gepubliceerd op 14 maart 2006
Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen
9 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen;
Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966, betreffende het in de handel brengen van zaaigranen;
Gelet op Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;
Gelet op Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002, betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;
Gelet op beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd;
Gelet op het overleg tussen de gewestelijke regeringen en de federale overheid d.d. 16 januari 2006;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 66/402/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG, onverwijld moeten worden omgezet;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° afzet : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik. Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : a) levering van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.
De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie; 2 granen : planten van de volgende gewassen, bestemd voor land- of tuinbouw : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze definitie geldt ook voor de onderstaande hybriden die het product zijn van een kruising van hierboven genoemde soorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tenzij anders bepaald gelden voor zaad van genoemde hybriden de normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn voor zaad van elk van de soorten waaruit zij zijn verkregen; 3° rassen, hybriden en inteeltlijnen van maïs en Sorghum spp.: a) vrij bestoven ras : voldoende homogeen en bestendig ras;b) ingeteelde stam : voldoende homogene en bestendige lijn, die gedurende verscheidene opeenvolgende generaties door kunstmatige zelfbevruchting onder gelijktijdige selectie of door gelijkwaardige maatregelen is verkregen.c) enkele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee ingeteelde stammen.d) dubbele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee enkele hybriden.e) drieweg-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam en van een enkele hybride.f) inteelt-rassen-hybride ( topkruising ) : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam of van een enkele hybride en van een vrij bestoven ras;g) rassen-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van planten uit basiszaad van twee vrij bestoven rassen;4° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;5° basiszaad (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, kanariezaad, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : zaad : a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste nabouw of gecertificeerd zaad van de tweede nabouw, c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 1, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet. Die vermeerdering kan gebeuren in één of 2 vermeerderingscycli. In dit geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor de tweede generatie vanaf prebasiszaad. 6° basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale), zaad : a) dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden;b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en c) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;7° basiszaad (maïs en Sorghum spp.) : a) vrij bestoven ras : zaad : a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad; ii) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van dit ras, van een inteelt-rassen-hybride of een rassen-hybride, iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en iv) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet; b) ingeteelde stam : zaad : i) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en ii) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punt i) vastgestelde voorwaarden voldoet;c) van enkele hybriden : zaad, i) dat is bestemd voor de voortbrenging van dubbele hybriden, drieweg-hybriden of inteelt-rassen-hybriden; ii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en iii) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten i) en ii) vastgestelde voorwaarden voldoet; 8° gecertificeerd zaad (kanariezaad, ander dan hybriden, rogge, sorgho, Soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen, c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, §§ 1 en 2, voldoet aan de in bijlagen I en II, voor gecertificeerd zaad, vastgestelde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;9° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie; b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede nabouw of voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen, c ) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad van de eerste nabouw opgesomde voorwaarden en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;10° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft), zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen, c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad van de tweede nabouw opgesomde voorwaarden en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;11° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een Staat, of b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een Staat of c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een staat, mits de personen genoemd onder b) en c) geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.12° derde landen : land dat geen lid is van de Europese Unie;13° gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen zoals beschreven in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002;14° nationale rassenlijsten : de nationale rassenlijsten voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;15° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;16° Dienst : de Directie Productkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest. § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister wijzigingen aanbrengen aan de in § 1, sub 2°, vermelde rassenlijst. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister wijzigingen aanbrengen aan punten 6°, 7°, 8°, 9° en 10° van § 1, met het oog op het opnemen van hybriden van kanariezaad, rogge of triticale in het toepassingsgebied van dit besluit. § 4. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit.
Art. 2.§ 1. Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Europese Unie van zaaigranen die voor landbouw- of tuinbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd zijn. Het geldt niet voor zaaigranen bestemd voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voorzover de bestemming kan worden aangetoond. § 2. Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen
Art. 3.Zaaigranen mogen slechts in de handel worden gebracht indien : 1° het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering;2° een vochtgehalte van 16 % in gewicht niet werd overschreden bij de officiële goedkeuring;3° indien het gaat om zaad van rassen die voorkomen op de nationale lijsten of op de gemeenschappelijke rassenlijst.
Art. 4.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 3, is de handel van niet-bewerkt zaad met het oog op het bereiden daarvan toegelaten, voor zover hun identiteit officieel gewaarborgd is.
Art. 5.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de voorwaarden voor de kiemkracht gesteld in bijlage II mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, punten 1° en 2°, officieel gecertificeerd worden en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt, voor het in de handel brengen, door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, " basiszaad "of " gecertificeerd zaad ", waarvoor het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd worden en in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.
De goedkeuring geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld.
Alle dienstige maatregelen worden getroffen opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse. De aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij. § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 17 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Gemeenschap.
Art. 6.§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 3 worden de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe gemachtigd om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of selectiedoeleinden in de handel te brengen. § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 3 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe machtigen om passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De bepalingen van beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing. § 3. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal is de handel van de in §§ 1 en 2 bedoelde zaden enkel toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving over de introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal.
Art. 7.De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten bijkomende of strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in de bijlagen I en II.
Art. 8.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.
Art. 9.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard mag slechts in de handel worden gebracht in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking die overeenkomstig de artikelen 10, 11 en 12 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De Minister kan afwijkingen van § 1 voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden van dat zaad ten behoeve van de laatste gebruiker, voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.
Art. 10.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in de artikelen 11 en 12 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
Voor een goede sluiting moet ten minste het vorengenoemde etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.
De in de tweede alinea bedoelde maatregelen zijn niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.
Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister de sluitingssystemen voor verpakkingen die voldoen aan deze bepalingen, vaststellen. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in de artikelen 11 en 12 voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht. § 3. De Minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine op het Waalse grondgebied gesloten verpakkingen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
Art. 11.§ 1. Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard : 1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Unie.De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad en gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en rood voor gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering.
Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Als, in de gevallen bedoeld in artikel 5, §§ 1 en 2, het basis- of maïszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.
Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket; b) bevatten binnenin een officieel certificaat in de kleur van het op de verpakking gekleefde etiket en met ten minste de in bijlage IV, deel A, sub a), punten 3, 5 en 6 voor het etiket voorgeschreven gegevens.Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het in punt 1° bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig het bepaalde sub 1°, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt. § 2. De Minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine op het Waalse grondgebied gesloten verpakkingen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
Art. 12.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de gegevens opgenomen in bijlage IV zijn vermeld samen met het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" voorafgaat.
Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.
Als, in een geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het prebasiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
Art. 13.Zaad van granen dat overeenkomstig artikel 4, § in de handel gebracht wordt en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, moet : 1° worden verpakt en voorzien zijn van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 1 en 2° vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.
Art. 14.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.
Art. 15.§ 1. In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.
Bovendien dient de naam van elke werkzame stof van het of de gebruikte producten vermeld te worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket. § 2. Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.
Art. 16.§ 1. Zaad van een graansoort mag in de handel worden gebracht in de vorm van bepaalde mengsels van zaden van verschillende rassen voor zover deze mengsels volgens de wetenschappelijke of technische kennis terzake bijzonder doeltreffend zijn tegen de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen, en voorzover de bestanddelen van het mengsel vóór menging voldoen aan de voorschriften voor het in de handel brengen die daarop van toepassing zijn. § 2. Zaaigranen in de vorm van mengsels van zaden van verschillende soorten mogen slechts in de handel worden gebracht indien de verscheidene samenstellende delen van het mengsel, voor de menging, voldeden aan de regels voor het in de handel brengen die op hen van toepassing zijn. § 3. De bepalingen van artikelen 9, 10, 11 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de in §§ 1 en 2 bedoelde mengsels. De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen.
Art. 17.§ 1. Zaaigranen : 1° die rechtstreeks afkomstig zijn van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 18, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of die rechtstreeks afkomstig zijn van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land en 2° die in een andere lidstaat zijn geoogst, moeten op verzoek, en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/53/EG, in elke lidstaat officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat ze voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van en generatie die aan het basiszaad voorafgaat, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaaigranen die in de Europese Unie geoogst zijn en die bestemd zijn voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moeten : 1° worden verpakt en voorzien zijn van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, delen A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 1, en 2° vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, deel C. § 3. Zaaigranen die in een derde land geoogst zijn, kunnen op verzoek officieel worden goedgekeurd indien : 1° ze rechtstreeks gewonnen zijn uit : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 18, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of b) het kruisen van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land bedoeld in punt a);2° ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een krachtens artikel 18, § 1, voor de betrokken categorie vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Art. 18.§ 1. Zaaigranen, ander dan prebasiszaad, die in een derde land zijn geoogst, mogen enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966, betreffende het in de handel brengen van zaaigranen. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld;2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe Lidstaat van de Europese Unie gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/402/EEG moet voldoen.
Art. 19.§ 1. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of in de Europese Unie gecertificeerd zaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Dienst, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie volgens de bij Richtlijn 66/402/EG vastgestelde procedure, de vereiste hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de "gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen", noch in de nationale rassenlijsten voorkomen, tot de handel toelaten voor een bepaalde duur. § 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket of het etiket van de leverancier het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld; in het geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur.
In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.
Art. 20.De Minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK III. - De keuring
Art. 21.De Dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van inlands zaad. Deze controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 14.6° de controle op : a) de in artikel 22 bedoelde monsternemingen verricht onder officieel toezicht;a) de in artikel 22 bedoelde onderzoeken verricht onder officieel toezicht; De Dienst is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, bedoeld in artikelen 4 en 16.
De keuring schept voor de Dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.
Art. 22.§ 1. Het in artikel 1, punten 5°, d), 6°, c), 7°, a) iv), 7°, b) ii), 7°, c) iii), 8°, d), 9°, d) en 10°, d) bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen : 1° de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) zijn officieel erkend door de dienst.Dat houdt in dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c) bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet. § 2. Bij de uitoefening van de controle van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht volgens de vigerende internationale methoden of bij gebrek volgens de door de Minister vastgestelde methoden. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 25 wordt evenwel officieel uitgevoerd.
De bemonstering gebeurt uit homogene partijen : het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de zaadbemonstering wordt uitgevoerd door monsternemers die door de Dienst erkend zijn onder de in punten 2°, 3° en 4° bedoelde voorwaarden;2° de monsternemers hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële monsternemers van zaad en afgesloten met officiële examens. De bemonstering wordt uitgevoerd overeenkomstig de vigerende internationale methoden. 3° de monsternemers van zaad zijn : a) zelfstandige natuurlijke personen;b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten geen aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad of b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad. In het geval bedoeld in punt c) mag een monsternemer enkel monsters nemen op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst; 4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle.In geval van automatische monsterneming moeten gepaste procedures worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle; 5° met het oog op de in punt 4° bedoelde controle maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet; 7° overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Unie kan de Minister andere maatregelen treffen die van toepassing zijn op de monsterneming van zaad onder officieel toezicht. § 3. Het in artikel 1, punten 5°, d), 6°, c), 7°, a) iv), 7°, b) ii), 7°, c) iii), 8°, d), 9°, d) en 10°, d) bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen : 1° de zaadonderzoeken worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in 2° tot 4° door proeflaboratoria die door de Minister daartoe erkend zijn;2° het laboratorium belast met zaadonderzoek beschikt over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium. De zaadanalisten hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële zaadanalisten en afgesloten met officiële examens.
Het laboratorium is gevestigd in lokalen en voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring.
De onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de vigerende internationale methoden; 3° het laboratorium belast met de onderzoeken is : a) een zelfstandig laboratorium of b) een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf. In het geval bedoeld in punt b), mag het enkel zaadonderzoeken uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst; 4° de door het laboratorium uitgevoerde onderzoeken zijn onderworpen aan een gepaste controle van de Dienst;5° met het oog op de in punt 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken.
Genoemd deel bedraagt minstens 5 %; 6° De Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende laboratoria die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Art. 23.§ 1. Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. § 2. Voor zaaigranen kan de Dienst echter beslissen dat het in § 1 bedoelde officiële onderzoek naar de kiemkracht en mechanische zuiverheid ter gelegenheid van de goedkeuring niet is vereist, behoudens indien eraan wordt getwijfeld dat aan de desbetreffende voorwaarden vervat in bijlage II is voldaan.
Art. 24.§ 1. In een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen wordt door de Minister het volgende vastgesteld : 1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de controle bedoeld in artikel 21;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 21. § 2. De Dienst bepaalt de praktische modaliteiten voor de in artikelen 22 en 23 bedoelde controles.
Art. 25.Door officiële steekproeven op monsters wordt nagegaan of de in de handel gebrachte zaaigranen beantwoorden aan de in de Europese regelgeving vervatte voorwaarden.
Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld.
Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
Art. 26.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap, neemt de Dienst de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° land van productie en officiële controledienst;5° land van verzending;6° importeur;7° hoeveelheid zaaizaad.
Art. 27.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 sub 2° bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die erkend is door de dienst voor het in de handel brengen van zaad in bepaalde gebieden;2° passende kwantitatieve beperkingen.
Art. 28.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.
Art. 29.De facturen, contracten catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen welke, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b) 2, 6, 7 en 9.
Art. 30.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar, vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren ten einde ze zonder verplaatsing aan de ambtenaren belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op dezes verzoek voor te leggen.
Art. 31.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit, is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 32.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, wordt opgeheven.
Art. 33.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen, blijft van toepassing totdat het uitdrukkelijk wordt vervangen.
Art. 34.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 35.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage I VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden en in het bijzonder voor sorgho van bronnen van Sorghum halepense : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn;een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
In het bijzonder gewassen van Oryza sativa, Phalaris canariensis, Secale cereale andere dan hybriden, Zea mays en Sorghum spp. moeten aan de volgende normen of eisen voldoen : A. Phalaris canariensis en Secale cereale andere dan hybriden : het aantal planten van deze soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor basiszaad, - 1 per 10 m2 voor gecertificeerd zaad.
B. Zea mays : a) Het aantal planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,1 ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : 0,1 iii) vrij bestoven rassen : 0,5 bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : i) kruisingspartners van hybriderassen : - ingeteelde stammen : -0,2 enkelvoudige hybriden : 0,2 - vrij bestoven ras : 1,0 ii) vrij bestoven rassen : 1,0.b) Voor de productie van zaad van hybride-rassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgegaan; cc) wanneer 5 % of meer planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan : - 1 bij elke veldkeuring, en - 2 over alle veldkeuringen te samen.
Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven wanneer op 50 mm of meer van de hoofdas of de zijassen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken en stuifmeel hebben afgegeven of afgeven.
C. Sorghum spp. a) Het aantal planten van een andere sorghumsoort dan de soort van het gewas of die duidelijk niet tot de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) tijdens de bloeitijd : 0,1 ii) na rijping : 0,1 bb) Voor de productie van gecertificeerd zaad : i) planten van de mannelijke kruisingspartner die stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is : ii) planten van de vrouwelijke kruisingspartner : - tijdens de bloeitijd : 0,3 - na rijping : 0,1 b) Voor de productie van gecertificeerd zaad van hybride rassen moet voorts aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartners moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is; bb) wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, mag het aantal planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan 0,1 %; c) Gewassen van vrij bestoven of kunstmatig verkregen rassen van Sorghum spp.moeten voldoen aan de volgende normen : het aantal planten van deze soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad, - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
D. Oryza sativa : Het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend mag niet meer bedragen dan : - 0 voor de productie van zaad - 1 per 50 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. 4. Roggehybriden a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit. Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen of eisen : i) het aantal planten van de soorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad, - één per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad, bij officiële veldkeuringen geldt deze norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner;ii) voor basiszaad moet, indien gebruik wordt gemaakt van de mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 % bedragen. c) Zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.5. Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale.a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : - de minimumafstand tot de vrouwelijke kruisingspartner is 25 m ten opzichte van ieder ander ras van dezelfde soort, met uitzondering van een gewas van de mannelijke kruisingspartner, - deze afstand behoeft niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft. Wanneer het zaad wordt geproduceerd door gebruikmaking van een chemische hybridisatieagens moet het gewas voldoen aan de volgende normen of eisen : i) minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner : - haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe en spelt : 99,7 % - zelfbestuivende rassen van triticale : 99,0 % ii) minimale hybriditeit 95 %.Het percentage van de hybriditeit moet worden bepaald volgens gangbare internationale methoden voorzover dergelijke methoden bestaan. Als de raszuiverheid wordt bepaald via zaadonderzoek voor de certificering, hoeft bij de veldkeuring niet de hybriditeit te worden bepaald. 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, in het bijzonder van Ustilagineae, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.6. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen. Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.
B. Het aantal te verrichten veldkeuringen bedraagt ten minste : a) voor Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Phalaris canariensis, Triticosecale, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta, Secale cereale : 1 b) voor Sorghum spp.en Zea mays tijdens de bloeitijd : aa) vrij bestoven rassen : 1 bb) ingeteelde stammen of hybriden : 3.
Wanneer het gewas volgt op in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar geteelde Sorghum spp. en Zea mays, moet ten minste één bijkomende keuring worden verricht om na te gaan of aan de bepalingen van punt 1 van deze bijlage is voldaan.
C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten volgens daartoe passende methoden worden vastgesteld.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage II VOORWAARDEN WAARAAN ZAAIZAAD MOET VOLDOEN 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn;zaad van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat betreft zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende normen of eisen : A. 1) Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum en Triticum spelta, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen. 2) Zelfbestuivende rassen van Triticosecale, andere dan hybriden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de eisen inzake minimum raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.3) Hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale : De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" dient 90 % te bedragen. Dit wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.
B. Sorghum spp. En Zea mays : Indien voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd : 1) ofwel door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke, mannelijk-steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartner;2) ofwel door teelt van de vrouwelijke, mannelijk-steriele en de vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartners in een verhouding die eigen is aan het ras.De verhouding tussen deze twee kruisingspartners wordt nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
C. Roggehybriden : Zaad mag slechts als gecertificeerd zaad worden gecertificeerd indien terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als gecertificeerd zaad werd aangeboden, teneinde na te gaan of het basiszaad heeft voldaan aan de in deze beschikking vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit. 2. Het zaaizaad moet ten aanzien van de kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan de zaden van andere plantensoorten aan de volgende normen of andere eisen voldoen : E.Tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt 2 A van deze bijlage opgenomen tabel : a) Het in kolom 4 vastgestelde maximumgehalte aan zaden heeft ook betrekking op de zaden van de in kolom 5 tot en met 10 genoemde soorten.b) De aanwezigheid van een tweede zaad geldt niet als onzuiverheid, wanneer een monster van dezelfde voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van andere graansoorten.c) De aanwezigheid van één zaad van Avena fatua, Avena sterilis, Avena ludoviciana of Lolium temulentum in een monster van de voorgeschreven grootte geldt niet als onzuiverheid, indien een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van deze soorten.d) Voor rassen van Avena sativa die officieel zijn ingedeeld bij de rassen van "naakte haver" wordt de vereiste minimum kiemkracht verlaagd tot 75 % van het zuiver zaad.In dit geval wordt op het officiële etiket de vermelding "minimum kiemkracht 75 %" aangebracht. 3. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk worden beperkt. Het zaad moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen betreffende Claviceps purpurea (maximum aantal sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster met het in kolom 3 van bijlage III aangegeven gewicht).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage III GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage IV ETIKET A. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1."EG-regels en normen" 2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken 3.Partijnummer. 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : - maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering, op de volgende wijze aangegeven "monster genomen in... (maand en jaar)". 5. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift 6.Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift 7. Categorie 8.Producerend land 9. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden.10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht.11. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : - voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in de nationale lijsten of in de gemeenschappelijke lijst : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd; - voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd; - voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride". 12. Waar voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht ... (maand en jaar)", en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor zaadmengsels : 1."Mengsel van... " (soorten of rassen), 2. Dienst die de sluiting heeft verricht en de lidstaat, 3.Partijnummer, 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : " gesloten in ...... (maand en jaar) ", 5. Soort, categorie, ras, alsmede producerend land van de samenstellende bestanddelen en hun gewichtsverhouding;de namen van soorten en rassen moeten ten minste in Latijns schrift worden vermeld, 6. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden, 7.Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht, 8. Waar ten minste voor de kiemkracht van alle bestanddelen van het mengsel nacontrole werd verricht, mogen de woorden " nacontrole verricht ... (maand en jaar) ", en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket, 9. De vermelding : "mag uitsluitend in de handel worden gebracht in België" (betrokken lidstaat). B. Minimumafmetingen 110 mm x 67 mm.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage V ETIKET EN DOCUMENT VOOR ZAAD DAT IN EEN ANDERE LIDSTAAT NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD IS A. Op het etiket te vermelden gegevens - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd - Categorie - Bij hybriderassen, de vermelding "hybride" - Referentienummer van het veld of van de partij - Opgegeven netto- of brutogewicht - De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad".
B. Kleur van het etiket : Grijs.
C. Op het document te vermelden gegevens : - Instantie die het document afgeeft - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift - Categorie - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die zaad heeft/hebben goedgekeurd - Referentienummer van het veld of van de partij - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen - Voor gecertificeerd zaad, aantal generaties na het basiszaad - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.
In voorkomend geval de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad.
Namen, 9 februari 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN