Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 28 november 2008
gepubliceerd op 09 december 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet

bron
vlaamse overheid
numac
2008036371
pub.
09/12/2008
prom.
28/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/28/2008036371/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 4.2.4, § 1;

Gelet op het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen, de artikelen 4, 6, 7, § 2, 21 en 25;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 september 2008;

Gelet op advies 45.370/3 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 5° worden de woorden « VLAREBO : het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Bodemsanering » geschrapt;2° een punt 16°, 17°, 18° en 19° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 16° dienst MER : de dienst Milieueffectrapportage van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;17° ondersteunende MER-cel : de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;18° plan-MER : een milieueffectrapport over een voorgenomen bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan volgens de procedure van het integratiespoor;19° MER-decreet : titel IV Milieueffect- en veiligheidsrapportage van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.»

Art. 2.Aan artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, 4e lid, wordt de zin « De opmerkingen op het principieel vastgestelde voorontwerp dienen ten laatste 50 kalenderdagen na de datum van het begin van de raadpleging op de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen toe te komen, hetzij via de post, hetzij langs elektronische weg.» vervangen door de zin « De opmerkingen op het principieel vastgestelde voorontwerp dienen ten laatste zestig kalenderdagen na de datum van het begin van de raadpleging bij de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen toe te komen, hetzij per brief, hetzij per e-mail. »; 2° in § 6 worden tussen de woorden « wordt » en de woorden « in » de woorden « bij uittreksel » ingevoegd.

Art. 3.In titel II, hoofdstuk I, afdeling 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008, worden artikel 2bis tot en met 2octies ingevoegd, die luiden als volgt : «

Art. 2bis.Met toepassing van artikel 4.2.4 van het MER-decreet bepaalt dit besluit op welke wijze de opmaakprocedure van het plan-MER in de opmaakprocedure van de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen wordt geïntegreerd. Het integratiespoor voor de milieueffectrapportage houdt in dat de milieueffectrapportage plaatsvindt tijdens het voorbereidende proces voor de opmaak van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan. De milieueffectrapportage levert gegevens aan over de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan. Die gegevens worden verwerkt in het kader van het voorbereidende planningsproces voor het voorgenomen bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan.

Art. 2ter.Voor elk voorgenomen bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan gaat de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, na of een plan-MER moet worden opgemaakt. Op verzoek van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, biedt de ondersteunende MER-cel daarbij begeleiding.

Art. 2quater.Voor elk bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan waarvoor een plan-MER moet worden opgemaakt, maakt het plan-MER integraal deel uit van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan. Het wordt op transparante wijze geïntegreerd in het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, waarbij de onderdelen van het plan-MER herkenbaar zijn.

Voor elk bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan waarvoor een plan-MER moet worden opgemaakt, moet het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 4.2.4, § 1, van het MER-decreet.

Het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, met inbegrip van het plan-MER, wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid en op kosten van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen.

Art. 2quinquies.§ 1. Voor elke vijfjaarlijkse cyclus van de oppervlaktedelfstoffenplanning maakt de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, een voorstel van kennisgeving. Op verzoek van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, biedt de ondersteunende MER-cel daarbij begeleiding.

Het voorstel van kennisgeving bevat ten minste de volgende gegevens : 1° alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, § 1, van het MER-decreet; 2° een beschrijving en verduidelijking van de inhoud van de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen, eventueel aan de hand van voorbeelden van locatievoorstellen;3° een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan en het plan-MER dat er deel van uitmaakt.Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces; 4° de reden voor de opmaak van de kennisgeving en de mogelijkheid die geboden wordt om tijdens de periode van publieke consultatie, vermeld in § 4, opmerkingen te maken of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van een plan-MER dat bij een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan hoort. § 2. De dienst MER neemt binnen twintig kalenderdagen na de ontvangst van het voorstel van kennisgeving een beslissing over de volledigheid ervan.

De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, bezorgt aan de dienst MER 310 exemplaren van de volledig verklaarde kennisgeving. § 3. De dienst MER zorgt ervoor dat de volledig verklaarde kennisgeving door het publiek kan worden geraadpleegd. Via een bericht in ten minste drie dagbladen die in het gehele Vlaamse Gewest worden verspreid én door aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeenten wordt gemeld dat de volledig verklaarde kennisgeving tegelijkertijd via de volgende kanalen kan worden geraadpleegd : 1° Op de website van de dienst MER;2° Op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen;3° Via terinzagelegging op het gemeentehuis van elke gemeente;de dienst MER bezorgt hiertoe aan elke gemeente een exemplaar van de volledig verklaarde kennisgeving.

De administraties, instellingen en organisaties die werden aangewezen, zoals bepaald in artikel 3, § 1, worden door de dienst MER met een aangetekende brief of per e-mail met ontvangstbevestiging op de hoogte gebracht van die publicatie op de websites. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, bezorgt de dienst MER een lijst met alle noodzakelijke coördinaten van die administraties, instellingen en organisaties. De dienst MER kan ook andere instanties raadplegen, waarvan hij het advies nuttig acht. § 4. Bij de bekendmaking, vermeld in § 3, wordt duidelijk aangegeven dat de administraties, instellingen, organisaties en het publiek binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de datum van de bekendmaking eventuele opmerkingen kunnen bezorgen aan de dienst MER op de wijze, vermeld bij de bekendmaking.

Als bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen aanzienlijke effecten kunnen hebben op mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie of in andere gewesten, of als bevoegde autoriteiten van die lidstaten of gewesten daarom verzoeken, wordt door de dienst MER met een aangetekende brief of per e-mail met ontvangstbevestiging een afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving ter beschikking gesteld van die autoriteiten. Bij het overmaken van het afschrift wordt duidelijk aangegeven dat die autoriteiten eventuele opmerkingen over het plan-MER binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van het afschrift aan de dienst MER moeten bezorgen. § 5. Na beëindiging van de termijnen, vermeld in § 4, beschikt de dienst MER over een termijn van twintig kalenderdagen om een beslissing te nemen over de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van een plan-MER voor een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, en over de bijzondere en aanvullende richtlijnen die de dienst MER naast de algemene richtlijnen kan opleggen. De beslissing wordt gepubliceerd op dezelfde websites als vermeld in § 3.

Art. 2sexies.Voor elk bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan waarvoor een plan-MER moet worden opgemaakt, wordt het plan-MER opgemaakt, rekening houdend met de beslissing, vermeld in artikel 2quinquies, § 5.

Art. 2septies.§ 1. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, bezorgt het plan-MER ter goedkeuring aan de dienst MER na het advies van de ambtelijke stuurgroep over het voorontwerp van bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, uitgebracht overeenkomstig artikel 3, § 4.

De dienst MER beslist uiterlijk binnen vijftig kalenderdagen na de ontvangst van het plan-MER over de goedkeuring of afkeuring van het plan-MER. § 2. Voor de beslissingen van de dienst MER op grond van § 1 is artikel 4.6.4 van het MER-decreet over de procedure van heroverweging van de beslissing van de dienst MER van toepassing. § 3. Het voorontwerp van bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan wordt ter inzage gelegd na de goedkeuring van het plan-MER.

Art. 2octies.Het plan-MER maakt met toepassing van het oppervlaktedelfstoffendecreet integraal deel uit van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan en volgt dezelfde procedure als het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan.

Als het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan aanzienlijke effecten kan hebben op mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie of in andere gewesten, of als bevoegde autoriteiten van die lidstaten of gewesten daarom verzoeken, wordt door de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, met een aangetekende brief of per e-mail met ontvangstbevestiging een afschrift van het voorontwerp van bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan ter beschikking gesteld van die autoriteiten. Bij het overmaken van het afschrift wordt duidelijk aangegeven dat die autoriteiten eventuele opmerkingen over het voorontwerp binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van het afschrift aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, moeten bezorgen. »

Art. 4.Aan artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4bis, eerste lid worden de woorden « 30 kalenderdagen » vervangen door « zestig kalenderdagen »;2° aan § 4bis, eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd : « Het voorontwerp wordt voorafgaand aan de terinzagelegging naar iedere gemeente en provincie gestuurd waarin zich ten minste één locatievoorstel bevindt.Tevens wordt het voorontwerp op dat moment ter informatie overgemaakt aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. »; 3° in § 4bis, tweede lid wordt de zin « Eventuele opmerkingen op het voorontwerp dienen ten laatste 50 kalenderdagen na het begin van de terinzagelegging op de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen toe te komen, hetzij via De Post, hetzij langs elektronische weg.» vervangen door de zin « Eventuele opmerkingen op het voorontwerp dienen ten laatste zestig kalenderdagen na het begin van de terinzagelegging op de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen toe te komen, hetzij per brief, hetzij per e-mail. »; 4° wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.Elk definitief vastgesteld bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. »

Art. 5.Aan artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als de aanvraag volledig is en betrekking heeft op een zone waarvan de nabestemming sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, en als die zone bovendien deel uitmaakt van een nieuw aangeduid ontginningsgebied of van een bestaand ontginningsgebied van een definitief goedgekeurd bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, dan deelt de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, in afwijking van het eerste lid, haar beslissing binnen negentig kalenderdagen mee aan de vergunninghouder. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, moet in tussentijd advies vragen aan de betrokken beoordelingscommissie Landbouwnabestemming. »; 2° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.Voor elk definitief goedgekeurd bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan dat minstens één ontginningsgebied omvat waarvan de nabestemming, geheel of gedeeltelijk, sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, richt de minister een beoordelingscommissie Landbouwnabestemming op.

De beoordelingscommissie Landbouwnabestemming verleent advies over de kwaliteitsvolle realisatie van de nabestemming landbouw.

De beoordelingscommissie Landbouwnabestemming is samengesteld uit de volgende leden : 1° een vertegenwoordiger van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, die tevens het voorzitterschap waarneemt, voorgedragen door het afdelingshoofd;2° een vertegenwoordiger van de afdeling binnen het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor bodembescherming, voorgedragen door het afdelingshoofd;3° een vertegenwoordiger van het Departement Landbouw en Visserij, voorgedragen door de leidend ambtenaar;4° een vertegenwoordiger van het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek, voorgedragen door de leidend ambtenaar;5° een vertegenwoordiger van de Vlaamse Landmaatschappij, voorgedragen door de leidend ambtenaar;6° twee vertegenwoordigers van de doelgroep landbouw, voorgedragen door de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad;7° twee vertegenwoordigers van de doelgroep ontginning, aangewezen door de minister;8° maximaal drie wetenschappers of praktijkonderzoekers die voldoende vertrouwd zijn met de realisatie van de nabestemming landbouw in ontginningsgebieden, aangewezen door de minister. Als binnen een termijn van drie maanden na het verzoek tot voordracht geen vertegenwoordiging werd voorgedragen, kan de betrokken beoordelingscommissie Landbouwnabestemming worden opgericht en rechtsgeldig advies geven zonder de desbetreffende vertegenwoordiging. »; 3° er wordt een § 6 en § 7 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 6.De betrokken beoordelingscommissie Landbouwnabestemming geeft binnen 45 kalenderdagen na het verzoek van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, advies over de kwaliteitsvolle realisatie van de zones van de aanvraag waarvan de nabestemming sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Als geen advies wordt uitgebracht binnen de vastgestelde termijn, dan kan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, haar beslissing over de afbouw van de gestelde financiële zekerheden nemen zonder dat advies.

Elke ontginner kan voorafgaand aan of tijdens de realisatie van de eindafwerking van de zones waarvan de nabestemming sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, het advies inwinnen van de betrokken beoordelingscommissie Landbouwnabestemming. § 7. Als de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, binnen de termijnen, vermeld in dit artikel, de beslissing niet heeft betekend, wordt het in het aanvraagdossier opgenomen herberekende bedrag van de te stellen financiële zekerheden geacht te zijn aanvaard. »

Art. 6.Aan titel VI, hoofdstuk 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008, wordt een artikel 41bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 41bis.De bepalingen van artikel 2bis tot en met 2octies van het besluit, over het integratiespoor voor de milieueffectrapportage voor de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen zijn van toepassing op de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen die na 1 december 2007 ter inzage worden gelegd. »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

^