Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 januari 2002
gepubliceerd op 17 april 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor vormingsinitiatieven voor lokale mandatarissen, ambtenaren en topambtenaren

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035513
pub.
17/04/2002
prom.
25/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/25/2002035513/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JANUARI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor vormingsinitiatieven voor lokale mandatarissen, ambtenaren en topambtenaren


De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op het decreet van 22 december 2000, houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1994 houdende de vaststelling van regelen betreffende de subsidiëring van initiatieven inzake de vorming van lokale ambtenaren;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 april 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 29 juni 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 november 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (nummer 31.995/3);

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden;2° de administratie : de administratie Binnenlandse Aangelegenheden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° lokale besturen : de gemeenten, Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), de districten, de intercommunales, de provincies van het Vlaamse Gewest;4° het centrum : het Vormingscentrum voor lokale besturen, opgericht binnen de administratie Binnenlandse Aangelegenheden waarvan de samenstelling is bepaald in hoofdstuk IV;5° de lokale mandatarissen : mandatarissen van lokale besturen;6° de lokale ambtenaren : contractuele en vastbenoemde ambtenaren van lokale besturen;7° de lokale topambtenaren : de leidinggevende ambtenaren van een lokaal bestuur;8° een vormingsinitiatief : een begeleide en gestructureerde leeractiviteit, gericht op de deskundigheidsbevordering van lokale mandatarissen, ambtenaren of topambtenaren;9° een vormingsorganisatie : een organisatie die vorming aanbiedt voor lokale mandatarissen, ambtenaren en topambtenaren en niet is verbonden met een politieke partij of een vereniging van levensbeschouwelijke aard;10° een dagdeel : een voormiddag-, een namiddag- of een avondactiviteit. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van vormingsinitiatieven voor lokale mandatarissen en topambtenaren Afdeling I - Subsidiëring op aanvraag

Onderafdeling I. - Subsidie

Art. 2.§ 1. Aan een vormingsorganisatie kan een forfaitair subsidiebedrag worden toegekend dat maximaal 60 % van het totaal van de hiernavolgende kosten van het vormingsinitiatief voor lokale mandatarissen en topambtenaren, met uitzondering van de basisvorming, bedraagt 1° de huur van de lokalen en de infrastructuur;2° de uitgaven voor promotiedrukwerk en het versturen van de uitnodigingen;3° de uitgaven voor documentatie voor de deelnemers;4° de vergoedingen, inclusief verplaatsingsvergoeding, voor de sprekers met een maximum van 750 euro per dag en een maximum van 125 euro per persoon. § 2. Het subsidiebedrag, bepaald volgens § 1, mag volgende maxima niet overschrijden : 1° 2.500 euro voor een activiteit van een dagdeel; 2° 5.000 euro voor eendaagse activiteiten, bestaande uit minimaal twee dagdelen; 3° 5.000 euro voor de eerste dag van meerdaagse activiteiten en 2.500 euro voor de daaropvolgende dagen. Elke dag van een meerdaagse activiteit bestaat uit minimum twee dagdelen. § 3. Als de beslissing gunstig is, wordt overgegaan tot de betaling van de toegekende subsidies op voorwaarde dat de betreffende facturen en betaalbewijzen na afloop van het vormingsinitiatief, samen met een evaluatieverslag over het vormingsinitiatief, door de vormingsorganisatie zijn ingediend bij het centrum, binnen een termijn die bepaald is in het ministerieel besluit tot toekenning van de subsidie. De minister kan de minimale gegevens van het evaluatieverslag bepalen. § 4. De vormingsorganisatie vermeldt bij elke publiciteit en in de programmabrochures dat het vormingsinitiatief gerealiseerd wordt in samenwerking met de administratie en met haar financiële steun. De subsidie houdt de waarborg in dat het vormingsinitiatief door de doelgroep werd getoetst en als kwaliteitsvol en toegankelijk werd erkend, dit betekent dat doelgroep van oordeel is dat het zinvol is dat het vormingsinitiatief wordt gevolgd en dat elk individueel lid van de doelgroep daar kan op inschrijven. De administratie kan het initiatief ook bekendmaken via haar informatiekanalen.

Onderafdeling II. - Procedure

Art. 3.§ 1. Voor initiatieven voor vorming van lokale mandatarissen en topambtenaren, met uitzondering van basisvorming, kan een vormingsorganisatie een aanvraag tot subsidiëring richten aan de administratie. De aanvraag moet uiterlijk drie maanden voor de aanvangsdatum van het vormingsinitiatief worden ingediend.

De aanvraag tot subsidiëring bevat de volgende documenten : 1° de volledige en ondertekende aanvraag;2° een omstandige beschrijving van de inhoud, de doelgroep, de leerdoelen en de wijze van realisatie van de vormingsactiviteit(en);3° de duur van het vormingsinitiatief : een dagdeel, een eendaagse of meerdaagse activiteit;4° de kostenraming. Als de vormingsorganisatie voor het betreffende vormingsinitiatief ook een subsidie heeft aangevraagd of verkregen bij een andere overheidsinstantie, voegt ze bij haar aanvraag een verklaring met de vermelding van het bedrag van de subsidie en van de naam van de subsidiërende instantie.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de administratie de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, met vermelding van de ontbrekende documenten. § 2. De administratie onderzoekt of de aanvraag tot subsidiëring ontvankelijk is. Om ontvankelijk te zijn moet het vormingsinitiatief georganiseerd worden door een vormingsorganisatie en gericht zijn op lokale mandatarissen of lokale topambtenaren.

Als de aanvraag ontvankelijk is, stuurt de administratie haar beslissing binnen de veertien dagen naar het centrum. Het centrum stelt een gemotiveerd advies op en stuurt dit advies samen met de aanvraag voor subsidie door naar de minister. § 3. De minister beslist, na ontvangst van het advies van het centrum, over het al dan niet toekennen van de subsidie en over het bedrag van de subsidie. Afdeling II. - Subsidie voor basisvorming

Onderafdeling I. - Subsidie

Art. 4.§ 1. De basisvorming voor lokale topambtenaren moet voldoen aan de volgende criteria : 1° het programma moet specifiek afgestemd zijn op de lokale sector zowel inhoudelijk als organisatorisch;2° het vormingsinitiatief heeft inhoudelijk betrekking op aspecten van het overheidsmanagement zoals : financieel management, human resources management, organisatieleer, communicatiemanagement, kwaliteitsmanagement en strategische planning;3° het programma is inhoudelijk van academisch niveau;4° het programma biedt, naast kennisoverdracht, ook ruimte voor actieve participatie, training en ervaringsuitwisseling van de cursisten en is praktijkgericht; § 2. De basisvorming voor lokale mandatarissen moet voldoen aan de volgende criteria : 1° specifiek gericht zijn op lokale mandatarissen of op een bepaalde categorie van lokale mandatarissen;2° zowel betrekking hebben op algemeen bestuurlijke kennis, de praktische vaardigheden als op de taak en de rol van de lokale mandataris; § 3. De vormingsorganisatie verbindt er zich toe om op alle publiciteit te vermelden dat de organisatie van de basisvorming gebeurt in samenwerking van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden.

Onderafdeling II. - Procedure

Art. 5.§ 1. Voor initiatieven voor basisvorming voor lokale mandatarissen en topambtenaren kan een vormingsorganisatie een aanvraag tot subsidiëring richten aan de administratie. De aanvraag moet uiterlijk drie maanden voor de aanvangsdatum van het vormingsinitiatief worden ingediend De aanvraag tot subsidiëring omvat de volgende documenten : 1° de volledige en ondertekende aanvraag;2° een omstandige omschrijving van de inhoud, de doelgroep, de leerdoelen en de wijze van realisatie van de vormingsactiviteit(en);3° de kostenraming. § 2. De administratie onderzoekt of de aanvraag tot subsidiëring ontvankelijk is. Om ontvankelijk te zijn moet het vormingsinitiatief voldoen aan de voorwaarden gesteld in § 1 en georganiseerd worden door een vormingsorganisatie, in samenwerking met de administratie, en gericht zijn op lokale mandatarissen of lokale topambtenaren.

