gepubliceerd op 03 augustus 2017
Besluit van de Waalse Regering houdende diverse maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting, de algemene en de begrotingsboekhouding en de rapportering van de Waalse openbare bestuurseenheden
8 JUNI 2017. - Besluit van de Waalse Regering houdende diverse maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting, de algemene en de begrotingsboekhouding en de rapportering van de Waalse openbare bestuurseenheden
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse overheidsbestuurseenheden, de artikelen 2, 3 en 15 gewijzigd bij het decreet van 17 december 2015, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 28, 30 en 32, 33 gewijzigd bij het decreet van 17 december 2015, 34, 35, 36, 37, 38, 39 en 41, 42 gewijzigd bij het decreet van 17 december 2015, 45/1, 45/2 en 45/3 ingevoegd bij het decreet van 15 december 2011, 2, 3, 15 en 17, 2015 gewijzigd bij het decreet van 19 december 20, 21 en 22, 23, 26, 28, 30, 32, 33, 17, 92, 93, 94, 95 en 96 ingevoegd en gewijzigd bij het decreet van 17 december 2015;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1954 houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 december 2012 houdende diverse maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en de budgettaire en algemene boekhouding;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 oktober 2016;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 27 oktober 2016;
Gelet op het verslag van 22 december 2016, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op advies nr. 60.752/2 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2017, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2017 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2014 tot regeling van de werking van de Regering;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2014 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering;
Op de voordracht van de Minister van Begroting;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet van 15 december 2011: het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheden;2° besluit tot vaststelling van het boekhoudplan: koninklijk besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de federale Staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie;3° de algemene gegevensbank : de dienst, opgericht bij een samenwerkingsakkoord gesloten tussen tussen de staat, de gemeenschappen, de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie en de gewesten tot oprichting van een algemene gegevensbank van 1 oktober 1991;4° de eenheid : de openbare bestuurseenheid bedoeld in artikel 2, 27°, van het decreet van 15 december 2011;5° de entiteit : de openbare bestuurseenheid bedoeld in artikel 3, 1, 1°, van het decreet van 15 december 2011;6° de Waalse Overheidsdienst: de Waalse Overheidsdienst, namelijk de diensten van het algemeen bestuur van het Waalse Gewest;7° de begrotings- en financiëndiensten: de Departementen Begroting, Boekhouding en Thesaurie van het Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en Informatie- en communicatietechnologie van de Waalse Overheidsdienst;8° de boekhoudkundige en financiële dienst : de interne dienst bestaande uit de actoren belast met het budgetair en boekhoudkundig beheer van de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de organismen;9° de cel voor financiële informatie : de cel opgericht bij de Waalse Regering en onder het rechtstreeks gezag geplaatst bij besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005;10° de SPOC : het enig contactpunt van het Waalse Regering ten opzichte van INR opgericht in de cel voor financiële informatie bij de Waalse Regering van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005;11° oorspronkelijke schuldeiser: houder van de rechtsverbintenis op het Waalse Gewest of elke andere persoon die in aanmerking kan komen voor een onmiddellijke betaling van de afgeleide rechten op die verbintenis en die geen rechten meer dan laatstgenoemde kan hebben;12° controle-eenheid voor de vastleggingen: eenheid die binnen de begrotings- en financiëndiensten belast is met de controle op de verbintenissen;13° de controleur der verbintenissen : de persoon belast met de controle der verbintenissen in de eenheden, de entiteit uitgezonderd;14° controle-eenheid voor de vereffeningen: eenheid die binnen de begrotings- en financiëndiensten belast is met de controle op de vereffeningen;15° de controleur der vereffeningen : de persoon belast met de controle der vereffeningen in de eenheden, de entiteit uitgezonderd;16° eenheid van de inspectie van de gedecentraliseerde penningmeesters: eenheid die binnen de begrotings- en financiëndiensten belast is met de inspectie van de gedecentraliseerde penningmeesters;17° de kassier : kredietinstelling aangewezen overeenkomstig het koninklijk besluit van 6 augustus 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;18° de ambtenaar : de statutaire ambtenaar in vast dienstverband tewerkgesteld in de diensten van de Waalse Regering in de zin van de Waalse Ambtenarencode;19° het personeelslid: personeelslid van de eenheden bedoeld in artikel 2, ongeacht de juridische arbeidsband die hem met deze diensten verbindt, de ambtenaar uitgezonderd;20° de verantwoordelijke overheid : elke al dan niet hiërarchische overste wiens taak het is, budgetaire, boekhoudkundige, financiële of vermogensverrichtingen na te kijken;21° de leidend ambtenaar : de verantwoordelijke overheid, aangewezen door de Regering binnen de administratieve dienst met een zelfstandige boekhouding;22° de mandataris : de verantwoordelijke overheid, bij mandaat aangewezen krachtens de Waalse Ambtenarencode of specifieke organieke bepalingen in de entiteit, een gewestelijke onderneming of een organisme van type 1 of type 2;23° de beheersorganen : de raad van bestuur van een organisme van type 2 of type 3 of, bij ontstentenis, elk ander orgaan, ongeacht de benaming ervan, die over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikt om de opdracht of het maatschappelijk doel van dat organisme uit te voeren;24° contante ontvangsten : ontvangsten waarvoor en geen vaststelling van rechten bestaat;25° niet-begrotingsgebonden financiële verrichtingen : schuldbeheersverrichtingen op minder dan één jaar.
Art. 2.§ 1. De bepalingen van titels I, VII en VIII zijn van toepassing op de Waalse openbare bestuurseenheden omschreven in artikel 3 van het decreet van 15 december 2011.
De verplichtingen die van toepassing zijn op Waalse openbare bestuurseenheden bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, c), zijn identiek, ongeacht of laatstgenoemden handelen in het kader van hun maatschappelijk doel of in opdracht van de Regering gelijkgesteld met de andere opdrachten of diensten van de betrokken eenheden.
Wanneer bovenbedoelde eenheden evenwel handelen in het kader van opdrachten van de Regering, houden ze een afzonderlijke boekhouding tegenover de boekhouding voor de uitoefening van hun maatschappelijk doel. § 2. De bepalingen van titels II tot VI zijn van toepassing op de Waalse openbare bestuurseenheden omschreven in artikel 3, § 1, 1° tot 4°, a) en b) van het decreet van 15 december 2011. § 3. De bepalingen van dit besluit hebben geen betrekking op de fiscale ontvangsten.
TITEL II. - Actoren HOOFDSTUK I. - Scheiding van ambten
Art. 3.De inning van de ontvangsten en de uitgaven worden door toedoen van ordonnateurs, ontvangers en penningmeesters verricht.
De ambten van ordonnateur en penningmeester moeten door onderscheiden personen uitgeoefend worden.
Wanneer het functioneel niet mogelijk is de ambten van ontvanger en penningmeester te scheiden, mogen ze door eenzelfde ambtenaar of personeelslid uitgeoefend worden.
Art. 4.De akte van aanwijzing van de actoren bedoeld in artikel 3 bevat het voorwerp en de datum te rekenen waarvan de ambtenaar of het personeelslid in het ambt treden.
Een afschrift wordt aan het Rekenhof overgemaakt. HOOFDSTUK II. - Ordonnateurs Afdeling 1. - Bij de entiteit
Art. 5.§ 1. Het ambt van primaire ordonnateur wordt namens de Regering door elke van de Ministers uitgeoefend voor wat hun dienovereenkomstige bevoegdheden betreft.
