gepubliceerd op 08 januari 2009
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de hergroepering of de sortering van afval van klasse B2
5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de hergroepering of de sortering van afval van klasse B2
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8 en 9;
Gelet op het advies 44.285 van de Raad van State, gegeven op 14 april 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de voorschriften van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, die aanvankelijk zijn genomen ter uitvoering van artikel 3, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, nu opgeheven, voortaan hun wettelijke grondslag vinden in de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning op grond waarvan de Regering bevoegd is om algemene voorwaarden in de zin van hoofdstuk I, afdeling III, van dit decreet vast te leggen;
Overwegende dat de Regering, wanneer ze sectorale voorwaarden vastlegt, krachtens artikel 5, § 2, derde lid, van het decreet van 11 maart 1999 slechts van de algemene voorwaarden mag afwijken voor zover ze die afwijking motiveert;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 nu gedeeltelijk verouderd is; dat sommige van de bepalingen ervan immers zijn opgenomen in Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt (hoofdstuk VI. - Algemeen reglement voor de sanering van het stedelijk afvalwater) wat betreft het huishoudelijk afvalwater en in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitaie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
Overwegende dat sommige parameters bedoeld in het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tegenwoordig niet meer relevant zijn, niet meer toepasselijk zijn op het geheel van de activiteitensectoren of verwijzen naar analysemethodes die nu verboden zijn, o.a. : - de ontbindingstest met methyleenblauw, een parameter die niet meer wordt gebruikt; - de met tetrachloorkoolstof afscheidbare koolwaterstoffen, waarvan de analyse nu verboden is en waarvoor een andere methode wordt gebruikt;
Overwegende ten slotte dat de niet-toepassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 als gevolg heeft dat het aantal reglementaire teksten die op een inrichting toepasselijk zijn beperkt wordt en zodoende beantwoordt aan de wil van de Waalse Regering om een programma voor administratieve rationalisering en vereenvoudiging aan te nemen;
Overwegende dat dit ontwerp van besluit aan de Europese Commissie meegedeeld werd overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij; dat de Europese Commissie geen opmerking i.v.m. dit besluit heeft gemaakt;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties voor de hergroepering en de sortering van afval van klasse B2 zoals bedoeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten met een opslagcapaciteit van 250 kg of meer bedoeld in rubriek 90.21.02.02 van bijlage I bij het besluit van Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art. 2.In de zin van dit besluit wordt onder bestaande inrichting verstaan de inrichting die behoorlijk vergund is vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De inrichting waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 3.De inrichting mag niet gevestigd worden : - 1° op minder dan 10 meter van een oppervlaktewater, een piëzometer, een inlaat van een openbare riolering; - 2° in een waterwingebied zoals bedoeld in de artikelen R.147, R.157, 159, § 1, 1°, en R.160 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; - 2° in een preventiegebied zoals bedoeld in de artikelen R.159, § 1, 1° en R.160 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.
Art. 4.De inrichting is afgesloten met een omheining van minstens twee meter hoog opdat de personen die niet op de site werken en de voertuigen geen toegang kunnen krijgen buiten de openingstijden.
Andere materiële, stevige en vaste middelen kunnen aangewend worden voor zover ze dezelfde graad van bescherming en veiligheid als de omheining garanderen. De voertuigen van de regionale brandweerdienst hebben vanaf de openbare weg vlotte toegang tot de opslagplaats.
Art. 5.Bij de ingang van de inrichting staat duidelijk vermeld op welke dagen en uren afval aangenomen wordt.
Art. 6.De dagen en uren waarop afval aangenomen wordt, liggen vast in de bijzondere voorwaarden.
Art. 7.De afvalstoffen van klasse B2 worden opgeslagen in een daartoe bestemde opslagruimte. Afvalstoffen van klasse B2 zijn niet toegankelijk voor het publiek en personen die niet door de exploitant gemachtigd zijn.
Art. 8.De inrichting beschikt over een overdekt en gesloten lokaal met een opslagruimte voor afval van klasse B2.