Als de aanvraag ontvankelijk is, stuurt de administratie haar beslissing binnen de veertien dagen naar het centrum. Het centrum stelt een gemotiveerd advies op en stuurt dit advies, samen met de aanvraag voor subsidie, door naar de minister. § 3. De minister beslist, na ontvangst van het advies van het centrum, over het al dan niet toekennen van de subsidie en over het bedrag van de subsidie. HOOFDSTUK III. - Subsidies voor vormingsinitiatieven voor lokale ambtenaren Afdeling I. - Subsidie

Art. 6.§ 1. De minister kan, op voorstel van het centrum, aan de provincies een subsidie verlenen ter ondersteuning van het vormingsbeleid voor lokale ambtenaren.

Daartoe moeten ze zelf of bij overeenkomst via derden zorgen voor een programma van vormingsinitiatieven, die toegankelijk zijn voor het personeel van de lokale besturen. § 2. De vormingsinitiatieven passen in een concept van geïntegreerd vormingsbeleid van de lokale besturen. Ze sluiten aan bij lokale vormingsplannen die gebaseerd zijn op een behoeftedetectie die zowel aandacht geeft aan de individuele leerbehoeften van de personeelsleden, als aan de behoeften van de lokale organisaties in het kader van organisatie-ontwikkeling en veranderingsprocessen, als aan de behoeften die het gevolg zijn van beleidsinitiatieven van de lokale of hogere overheden. § 3. Het programma van vormingsinitiatieven omvat ten minste de volgende onderdelen : 1° een reguliere opleiding van 400 uur, gespreid over drie jaar, die aangepast is aan het werkveld van het gemeentelijk of provinciaal bestuur en die zowel betrekking heeft op kennisverwerving als op de ontwikkeling van vaardigheden;2° modulaire programma's in het kader van permanente vorming;3° specifieke programma's over actuele aangelegenheden en nieuwe ontwikkelingen in de lokale problematiek;4° specifieke programma's die betrekking hebben op het personeelsbeleid of die aansluiten bij veranderingsprocessen en organisatieontwikkeling.De minister kan de omschrijving van dit aanbod of van een deel ervan bepalen na advies van het adviescollege van lokale ambtenaren.

Art. 7.De subsidies worden over de in aanmerking komende provincies verdeeld op basis van de volgende criteria : 1° de helft van het beschikbare bedrag in gelijke delen over de in aanmerking komende provincies;2° de helft van het beschikbare bedrag op basis van het meest recente in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde bevolkingsaantal van deze provincies. Afdeling II. - Procedure

Art. 8.§ 1. Voor de vormingsinitiatieven voor lokale besturen dient de bestendige deputatie van de provincieraad tegen 31 juli van elk begrotingsjaar een gemotiveerde aanvraag tot subsidiëring in bij de administratie.

De aanvraag tot subsidiëring omvat de volgende documenten : 1° de volledige en ondertekende aanvraag;2° het volledige programma-overzicht van de geplande vormingsinitiatieven;3° een toelichtende nota;4° de adviezen van de eigen adviezenorganen met betrekking tot het vormingsprogramma. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de administratie de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, met vermelding van de ontbrekende documenten. § 2. De administratie onderzoekt of de aanvraag tot subsidiëring ontvankelijk is, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, §§ 1 tot 3.

Als de aanvraag ontvankelijk is, stuurt de administratie haar beslissing binnen de veertien dagen aan het centrum.

Het centrum stelt een gemotiveerd advies op en stuurt dit advies samen met de aanvraag tot subsidiëring door naar de minister. § 3. De minister beslist na ontvangst van het advies van het centrum, over het al dan niet toekennen van de subsidie. § 4. De subsidies aan de provincie worden uitbetaald nadat ze uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op de toekenning, bij het centrum een verslag indient over de activiteiten en de werking inzake de vorming van lokale ambtenaren. De minister kan de minimale gegevens van het verslag bepalen. HOOFDSTUK IV. - Vormingscentrum voor lokale besturen Afdeling I. - Leiding

Art. 9.§ 1. Er wordt een vormingscentrum voor lokale besturen opgericht. Het centrum valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister. De directeur-generaal van de administratie heeft de leiding van het centrum. § 2. De directeur-generaal van de administratie wijst een ambtenaar aan die belast is met het dagelijks bestuur van het centrum. Afdeling II. - Drie adviescolleges

Art. 10.1. Er worden drie adviescolleges opgericht voor elke doelgroep van de vorming : de lokale mandatarissen, de lokale ambtenaren en de lokale topambtenaren. De leden worden aangewezen door de directeur-generaal van de administratie. § 2. De adviescolleges worden als volgt samengesteld : 1° de directeur-generaal van de administratie en de ambtenaar, vermeld in artikel 9, § 2, maken deel uit van elk adviescollege;2° voor de lokale mandatarissen : a) het afdelingshoofd van de afdeling Juridische Aangelegenheden en Verkiezingen;b) een ambtenaar van niveau A van de afdeling Juridische Aangelegenheden en Verkiezingen;c) op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten : drie lokale mandatarissen, waarvan een lid van een uitvoerend orgaan, een raadslid van een meerderheidspartij en een raadslid van een oppositiepartij;d) op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Provincies : een lokaal mandataris;e) op voordracht van de Vlaamse Federatie van Gemeentesecretarissen : een gemeentesecretaris uit het Vlaamse Gewest;f) op voordracht van de Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen : een OCMW-secretaris;3° voor de lokale ambtenaren : a) het afdelinghoofd van de afdeling Gemeenten, OCMW's en Provincies;b) een ambtenaar van niveau A van de afdeling Gemeenten, OCMW's en Provincies;c) een gemeentesecretaris, een OCMW-secretaris, een vormingsverantwoordelijke, een personeelsverantwoordelijke en een provinciaal ambtenaar uit het Vlaamse Gewest.4° voor de lokale topambtenaren : a) het afdelingshoofd van de afdeling Gemeenten, OCMW's en Provincies;b) een ambtenaar van niveau A van de afdeling Gemeenten, OCMW's en Provincies;c) op voordracht van de Vlaamse Federatie van Gemeentesecretarissen : twee gemeentesecretarissen uit het Vlaamse Gewest;d) op voordracht van de Federatie van Gemeenteontvangers : een gemeente- en een OCMW-ontvanger van het Vlaamse Gewest;e) op voordracht van de Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen : een OCMW-secretaris uit het Vlaamse Gewest;f) op voordracht van het college van provinciegriffiers : een provinciegriffier g) een lid van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente van het Vlaamse Gewest. § 3. De ambtenaren van niveau A, vermeld in § 2, 2 °, b), 3°, b), 4°, b), worden belast met het secretariaatswerk van het desbetreffende adviescollege. § 4. De directeur-generaal van de administratie kan, rekening houdend met de aard van het vormingsinitiatief, de drie adviescolleges aanvullen met maximaal de helft van het aantal leden. § 5. De organisatoren van de vormingsinitiatieven kunnen in geen geval deel uitmaken van de adviescolleges. Zij kunnen wel worden uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. HOOFDSTUK V. - De taken van het centrum Afdeling I. - De taken van de leiding

Art. 11.De directeur-generaal van de administratie en de ambtenaar, vermeld in artikel 9, § 2, zijn belast met de algemene leiding van het centrum en de coördinatie van de werking ervan. Afdeling II. - De taken van de drie adviescolleges

Art. 12.De drie adviescolleges formuleren, elk voor hun doelgroep, adviezen naar aanleiding van de subsidieaanvragen en beleidsadviezen of concrete voorstellen in het kader van de evaluatie van het bestaande vormingsaanbod. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 13.Het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1994 houdende de vaststelling van regelen betreffende de subsidiëring van initiatieven inzake de vorming van lokale ambtenaren wordt opgeheven, onder voorbehoud van de subsidieaanvragen van de bestendige deputaties voor de vormingsinitiatieven voor lokale ambtenaren voor het jaar 2001.

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 januari 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

^