Het ambt van afgevaardigd ordonnateur wordt uitgeoefend door de personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst gemachtigd bij het besluit van Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst.
De afgevaardigde ordonnateurs handelen alleen onder de voorwaarden en binnen de perken die er bepaald zijn. § 2. In elk ministerieel kabinet en, bij gebrek aan organieke bepalingen, in elke dienst die er voor zijn werking mee gelijkgesteld is, kan de functionele Minister één of meer afgevaardigde ordonnateurs onder de personeelsleden aanwijzen om de uitgaven binnen de door hem bepaalde perken en voorwaarden vast te leggen, vrij te maken en te vereffenen. § 3. De aan de secretaris-generaal en aan de directeur-generaal toegekende overdrachten kunnen hun tijdelijk of definitief ontnomen worden op verzoek van de Minister voor de bevoegdheden die hem toegewezen worden, en dit, op met redenen omklede beslissing van de Regering.
Art. 6.Met inachtneming van de bepalingen bedoeld in artikel 4 wordt een lijst van de personeelseden die belast zijn met een ambt van afgevaardigd ordonnateur overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, § 1, tweede lid, door de Waalse Overheidsdienst opgesteld en bijgewerkt. Afdeling 2. - Bij de administratieve diensten met een zelfstandige
boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2
Art. 7.§ 1. Het ambt van primaire ordonnateur wordt uitgeoefend door : 1° de bevoegde vakminister, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding en de gewestelijke ondernemingen;2° de toezichthoudend minister, wat betreft de instellingen van type 1;3° de beheersorganen, wat betreft de instellingen van type 2. § 2. Eén of meerdere gemachtigde ordonnateurs kunnen bij genoemde eenheden aangewezen worden.
Het ambt van gemachtigd ordonnateur wordt uitgeoefend door de ambtenaren of personeelsleden, in dat ambt aangewezen door : 1° de bevoegde vakminister of de toezichthoudend Minister, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1;2° de beheersorganen, volgens de hen eigen bepalingen, wat betreft de instellingen van type 2. De gemachtigde ordonnateurs handelen enkel in de voorwaarden en binnen de perken die vastgesteld zijn in hun akte van aanwijzing of krachtens de toepasselijke wets- of reglementaire bepalingen.
Onverminderd specifieke verplichtingen die terzake op hen van toepassing zijn, wordt de identiteit van de gemachtigde ordonnateurs middels een bekendmaking kenbaar gemaakt. HOOFDSTUK III. - Ontvangers belast met inning van de ontvangsten
Art. 8.§ 1er. De ten laste van derden vastgestelde rechten vormen de schuldvorderingen vastgesteld door de ordonnateurs die : 1° volgens hun bevelen geboekt worden in de rekeningen van de begrotingsboekhouding op de basisallocaties alsmede tegelijkertijd in de rekeningen van klasse 4 van de balans en, als tegengewicht, in de resultatenrekening;2° medegedeeld worden aan ontvanger belast met de voortzetting van de inning. § 2. De ontvangsten die contant geïnd zijn, mogen niet a posteriori geboekt worden in de rekeningen van klasse 4 van de balans. In ruil voor de groei van de financiële rekening die ze teweegbrengen, worden ze rechtstreeks geboekt in de rekeningen van de begrotingsboekhouding op de basisallocaties en tegelijkertijd in de resultatenrekening. § 3. Wanneer ontvangsten geïnd worden terwijl later blijkt dat hun rechten verkeerd vastgesteld zijn, wordt hun bedrag door toedoen van de ordonnateur terugbetaald ten laste van een basisallocatie die daartoe in de uitgavenbegroting voorzien is. Deze bepaling is niet van toepassing op de krachtens artikel 56 van het decreet van 15 december 2011 oninbaar verklaarde schuldvorderingen.
Art. 9.§ 1. Het ambt van ontvanger wordt uitgeoefend door : 1° de ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst aangewezen door de Minister van Begroting met inachtneming van de bepalingen bedoeld in artikel 4, wat betreft de entiteit;2° een ambtenaar of een personeelslid aangewezen in dat ambt door : a) de leidend ambtenaar of de mandataris mits de voorafgaandelijke instemming van de bevoegde vakministers of de toezichthoudende Ministers, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1;b) de beheersorganen, volgens de hen eigen bepalingen, wat betreft de instellingen van type 2. § 2. In elke akte van aanwijzing van een titelvoerende ontvanger wordt in de entiteit een plaatsvervangende ontvanger aangewezen om hem te vervangen onder zijn verantwoordelijkheid en tijdens zijn tijdelijke afwezigheid of zijn verhindering. Een plaatsvervangend ontvanger wordt in dezelfde voorwaarden aangewezen in de andere eenheden bedoeld bij dit artikel, tenzij dit functioneel onmogelijk is. § 3. De ontvangers handelen enkel in de voorwaarden en binnen de perken die vastgesteld zijn in hun akte van aanwijzing of krachtens de toepasselijke wets- of reglementaire bepalingen. § 4. Onverminderd specifieke verplichtingen die terzake op hen van toepassing zijn, wordt de identiteit van de ontvangers van de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2 in een bekendmaking kenbaar gemaakt.
Art. 10.Elke ontvanger of titelvoerende ontvanger-penningmeester brengt verslag uit over zijn beheer volgens het model bepaald door de Minister van Begroting.
De originele verantwoordingsstukken van de rekeningen, zoals bedoeld in artikel 38, worden bewaard tot 31 december van het jaar van definitieve sluiting van het begrotings- en boekhoudkundig jaar door: 1° de diensten van de begroting en de financiën, wat betreft de entiteit;2° de boekhoudkundige en financiële dienst, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2.
Art. 11.§ 1. Bij de entiteit wordt een centraliserende ontvanger door de Minister van Begroting aangewezen onder de personeelsleden van niveau A van de Waalse Overheidsdienst. § 2. Het personeelslid dat tegelijk de ambten van ontvanger en penningmeester uitoefent, wordt bij eenzelfde akte aangewezen. Een financiële rekening waarop hij de ontvangsten int, wordt voor hem bij de kassier geopend.
Met die rekening gaat hij over tot de volgende verrichtingen: 1° de terugbetaling van ten onrechte geïnde bedragen;2° de storting, minstens één keer per week, van de netto-opbrengst van zijn ontvangsten aan de centraliserende penningmeester. HOOFDSTUK IV. - Penningmeesters Afdeling 1. - Aanwijzing en opdrachten
Art. 12.§ 1. Het ambt van penningmeester wordt uitgeoefend door : 1° een ambtenaar van de Waalse Overheidsdienst, aangewezen door de Minister van Begroting wat de entiteit betreft;2° een ambtenaar of een personeelslid aangewezen door : a) de leidend ambtenaar of de mandataris mits de voorafgaandelijke instemming van de bevoegde vakministers of de toezichthoudende Ministers, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1;b) de beheersorganen, volgens de hen eigen bepalingen, wat betreft de instellingen van type 2. § 2. Wanneer het voor sommige instellingen functioneel onmogelijk is, in eigen kring een penningmeester aan te wijzen, kunnen de opdrachten van de penningmeester afwijkend van paragraaf 1, 2°, krachtens het decreet van 15 december 2011 en dit besluit, bij wijze van uitzondering en mits voorafgaande instemming van de Minister van Begroting, uitgeoefend worden door een penningmeester handelend in opdracht van meerdere instellingen.