Die opslagplaats voldoet aan de volgende vereisten : - ze kan makkelijk gereinigd en ontsmet worden en doeltreffend verlucht worden; - ze is voorzien van een bodem of een vloer, alsook van muren of wanden die geen vloeistoffen doorlaten en bestand zijn tegen ontvettingsproducten, die vlak genoeg en makkelijk te reinigen zijn; - ze beschikt over een waterdichte retentietank met voldoende capaciteit en zonder overlooppijp om afwatering naar buiten te voorkomen. HOOFDSTUK III. - Exploitatie
Art. 9.Binnen het opslaglokaal wordt geen afval van klasse B2 gehanteerd, behalve wat de houders betreft.
Art. 10.In de hergroeperings- of sorteerinstallatie worden enkel afvalstoffen van klasse B2 toegelaten die verpakt zijn in verpakkingen met het identificatienummer UN 3291 zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 9 maart 2003 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, en die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° hetzij ze zijn verpakt in een hard kunststofvat voor eenmalig gebruik.Dat vat is ondoorzichtig en waterdicht, bestand tegen scheuren en stoten ondanks alle hanteringen waaraan het onderworpen kan worden. Het lekt niet in verticale positie, sluit hermetisch af en kan, zodra het gesloten is, niet meer zonder beschadiging geopend worden; 2° hetzij ze zijn verpakt in een kartonnen vat voor eenmalig gebruik, voorzien van een binnenzak met dubbele lassing, bestand tegen scheuren, goed sluitend, lekdicht.Het vat is aangepast aan de aard en aan het gewicht van de inhoud en bestand tegen stoten; 3° hetzij ze zijn verpakt in een herbruikbare, ondoorzichtige en waterdichte vervoercontainer, bestand tegen scheuren en stoten ondanks alle hanteringen waaraan hij onderworpen kan worden.In dit geval worden de afvalstoffen van klasse B2 eerst in een kunststofzak verpakt. Die zak is aangepast aan de aard en aan het gewicht van de inhoud.
Art. 11.In de hergroeperings- of sorteerinstallatie worden enkel puntige, snijdende en scherpe voorwerpen toegelaten die verpakt zijn in een hard kunststofvat voor eenmalig gebruik, met een maximuminhoud van 60 liter. Dat vat is ondoorzichtig en bestand tegen sneeën, prikken, scheuren en stoten, ondanks alle hanteringen waaraan het onderworpen kan worden. Het lekt niet in verticale positie, sluit hermetisch af en kan niet meer zonder beschadiging geopend worden wanneer het eenmaal gesloten is.
Art. 12.In de hergroeperings- of sorteerinstallatie worden enkel toegelaten : 1° de vaten voor afval van klasse B2 (hard kunststofvat, kartonnen vat en kunststofzak geplaatst in een container), met uitzondering van de harde kunststofvaten voor eenmalig gebruik met een maximuminhoud van 10 liter, voorzien van de melding "DECHETS DE CLASSE B2" en van het logo van afval van klasse B2 zoals bedoeld in bijlage I.Die melding is gedrukt in zwarte drukletters van minimum 2 centimeter hoog en is tegen water bestand. Ze wordt hetzij geplakt, hetzij gedrukt, hetzij in reliëf geschreven op een gele achtergrond van minimum formaat A4.
Deze vaten voor afval van klasse B2 vermelden de naam, het adres en het telefoonnummer van de medische instelling of van het medisch kabinet of elk ander middel dat een soortgelijke opspoorbaarheid toelaat; 2° de kunststofvaten voor eenmalig gebruik, met een maximuminhoud van 10 liter, voorzien van het logo van de afvalstoffen van klasse B2 zoals bedoeld in de bijlage.Het vat, waarin dergelijke vaten van maximum10 liter opgeslagen worden, wordt geëtiketteerd op de wijze omschreven in de §§ 1 en 2.
Art. 13.Het is verboden afval van klasse B2 samen te persen.
Art. 14.De maximumhoeveelheid afval van klasse B2 opgeslagen op de site wordt vastgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Art. 15.De opslagduur bedraagt niet meer dan 24 uur. Die duur kan een week bedragen indien er een temperatuur van minder 10 °C in het opslaglokaal heerst.
Art. 16.De exploitant is verplicht over een werkplan te beschikken.
Dat werkplan bevat hoe dan ook : 1° de instructies die nodig zijn om in alle omstandigheden te zorgen voor de vlotte werking van de inrichting, met inachtneming van de bepalingen inzake afval, alsook van deze voorwaarden;2° de instructies die nodig zijn om voortdurend te zorgen voor de netheid van de inrichting;3° de instructies voor het personeel in geval van brand of ongeval;4° de organisatie van de inontvangstneming van de partijen afval;5° de organisatie van de afvoer van de afval.
Art. 17.De handelingen tot hergroepering en sortering van afval van klasse B2 mogen slechts verricht worden in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde die beschikt over alle vereiste instructies waarin voorzien wordt in het werkplan bedoeld in artikel 16.
Art. 18.Zodra vastgesteld wordt dat een afvalstof van klasse B2 overvloeit, wordt er gereinigd. De reinigingsresten mogen niet rechtstreeks in de ondergrond, in een openbare riolering of in een oppervlaktewater geloosd worden. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 19.De opslagplaatsen worden ontworpen en ingericht zodat : 1° ongevallen voorkomen kunnen worden bij de opslaghandelingen en het laden van de voertuigen;2° afvalverspreiding voorkomen kan worden;3° hinder voor de buurt, als gevolg van het bestaan en de exploitatie van de opslagplaats, naar behoren beperkt kunnen worden.
Art. 20.Vóór de tenuitvoerlegging van het project en vóór elke wijziging van de plaats en/of de exploitatieomstandigheden die de risico's voor brand of voor de verspreiding ervan zouden kunnen wijzigen, verstrekt de exploitant de territoriaal bevoegde brandweerdienst informatie over de getroffen maatregelen en de aangewende uitrustingen inzake de preventie en de bestrijding van brand en ontploffingen, met inachtneming van de bescherming van de bevolking en het leefmilieu. HOOFDSTUK V. - Water
Art. 21.De voorwaarden voor het lozen van afvalwater liggen vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK VI. - Zekerheid
Art. 22.De zekerheid bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt geëist. Het bedrag ervan ligt vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK VII. - Controle en zelftoezicht
Art. 23.De exploitant houdt een register zoals omschreven in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de gevaarlijke afvalstoffen.
Art. 24.Het register wordt op de exploitatiezetel bewaard. Het ligt voortdurend ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar en wordt gedurende minstens vijf jaar na de emissiedatum ervan bewaard.
Art. 25.Het geloosde water wordt afgevoerd via een controlevoorziening die aan de volgende vereisten voldoet : 1° een vlotte monsterneming van het geloosde water mogelijk maken;2° vlot toegankelijk zijn, zonder voorafgaande formaliteit;3° geïnstalleerd zijn op een plek die alle garanties biedt inzake waterkwantiteit en -kwaliteit.
Art. 26.Accidentele lozingen in oppervlaktewater worden meegedeeld aan de toezichthoudende ambtenaar.
Accidentele lozingen in openbare rioleringen worden meegedeeld aan de toezichthoudende ambtenaar en aan de erkende zuiveringsinstelling. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 27.Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater is niet meer van toepassing op de inrichtingen bedoeld in dit besluit.
Art. 28.Dit besluit is van toepassing op de bestaande inrichtingen zodra het in werking treedt.
In afwijking van het eerste lid : 1. 1° is artikel 3 niet van toepassing op de bestaande inrichtingen;2. 2° is artikel 25 uiterlijk een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen.
Art. 29.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 5 december 2008.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN
Bijlage Logo van de afvalstoffen van klasse B2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de hergroepering of de sortering van afval van klasse B2.
Namen, 5 december 2008.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN