wetboek worden hoofdstuk VI, bevattende de punten 10.0 en 10.2, en hoofdstuk VII, bevattende punten 11.1 tot 11.3, opgeheven.
Art. 140.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 1.4 aangevuld met een lid luidend als volgt: "De vervoersmogelijkheden van en naar het centrum, georganiseerd door het centrum of andere operatoren.".
Art. 141.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek worden, onder punt 2.1.3., de woorden "in hoofdstuk VI van deze bijlage" vervangen door de woorden "in de artikelen 1402/1 tot 1402/10 van dit Wetboek".
Art. 142.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 6.1.3 vervangen door hetgeen volgt: "6.1.3. Het verzamelen en verwerken van de daarin opgeslagen gegevens geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.".
Art. 143.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 7.1 aangevuld met volgend lid: "Als er meer dan 20 bewoners aanwezig zijn in het avond- of nachtopvangcentrum, moeten er ten minste twee verplegend of heractiveringspersoneel aanwezig zijn in de ruimten van het betreffende rusthuis of rust- en verzorgingstehuis.".
Art. 144.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek, onder punt 7.3.1. wordt het woord "bedden" vervangen door het woord "plaatsen".
Art. 145.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.1.1 aangevuld met volgend lid: "Wanneer het opvangcentrum meer dan 15 plaatsen telt, moet het aantal vierkante meter per plaats met een exploitatievergunning ten minste negen vierkante meter per plaats bedragen, met een minimum van 150 vierkante meter.".
Art. 146.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt punt 8.3.2. aangevuld met de woorden "per aangevatte schijf van 15 plaatsen.".
Art. 147.In bijklage 122 van hetzelfde Wetboek worden, onder punt 8.3.7., de woorden "per aangevatte schijf van 15 plaatsen" ingevoegd tussen het woord "badkuip" en het woord ", die".
Art. 148.In bijlage 122 van hetzelfde Wetboek wordt hoofdstuk VII opgeheven.
Art. 149.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek worden een punt 11.0 ingevoegd, luidend als volgt: "11.0 Het zorgcentrum is functioneel verbonden met een een rusthuis of een rust- of verzorgingstehuis . Als het gelegen is in één van die structuren, vormt het daar een eenheid op zich.".
Art. 150.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk IX ingevoegd, bevattende punten 12.1 en 12.4, luidend als volgt: "HOOFDSTUK IX. - Dagzorgverblijven voor afhankelijke ouderen 1 2. 1.Algemene normen Het dagzorgcentrum voor afhankelijke ouderen is bestemd voor zorgbehoevenden, met dien verstande dat hun algemene gezondheidstoestand, naast de zorg van de huisarts, verpleging, paramedische en fysiotherapeutische zorg en hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven vereist. Deze personen voldoen ook aan de afhankelijkheidscriteria bedoeld in artikel 148a, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet van 14 juli 1994 tot coördinatie van de wet op de verplichte ziektekosten- en vergoedingsverzekeringen. 12.2. Functionele normen Het zorgcentrum voor afhankelijke ouderen is functioneel verbonden met een een rusthuis of een rust- of verzorgingstehuis . Als het gelegen is in één van die structuren, vormt het daar een eenheid op zich. 12.3. Organisatienormen 12.3.1. De normen voor het personeel door vijftien gebruikers zijn als volgt vastgesteld: a) 0,5 voltijdsequivalent verpleegkundige; 2.03 voltijdsequivalenten die de verpleegkundigen daadwerkelijk bijstaan bij de zorgverlening, de verzorging van personen ten laste bijstaan in het dagelijkse leven, de handhaving van de autonomie en de handhaving van de kwaliteit van de huisvesting en het leven; dit personeel moet ten minste over de volgende kwalificaties beschikken: een getuigschrift of diploma van middelbare school, een getuigschrift van middelbare school, een getuigschrift van vakbekwaamheid, een getuigschrift van middelbare school of een getuigschrift van middelbare school van: gezinsleden en gezondheidswerkers, kinderverzorgers, kandidaat-verpleegkundigen, "leefgroepwerking", "gezins- en bejaardenhelpsters", "personenzorg", geriatrisch assistent, opvoeder, gemeenschapsmonitor, hulpfunctionaris voor thuis- en gemeenschapsdiensten, hulpfunctionaris of hulpfunctionaris voor de gemeenschap of hulpfunctionaris voor de zorg, worden beschouwd als leden van het verplegend personeel, personen die met succes een opleiding hebben gevolgd die erkend is door de bevoegde autoriteit van de betrokken gemeenschap; c) 2.03 voltijdsequivalenten die de verpleegkundigen daadwerkelijk bijstaan bij de zorgverlening, de verzorging van personen ten laste bijstaan in het dagelijks leven, de handhaving van de autonomie en de kwaliteit van de huisvesting en het leven; deze personeelsleden moeten ten minste over de volgende kwalificaties beschikken: een getuigschrift of diploma van een middelbare school, een getuigschrift van een opleiding in het