De overheden bedoeld in paragraaf 1, 1°, voor wat betreft de instellingen van type 1, en in paragraaf 1, 2°, voor wat betreft de instellingen van type 2, kunnen mits onderlinge instemming de opdrachten van penningmeester toevertrouwen aan ofwel: a) een ambtenaar of een personeelslid van één van de instemmende instellingen;b) een penningmeester daartoe door de Minister van Begroting aangewezen bij de Waalse Overheidsdienst. § 3. In elke akte van aanwijzing van een titelvoerende penningmeester wordt in de entiteit minstens een plaatsvervangende penningmeester aangewezen om hem te vervangen onder zijn verantwoordelijkheid en tijdens zijn tijdelijke afwezigheid of zijn verhindering. Een plaatsvervangend penningmeester wordt in dezelfde voorwaarden aangewezen in de andere eenheden bedoeld bij dit artikel, tenzij dit functioneel onmogelijk is. § 4. De penningmeesters handelen enkel in de voorwaarden en binnen de perken die vastgesteld zijn in hun akte van aanwijzing of krachtens de toepasselijke wets- of reglementaire bepalingen. § 5. Onverminderd specifieke verplichtingen die terzake op hen van toepassing zijn, wordt de identiteit van de penningmeesters van de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2 in een bekendmaking kenbaar gemaakt.
Art. 13.§ 1. De penningmeesters zijn belast met de betaling van de uitgaven op bevel van de ordonnateurs en met de rechtstreekse inning van de ontvangsten of van hun centralisatie indien ze allereerst door een ontvanger-penningmeester zijn geïnd. Ze kunnen overgaan tot de terugbetaling van ten onrechte geïnde bedragen.
De in het eerste lid bedoelde penningmeesters beschikken over financiële rekeningen die op hun naam en met vermelding van de dienst waaronder ze vallen, bij de kassier zijn geopend. De opening en de sluiting van de rekeningen worden alleen door toedoen van de verantwoordelijke overheid uitgevoerd. § 2. De betalingen worden bij voorkeur bij storting uitgevoerd naar een financiële rekening die namens de begunstigde, geïdentificeerd bij de rechtsverbintenis van de uitgave, geopend is. § 3. Bij de entiteit : 1° mogen de financiële verrichtingen die niet gebonden zijn aan de begroting en de beheersverrichtingen voor aan derden behorende fondsen slechts door de centraliserende penningmeester en op bevel van de verantwoordelijke overheid uitgevoerd worden, onverminderd andere wetsbepalingen;2° wordt de in artikel 14 bedoelde centraliserende penningmeester ertoe gemachtigd om de door de kassier toegekende kredietlijnen te gebruiken wanneer ze door de verantwoordelijke overheid ter beschikking worden gesteld voor de stortingsopdrachten. Elke gedecentraliseerde penningmeester bedoeld in artikel 17 mag slechts de op financiële rekening beschikbare tegoeden gebruiken. Afdeling 2. - Centraliserende penningmeester bij de entiteit
Art. 14.De in- en uitboeking van geldmiddelen wordt door de Minister van Begroting toevertrouwd aan een centraliserende penningmeester gecentraliseerd in een centraal systeem dat in rechtstreekse verhouding staat tot de algemene boekhouding.
Art. 15.Een lijst van de financiële rekeningen waarvoor de centraliserende penningmeester bedoeld in artikel 14 verantwoordelijk is en die nodig zijn voor de centralisatie van de ontvangsten en voor de betaling van de uitgaven alsmede voor de financiële verrichtingen die niet aan de begroting gebonden zijn, wordt door de Waalse Overheidsdienst opgesteld en bijgewerkt. Die rekeningen moeten het in artikel 42, lid 1, 1°, d) van het decreet van 15 december 2011 bedoelde cashflowoverzicht en de overeenstemming tussen het begrotingssaldo en het financiële saldo mogelijk maken.
Art. 16.In het in artikel 14 bedoelde ministeriële besluit wordt minstens een plaatsvervangende centraliserende penningmeester aangewezen om de titelvoerende centraliserende penningmeester te vervangen onder zijn verantwoordelijkheid en tijdens zijn tijdelijke afwezigheid of verhindering.
De Minister van Begroting kan evenwel aan de plaatsvervangende centraliserende penningmeester opleggen dat hij, zonder terugwerkende kracht, onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt en een verslag over zijn beheer uitbrengt indien hij na een periode van zes maanden steeds het ambt uitoefent. Afdeling 3. - Gedecentraliseerde financiële beheren bij de entiteit
Art. 17.§ 1. In afwijking van artikel 14, worden de gedecentraliseerde financiële beheren onder de verantwoordelijkheid van een penningmeester die op bevel van een ordonnateur handelt, toegelaten voor de betaling van de werkingsuitgaven van minder dan 8500 euro exclusief BTW die behoren tot de hoofdgroep 7 en tot de hoofdgroep 1 in : 1° binnen elk ministeriëel kabinet en binnen elke dienst die ermee voor zijn werking gelijkgesteld is;2° bij de Waalse Overheidsdienst. § 2. De gedecentraliseerde penningmeesters worden door de Minister van Begroting onder de ambtenaren of de personeelsleden aangewezen, behalve degene bedoeld in § 1, 1°, die door de Minister onder wie ze ressorteren, aangewezen worden. § 3. Bij de aanwijzing van een gedecentraliseerde penningmeester kan de Minister van Begroting op verantwoording van een ordonnateur hem uitzonderlijk toelaten om bepaalde werkingsuitgaven die behoren tot andere groepen van de economische classificatie dan degene vermeld in § 1, te betalen.
Art. 18.Om de in artikel 17, § 1, bedoelde werkingsuitgaven te betalen, worden voorschotten waarvan het maximale bedrag per type gedecentraliseerd financieel beheer in het beschikkende gedeelte van de uitgavenbegroting bepaald wordt, op bevel van de ordonnateurs aan de gedecentraliseerde penningmeesters gestort.
Met inachtneming van hun opdracht en van de behoeften die ze zo juist mogelijk zullen hebben geraamd, dienen de ordonnateurs daartoe voorschottenaanvragen in, die volgens het geval het voorwerp moeten uitmaken van rechts- en begrotingsverbintenissen en van vereffeningen ten laste van de gecodificeerde basisallocaties met verwijzing naar hoofdgroep 7 of hoofdgroep 1 van de economische classificatie, uitgezonderd de uitgaven vallend onder de groepen 11.
In de algemene boekhouding worden de voorschotten bij de vereffening behandeld als uitgaven rechtstreeks ten gunste van derden. Correcties kunnen worden geboekt bij de rekening en verantwoording van de penningmeesters.
Art. 19.§ 1. Wanneer de financiële rekening van de gedecentraliseerde penningmeester bevoorraad wordt door voorschotten die op de begroting onder afzonderlijke basisallocaties worden aangerekend, vormt elk voorschot een grens die niet kan worden overschreden. § 2. De gedecentraliseerde penningmeesters mogen de uitgaven slechts in handen van oorspronkelijke schuldeisers betalen. Wanneer de betaling niet in de handen van de oorspronkelijke schuldeiser kan geschieden, wordt artikel 22, § 3, toegepast. § 3. De op een begrotingsjaar aangerekende voorschotten worden alleen gebruikt om de uitgaven te betalen waarvan de rechten tijdens hetzelfde begrotingsjaar door de ordonnateur vastgesteld zijn.
De betalingen van die uitgaven kunnen tot 31 januari van het volgende jaar plaatsvinden.
Art. 20.§ 1. Onverminderd de reglementering van toepassing op de ministeriële habinetten worden de voorschotten gerechtvaardigd door de indiening van minstens viermaandelijkse tussenrekeningen bij de inspectie-eenheid van de gedecentraliseerde penningmeesters. De bewijsstukken worden gevoegd bij elke tussenrekening.
Als de gedecentraliseerde penningmeester verzuimt twee opeenvolgende tussenrekeningen over te leggen, mag hem geen nieuw voorschot gestort worden.
Als de penningmeester in gebreke blijft om rekening te houden met de bemerkingen van de inspectie-eenheid van de gedecentraliseerde penningmeesters over niet-conformiteit of onvolledigheid van de twee voorgaande tussenrekeningen, kan het aangevraagde geldvoorschot verminderd of geweigerd worden.
Wanneer de gedecentraliseerde penningmeester in de onmogelijkheid verkeert om zijn rekening voor te leggen in de termijnen vastgesteld wegens een behoorlijk verantwoorde verlengde afwezigheid of zijn eigen overlijden, wordt de rekening door zijn plaatsvervanger opgesteld. Bij gebreke van een aangewezen plaatsvervanger wordt de rekening van ambtswege opgesteld door de functionele administratie waarvan hij afhangt.
De gecontroleerde tussenrekeningen en hun bewijsstukken worden binnen de begrotings- en financiëndiensten gecentraliseerd om, in voorkomend geval, de geschriften in de algemene boekhouding te regulariseren, onverminderd de reglementering van toepassing op de ministeriële kabinetten. § 2. De niet-gebruikte saldi van de tijdens een begrotingsjaar geïnde fondsenvoorschotten worden uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar aan de centraliserende penningmeester teruggestort. Ze vormen onmiddellijke ontvangsten van het lopende jaar. Afdeling 4. - Rekening en verantwoording van de rekeningen
Art. 21.De penningmeesters leggen verantwoording voor hun beheer af.
Ze maken gebruik van de modellen die in functie van het type gecentraliseerd of gedecentraliseerd beheer door de Minister van Begroting is vastgesteld, wat betreft de entiteit, de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1.
Een exemplaar van de jaarlijkse beheersrekening en de oorspronkelijke stavende bewijsstukken, zoals bedoeld in artikel 37, worden voor de entiteit door de begrotings- en financiële dienst en door de boekhoudkundige en financiële dienst voor de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2 bewaard tot 31 december van het jaar van de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar. Afdeling 5. - Geschillenbeheerder bij de entiteit
Art. 22.§ 1. Overeenkomstig artikel 21, § 3, van het decreet van 15 december 2011 is de geschillenbeheerder bij de entiteit ambtshalve de ambtenaar die het ambt bekleedt en die de graad van directeur der geschillen van de thesaurie binnen de begrotings- en financiëndienst heeft. § 2. Alle bewijsstukken bedoeld in artikel 41 worden overgemaakt aan de geschillenbeheerder, die ze bewaart. § 3. Wanneer een vastgesteld recht door een ordonnateur vereffend is, maar indien de betalingsopdracht niet gegeven kan worden ten gunste van de oorspronkelijke schuldeiser wegens een juridisch of administratief beletsel, deelt de ordonnateur bovendien aan de geschillenbeheerder het bewijsstuk van de vaststelling van het recht mede. § 4. In geval van juridisch beletsel bepaalt de geschillenbeheerder de begunstigden, schuldeisers, mandatarissen of rechthebbenden alsmede de bedragen die hun moeten worden betaald.
In geval van administratief beletsel of van overdracht op de financiële rekening zoekt hij de gegevens op, waarmee een nieuwe betalingsopdracht geldig kan worden gegeven. § 5. De geschillenbeheerder is verantwoordelijk voor de opening en de sluiting van de dossiers alsmede voor de daarop volgende bijwerking van de databanken voor de identificatie van de oorspronkelijke schuldeisers.
Art. 23.De betrokken sommen worden gecrediteerd op de rekeningen naar gelang van de oorspronkelijke aard van de uitgaven, van de klasse 4 van de balans die specifiek zijn geopend tot het moment waarop de geschillenbeheerder de betalingsopdrachten geeft ten gunste van de wettelijk bepaalde of de juist geïdentificeerde begunstigden. Die opdrachten worden door de centraliserende penningmeester uitgevoerd.
Tegelijkertijd worden de betrokken rekeningen in de algemene boekhouding van de gestorte bedragen gedebiteerd. HOOFDSTUK V. - Personen belast met het voeren van de boekhouding Afdeling 1. - De entiteit
Art. 24.De directeur-generaal van de begrotings- en financiëndiensten van de Waalse Overheidsdienst of elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A, B of C dat daartoe door hem is aangewezen, gaat over tot : 1° het beheer van de toegangen tot het geïnformatiseerd systeem bij invoering of raadpleging, ook ten gunste van het Rekenhof;2° de boekingen en de bekrachtiging ervan;3° de opmaking van de tussenboekhoudverslagen en van de jaarlijkse algemene rekening die uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar door toedoen van de Minister van Begroting ter goedkeuring aan de Regering moet worden voorgelegd.
Art. 25.In afwijking van de bepalingen van het besluit van de Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst mag elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A, B of C, aangewezen door de directeur generaal overeenkomstig artikel 24 noch gemachtigd ordonnateur, noch ontvanger, noch penningmeester zijn. Afdeling 2. - Administratieve diensten met een zelfstandige
boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2
Art. 26.§ 1. De leidend ambtenaar, de mandataris of het beheersorgaan wijzen volgens de bepalingen eigen aan de betrokken eenheid een ambtenaar of een personeelslid aan, belast met : 1° het voeren van de algemene en begrotingsboekhouding van de eenheid;2° de voorbereiding en de voorstelling van de tussenboekhoudverslagen en de jaarrekening;3° de vaststelling en de bekrachtiging van de boekhoudsystemen evenals in voorkomend geval de procedures voor het verstrekken of verantwoorden van de boekhoudgegevens. § 2. De ambtenaar of het personeelslid, aldus aangewezen, mogen noch gemachtigd ordonnateur, ontvanger of penningmeester zijn.
Wanneer het functioneel onmogelijk is het ambt, bedoeld bij dit artikel, af te splitsen van het ambt van penningmeester, kan éénzelfde ambtenaar of personeelslid ter afwijking ermee belast worden, geval per geval één of ander ambt te vervullen op voorwaarde dat de betrokken eenheid een beveiligd informaticasysteem gebruikt dat de daadwerkelijke scheiding van de functies, enerzijds, voorbereiding en invoering van de betalingen en, anderzijds, bekrachtiging ervan, waarborgt.
TITEL III. - Uitvoering van de begroting HOOFDSTUK I. - Aanrekeningsregels van de ontvangsten en uitgaven
Art. 27.De aanrekening van elke som op de begroting wordt op een bewijsstuk gegrond.
Art. 28.§ 1. De ontvangsten en de vereffende uitgaven worden aangerekend op de begroting van een bepaald jaar wanneer de rechten worden vastgesteld. § 2. De verplichting tot betaling bestaat wanneer en op het ogenblik waarop een schuld krachtens de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen ten laste van de eenheid bestaat of een schuldvordering ten gunste van die eenheid bestaat onafhankelijk van de vervaldatum van die schuld of van die schuldvordering.
Onverminderd de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen wordt de verplichting tot betaling geacht te bestaan met name voor, in voorkomend geval : 1° de wedden, pensioenen, toevallige premies en andere bijzondere toelagen : op het ogenblik van de prestatie, en voor de dienovereenkomstige achterstallen, te allen tijde, ongeacht het jaar waarmee ze verband houden;2° de werken, leveringen en diensten, met uitzondering van de huren en abonnementen : wanneer de opdracht voor werken, leveringen en diensten uitgevoerd en gegund is;3° de huren en abonnementen : op de datum waarop ze krachtens de contractuele verplichting verschuldigd zijn;4° de aankoop en de verkoop van onroerende goederen : wanneer de verkoop tussen partijen voltooid is;5° de toelagen waarvan de toekenning bij organieke bepalingen wordt bepaald : wanneer ze volgens die organieke bepalingen verschuldigd zijn;6° de toelagen waarvan de toekenning niet bij organieke bepalingen wordt bepaald : op de datum waarop ze verschuldigd zijn krachtens de bepalingen betreffende vereffeningsmodaliteiten bepaald bij het toekenningsbesluit;7° de bijdragen aan internationale instellingen ter uitvoering van verdragen : op de datum waarop ze krachtens de contractuele verplichting verschuldigd zijn;8° de vrijwillige bijdragen aan internationale instellingen : op de datum waarop van het besluit of de akte tot toekenning van de toelage kennis wordt gegeven;9° de toekenningen van kredieten en participaties : op de datum waarop het besluit of de akte tot toekenning van de toelage in werking treedt;10° de vonnissen en arresten of andere akten die een einde maken aan geschillen : op de datum waarop die vonnissen uitvoerende kracht hebben.
Art. 29.§ 1. Elke uitgave wordt voorafgaand aan de vereffening ervan vastgelegd.
De aanrekening van een uitgave ten laste van vastleggingskredieten van een bepaald jaar wordt op verzoek van de ordonnateur uitgevoerd na verkrijging van een verbintenisvisum in de vorm van een van een jaartal of een vaststaande identificatie voorzien nummer dat verleend wordt door de controle-eenheid of door de controleur van de vastleggingen.
De aanrekeningsdatum wordt door de datum van het verbintenisvisum bepaald. § 2. Voorafgaand aan de rechtsverbintenis gaat de ordonnateur na of de rechtsverbintenis met de begrotingsvastlegging overeenstemt.
Bij tekort aan begrotingsvastlegging moet hij een aanvullende verbintenis ten laste van de kredieten van het jaar voorafgaand aan de rechtsverbintenis vragen.
Bij overschot van de begrotingsvastlegging kan hij er de teruggave van aan het betrokken vastleggingskrediet vragen. Die mogelijkheid mag slechts uitgevoerd worden als de rechtsverbintenis en begrotingsvastlegging gebonden zijn aan hetzelfde begrotingsjaar.
De ordonnateur legt de stukken voor ter staving van het bestaan van de rechtsverbintenis die verband houdt met de begrotingsvastlegging : 1° aan het Departement Boekhouding van de diensten van de begroting en de financiën, wat betreft de entiteit;2° aan de boekhoudkundige en financiële dienst, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2. § 3. De controle-eenheid of de controleur van de vastleggingen gaat na of de rechtsverbintenis uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar van de begrotingsvastlegging uitgevoerd is.
De datum van de rechtsverbintenis wordt bepaald door de datum waarop een verbintenis ten laste van de begroting onomkeerbaar is geworden. § 4. De fases van de begrotingsvastlegging en de rechtsverbintenis kunnen gelijktijdig zijn en zijn van ambtswege gelijktijdig voor de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 15 december 2011 en, bij de entiteit, voor de uitgaven bedoeld in artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet. In dat geval is de datum van de aanrekening van de begrotingsvastleggingen ten laste van de vastleggingskredieten en van de registratie van de dienovereenkomstige rechtsverbintenissen de datum van het visum van de begrotingsvastlegging. § 5. In de gevallen bedoeld in artikel 22, § 1, van het decreet van 15 december 2011 worden het verbintenisvisum en het nummer van de bestelbon bij de kennisgeving door de ordonnateur aan de derde medegedeeld en vormen het de verplichte referentie die de derde moet vermelden op alle documenten betreffende de opdracht of de subsidiëring die daarna aan de ordonnateur wordt overgemaakt.
Art. 30.Naast de in artikel 28 bepaalde voorwaarden wordt de aanrekening van een uitgave ten laste van de vereffeningskredieten voorafgegaan door een boeking van het bewijsstuk op een wachtrekening tot het moment waarop de controles uitgeoefend en bekrachtigd worden door de controle-eenheid of de controleur van de vereffeningen.
Na aanrekening van de uitgave ten laste van het vereffeningskrediet, is de betalingsopdracht gegeven door de ordonnateur aan de centraliserende penningmeester uitvoerbaar wat betreft de entiteit. HOOFDSTUK II. - Nieuwe verdeling van de kredieten Afdeling 1. - De entiteit
Art. 31.§ 1. Bij de entiteit moet elke aanvraag tot nieuwe verdeling van de kredieten bij de begrotings- en financiëndiensten ingediend worden volgens de door de Minister van Begroting bepaalde technische modaliteiten en wordt beslist door : 1° de primaire ordonnateur;2° de primaire ordonnateurs wanneer ze samen bevoegd zijn voor het gebruik van de kredieten van eenzelfde programma of van eenzelfde organisatieafdeling. De aanvragen tot nieuwe verdeling van de kredieten : 1° zijn gemotiveerd;2° kunnen alleen tijdens het lopende boekjaar ingediend worden en moeten uiterlijk op 31 december van dit boekjaar bekrachtigd worden;3° moeten aan de aanwending van de kredieten voorafgaan, behalve als ze niet-limitatieve vereffeningskredieten betreffen, in welk geval ze in een overschrijding van kredieten a posteriori kunnen voorzien;4° hebben betrekking op basisallocaties waarvan de vereffeningsplannen overeenstemmen met het openstaand bedrag van de verbintenissen aangerekend ten laste van die basisallocaties. § 2. Worden niet toegelaten, de nieuwe verdelingen van limitatieve vereffeningskredieten van de operationele programma's van de uitgaven die behoren tot : 1° de hoofdgroep 9 en de groep 21 van de economische classificatie naar de anders ingedeelde uitgaven;1° de hoofdgroep 8 van de economische classificatie naar de anders ingedeelde uitgaven. § 3. De begrotings- en financiëndiensten zorgen voor de opvolging van de aanvragen tot nieuwe verdeling van de kredieten tot hun ondertekening door de Minister van Begroting en werken de databanken van de begrotingsboekhouding die de gecompenseerde bewegingen tussen de basisallocaties laat blijken, bij.
De definitieve terbeschikkingstelling van de nieuwe verdeling van de kredieten wordt enkel effectief als de vereffeningsplannen van de aan bewegingen onderhevige basisallocaties overeenstemmen met het openstaand bedrag van de verbintenissen aangerekend ten laste van die basisallocaties. Afdeling 2. - Administratieve diensten met een zelfstandige
boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2
Art. 32.§ 1. Elke aanvraag tot nieuwe verdeling van de kredieten wordt ingediend door : 1° de leidend ambtenaar of de gemachtigde bij de bevoegde vakministers, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding en de gewestelijke ondernemingen;2° de gemachtigde bij de toezichthoudend minister, wat betreft de instellingen van type 1;3° het beheersorgaan bij de toezichthoudend minister, wat betreft de instellingen van type 2. § 2. De aanvragen tot nieuwe verdeling van de kredieten : 1° zijn gemotiveerd;2° moeten aan de aanwending van de kredieten voorafgaan, behalve als ze niet-limitatieve vereffeningskredieten betreffen, in welk geval ze in een overschrijding van kredieten a posteriori kunnen voorzien;3° zijn beperkt tot de krachtens de artikelen 68, 4°, en 93, §§ 1 en 2, van het decreet van 15 december 2011 gemachtigde kredieten;4° kunnen alleen tijdens het lopende boekjaar ingediend worden en moeten uiterlijk op 31 december van dit boekjaar bekrachtigd worden.
Art. 33.In de gevallen beoogd in artikel 32, § 1, 1° en 2°, moet de aanvraag tot nieuwe verdeling van de kredieten door de Minister van Begroting goedgekeurd worden binnen een termijn van vijftien dagen voor elke nieuwe uitvoering, uitgezonderd wanneer dit betrekking heeft op niet-limitatieve vereffeningskredieten, in welk geval daar a posteriori een kredietoverschrijding mee aangezuiverd kan worden.
TITEL IV. - Voering van de algemene boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 34.§ 1. De algemene en begrotingsboekhoudingen van de entiteit worden op een geïntegreerde manier in een geïnformatiseerd boekhoudsysteem gevoerd. § 2. De algemene boekhouding van de eenheden bedoeld bij dit besluit boekt een handeling bij het ontstaan, de verandering of de schrapping van een economische waarde, van een vastgesteld recht of van een verplichting.
De aanrekeningen in de begrotingsboekhouding van de vastgestelde rechten voortvloeiend uit de verhoudingen met derden geven aanleiding tot een gelijktijdige boeking in de algemene boekhouding.
De handelingen die niet uit verhoudingen met derden voortvloeien, vormen interne bewegingen.
Wanneer de eenheid als bemiddelaarster handelt in het beheer van aan derden behorende fondsen, verschijnt dit beheer in de algemene boekhouding met vermelding van specifieke rekeningen. HOOFDSTUK II. - Boekhoudplan van toepassing bij de entiteit en de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding
Art. 35.Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 30 en 69/1 van het decreet van 15 december 2011 is het boekhoudplan dat geldt voor de entiteit en de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding het genormaliseerd boekhoudplan gevoegd als bijlage bij het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan.
De onderverdelingen in klassen, subklassen en rubrieken van dit plan moeten verplicht opgevolgd worden. In het geïnformatiseerd systeem moeten bijkomende vakken voorbehouden worden om te voldoen aan de behoefte aan bijkomende statistische of analytische inlichtingen.
Art. 36.De regels die van toepassing zijn op de evaluaties in de inventaris, alsmede in de vormingen en aanpassingen van afschrijvingen, van toerekening van het resultaat, van waardeverminderingen en van voorzieningen voor risico's en op de reëvaluaties worden bepaald door de Minister van Begroting met inachtneming van de bepalingen van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan.
TITEL V. - Bewijsstukken en bewaring ervan HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 37.§ 1. Met inachtneming van de wets- en reglementaire bepalingen worden de verantwoordingsstukken van de uitgaven die aanleiding geven tot een betaling opgelijst door : 1° de Minister van Begroting of de begrotings- en financiëndiensten voor de entiteit;2° de boekhoudkundige en financiële dienst, wat betreft de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen en de instellingen van type 1 en type 2. Bij de entiteit wordt met name een onderscheid gemaakt tussen : 1° de wedden en sociale lasten;2° de verhuringen van goederen en de huurprijzen van de gebouwen;3° de verzekeringen;4° de abonnementen bij de leveranciers of dienstverleners;5° de belastingen en taksen;6° de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;7° de aankopen van terreinen en bouwwerken;8° de erelonen;9° de financiële dienst van de schuld;10° de participaties en toekenningen van kredieten en de terugvorderbare voorschotten;11° de toelagen;12° de dotaties. § 2. Elk bewijsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die de budgettaire eigenschappen van de uitgave en het nummer van het verbintenisvisum alsmede elk ander gegeven dat een controlespoor van de verbintenis van de uitgaven tot de betaling ervan mogelijk maakt, verplicht omvat. § 3. De controledocumenten, opgelegd door de reglementering met het oog op de vastlegging of de vereffening van de uitgaven, worden bij de verantwoordingsstukken gevoegd. § 4. De voor de betalingen nodige bewijsstukken kunnen op volgende wijze worden overgemaakt : 1° het indienen van het originele stuk op een papieren informatiedrager;2° op elektronische wijze, namelijk met enkel een elektronische verzending en ontvangst, mits instemming van de eenheid. Bij de tweede optie moeten de authenticiteit van de oorsprong van de factuur en de integriteit van de inhoud ervan overeenkomstig de vigerende reglementering gewaarborgd worden.
De afschriften worden enkel in behoorlijk gemotiveerde toestanden toegelaten.
Art. 38.De bewijsstukken van de ontvangsten zijn de aan de schuldenaar gerichte schuldvorderingen of elk effect dat wettelijk of reglementair voorzien is.
Elk bewijsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die de budgettaire eigenschappen van de ontvangst alsmede elk andere gegeven dat een controlespoor van de vaststelling van het recht tot de inning ervan mogelijk maakt, verplicht omvat.
Art. 39.De boekingen in de budgettaire en algemene boekhoudingen worden gestaafd door de in de artikelen 37, 38 en 41 bedoelde bewijsstukken met een verwijzing daarnaar.
In de algemene boekhouding worden de stukken die de interne bewegingen, de verscheidene verrichtingen en de verrichtingen ter sluiting van het boekjaar boekhoudstukken genoemd.
Art. 40.§ 1. De volgende stukken moeten bewaard worden om de onaantastbaarheid als de toegankelijkheid ervan te waarborgen : 1° de bestanden die de boeken en de programma's en systemen om ze te lezen omvatten, tijdens een periode van tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar;2° op papieren en elektronische informatiedrager, de in artikel 37 bedoelde bewijsstukken van de uitgaven voortvloeiend uit een verhouding met een derde, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°, onverminderd een andere termijn bepaald overeenkomstig artikel 74 van het decreet van 15 december 2011 wat betreft de verjaring;3° op papieren en elektronische informatiedrager, de in artikel 41 bedoelde bewijsstukken, tijdens een periode van tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar, onverminderd een andere termijn bepaald bij de voor die aangelegenheden specifieke wettelijke en reglementaire bepalingen;4° als afschrift op papieren of elektronische informatiedrager, de bewijsstukken van de ontvangsten bedoeld in artikel 38, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;5° op papieren of elektronische informatiedrager, de in artikel 42 bedoelde boekhoudstukken, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;6° een origineel exemplaar van de jaarlijkse rekeningen van de ontvangers en penningmeesters alsmede de uittreksels van hun financiële rekeningen, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;7° een origineel exemplaar van elke algemene jaarlijkse rekening, tijdens tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar. § 2. De bewijsstukken worden bewaard op de plaatsen aangewezen door de overheid die voor het archiveren bevoegd is. Ze mogen op een elektronische informatiedrager opgenomen worden. HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor de entiteit
Art. 41.Bij de entiteit zijn de bewijsstukken die ter beschikking van de geschillenbeheerder moeten worden gesteld, de officiële documenten die voorzien zijn bij de wettelijke en reglementaire bepalingen die gewag maken van de juridische of administratieve beletsels voor de betaling aan een oorspronkelijke schuldeiser en elk bewijsstuk volgens welk de verschuldigde sommen hem niet zijn terugbetaald.
De in het eerste lid bedoelde stukken worden gevoegd bij de in artikel 37 bedoelde bewijsstukken om de betalingen aan de begunstigden, mandatarissen of rechthebbenden te rechtvaardigen.
In afwijking van het tweede lid blijven de stukken geldig indien ze niet volledig gezuiverd zijn. In dit geval worden hun referenties op de stukken die elke betaling rechtvaardigen, geplaatst.
Art. 42.Bij de entiteit omvatten de boekhoudstukken bedoeld in artikel 41 de voorschriften gegeven door de directeur-generaal van de begrotings- en financiëndienst of elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A of B dat daartoe door hem is aangewezen, overeenkomstig met name de bepalingen van het decreet van 15 december 2011, van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan en van dit besluit. De boekingen verwijzen er uitdrukkelijk naar.
TITEL VI. - Andere bijzondere bepalingen van toepassing op de entiteit HOOFDSTUK I. - Verwijlintresten en inning van de niet-fiscale schuldvorderingen Afdeling 1. - Intresten die door de derden betaald moeten worden
Art. 43.§ 1. Wanneer de betaling van intresten voorzien is bij wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen en als de ontvanger vaststelt dat de verschuldigde bedragen op de vervaldatum niet zijn gestort, is bij de entiteit een intrest waarvan het percentage gelijk is aan het wettelijke percentage van rechtswege en zonder aanmaning invorderbaar. § 2. De in § 1 bedoelde intrest wordt per kalendermaand berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de vervaldatum tot de laatste dag van de maand waarin de betaling wordt uitgevoerd. De verwijlintrest is niet verschuldigd wanneer het bedrag ervan kleiner is dan 10 euro.
Art. 44.Wanneer de derde-schuldenaar een geldtoestand doet gelden die een uitstel van betaling van de verschuldigde schuldvorderingen rechtvaardigt, kan de ontvanger maatregelen voor de aanpassing van de betalingsmodaliteiten nemen.
In het kader van onderhandelingen met de derde-schuldenaar kan hij hem betalingsvoorwaarden en -termijnen verlenen op voorwaarde dat de derde-schuldenaar : 1° de rechten die ten gunste van de eenheid worden vastgesteld, niet betwist;2° de financiële moeilijkheden waarin hij verkeert, bewijst, met name door het overleggen van bewijsstukken van financiële, juridische of administratieve aard;3° zich ertoe verbindt om de door de ontvanger verleende betalingsvoorwaarden en -termijnen na te leven. Bovendien kan de ontvanger tijdens die onderhandelingen met de derde-schuldenaar overeenkomen dat intresten niet toegepast zullen worden indien laatstgenoemde de verleende betalingsvoorwaarden en -termijnen naleeft. Afdeling 2. - Inning van de niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 45.Bij de entiteit verzendt de ontvanger in een eenvoudige omslag binnen de termijn vastgesteld in artikel 55 van het decreet van 15 december 2011 een verzoek tot betaling in de vorm van een aanmaning.
Bij verstrijken van de betaaltermijn richt de ontvanger binnen een termijn van 15 dagen volgend op de datum van verzending van het verzoek tot betaling een tweede aanmaning. Wordt de betaling niet uitgevoerd binnen een termijn van 15 dagen volgend op de datum van verzending van de tweede aanmaning, richt de ontvanger bij aangetekend schrijven een ingebrekestelling met bevel tot betaling.
Art. 46.Onverminderd de in artikel 45 bedoelde procedure wordt de ontvanger ertoe gemachtigd om : 1° de medewerking van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën te vragen overeenkomstig het decreet van 23 juli 1987 makende de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen bevoegd om sommige vermogensverrichtingen te doen voor rekening van het Waalse Gewest en de eraan verbonden instellingen van openbaar nut;2° de zaak aanhangig te maken bij de Hoven en rechtbanken. HOOFDSTUK II. - Beheer van de buiten gebruik gestelde goederen Afdeling 1re. - Beheer van de buiten gebruik gestelde goederen
Art. 47.Onverminderd de toepassing van andere wetgevingen ter zake moet de entiteit de buiten gebruik gestelde roerende en onroerende goederen uit haar privé-domein verkopen.
De bedoelde goederen zijn goederen die : 1° nog een handelswaarde hebben;2° vervreemd kunnen worden;3° hun eerste bestemming hebben verloren;4° binnen de Waalse Overheidsdienst, de ministeriële kabinetten of de diensten die voor hun werking daarmee gelijkgesteld zijn, niet zullen kunnen worden hergebruikt. Wat betreft de onroerende goederen vallen de administratieve en technische gebouwen die door de Waalse Overheidsdienst gebruikt worden, niet onder dit hoofdstuk.
Art. 48.§ 1. Onverminderd de toepassing van de regelgeving betreffende de ministeriële kabinetten maakt de verantwoordelijke overheid van de Waalse Overheidsdienst jaarlijks een lijst van de buiten gebruik te stellen roerende en onroerende goederen op. § 2. Volgens het geval vervangt de verantwoordelijke dienst van de Waalse Overheidsdienst de bovenvermelde verantwoordelijken om de goederen die verkocht moeten worden, te beheren. § 3. De in artikel 34 van het decreet van 15 december 2011 bedoelde inventaris wordt bijgewerkt om de verandering van bestemming van de in § 1 bedoelde goederen aan het licht te brengen. Afdeling 2. - Vervreemding van de buiten gebruik gestelde goederen
Onderafdeling 1. - Nadere regels
Art. 49.§ 1. De goederen die buiten gebruik verklaard worden, moeten tegen betaling worden vervreemd volgens de volgende modaliteiten : 1° de openbare verkoop;2° de verkoop uit de hand. § 2. De in § 1 bedoelde vervreemdingen moeten via bekendmakingen aangekondigd worden : 1° op de website en op het intranet van de Waalse Overheidsdienst;2° in de geschreven pers. § 3. In het geval van verkoop uit de hand en voor de minimale inzet in het geval van een openbare verkoop wordt de waarde van de goederen bepaald met verwijzing naar de volgende gegevens : 1° de aankoopwaarde of de waarde in nieuwe staat van het goed;2° de marktwaarde of de vervangingswaarde van hetzelfde goed;3° de boekhoudwaarde van het goed;4° in voorkomend geval, de door de verantwoordelijke diensten van de Waalse Overheidsdienst bekrachtigde waarde. De in 4° bedoelde diensten bepalen de prijs waaronder het goed niet kan worden verkocht. § 4. Een minimale termijn van dertig dagen wordt nageleefd tussen de bekendmaking van de aankondiging van de verkoop en die verkoop.
Art. 50.In afwijking van de bepalingen van artikel 49 wordt de verantwoordelijke dienst van de Waalse Overheidsdienst ertoe gemachtigd om de buiten gebruik gestelde roerende goederen gratis over te dragen aan verenigingen met sociale of humanitaire doeleinden wanneer de vervreemding van die goederen tegen betaling een overdreven uitgave ten opzichte van het gewenste financiële product als gevolg zou hebben.
Art. 51.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 49 en 50 wordt de verantwoordelijke dienst van de Waalse Overheidsdienst ertoe gemachtigd om de buiten gebruik gestelde roerende goederen die niet meer in staat zijn om overgedragen of door iemand opnieuw gebruikt te worden, af te danken. Voor zover mogelijk zorgen deze diensten voor de valorisatie en de recycling van de afvalstoffen.
Onderafdeling 2. - Opmaking van de balans en bijwerking van de inventaris
Art. 52.§ 1. De goederen van de entiteit, die in de algemene boekhouding niet volledig afgeschreven zijn en die buiten gebruik zijn gesteld, maken het voorwerp uit van een herindeling in de rekeningen van klasse 2 van de algemene boekhouding overeenkomstig de bepalingen van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan. Indien ze : 1° tegen betaling worden vervreemd, moet een gelijktijdige aanrekening in de budgettaire en algemene boekhoudingen van het vastgestelde recht ten gunste van de entiteit plaatsvinden in ruil voor de vermindering gelijkwaardig aan de residuele waarde van die goederen in klasse 2;2° kosteloos overgedragen worden of zonder financiële valorisatie afgedankt, moet de minderwaarde geacteerd worden in de resultatenrekening in ruil voor de vermindering gelijkwaardig aan de residuele waarde van die goederen in klasse 2 Betreffende 1° wordt de vervreemding, als ze een meerwaarde of een minderwaarde teweegbrengt, in de resultatenrekening geacteerd § 2.De verkoop van de buiten gebruik gestelde en volledig afgeschreven goederen, in de vorm van afvalstoffen, geeft aanleiding tot een gelijktijdige aanrekening in de budgettaire en algemene boekhoudingen van het vastgestelde recht ten gunste van de eenheid in ruil voor de winst in kapitaal die in de resultatenrekening geacteerd moet worden. § 3. Alle vervreemde, overgedragen of afgedankte goederen die buiten gebruik zijn gesteld, worden onverwijld geschrapt uit de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 15 december 2011. HOOFDSTUK III. - Slot- en tussenverslagen
Art. 53.§ 1er. Voor de bepaling van de algemene rekening neemt de directeur-generaal van de begrotings- en financiëndienst of elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A of B dat daartoe door hem is aangewezen, binnen de voorgeschreven termijnen van de procedures bedoeld in het decreet van 15 december 2011 de nodige bepalingen om het definitieve karakter van de registraties bij de afsluiting van het boekjaar te waarborgen, waarbij elke wijziging of afschaffing van registratie later wordt verboden, met uitzondering van de correctieboekingen bedoeld in artikel 36 van het decreet van 15 december 2011. § 2. Voor de opmaking van de balans en van de resultatenrekeningen omvat een balans alle rekeningen van de algemene boekhouding met vermelding voor iedere van hen : 1° van de identificatie van de rekening en van de omschrijving ervan;2° het totaal van de schulden;3° het totaal van de kredieten;4° het saldo.
Art. 54.§ 1. Naast de jaarlijkse verslagen bedoeld in artikel 42, eerste lid 1, 1° en 2°, van het decreet van 1°december 2011; moet het boekhoudsysteem van de entiteit tussenverslagen overleggen in de volgende gevallen : 1° minstens één keer per jaar en wanneer de Minister van Begroting erom verzoekt om te voldoen aan de informatiebehoefte van de Regering;2° ambtshalve om te voldoen aan het overleggen van de statistieken vereist door de Europese overheden volgens het door dezelfde overheden opgelegde tijdschema;3° bij het in functie treden van een nieuwe Regering ten gevolge van de volledige hernieuwing van het Parlement of bij het in functie treden van een nieuw regeringslid tijdens de legislatuur. De aantredende ministers en de afgevaardigde ordonnateurs moeten, betreffende 3°, zo spoedig mogelijk beschikken over de boekhoud- en begrotinsgegevens betreffende de aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn, om met name een continuïteit van de overheidsdienst te waarborgen; 4° op 30 september van het boekjaar, om de gegevens nodig voor de uitvoering van zijn opdrachten ter beschikking te stellen van het Rekenhof. § 2. De Minister van Begroting bepaalt de inhoud en de vorm van de tussenverslagen. In de in § 1, 3°, bedoelde gevallen kan hij, zoals de aantredende Minister, een detail van de in behandeling zijnde rechtsverbintenissen en van de lopende vereffeningen.
TITEL 7 - Rapportering van de boekhoud- en begrotingsgegevens
Art. 55.§ 1er. De begrotings- en financiëndiensten zijn belast met de inzameling en de verwerking van de gegevens, door de entiteit overgemaakt overeenkomstig artikel 45/1 van het decreet van 15 december 2011. § 2. De cel financiële informatie en, in genoemde cel, het "SPOC", zijn belast met de inzameling en de verwerking van de gegevens, overeenkomstig artikel 45/1 van het decreet van 15 december 2011 overgemaakt door het Parlement, de Ombudsdienst, de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen, het Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen, en de instellingen. § 3. Het model bedoeld in artikel 45/1, § 3, 3°, van het decreet van 15 december 2011 is het formulier vastgesteld door de algemene gegevensbank.
Art. 56.§ 1. De begrotings- en financiëndiensten zijn belast met de inzameling en de verwerking, bij de entiteit, van de gegevens, nodig voor de toepassing van artikel 45/2 van het decreet van 15 december 2011. § 2. De cel financiële informatie en, in genoemde cel, het "SPOC", zijn belast met de inzameling en de verwerking van de gegevens, nodig voor de toepassing van artikel 45/2 van het decreet van 15 december 2011 bij het Parlement, de Ombudsdienst, de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen, het Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen, en de instellingen.
Art. 57.§ 1. De begrotings- en financiëndiensten zijn belast met de inzameling en de verwerking van de gegevens, door de entiteit overgemaakt overeenkomstig artikel 45/3 van het decreet van 15 december 2011. § 2. De cel financiële informatie en, in genoemde cel, het "SPOC", zijn belast met de inzameling en de verwerking van de gegevens, overeenkomstig artikel 45/3 van het decreet van 15 december 2011 overgemaakt door het Parlement, de Ombudsdienst, de administratieve diensten met een zelfstandige boekhouding, de gewestelijke ondernemingen, het Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen, en de instellingen.
Art. 58.§ 1. De draagwijdte, de periodiciteit en de formulieren die na te leven zijn voor de uitwerking en de overmaking van de gevraagde rapporteringen evolueren in functie van de eisen van de gewestelijke, Belgische, Europese of internationale overheden terzake. § 2. Periodiek en minstens één keer per jaar delen de cel financiële informatie en het "SPOC" het tijdsschema voor de rapporteringen en de te gebruiken typeformulieren mee. § 3. De eenheden nemen de nadere rapporteringsregels die hen medegedeeld worden, mee. § 4. De gegevens worden overgemaakt overeenkomstig het Europees stelsel der nationale en regionale rekeningen en nemen de economische classificering in acht. Ze maken het mogelijk, de begrotingen en de rekeningen van de eenheden vast te stellen. Ze maken het eveneens mogelijk, de lijst vast te stellen van de openbare bestuurseenheden.
TITEL VIII. - Slotbepalingen
Art. 59.Het koninklijk besluit van 7 april 1954 houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut wordt opgeheven voor de aangelegenheid bedoeld in dit besluit.
Art. 60.Het besluit van de Waalse Regering van 13 december 2012 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 28 december 2013 houdende diverse maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en de budgettaire en algemene boekhouding wordt opgeheven.
Art. 61.Onder voorbehoud van niet-overeenstemming of van tegenstrijdigheid met de bepalingen van dit decreet, wordt verder toepassing gemaakt van de bepalingen die toepasselijk zijn op de in genoemd decreet bedoelde overheidsbestuurseenheden, van wettelijke en reglementaire aard, met een organieke en statutaire draagwijdte, alsook van de bepalingen vervat in de beheerscontracten of in elke overeenkomst".
Art. 62.De bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 januari 2017.
Art. 63.De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 8 juni 2017.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Administratieve Vereenvoudiging en Energie, C. LACROIX