Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 januari 2006
gepubliceerd op 19 april 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap

bron
vlaamse overheid
numac
2006035530
pub.
19/04/2006
prom.
27/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/27/2006035530/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JANUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 76 en 77;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 50 en 51;

Gelet op het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, inzonderheid op hoofdstuk II, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005;

Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek, inzonderheid op artikel IX. 3 en IX. 6;

Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, inzonderheid op de artikelen 2 tot 6;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 mei 2005;

Gelet op het protocol nr. 559 van 14 oktober 2005 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 324 van 14 oktober 2005 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Tijdelijk project vervangingen van korte afwezigheden

Artikel 1.§ 1. In het basis- en secundair onderwijs wordt tijdens de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 een tijdelijk project georganiseerd waarbij projectscholen een eigen beleid kunnen voeren betreffende vervangingen van korte afwezigheden van personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, afhankelijk van eigen lokale behoeften en prioriteiten. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° projectscholen : scholen die, hetzij in het basisonderwijs, hetzij in het secundair onderwijs, samenwerken binnen : a) een scholengemeenschap;b) een samenwerkingsplatform tussen (een) scholengemeenschap(pen) en (een) onderwijsinstelling(en) die niet beho(o)r(t)en tot een scholengemeenschap;c) een samenwerkingsplatform tussen meerdere scholengemeenschappen;2° korte afwezigheden : de afwezigheden van de personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarvoor op basis van andere regelgeving geen vervanger kan worden gefinancierd of gesubsidieerd. § 3. Het personeelslid dat vervangt, krijgt een salaris als de vervanging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit. Het salaris wordt vastgesteld op basis van de geldende reglementering.

Art. 2.§ 1. In het basisonderwijs kunnen alle scholen tijdens de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 deelnemen aan het tijdelijke project vervanging van korte afwezigheden. § 2. In het secundair onderwijs kan tijdens de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 het totale aantal uren-leraar van de projectscholen maximaal 33 % bedragen van het totale aantal uren-leraar in het secundair onderwijs.

Op voorstel van het gemeenschapsonderwijs en van de representatieve verenigingen van inrichtende machten en na advies van de stuurgroep, vermeld in artikel 5, wijst de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, de projectscholen aan.

Bij die aanwijzing wordt gestreefd naar een billijke spreiding van de projectscholen : 1° over het gewoon en buitengewoon onderwijs;2° over Vlaanderen;3° over de onderwijsnetten;4° naar schaalgrootte.

Art. 3.§ 1. Aan de projectscholen worden extra middelen toegekend in de vorm van vervangingseenheden die worden berekend op basis van artikel 4.

Ze worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 1, § 2. § 2. De vervangingseenheden worden toegekend op voorwaarde dat een convenant werd gesloten tussen de inrichtende machten en één of meer vakorganisaties. Het convenant wordt op het niveau van het samenwerkingsverband van de projectscholen, vermeld in artikel 1, § 2, gesloten en omvat minimaal : 1° de aanleiding voor het sluiten van het convenant;2° de doelstellingen;3° de wijze waarop vervangingen in korte afwezigheden zullen gebeuren;4° afspraken over de opvolging van de aanwending van de vervangingseenheden en over de evaluatie van het project;5° de participanten;6° de duur van het convenant;7° de datum van inwerkingtreding. § 3. De inrichtende machten of schoolbesturen van de projectscholen wenden de vervangingseenheden aan binnen het beschikbare budget en conform de bepalingen van het convenant, vermeld in § 2.

Art. 4.§ 1. Het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor reglementaire korte vervangingen in het basisonderwijs te delen door 32.486 euro, waarbij : a) het beschikbare budget voor het begrotingsjaar 2005 763.000 euro en vanaf het begrotingsjaar 2006 6.518.000 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 10 % voor de betaling van de 'verlengingsopdracht tijdelijke'; c) het beschikbare budget en het bedrag van 32.486 euro worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht uitdrukt voor het basisonderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per school te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs te delen door het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal : a) lestijden volgens de schalen;b) aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen;c) extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs;d) lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer;4° het aantal vervangingseenheden per school wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar wordt verstaan de som van het totale aantal : a) lestijden volgens de schalen;b) aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen voor de school;c) extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs;d) lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer. § 2. Het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor reglementaire korte vervangingen in het gewoon secundair onderwijs te delen door 35.238 euro, waarbij : a) het beschikbare budget : 1) voor het begrotingsjaar 2005 319.820 euro bedraagt; 2) voor het begrotingsjaar 2006 1.279.280 euro bedraagt; 3) voor het begrotingsjaar 2007 959.460 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 10 % voor de betaling van de 'verlengingsopdracht tijdelijke'; c) het beschikbare budget en het bedrag van 35.238 euro worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht uitdrukt voor het gewoon secundair onderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximaal aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid, aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs te delen door het totaal aantal uren-leraar van de projectscholen voor het gewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserijonderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren-leraar gelijke onderwijskansen;4° het aantal vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal uren-leraar van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserijonderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren-leraar gelijke onderwijskansen. § 3. Het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor reglementaire korte vervangingen in het buitengewoon secundair onderwijs te delen door 32.486 euro, waarbij : a) het beschikbare budget : 1) voor het begrotingsjaar 2005 28.706 euro bedraagt; 2) voor het begrotingsjaar 2006 114.824 euro bedraagt; 3) voor het begrotingsjaar 2007 86.118 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 10 % voor de betaling van de 'verlengingsopdracht tijdelijke'; c) het beschikbare budget en het bedrag van 32.486 euro worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht is voor het secundair onderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid, aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs te delen door het totale aantal lesuren van de projectscholen voor het buitengewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid;4° het aantal vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lesuren van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid. § 4. Voor de aanwending van de vervangingseenheden wordt de volgende formule toegepast : X x aantal vervangdagen / 7 = Y waarbij 1° X = de opdracht op weekbasis van het personeelslid dat ter vervanging van de afwezige titularis wordt aangesteld, uitgedrukt in 10.000sten; 2° aantal vervangdagen = het aantal dagen waarop de titularis wordt vervangen met inbegrip van een wettelijke feestdag, een weekeinde, de herfst-, kerst-, krokus-, of paasvakantie voor zover die periode in het aantal vervangingsdagen begrepen is;3° Y = het aantal vervangingseenheden, afgerond naar de hogere eenheid, als het resultaat van de breuk na de komma 5 of meer bedraagt. § 5. Op het personeelslid dat de titularis vervangt, zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : 1° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs;2° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. § 6. Met toepassing van artikel 4 van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs moet het tekort zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, niet worden vastgesteld. Gelet op de noodzaak om de aanstellingen in vervangingen van korte afwezigheden zo snel mogelijk te realiseren, is de tijd té beperkt om schaarste aan te tonen. § 7. In afwijking van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs is in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs voor de personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, die in dezelfde instelling als die waarin zij zijn aangesteld of geaffecteerd aanvullend worden belast met een opdracht ter vervanging van een personeelslid aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het aantal voor een week in aanmerking te nemen overuren gelijk aan het aantal lesuren dat zij gedurende die week presteren boven het minimumaantal lesuren dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties, voor zover die overuren louter een gevolg zijn van de aanvullende opdracht.

Art. 5.§ 1. Het project wordt gevolgd door een stuurgroep, aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.

De stuurgroep is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en uit telkens één vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs, van elke representatieve vereniging van inrichtende machten en van elke representatieve vakorganisatie. § 2. De stuurgroep heeft de volgende taken : 1° advies verlenen over de selectie van projectscholen in het secundair onderwijs;2° het project opvolgen en bijsturen;3° jaarlijks een evaluatie maken, op basis van de rapportering door de projectscholen;4° een eindrapport opstellen voor de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs. § 3. Het aanwendingsbeleid van de vervangingseenheden van de projectscholen in het secundair onderwijs wordt geëvalueerd op basis van een jaarlijkse rapportering aan de stuurgroep.

In het basisonderwijs wordt op dezelfde wijze geëvalueerd, maar op basis van steekproeven. § 4. Onverminderd de bepalingen in artikel 6 van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs voert de stuurgroep een evaluatie uit.

Art. 6.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 november 2005 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2007. HOOFDSTUK II. - Vervanging van leraren, technisch adviseurs en technisch adviseurs-coördinator in het secundair onderwijs die op bedrijfsstage zijn

Art. 7.§ 1. Tijdens de schooljaren 2005-2006, 2006- 2007 en 2007-2008 wordt een tijdelijk project georganiseerd waarbij projectscholen van het gewoon secundair en buitengewoon secundair onderwijs leraren, technisch adviseurs en technisch adviseurs-coördinator kunnen vervangen die op bedrijfsstage gaan. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° projectscholen : scholen die samenwerken binnen : a) een scholengemeenschap;b) een samenwerkingsplatform tussen (een) scholengemeenschap(pen) en een) onderwijsinstelling(en) die niet beho(o)r(t)en tot een scholengemeenschap;c) een samenwerkingsplatform tussen meerdere scholengemeenschappen;2° bedrijfsstage : de periode waarin de leraar, technisch adviseur, technisch adviseur-coördinator in een ander arbeidsmilieu zijn verdere professionele ontwikkeling uitbouwt;3° leraar : de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wijst de projectscholen aan op voorstel van het gemeenschapsonderwijs en van de representatieve verenigingen van inrichtende machten.

Het aantal projectscholen wordt beperkt. Het totale pakket uren-leraar/lesurenpakket van de geselecteerde projectscholen mag maximaal 33 % bedragen van het totale pakket uren-leraar/lesurenpakket van de secundaire scholen.

Art. 9.Aan de projectscholen worden extra middelen toegekend in de vorm van vervangingseenheden en werkingsmiddelen, bestemd voor de kosten die verbonden zijn aan de bedrijfsstage. Die worden berekend op basis van artikel 10. De middelen worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 7, § 2.

De inrichtende machten van de projectscholen beslissen zelf over de aanwending van de vervangingseenheden en de daaraan verbonden werkingsmiddelen, naar gelang van het nascholingsplan van de projectscholen.

Art. 10.§ 1. Het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor vervangingen van bedrijfsstages in het gewoon secundair onderwijs te delen door 35.238 euro, waarbij : a) het beschikbare budget : 1) voor het begrotingsjaar 2005 240.191 euro bedraagt; 2) voor het begrotingsjaar 2006 960.765 euro bedraagt; 3) voor het begrotingsjaar 2007 960.765 euro bedraagt; 4) voor het begrotingsjaar 2008 720.574 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 10 % voor de betaling van de 'verlengingsopdracht tijdelijke'; c) het beschikbare budget en het bedrag van 35.238 euro schommelen met het indexcijfer van de consumptieprijzen in overeenstemming met de regelen, voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht is voor het gewoon secundair onderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bedoeld om het aantal vervangingseenheden per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs te delen door het totale aantal uren-leraar van de projectscholen voor het gewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserijonderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren gelijke onderwijskansen;4° het aantal vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal uren-leraar van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserijonderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren gelijke onderwijskansen. § 2. Het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor vervangingen van bedrijfsstages in het buitengewoon secundair onderwijs te delen door 32.486 euro, waarbij : a) het beschikbare budget : 1) voor het begrotingsjaar 2005 21.559 euro bedraagt; 2) voor het begrotingsjaar 2006 86.235 euro bedraagt; 3) voor het begrotingsjaar 2007 86.235 euro bedraagt; 4) voor het begrotingsjaar 2008 64.676 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 10 % voor de betaling van de verlengingsopdracht tijdelijke'; c) het beschikbare budget en het bedrag van 32.486 euro schommelen met het indexcijfer van de consumptieprijzen in overeenstemming met de regelen, voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht is voor het buitengewoon secundair onderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bedoeld om het aantal vervangingseenheden per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs te delen door het totale aantal lesuren van de projectscholen voor het buitengewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid;4° het aantal vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lesuren van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid; § 3. Voor de aanwending van de vervangingseenheden wordt de volgende formule toegepast : X x aantal vervangdagen / 7 = Y waarbij 1° X = de opdracht op weekbasis van het personeelslid dat ter vervanging van de afwezige titularis wordt aangesteld, uitgedrukt in 10.000sten; 2° aantal vervangdagen = het aantal dagen waarop de titularis wordt vervangen met inbegrip van een wettelijke feestdag, een weekeinde, de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie voor zover die periode in het aantal vervangingsdagen begrepen is;3° Y = het aantal vervangingseenheden, afgerond naar de hogere eenheid als het resultaat van de breuk na de komma 5 of meer bedraagt. § 4. De werkingsmiddelen, bestemd voor de kosten die verbonden zijn aan de bedrijfsstages, bedragen 3 % van het beschikbare budget. § 5 Op het personeelslid dat de titularis vervangt zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : a) het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs;b) het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. § 6. Het personeelslid dat op bedrijfsstage gaat, bevindt zich in dienstactiviteit.

Art. 11.§ 1. De evaluatie van deze proeftuin zal worden uitgevoerd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, in samenspraak met het gemeenschapsonderwijs, de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de vakorganisaties. § 2. De evaluatie zal nagaan of : - het systeem van vervangingen, vermeld in dit besluit, toelaat dat personeelsleden meer op bedrijfsstage gaan; - de doelstelling van dit tijdelijke project, vermeld in artikel 7, § 3, wordt verwezenlijkt.

Art. 12.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 november 2005 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2008. HOOFDSTUK III. - Mentorschap in het secundair onderwijs

Art. 13.§ 1. Van 1 januari 2006 tot en met 31 augustus 2008 wordt een tijdelijk project opgezet waarbij projectscholen middelen ontvangen voor mentorschap. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° mentorschap : de aanvangsbegeleiding van leraren;2° projectscholen : scholen die samenwerken binnen : a) een scholengemeenschap;b) een samenwerkingsplatform tussen (een) scholengemeenschap(pen) en (een) onderwijsinstelling(en) die niet beho(o)r(t)en tot een scholengemeenschap;c) een samenwerkingsplatform tussen meerdere scholengemeenschappen.

Art. 14.Aan de projectscholen wordt een pakket uren-leraar toegekend dat wordt berekend op basis van artikel 16. De uren-leraar worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 13. De projectscholen maken afspraken of beslissen, naar gelang van het geval, over de verdeling van de uren-leraar en lesuren aan de individuele projectschool. Over de verdelingscriteria wordt onderhandeld in het lokale comité.

Art. 15.§ 1. De uren-leraar en lesuren kunnen enkel worden aangewend voor het oprichten van een of meer betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel. § 2. Het personeelslid dat in de betrekking, vermeld in het eerste lid, wordt aangesteld, wordt steeds als tijdelijk personeelslid aangesteld. De betrekking kan niet vacant worden verklaard. De inrichtende macht kan in geen geval personeelsleden vast benoemen, affecteren of muteren in de betrekking. § 3. Het personeelslid dat in de betrekking, vermeld in het eerste lid, wordt aangesteld, wordt belast met de aanvangsbegeleiding waarvan sprake is in artikel 13.

Art. 16.§ 1. Het pakket uren-leraar voor mentorschap voor het gewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het beschikbare budget bedraagt : a) voor het begrotingsjaar 2006 1.774.708 euro; b) voor het begrotingsjaar 2007 1.774.708 euro; c) voor het begrotingsjaar 2008 1.331.031 euro; 2° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor mentorschap in het gewoon secundair onderwijs te delen door 35.238 euro, waarbij het beschikbare budget en het bedrag van 35.238 euro schommelen met het indexcijfer van de consumptieprijzen in overeenstemming met de regelen, voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld; 3° het pakket uren-leraar mentorschap voor het gewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 22,53, namelijk de gemiddelde budgettaire weekopdracht voor het secundair onderwijs;4° de coëfficiënt, bedoeld om het pakket uren-leraar per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale pakket uren-leraar mentorschap voor het gewoon secundair onderwijs te delen door het totale aantal uren-leraar voor het gewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserijonderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren gelijke onderwijskansen;5° het pakket uren-leraar mentorschap per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de coëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal uren-leraar van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van : a) het totale aantal wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar van de levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie;b) de eventuele uren-leraar DBSO of deeltijds visserij onderwijs;c) de eventuele organieke uren trajectbegeleiding DBSO;d) het totale aantal uren gelijke onderwijskansen. § 2. Het pakket lesuren voor mentorschap voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het beschikbare budget bedraagt : a) voor het begrotingsjaar 2006 159.292 euro; b) voor het begrotingsjaar 2007 159.292 euro; c) voor het begrotingsjaar 2008 119.469 euro; 2° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor mentorschap in het buitengewoon secundair onderwijs te delen door 32.486 euro, waarbij het beschikbare budget en de 32.486 euro schommelen met het indexcijfer van de consumptieprijzen in overeenstemming met de regelen, voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld; 3° het pakket lesuren mentorschap voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 22,53, namelijk de gemiddelde budgettaire weekopdracht voor het secundair onderwijs;4° de coëfficiënt, bedoeld om het pakket lesuren per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale pakket lesuren mentorschap voor het buitengewoon secundair onderwijs te delen door het totale aantal lesuren voor het buitengewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid.5° het pakket lesuren mentorschap per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de coëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lesuren van de instelling van het betrokken schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal : a) wekelijkse lesuren;b) lesuren onderwijsvoorrangsbeleid.

Art. 17.§ 1. De evaluatie van deze proeftuin zal worden uitgevoerd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, in samenspraak met het gemeenschapsonderwijs, de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de vakorganisaties, vermeld in artikel 13. § 2. Deze evaluatie zal nagaan of de doelstelling van dit tijdelijke project, vermeld in artikel 13, wordt verwezenlijkt.

Art. 18.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2006 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2008.

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 januari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^