secundair onderwijs, een getuigschrift van vakbekwaamheid, een getuigschrift van vakbekwaamheid, een getuigschrift van een middelbare school: gezins- en gezondheidshulpfunctionaris, kinderverzorger, kandidaat-verpleegkundige, "leefgroepwerking", "gezins- en bejaardenhelpster", "personenzorg", geriatrisch medewerker, opvoeder, gemeenschapsinstructeur, hulpfunctionaris voor thuiszorg, hulpfunctionaris voor gemeenschapsdiensten, hulpfunctionaris voor gemeenschapsdiensten of hulpfunctionaris voor de zorg; personen die met goed gevolg een door de bevoegde autoriteit van de betrokken gemeenschap erkende opleiding hebben gevolgd, worden als zorgpersoneelslid beschouwd; c) 0, fysiotherapeut of ergotherapeut of logopedist in voltijds equivalent; 0,60 voltijdse equivalenten die een reactiveringsfunctie uitoefenen voor ouderen, met een van de volgende kwalificaties: diploma of bachelor- of masterdiploma in de fysiotherapie, diploma of bachelor- of masterdiploma in de fysiotherapie, diploma of masterdiploma in de logopedie, diploma of bachelordiploma in de ergotherapie, diploma of bachelordiploma in de revalidatiewetenschappen, diploma of bachelorgraad in de diëtica, diploma of bachelor- of masterdiploma in de orthopedagogiek, diploma of bachelorgraad of postdoctoraal diploma of masterdiploma in de psychomotriciteit, licentie of masterdiploma in psychologie, diploma of baccalaureaat van assistent in psychologie en gelijkgesteld, diploma of baccalaureaat van sociaal assistent van sociaal assistent, sociaal werker of sociaal werker van in de sociale gezondheidszorg, sociaal verpleegkundige of gemeenschapszorgverpleegkundige, diploma of baccalaureaat in gezinswetenschappen, diploma of master in gerontologie, diploma of baccalaureaat van opvoeder. 12.3.2. Ten minste één persoon die voldoet aan de in een van de bovenstaande punten genoemde voorwaarden is permanent aanwezig om de opvang en verzorging van personen te waarborgen 12.3.3. Indien het centrum niet voldoet aan de in punt 1 bedoelde personeelsnormen voor een of meer kwalificaties, kan een tekort per kwalificatie worden gecompenseerd door een overschot aan personeel in een andere kwalificatie overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde regels. Deze compensatie is echter niet mogelijk in het geval van een tekort met betrekking tot de in 12.3.1, d) bedoelde personeelsnorm.
De in het eerste lid bedoelde compensatie wordt overeenkomstig de volgende regels toegepast: a) een tekort aan heractiveringspersoneel als bedoeld in punt 12.3.1, onder d), mag worden gecompenseerd door een overschot aan gediplomeerd verpleegkundigen of baccalaureaatsverpleegkundigen van maximaal 20 %; b) een tekort aan verpleegkundigen als bedoeld in punt 12.3.1, onder a), mag worden gecompenseerd door een overschot aan heractiveringspersoneel als bedoeld in punt 12.3.1, onder d), dat ten hoogste 20 % bedraagt; c) een tekort aan verplegend personeel als bedoeld in punt 12.3.1, onder b), kan voor onbepaalde tijd worden gecompenseerd door een overschot aan verplegend personeel als bedoeld in punt 12.3.1, onder a), of door reactiveringspersoneel als bedoeld in punt 12.3.1, onder d). 12.4. Statistieke gegevens De dagzorgcentra voor afhankelijke bejaarden verstrekken de minister binnen de voorgeschreven termijnen en volgens de voorgeschreven procedures alle statistische gegevens met betrekking tot hun vestiging.".
Art. 151.In bijlage 122 bij hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk X ingevoegd, bevattende punten 13.1 en 13.3.4, luidend als volgt: "HOOFDSTUK X. - Dagzorgcentra voor personen met een ernstige ziekte 1 3.1. Algemene normen Het dagzorgcentrum voor personen met een ernstige ziekte is bestemd voor personen die voldoen aan de criteria bepaald in artikel 148bis, tweede lid, van het Koninklijk Besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte ziektekosten- en vergoedingswet, gecoördineerd op 14 juli 1994, namelijk personen die, ongeacht hun leeftijd, voldoen aan alle criteria vermeld in 1° tot 5°, ofwel voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tussenkomst van de verplichte ziektekostenverzekering voor geneesmiddelen, zorguitrusting en hulpmiddelen voor palliatieve patiënten thuis, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte ziektekosten- en vergoedingsverzekering, gecoördineerd op 14 juli 1994. Het dagzorgcentrum voor mensen met ernstige ziekten biedt ondersteuning voor: 1° de beheersing van pijn en symptomen in geval van geestelijk of lichamelijk lijden als gevolg van de progressie van de ziekte of de daarmee samenhangende behandeling;2° aangepaste en aanvullende zorg;3° revalidatie en in het bijzonder het aanleren van specifieke vaardigheden in het dagelijks leven. 13.2. Functionele normen Erkenning als dagzorgcentrum voor mensen met een ernstige ziekte wordt verleend voor minimaal vijf plaatsen en maximaal vijftien plaatsen in een architecturaal gescheiden entiteit.
Het centrum is ten minste 5 dagen per week gedurende minimaal 6 uur per dag geopend.
Voor elke patiënt wordt een gezamenlijk zorgplan opgesteld.
Het centrum organiseert een functionele samenwerking met: 1° een ziekenhuis met een palliatieve zorg Sp-dienst;2° een ziekenhuis met een nood- en intensive care-functie; de bevoegde vereniging voor palliatieve zorg en het thuisondersteuningsteam; 4° een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis. Het centrum werkt mee aan het werk van de kring of kringen van huisartsen die aanwezig zijn in zijn werkgebied.
Het centrum biedt een koppeling tussen intra- en extramurale zorg om de continuïteit van de zorg te waarborgen. 13.3. Organisatienormen 13.3.1. De medische begeleiding wordt verzorgd door een huisarts of specialist met bijzondere ervaring in de palliatieve zorg.
Deze arts is verantwoordelijk voor de coördinatie van de medische activiteit van het centrum, de toegangscontroles, de zorgplannen en de voorschriften die nodig zijn voor de zorg in het centrum.
Om deze medische coördinatiefunctie te verzekeren, zal de arts minstens 5 uur per week aanwezig zijn in het zorgverblijf voor 15 gebruikers.
Op verzoek van de verantwoordelijke verpleegkundige in het centrum kan de behandelend arts van de patiënt worden opgeroepen om medische diensten te verlenen. 12.3.1. De normen voor het personeel door vijftien gebruikers zijn als volgt vastgesteld: a) 2,5 voltijdsequivalent verpleegkundige;b) 2 voltijdsequivalent zorgkundige;c) 1,5 voltijds equivalenten van het heractiveringspersoneel, zoals gedefinieerd in bijlage 120 bij het reglementair deel van het Wetboek; waarvan ten minste 0,5 voltijds equivalenten klinisch psycholoog. 12.3.2. Ten minste één persoon die voldoet aan de in 13.3.2. genoemde voorwaarden is permanent aanwezig om de opvang en verzorging van personen te waarborgen. 12.3.3. Indien het centrum niet voldoet aan de in punt 13.3.2. bedoelde personeelsnormen voor een of meer kwalificaties, kan een tekort per kwalificatie worden gecompenseerd door een overschot aan personeel in een andere kwalificatie overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde regels. Deze compensatie is echter niet mogelijk in het geval van een tekort met betrekking tot de in 12.3.1, d) bedoelde personeelsnorm.
De in het eerste lid bedoelde compensatie wordt overeenkomstig de volgende regels toegepast: 1° een tekort aan heractiveringspersoneel als bedoeld in punt 12.3.1, onder d), mag worden gecompenseerd door een overschot aan gediplomeerd verpleegkundigen of baccalaureaatsverpleegkundigen van maximaal 20 %; 2° een tekort aan verpleegkundigen als bedoeld in 13.3.2, onder a), kan voor maximaal twintig procent worden gecompenseerd door een overschot aan heractiveren van het personeel; 3° een tekort aan zorgkundigen als bedoeld in 13.3.2, sub b, kan voor onbepaalde tijd worden gecompenseerd door een overschot aan verplegend en/of heractiveringspersoneel.". HOOFDSTUK II. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 152.Het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als dagverblijf en als centrum voor verworven hersenletsel, zoals laatstelijk gewijzigd door het besluit van de Waalse regering van 18 december 2014, wordt opgeheven.
Art. 153.Artikel 75 is alleen van toepassing op nieuwe gebouwen of renovaties.
In afwijking van het eerste lid moeten, indien de in artikel 75 bedoelde elementen in het rust- of verzorgingstehuis aanwezig zijn, deze elementen in afwijking van het eerste lid worden opgenomen in de basisprijzen, die, onder voorbehoud van een toelichtend dossier, in het jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden herzien.
Art. 154.Alle aanvragen voor logies- of onthaalprijzen of margeverplichtingen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend op grond van vroegere reglementaire bepalingen, waarover nog geen beslissing is genomen of waarvan de termijn nog niet is verstreken, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 12 augustus 2005 tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende de prijzen voor bejaardentehuizen. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 155.Het agentschap richt onder zijn leden een technische werkgroep op, bestaande uit federaties die de sector vertegenwoordigen en vertegenwoordigers van de ouderen, om de uitvoering van deze hervorming te waarborgen. De technische werkgroep is met name verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de in de bijlagen 120, 121 en 122 bedoelde erkenningsnormen en voor het toezicht op de kwaliteitsaanpak in de inrichtingen.
Art. 156.De Minister van Gezondheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 157.Dit besluit treedt in werking de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van lid treden de artikelen 42 en 58 treden in werking op 1 januari 2020.
Namen, 16 mei 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI